Porreij, Jacoba Maria Petronella (1851-1930)

 
English | Nederlands

PORREIJ, Jacoba Maria Petronella (1851-1930)

Porreij, Jacoba Maria Petronella (pseud. Nellie, ook bekend onder de naam Nellie van Kol), schrijfster ('s-Hertogenbosch 12-12-1851 - Utrecht 24-2-1930). Dochter van David Porreij, commies bij 's Rijks belastingen, en Sophia Frederika Juliana Wilhelmina Neirinckx. Gehuwd op 27-7-1883 met Hendrikus Hubertus van Kol, ingenieur en politicus. Er werden, behalve 1 zoon die jong overleed, 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Porreij, Jacoba Maria Petronella

Marie Porreij was het eerste kind van haar ouders. Na haar werden nog vier broertjes geboren, van wie er drie op zeer jonge leeftijd stierven, en één zusje. Haar vader stierf in 1864. In 1866 werd er een stiefzusje geboren. Van 1866 tot 1869 bezocht Marie Porreij een kostschool-normaalschool. Zij behaalde de lagere akte voor onderwijzeres en in de jaren daarna de akten handwerken, Frans, Engels en Duits. Vanaf 1872 was zij werkzaam als onderwijzeres, eerst in Baarn en daarna (in 1874) op een kostschool voor meisjes van de Hernhutters in het Duitse Gnadau. Eind 1875 vertrok zij naar Nederlands-Indië, waar zij als gouvernante werkte in Batavia, Buitenzorg en Soerabaja.

Vlak voor haar vertrek naar Nederlands-Indië maakte Marie Porreij kennis met prof. G.J. Mulder, een bekend chemicus en conservatief protestants politicus met een voorkeur voor versterking van het koninklijk gezag zonder parlementaire controle, die haar stimuleerde tot studie en schrijven. Zij beschouwde hem als haar mentor en bleef met hem corresponderen tot zijn dood (1880). Hij raadde haar aan met publiceren te wachten totdat haar ideeën meer gerijpt waren, en dat deed ze ook. Vanaf 1881 verschenen haar artikelen over haar ervaringen als Europese vrouw in het Indo-europese milieu, over man-vrouw verhoudingen en kinderopvoeding in het Soerabaiasch-Handelsblad, en ze werd redactrice van de Indische kindercourant. Ze ondertekende haar bijdragen met Nellie. Haar artikelenserie 'Brieven aan Minette' ('s-Gravenhage, 1883) bracht haar in contact met Henri van Kol. Ze zegde haar baan als gouvernante op, trouwde met Van Kol en ging met hem in Sitoboendi (Java) wonen. Na haar huwelijk werd zij toegankelijk voor het socialisme. In 1884 werd hun eerste kind, een zoontje, dood geboren.

Op Europees verlof van 1884 tot 1886 maakte Nellie van Kol via haar echtgenoot kennis met socialisten in Nederland en België, onder wie Ferdinand Domela Nieuwenhuis - zij bleef daarna met hem corresponderen - en in Zwitserland werd ze door Henri voorgesteld aan Russische socialistische vrouwen. In Zwitserland (Petit Lancy) werd ook hun dochter Adrienne Nellie Maria (Lili) geboren op 15 april 1886. Nellie ontwikkelde zich tot agnoste en socialiste en publiceerde - ook toen ze terug was in Nederlands-Indië (1886-1892) - in socialistische bladen als Recht voor Allen en in Vooruit - het blad van de Belgische socialisten - over de rol van de vrouw in de socialistische beweging. In het begin van de jaren '90 was Nellie nog van mening dat vrouwen, door mee te werken in de socialistische beweging, ook hun eigen emancipatie tot stand zouden brengen. Vanaf ca. 1896 begint zij zich langzamerhand van de socialistische beweging te distantiëren, omdat deze beweging volgens haar te veel verwacht van materiële veranderingen. Ze is overigens - naar eigen zeggen - nooit partijlid geweest. Centraal in haar ideeën over kinderopvoeding staat de karaktervorming. Vooral haar pleidooi voor openheid in de seksuele voorlichting van kinderen viel op. Zij richtte zich overigens vooral tot de moeders en minder tot de professionele opvoeders.

