Vinke, Willem (1917-1973)

 
English | Nederlands

VINKE, Willem (1917-1973)

Vinke, Willem, Nederlands marineofficier en technicus (Den Helder 22-3-1917 - Wassenaar 20-12-1973). Zoon van Pieter Vinke, zeeloods, en Anna Henrica Bruijn. Gehuwd op 22-1-1944 met Else Moe. Uit dit huwelijk werden 3 dochters geboren. Na haar overlijden (7-3-1960) gehuwd op 14-9-1963 met Anne Kathrine Tranaas. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren.

Vinke had een, materieel gezien, onbezorgde jeugd in een gezin waar religiositeit, van doopsgezinde signatuur, een sfeerbepalende factor was. Zijn levenshouding zou er blijvend door worden beïnvloed. Het gezin Vinke vormde niet alleen een harmonische omgeving maar ook een milieu waarin talent goed tot wasdom kon komen: de drie broers Vinke hebben zich allen in de gekozen loopbaan onderscheiden. De wens van Willem, zoals een oudere broer vóór hem had gedaan, de opleiding tot marineofficier aan het Koninklijk instituut voor de marine te Willemsoord te volgen, kon niet aanstonds nadat hij aan de HBS te Velsen eindexamen had gedaan, worden verwezenlijkt: als gevolg van de malaise was het aantal plaatsen dat werd opengesteld zeer gering. In 1936, na enkele jaren MTS (werktuigbouw) te Amsterdam, werd Vinke echter alsnog aangenomen. Per 12 augustus 1939 werd hij benoemd tot officier van de Marine Stoomvaart Dienst der 3e klasse. Toen de Duitsers Nederland overvielen was hij geplaatst aan boord van Hr.Ms. 'Sumatra', waarmee hij naar Engeland uitweek. Vinke heeft daarna gedurende het grootste deel van de oorlog op die kruiser gediend. De eerste jaren na de oorlog vervulde hij diverse plaatsingen in Indonesië.

In de jaren '50 ontwikkelde zich bij Vinke een sterk verlangen zijn inzicht in de techniek te verdiepen. Toen zijn verzoek aangewezen te worden voor de ingenieursstudie te Delft in eerste instantie niet werd gehonoreerd bereidde hij zich, tijdens een plaatsing als Hoofd Machinekamer van Hr.Ms. 'Van Kinsbergen' in de wateren van Nieuw-Guinea, zelfstandig op het propaedeutisch examen voor. In 1955 werd hij vrijgesteld van alle diensten om de verdere studie tot werktuigkundig ingenieur te kunnen volgen. Na zijn afstuderen in 1958 werd hij benoemd tot plaatsvervangend hoofd van de sectie kernenergie van de hoofdafdeling Materieel van het ministerie van Defensie (Marine), twee jaar later werd hij hoofd van die sectie, een orgaan dat vooral bedoeld was om de eventuele bouw van door kernenergie voortgestuwde onderzeeboten voor te bereiden. Inmiddels was hij te Delft belast met een leeropdracht voor het vak kerntechniek, als vervanger van prof. E.F. Boon, met wie hij reeds tijdens zijn ingenieursstudie intensief had samengwerkt. Hij had zich mede voor deze leeropdracht gekwalificeerd door het volgen van de 'Standard Reactor Course' te Harwell (Verenigd Koninkrijk).

In de genoemde functies heeft Vinke een pioniersrol vervuld bij de ontwikkeling van het onderzoek op het gebied van de toepassing van kernenergie in Nederland, onderzoek waarin de Koninklijke marine uiteraard zeer geïnteresseerd was. Hij was vooral de centrale figuur bij projecten als 'NERO' ('Nederlands Eerste Reactor Ontwerp') en 'Neptunus' (een bij de Technische Hogeschool te Delft geëntameerd project voor een drukgenerator). Van juli 1963 tot juli 1966 bekleedde hij de functie van Hoofd Wetenschappelijke Vorming bij het Koninklijk instituut voor de marine, waar hij de niet gemakkelijke taak had belangrijke hervormingen in het onderwijs te verwezenlijken. Hij combineerde dit werk met een buitengewoon hoogleraarschap in de werktuigbouwkunde te Delft, dat hij op 4 december 1963 officieel aanvaardde met de rede Het schip vernieuwd. Een dubbele opdracht (Delft, 1963).

In 1967 bereikte hij het hoogtepunt van zijn marineloopbaan: per 15 september van dat jaar werd hij bevorderd tot schout-bij-nacht van de Technische Dienst en belast met de functie van Vlagofficier Technische Dienst, chef van het korps waarmee hij zich in zeer bijzondere mate verbonden voelde. Op 1 juni 1971 verliet hij de Rijkszeedienst met eervol ontslag. Zijn arbeid te Delft zette hij voort. Hij maakte daar sinds 1967 deel uit van de afdeling scheepsbouwkunde als extra-ordinarius voor scheepswerktuigkunde. Ook in die functie verrichtte hij pionierswerk door het onderwijs en het onderzoek aangaande het ontwerpen van installaties tot ontwikkeling te brengen. Vinkes plan een boek aan het onderwerp in kwestie te wijden was nog in het beginstadium van uitvoering toen zich de ziekte openbaarde die binnen vrij korte tijd een einde aan zijn leven zou maken.

Vinke was een oorspronkelijke geest met een brede belangstellingssfeer, een goed spreker en tegelijk een goed luisteraar. Hij verstond uitstekend de kunst samenwerkingsverbanden te vormen en te leiden. Loyaliteit was trouwens in het algemeen een grondtrek van zijn karakter. Een diplomaat was hij bepaald niet: zijns inziens ongerechtvaardigde pretenties en onzuivere redeneringen kon deze in het algemeen beminnelijke, en ook bepaald fijngevoelige, man met een zeker genoegen 'doorprikken'. Bij de beoefening van de wetenschap lag zijn grote kracht in het op gang brengen van nieuwe ontwikkelingen. Wanneer die eenmaal een goede start hadden gemaakt verplaatste het zwaartepunt van zijn belangstelling zich doorgaans snel naar andere onderwerpen. Men zou Vinke onrecht doen indien men hieruit en uit het ontbreken van langere publikaties van zijn hand - hij kwam, evenals trouwens ten minste één Delftse collega met wie hij nauw samenwerkte, nooit tot het schrijven van een dissertatie - concludeerde dat het hem ontbrak aan wetenschappelijke diepgang. Die diepgang was bij hem wel aanwezig; deze ging echter gepaard met wat iemand die hem na stond raak heeft getypeerd als creatieve onrust.

P: 'Hoe kan het wetenschappelijk potentieel van de Koninklijke Marine zo worden georganiseerd, dat een optimale bedrijfsvoering kan worden bereikt?', in Marineblad 79 (1969) 413-426.

L: 'Ir. W. Vinke (41) uit Den Haag: Marine-ingenieur hoogleraar bij T.H.', in Haagsche Courant, 23-7-1963.

Ph.M. Bosscher


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013