Tak van Poortvliet, Joanna Maria (Marie) (1871-1936)

 
English | Nederlands

TAK VAN POORTVLIET, Joanna Maria (Marie) (1871-1936)

Tak van Poortvliet, Joanna Maria (Marie), publiciste en kunstverzamelaarster ('s-Gravenhage 15-2-1871 - Dornach (Zwitserland) 8-7-1936). Dochter van Joannes Pieter Roetert Tak van Poortvliet, minister van Binnenlandse Zaken, en Christina Louisa Henrietta Geertruida van Oordt.

afbeelding van Tak van Poortvliet, Joanna Maria (Marie)

Marie Tak van Poortvliet, zoals zij zich noemde, groeide op als oudste van vier kinderen in het gezin van een pasgekozen jong-liberaal Tweede-Kamerlid (1870). Haar vader legde een imponerend organisatietalent aan de dag, als president-commissaris van de Stoomvaartmaatschappij 'Zeeland' en politicus. Van moederszijde kwam zij uit een bekende Rotterdamse familie; van vaderszijde uit een welgesteld Brabants-Zeeuws geslacht. Evenals haar vader zou Marie sterke banden behouden met Walcheren. Van haar jeugd weten wij weinig. Zij heeft echter, waarschijnlijk door middel van particulier onderwijs, een goede opleiding genoten. Na het overlijden van haar moeder en vader (1897 en 1907) stelde het familievermogen haar in staat haar belangstelling te volgen. Zij heeft een sterke persoonlijkheid aan de dag gelegd, overigens zonder onaangename opdringerigheid.

Van verstrekkende betekenis zijn geweest haar ontmoetingen met de schilderes Jacoba van Heemskerck (1876-1923) en met de medicus Willem Zeylmans van Emmichoven (1893-1961). Met de eerste heeft haar een sterke spirituele en emotionele band verbonden. Marie heeft de schilderes waarschijnlijk omstreeks 1905 ontmoet. Sinds 1906 vertoefden zij jaarlijks in de periode mei tot september in Maries huis 'Loverendale' te Domburg. In de tuin van deze villa - die later door het bekende Badhotel werd aangekocht - richtte zij voor Jacoba een atelier in. Achter de schermen trad Marie, tactvol, als mecenas van haar levenslange vriendin op. De frappante convergentie in beider geestelijke habitus blijkt uit twee hoofdtrekken: diepgevoelde affiniteit tot de antroposofie en de moderne, expressionistische kunst. Het was vooral de 'vergeestelijkte' (abstracte) richting daarin die haar absorbeerde. Terwijl Jacoba zich intensief vanuit een creatief-artistieke drang in deze richting ontwikkelde, zette Marie, die een meer extravert karakter had, zich financieel en publicistisch in voor de nieuwe richting in de schilderkunst.

Niet alleen steunde Marie haar vriendin door aankopen van haar werk via 'Der Sturm' in Berlijn, maar tevens legde zij een grote collectie aan van andere modernen. Topstukken die thans in Nederlandse musea zijn te zien stammen rechtstreeks uit haar verzameling: Mondriaans Rode boom (1908), Emil Filla's Stilleven (1913), Kandinsky's Gezicht op Moskou en Lyrisches No. 118, Légers Compositie (1912), Feiningers Dorpsgezicht en Marcs Schapen. F.M. Huebner, die zijn boek Holland (Leipzig, 1921) in de serie Moderne Kunst in den Privatsammlungen Europas. Hrsg. G. Biermann (Leipzig, 1921) voorzag van de opdracht 'Der Sammlerin Marie Tak van Poortvliet zugeeignet', gaf haar collectie internationale faam.

Dank zij zijn bezoek aan de verzameling weten wij dat deze omstreeks 1920 honderdvijftig werken omvatte. Huebners mededeling dat er een gedrukte catalogus van de collectie bestond - waarvan nog geen exemplaar werd teruggevonden - wordt bevestigd door de correspondentie van Jacoba van Heemskerck en Marie Tak met Herwarth Walden, de leider van het artistieke centrum der expressionistische kunstenaars 'Der Sturm' te Berlijn. Nadat Marie in de jaren dertig enige stukken uit haar collectie had verkocht aan Nederlandse musea, kwamen bij legaat grote delen ervan aan het Haags Gemeentemuseum, het Museum Boymans en het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Waarschijnlijk vanuit de theosofie - waardoor ook de grote vernieuwers Mondriaan en Kandinsky zich lieten inspireren - werden Marie Tak en Jacoba van Heemskerck aanhangers van de door Rudolf Steiner geformuleerde antroposofie, die omstreeks 1912 in Duitsland in een Antroposophische Vereeniging organisatorisch gestalte kreeg. In dit verband ging de kennismaking met Willem Zeylmans een grote rol spelen. Via zijn vriend de latere architect ir. Jan Buijs, die in 1916 op een expositie Jacoba van Heemskerck had ontmoet, maakte Zeylmans ook kennis met Marie Tak. Zij bood hem een studiefinanciering aan, die het hem mogelijk maakte te ontkomen aan een contract in de Oost. Met Jacoba van Heemskerck testte hij bij Domburgse kinderen hun kleurgevoeligheid in verband met karakter en emotie. Voor de medicus en antroposoof stond spoedig ook het onderwerp voor zijn Amsterdamse dissertatie vast: De werking der kleuren op het gevoel (Utrecht, [1923]; postuum opgedragen aan Jacoba van Heemskerck). Mede dank zij hulp en inspiratie van Marie Tak en Rudolf Steiner (december 1920 in Dornach) heeft Zeylmans de Antroposophische Vereeniging in Nederland helpen oprichten (1923).

