Walraven, Jacob (1759-1823)

 
English | Nederlands

WALRAVEN, Jacob (1759-1823)

Walraven, Jacob, jurist (Randwijk (Gld) 6-8-1759 - Amsterdam 10-11-1823). Zoon van Didericus Adrianus Walraven, predikant, later hoogleraar in de oosterse talen en oudheden, en Susanna Maria Spiering. Gehuwd op 2-8-1785 met Wilhelmina Boursse (1762-1805). Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 4 dochters geboren. Na haar overlijden (4-12-1805) gehuwd op 14-6-1807 met Johanna Koopman (1756-1829). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Jacob Walraven werd geboren in het Gelderse dorpje Randwijk, waar zijn vader predikant was. Hij en zijn twee jaar oudere broer brachten hun jeugd op verscheidene plaatsen door, afhankelijk van de gemeenten waar hun vader werd beroepen. Aldus verhuisde hij in 1762 naar Warmond en in 1770 naar Elburg. Toen Walraven senior in 1774 predikant werd in Harderwijk liet Jacob zich nog datzelfde jaar aan de plaatselijke hogeschool inschrijven als student in de letteren. In 1777 verdedigde hij hier een filologische dissertatie, getiteld De quaestione rerum capitalium in cives Romanos variis temporibus variae exercita. In 1779 vertrok het gezin Walraven naar Amsterdam, nadat Jacobs vader daar aan het Athenaeum Illustre tot hoogleraar in de oosterse talen en oudheden was benoemd.

Walraven bleef studeren. In 1780 schreef hij zich in aan de Universiteit te Utrecht en nog op 10 oktober van datzelfde jaar promoveerde hij daar tot doctor in de filosofie en letteren op de dissertatie De natura et propagatione lucis. Als juridisch student bevond hij zich in 1780/1781 onder het gehoor van de hoogleraar in het burgerlijk recht Hendrik Constantijn Cras aan het Athenaeum Illustre in Amsterdam. Aan de hogeschool te Harderwijk promoveerde hij op 25 juni 1782 tot doctor in de rechten op een onderdeel van het bewijsrecht: Specimen juridicum inaugurale exhibens selecta quaedam de probationibus.

Korte tijd later vestigde Jacob Walraven zich als advocaat en procureur op de Herengracht in Amsterdam. In 1785 trouwde hij hier met Wilhelmina Boursse, die hem zes kinderen zou schenken. Twee jaar na haar dood, in 1807, zou hij hertrouwen met Johanna Koopman, de weduwe van een Amsterdamse koopman.

Na de machtswisseling van juni 1798, waarbij het zittende unitarische regime terzijde werd geschoven, benoemde het nieuwe Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek een commissie die de nationale wetboeken moest ontwerpen. Daartoe werden eind september van dat jaar twaalf juristen aangewezen – vijf strafrechtspecialisten en zeven ‘civilisten’ – , die min of meer gedwongen werden hierin zitting te nemen. Deze Codificatiecommisie of ‘Commissie van Twaalf’ stond onder leiding van professor Cras, die er vermoedelijk voor zorgde dat zijn oud-student Walraven hiervan deel uitmaakte.

Binnen de 'Commissie van Twaalf' werden de werkzaamheden verdeeld over subcommmissies die zich toelegden op de codificatie van specifieke onderwerpen. Zo maakte de 'civilist' Walraven onder meer, samen met vier andere leden, deel uit van de subcommissie voor het procesrecht die haar ontwerp, de Algemeene Manier van Procedeeren, reeds op 3 mei 1799 aan de voltallige Codificatiecommissie kon aanbieden.

Belangrijk was Walravens aandeel in het codificeren van het verbintenissenrecht, meer in het bijzonder van het handelsrecht, waarmee hij samen met Jan Bondt, een collega-advocaat uit Amsterdam, werd belast. Walraven maakte zich verdienstelijk met 'het ontwerp van regtswetten, omtrend het contract van assurantie, de avarijen, Bode-marijen, en verdere contracten de zeevaart betreffende'. Dit ontwerp kwam einde 1800, begin 1801 gereed en is voornamelijk geïnspireerd door het Oud-Nederlandse recht. De praktijk van de stedelijke keuren van Amsterdam, Rotterdam, Middelburg en Dordrecht vindt men erin terug.

Hoewel de 'Commissie van Twaalf' nog tot in oktober 1804 bijeen zou komen, slaagde zij er niet in om – alle inspanningen vande subcommissies ten spijt – een nieuw Burgerlijk Wetboek te presenteren. Wel zouden de voor tal van onderdelen tot stand gekomen ontwerpen hun neerslag vinden in latere, met meer succes ondernomen codificatiepogingen. Zo heeft het genoemde ontwerp-Walraven grote invloed gehad op het ontwerp-Burgerlijk Wetboek van Joannes van der Linden uit 1807 en vervolgens op het ontwerp-Wetboek van Koophandel uit 1809.

In 1811 verenigden Walraven en zijn collega en vriend Jan Bondt hun beider advocatenpraktijken in een vennootschap. Bondt zou zich voortaan beperken tot het verstrekken van juridische adviezen, in het bijzonder op het terrein van het handelsrecht, terwijl Walraven doorgaans als pleiter voor de rechtbank optrad.

Na het vertrek van de Fransen werd op 18 april 1814 een nieuwe Codificatiecommissie ingesteld, waarvan Walraven, met zijn grote ervaring met de praktijk van het verzekeringsrecht en het zeerecht, opnieuw deel uitmaakte. Samen met de staatsraad Arnoldus van Gennep werd hij belast met het ontwerp voor een Wetboek van Koophandel. Het lijkt voor de hand liggend dat Walraven daarbij vooral aandacht heeft besteed aan het zee- en assurantierecht.

Jacob Walraven is met recht te beschouwen als de grondlegger van het verzekeringsrecht in het Wetboek van Koophandel van 1838, waarvan het desbetreffende gedeelte tot op heden vrijwel ongewijzigd is gebleven. Zo is Walraven erin geslaagd het in zijn tijd geldende zee- en assurantierecht op zodanige wijze in een ontwerp van wet te vatten dat nauw aansloot bij de bestaande praktijk en zodoende lange tijd dienst kon doen.

De maatschappelijke activiteiten van de jurist Walraven werden onder meer op 20 december 1819 bekroond met het lidmaatschap van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten te Amsterdam.

Archivalia:

Het ontwerp van J. Walraven inzake het verzekeringsrecht bevindt zich zowel in de archieven van J. Melchior Kemper en H.C. Cras, 1743-1847 als in het archief van de familie Elout en enkele aanverwanten, (1653) 1740-1959, beide in het Nationaal Archief te ’s-Gravenhage.

Literatuur:
  • Kalkoen, 'Geslacht (geslachten?) Walraven', in De Wapenheraut 5 (1901) 121-126.
  • Afzonderlijke delen van de serie Bronnen van de Nederlandse codificatie sinds 1798 (Utrecht [etc.] 1968- ) passim.
  • V.A.M. van der Burg, 'Het ontwerp-Walraven inzake verzekeringsrecht, eind 1800/begin 1801', in Het Verzekerings-Archief 49 (1972) 149-173.
  • V.A.M. van der Burg, 'Mr. Jacob Walraven (1759-1823). Een aanvulling', in Het Verzekerings-Archief 50 (1973) 324-326.
  • Carel van Nievelt, Bronnen van de Nederlandse codificatie van het zee- en assurantierecht, 1798-1822 (Leiden 1978).

V.A.M. van der Burg [Aangepast en aangevuld door de redactie (2010)]


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013