De Van Kols verhuisden veelvuldig en woonden o.a. in Batavia, Bandoeng (hier werd op 24 juni 1888 een zoon geboren, die reeds in juli 1889 overleed), in Kajoemaas en in Cheribon, waar op 19 maart 1891 zoon Ferdi, genoemd naar Domela Nieuwenhuis, geboren werd. Maar in 1892 had het gezin voldoende financiële basis door de aandelen gekocht dank zij een lening van Domela van 25.000,- in koffieplantages van Kajoemaas om hun wens zich voorgoed in Europa te vestigen in vervulling te laten gaan. Ze gingen wonen in Aywaille bij Luik. Hier begon de meest actieve periode van Nellie als socialistisch feministe. Ze was voorzitster van de Union pour la solidarité des femmes in Brussel (1892), samen met de Gentse socialiste Emily Claeys richtte ze de Hollandsch-Vlaamsche Vrouwenbond op (1893) en redigeerde ze tot 1900 het veertiendaagse blad De Vrouw. Ze hield redevoeringen voor tal van Nederlandse en Belgische vrouwenverenigingen: pleitte voor gelijke beroepsmogelijkheden voor vrouwen en mannen en voor gelijke beloning bij gelijke arbeid en tegen aparte bescherming van vrouwenarbeid. Verder maakte zij propaganda voor anticonceptiemiddelen. Zij zat in de statutencommissie ter oprichting van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (november 1893), bezocht met haar man Internationale Socialistische Congressen (Zürich 1893, Londen 1896) en verzamelde handtekeningen tegen de oorlog in Atjeh (1897). Ze was medeoprichtster en tot 1900 bestuurslid van de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming (1897), die zich tot doel stelde ongehuwde en alleenstaande moeders financieel en sociaal te steunen. Ook was ze lid van de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding (1898) en maakte ze propaganda voor geheelonthouding en geboortenbeperkingsmiddelen (hierdoor kwam het blad De Vrouw in België op de r.-k. index). Bovendien was zij een toonaangevende schrijfster over kinderopvoeding en van kinderlectuur. Vanaf 1895 gaf zij Ons Blaadje uit, bedoeld als ontspannende en opvoedende lectuur voor (arbeiders) kinderen, en als redactrice van de Bibliotheek voor Jongens en Meisjes (1898- 1900) gaf ze negen deeltjes kinderlectuur uit.

De Van Kols verhuisden in 1898 naar Nederland, naar Princenhage bij Breda, maar Henri van Kol was veel van huis voor propagandatochten, voor zijn werk in de Tweede Kamer en in 1901/1902 naar Indië. Vanaf ca. 1898 nam Nellies belangstelling voor het religieuze en het bovennatuurlijke toe: ze had belangstelling voor de theosofie en het religieus-socialisme en nam, aanvankelijk samen met haar man, deel aan spiritistische séances. Zij had ook belangstelling voor de 'Rein-Leven-Beweging' en zij was vegetariër. In de loop van 1900 begon ze zich terug te trekken uit het openbare leven: ze legde de redactie van De Vrouw neer, maar bleef er wel in schrijven; ze trad af als bestuurslid van Onderlinge Vrouwenbescherming, maar hield haar lidmaatschap aan; en ze droeg de redactie van de Bibliotheek voor Jongens en Meisjes over aan Nienke van Hichtum. Ze bleef corresponderen met feministen, onder wie de Indische Kartini, met wie ze in 1901 in contact kwam.

Vanaf 1900 wijdde Nellie van Kol zich vooral aan de opvoeding van haar twee kinderen, aan de uitgave van kinderlectuur (88 deeltjes Volkskinderbibliotheek van 1900 tot 1913) en verdiepte zich steeds meer in het christelijk geloof. Hierbij dient men te bedenken dat haar belangstelling voor religie nooit helemaal was verdwenen sinds haar kennismaking met prof. Mulder en dat zij ook ten aanzien van het socialisme een religieus aandoende heilsverwachting had gekoesterd. Ze werd overigens geen lid van een kerk en noemde zich non-conformist. In 1908 trad ze toe tot het Leger des Heils, ze schreef beschouwingen over geloof en christelijke gedichten.

Het gezin Van Kol was inmiddels (1904) naar Voorschoten verhuisd. In 1919 woonde Henri van Kol, die reeds tijdens zijn huwelijk langere periodes van huis was geweest, samen met de Japanse weduwe Otawa Tomi in Sougné-Remouchamps. Nellie verhuisde in 1925 naar De Bilt en vandaar naar Amerongen. In 1926 ging ze in Doorn wonen, bij haar zoon Ferdi. Op 24 februari 1930 overleed zij in het Diaconessenhuis in Utrecht.

A: Archief-Nellie van Kol in Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) te Amsterdam.

P: Bibliografie in De Bibliotheekgids 9 (1930) 69-76.

L: Behalve Fr. Netsher, in De Hollandsche Revue 3 (1898) 541-558 en G. Schmook, in De Bibliotheekgids 9 (1930) 45-52 met overzicht necrologieën op p. 76: herdenkingsartikelen in De Vrouw, 7-9-1918 en 10-12-1921; De Proletarische Vrouw, 12-3-1930 en De Strijdkreet, 15-3-1930.

I: De Boekenpost 5 (1997) 34 [Foto: Koninklijke Bibliotheek].

Fia Dieteren


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013