In 1926 stichtten Marie Tak en enige anderen de sindsdien uitgebreide en nu nog florerende NV 'Cultuurmaatschappij Loverendale', gevestigd te Domburg. Opzet was landbouw en veeteelt te bedrijven op biologisch-dynamische grondslag volgens de door Rudolf Steiner gegeven richtlijnen. Directeur werd dr. Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961), die te Dornach directeur was van het Biologisch-Chemisch Laboratorium bij het Goetheanum (onder leiding van Steiner). Hij trad na de dood van Marie Tak op als haar executeur-testamentair.

In haar publicistische werk richtte Marie Tak van Poortvliet zich op drie in haar visie samenhangende terreinen: de moderne schilderkunst, muziek en antroposofie. Aangezien Marie Tak en Jacoba van Heemskerck zich oriënteerden op de Berlijnse 'Sturm', is het niet verwonderlijk dat zij in Nederland een klankbodem vonden in het Duitsgezinde weekblad De Toekomst (april 1915-eind 1918; onder redactie van o.a. prof. J.H. Valckenier Kips). Marie Tak recenseerde daarin Sturm-tentoonstellingen die zij, met Jacoba, in Berlijn en elders bezocht. Ook de dichteres Sophie van Leer, gedurende enige jaren medewerkster van Herwarth Walden aan 'Der Sturm' en vriendin van de Sturm- en Bauhauskunstenaar Georg Muche, publiceerde in De Toekomst (1915) over politieke en artistieke gebeurtenissen in Berlijn.

Na de oorlog leverde Marie Tak aan verschillende periodieken bijdragen over Jacoba's werk en over het ontstaan van de moderne kunst in het algemeen. Een culminatiepunt vormde haar Engelstalige bijdrage aan het Sturm-Bilderbuch: VII gewijd aan 'Jacoba van Heemskerck' (1924; reprint 1981). Als muziekrecensente besprak zij in De Toekomst in een twintigtal artikelen onder meer uitvoeringen van Duitse operavoorstellingen in Den Haag en van de Wagnervereeniging te Amsterdam. In 1919 verzorgde zij de Nederlandse vertaling van Rudolf Steiners De kern van het sociale vraagstuk... (Utrecht, 1919). Aan die uitgave werd toegevoegd de ook in vlugschriftvorm verschenen 'Aan het Duitsche Volk en aan de overige menschheid. Open brief van dr. Rudolf Steiner'. Het Comité voor Nederland, waarin naast Marie Tak ook Jacoba van Heemskerck, de Delftse hoogleraren H.S. Hallo en Clarence Feldmann, alsmede de an-troposofe dr. Elisabeth Vreede en de componist Henri Zagwijn zitting namen, had deze brief opgedragen "Aan het Nederlandsche Volk". Steiner ontvouwde in dat boek zijn idee van de 'Driegeleding van het sociale organisme'. In de eerste jaargangen van het Hollandsch bijblad van Goetheanum (sinds 1924) schreef Marie Tak beschouwingen over het toneelwerk van Albert Steffen. Uit correspondentie met Herwarth Walden blijkt dat Marie Tak ook andere 'Sturm'-kunstenaars financieel steunde, zoals de dichter Adolf Knoblauch (1882-1951). Ook na de dood van Jacoba van Heemskerck in 1923 behield Marie Tak contact met sommige (voormalige) 'Sturm'-kunstenaars, zoals de dramaturg Lothar Schreyer (1886-1966), die haar hogelijk waardeerde.

A: Privé-archief ontbreekt. Het Sturm-Archiv in de Staatsbibliothek Preussischer Kulturbesitz te Berlijn bevat haar correspondentie met Herwarth en Nell Walden alsmede met Knoblauch, Schreyer, Adolf Behne, Georg Muche. Verder bevat correspondentie van Walden met Eva Weinwürzel belangwekkende gegevens over Marie Tak en haar vriendin.

P: Behalve de hierboven genoemde publikaties, artikelen over Jacoba van Heemskerck en moderne schilderkunst in Het nieuwe leven. Maandschrift (1919-1920) herdrukt in Tableau. Tijdschrift voor beeldende kunst 5 (1982-1983) 221-226; Op de hoogte (1921); Der Ararat, Glossen, Skizzen und Notizen zur neuen Kunst (1921).

L: P.C. Labrijn, Het Brabantsch-Zeeuwsche geslacht Tak [S.1., 1916]; F.M. Huebner, 'Die Sammlung Tak van Poortvliet im Haag', in Der Ararat, Glossen, Skizzen und Notizen zur Neuen Kunst 1 (1921) 262-264; Nell Walden en Lothar Schreyer, Der Sturm. Ein Erinnerungsbuch an Herwarth Walden und die Künstler aus dem Sturmkreis (Baden-Baden, 1954); D. Hannema, Flitsen uit mijn leven als verzamelaar en museumdirecteur (Rotterdam, 1973); J. Kuilman. 'Enige historische gegevens over Loverendale' (typoscript 1978 in bezit van J. Kuilman, 's-Gravenhage); J.E. Zeylmans van Emmichoven, Willem Zeylmans van Emmichoven. Ein pionier der Antroposophie (Ariesheim, 1979); W.F. Veltman, Rudolf Steiner. Een biografie (Zeist, 1980)

I: A.H. Huussen jr en J.F.A. van Paaschen-Louwerse, Jacoba van Heemskerck van Beest 1876-1923. Schilderes uit roeping (Zwolle 2005) 17 [Foto particulier bezit].

A.H. Huussen jr.


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013