Greidanus, Tjardus (1890-1964)

 
English | Nederlands

GREIDANUS, Tjardus (1890-1964)

Greidanus, Tjardus, bankier (Groenlo 14-8-1890 - 's-Graveland 4-5-1964). Zoon van Gerhardus Jacobus Johannus Greidanus, inspecteur van 's Rijks belastingen, en Judith Maria Magdalena Dunnewold. Gehuwd op 28-8-1915 met Johanna van den Briel. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren. Na haar overlijden (17-9-1934) gehuwd op 21-9-1937 met Janna Elisabeth Greidanus. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Greidanus, Tjardus

Greidanus bezocht achtereenvolgens de HBS in Zwolle en Leiden. Op deze laatste school behaalde hij het einddiploma in 1908. In 1909 verwierf hij het diploma van de Openbare Handelsschool te Amsterdam . In hetzelfde jaar trad hij in dienst bij de firma Mirandolle,Voute & Co te Amsterdam. In 1911 werd hij voor die firma naar Ned.-Indië uitgezonden. Omdat het hem daar niet beviel keerde hij na een jaar weer naar Nederland terug, waar hij ging werken bij de Amsterdamse bankiersfirma Adolphe Boissevain & Co. Aanvankelijk werkzaam als effectenarbitrageant ging Greidanus in 1920 naar de afdeling wisselarbitrage. Intussen was de naam van de firma in 1917 gewijzigd in Pierson & Co. In 1937 werd Greidanus als firmant van dit bankiershuis opgenomen, wat hij zou blijven tot 1962. Greidanus heeft naast zijn positie bij de belangrijke bankiersfirma Pierson & Co, die in 1958 na de fusie met Heldring & Pierson in Den Haag de naam Pierson, Heldring & Pierson ging voeren, een groot aantal functies bekleed. Vooral op het terrein van het bank- en effectenbedrijf heeft hij in nationaal en internationaal opzicht grote bekendheid verworven.

Van 1941 tot eind 1950 was hij bestuurslid van de Vereniging voor de Effectenhandel (sinds november 1941 werkend onder de naam Bedrijfsgroep Effectenhandel), van 1946 tot aan zijn overlijden heeft hij deel uitgemaakt van het International Chamber of Commerce Committee on Commercial and Monitary Policy te Parijs. Hij publiceerde een groot aantal artikelen in vaktijdschriften als De Economist en Economisch-Statistische Berichten. In 1932 verscheen The value of money 2e dr. (Londen, 1950). In dit boek doet Greidanus een poging met behulp van de Oostenrijkse waardetheorie het vraagstuk van de waarde van het geld op te lossen. Het geeft een historisch-kritisch overzicht van een groot aantal geldtheorieën en verdedigt bovendien zijn eigen opvatting dat het geld een zelfstandige gebruikswaarde bezit. Naar aanleiding van het in 1936 door de Engelse econoom J.M. Keynes geschreven boek The general theory of employment, interest and money (Londen, 1936) publiceerde hij in De Economist 85 (1936) 697-738 het artikel 'De ontwikkeling van Keynes' economische theorieën'. Hij verwierp deze theorieën, omdat hij van mening was dat de gevolgen daarvan desastreus voor de waardevastheid van het geld zouden zijn.

Toen na de Tweede Wereldoorlog de door de Duitse bezetters ingestelde bedrijfsgroep handelsbanken als niet meer gewenst werd beschouwd, maar er toch behoefte aan een overkoepelende organisatie bestond, werd besloten tot het oprichten van de Nederlandsche Bankiersvereeniging als representatieve vertegenwoordigster van het bankbedrijf. Aanvankelijk was Greidanus van 21-6-1945 tot 7-10-1946 waarnemend voorzitter van de bedrijfsgroep handelsbanken geweest. Daarna was hij tot 10-11-1952 voorzitter. Direct na de oprichting van de Nederlandsche Bankiersvereeniging in 1949 werd Greidanus tot voorzitter benoemd. De dubbelfunctie was noodzakelijk omdat verscheidene bevoegdheden van de Bedrijfsgroep Handelsbanken aan de Nederlandse Bankiers vereniging moesten worden overgedragen. Na zijn aftreden als voorzitter van de Nederlandse Bankiersvereniging in 1962 werd Greidanus erevoorzitter.

Greidanus was van 1945 tot 1948 regeringscommissaris bij Philips NV. In juni 1948 werd hij tot gewoon commissaris bij die vennootschap benoemd, een functie die hij tot 1963 zou bekleden. Ook andere commissariaten vervulde hij, zoals bijvoorbeeld gedurende ruim twintig jaar bij de verzekeringsmaatschappij 'Amstleven'. Greidanus heeft zijn kritiek op de naoorlogse geldpolitiek van minister van Financiën P. Lieftinck nooit onder stoelen of banken gestoken. In 1963 schreef hij in De Economist een bijdrage getiteld 'Zuiver uw zilver' als reactie op het boek van Lieftinck dat onder dezelfde titel was verschenen. Hij stelde dat de ruim-geldpolitiek fnuikend was voor het herstel van de welvaart zoals die in het Nederland van na de oorlog beoogd werd, omdat dit inflatie tot gevolg had. De door hem voorgezeten Stichting tot daadwerkelijke bestrijding van het inflatiegevaar stuurde menig verzoekschrift naar de Raad van ministers, teneinde de regering ervan te overtuigen dat ze een heilloze weg was ingeslagen.

De betekenis van Greidanus was vooral gelegen in zijn niet aflatende strijd tegen de geldinflatie enerzijds en zijn onverdroten pogen het Nederlandse bankwezen tot een hecht geheel aaneen te smeden anderzijds. Vooral in verband met dat laatste doel is zijn werk binnen de Nederlandse Bankiersvereniging van groot belang geweest, maar ook als lid van de Bankraad van De Nederlandsche Bank (1948-1957) en van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs heeft Greidanus zich verdienstelijk gemaakt.

P: In Economisch-Statistische Berichten: 'De termijnhandel in effecten aan de Amsterdamsche beurs' (1920) II, 10-25; 'De collapse in valuta's' (1922) II, 960-961; 'Munt en volkswelvaart' (1933) II, 664-665; 'Verlenging en wijziging van het octrooi van De Nederlandsche Bank' (1936) II, 502; 'De nieuwe transferregeling' (1938) 774-775; 796; 'Uitgavenpolitiek' (1939) 61-65; 'Het urgentie-rapport 1939 van de Vereeniging voor Waardevast Geld' (1939) 511-513; 'De rede van minister Funk over de toekomstige economische organisatie van Europa' (1940) 538-539; 'Monetaire stabiliteit' (1946) 746-748; 'De politiek van het goedkope geld' (1948) 24-25; 'De waarde-vaste obligatie' (1951) 180-181. Verder in De Economist o.a. 'De grensnuttheorie en de waardeleer van het geld' (1962) 615 - 635.

L: G.M. Verrijn Stuart, in Bank- en effectenbedrijf 13 (1964) 1 (juni) 8-10.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 557.

W.D. Voorthuysen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013