Zelle, Margaretha Geertruida (1876-1917)

 
English | Nederlands

ZELLE, Margaretha Geertruida (1876-1917)

Zelle, Margaretha Geertruida (bekend onder de naam Mata Hari), danseres en spionne (Leeuwarden 7-8-1876 - Vincennes (Frankrijk) 15-10-1917). Dochter van Adam Zelle, winkelier in hoeden en petten, en Antje van der Meulen. Gehuwd op 11-7-1895 met Rudolph Mac Leod, KNIL-officier. Dit huwelijk, waaruit 1 zoon en 1 dochter werden geboren, werd ontbonden op 10-6-1907.

afbeelding van Zelle, Margaretha Geertruida

Mata Hari groeide op in Leeuwarden als Margreet Zelle, de oudste dochter van de niet onbemiddelde hoedenwinkelier Adam Zelle. Haar vader had met speculaties in olie een klein kapitaal weten te vergaren en kon daarom een redelijk grote staat voeren. Zo kon hij zijn dochter naar een Standenschool voor Meisjes, en later naar de MMS sturen. In 1889 raakte vader Zelle echter in financiële moeilijkheden en ging failliet. Hij vertrok naar Den Haag; zijn gezin liet hij achter. In 1890 volgde een officiële echtscheiding. Margreet Zelle werd na het overlijden van haar moeder (10-5-1891) onder voogdij geplaatst van een oom in Sneek. Deze liet haar een opleiding voor kleuterleidster volgen in Leiden. Op haar zeventiende werd zij vervolgens bij een oom in Den Haag ondergebracht. In 1895 reageerde zij op een huwelijksadvertentie in Het Nieuws van den Dag, geplaatst door een met verlof zijnde officier uit Indië: Rudolph Mac Leod. Zij trouwden op 11 juli van dat zelfde jaar. In 1897 vertrok het gezin Mac Leod (er was inmiddels een zoon geboren) naar Nederlands-Indië. In 1898 werd een dochter geboren. Een jaar later stierf het zoontje aan de gevolgen van een vergiftiging (waarschijnlijk een wraakoefening van de geliefde van de baboe). Wegens toenemende huwelijksproblemen besloot het echtpaar Mac Leod in 1902 naar Nederland terug te keren. Nog dat zelfde jaar volgde een scheiding van tafel en bed, die in 1907 definitief werd. Na een korte tijd in Amsterdam en Den Haag gewoond te hebben vertrok Greet Zelle naar Parijs, op zoek naar werk in artistieke kringen. Ze vond er een baan als paardrijdster in een circus en als schildersmodel. Dit werk beviel haar maar matig, en teleurgesteld keerde zij terug naar Nederland. In 1904 vertrok zij echter opnieuw naar Parijs, in de hoop met dansen haar brood te kunnen verdienen.

Zij maakte haar debuut als oosterse danseres in de salon van Madame Kiréevsky. Direct had zij succes. Het exotische en erotische van haar dansen paste uitstekend bij de smaak van het publiek van de belle époque. De werkelijke doorbraak in haar carrière maakte zij op 13 maart 1905, toen zij onder de welluidende naam Mata Hari (Maleis voor de zon, letterlijk 'oog van de dag') optrad in het Museum voor Oosterse Kunsten met heilige dansen van de bajadère. De pers was zeer enthousiast. Zo schreef Le Matin op 14 maart 1905: 'Mata Hari, de oosterse danseres, riep de ceremoniën die Visjnoe, Indra en Sjiva dierbaar waren, op een wonderbaarlijke wijze op en danste "Het gedicht van de prinses en de betoverde bloem", een "oorlogsdans van Soembramaja" en "die prachtige toverformule van Sjiva" die reizigers uit India zo dikwijls beschreven hebben' (zie Waagenaar, Mata Hari). Zes maanden na haar debuut was Mata Hari reeds internationaal bekend; vanaf 1906 maakte zij regelmatig tournees in het buitenland. Het hoogtepunt van haar carrière viel in het seizoen 1911/ 1912, toen zij danste in La Scala van Milaan.

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trad zij juist op in het Metropol theater van Berlijn. Zij vertrok zo snel mogelijk naar Nederland, naar haar zeggen omdat zij als 'Parisienne' bang was, verdacht te worden van anti-Duitse gevoelens. Zij vestigde zich in Den Haag. Uit deze Haagse episode stammen vermoedelijk de eerste contacten met de Duitse inlichtingendienst. Als agente H 21 zou zij voor de Duitsers gaan werken. Het is tot op heden niet duidelijk, welke informatie zij werkelijk aan Duitsland door heeft weten te spelen. In mei 1916 vertrok zij met de 'Zeelandia' naar Frankrijk, waar zij nog dat zelfde jaar ook haar diensten aan de Franse veiligheidsdienst aanbood. Getipt door Scotland Yard hielden de Fransen haar echter in de gaten op verdenking van spionage voor de Duitsers. Op 13 februari 1917 meenden zij over voldoende bewijsmateriaal te beschikken om haar te kunnen arresteren. Na een langdurig vooronderzoek onder leiding van kapitein Pierre Bouchardon werd zij ten slotte door een militair gerechtshof ter dood veroordeeld. Een verzoek om gratie van het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken werd afgewezen en op 15 oktober 1917 werd het vonnis voltrokken door een vuurpeloton op een militair oefenterrein even buiten het kasteel van Vincennes.

Tijdens haar leven was Mata Hari vooral bekend als de beeldschone oosterse danseres uit Parijs. Met de meest fantastische verhalen over haar afkomst, jeugd en belevenissen wist zij steeds weer de aandacht van de pers op zich te vestigen. Maar het is wegens haar roemruchte einde als spionne dat zij ook na haar dood zo beroemd is gebleven. Mata Hari is het symbool geworden van de onweerstaanbare courtisane-spionne. Onder andere twee films over haar leven (respectievelijk met Greta Garbo in 1932 en met Jeanne Moreau in 1965) hebben tot deze beeldvorming bijgedragen. De vraag in welke mate zij werkelijk schuldig is geweest, is tot op heden onopgehelderd gebleven.

A: Er zijn brieven en plakboeken van Mata Hari bewaard gebleven (privé-bezit). Voorts zijn dossiers over de kwestie 'Mata Hari' aanwezig in het archief van het Franse ministerie van Oorlog, het archief van Scotland Yard en het archief van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.

L: A. Zelle Czn., Mata-Hari... De levensgeschiedenis mijner dochter en mijne grieven tegen haar vroegeren echtgenoot (Amsterdam, [1907]); G.H. Priem, De naakte waarheid omtrent Mata Hari (Amsterdam, [1907]); E. Gomez Carillo, El misterio de la vida y de la muerte de Mata Hari (Madrid, 1923; vert. in Frans, Duits en Nederlands); C.S. Heymans, La vraie Mata Hari, courtisane et espionne (Paris, 1930); H.M. Mensonides, 'Een "exotische" bloem van Friese velden', in > De Navorscher < 92 (1950/ 1951) 175-181; ibidem, 93 (1951/ 1952) 1-14; B. Newman, Inquest on Mata Hari (London, [1956]); Sam Waagenaar, De moord op Mata Hari (Amsterdam, 1964); Johanna G.M. van Loon, Mata Hari. Voorlopige bibliografie van boeken en Nederlandse artikelen (Amsterdam: Bibliotheek- en Documentatieschool, 1969); H.W. Keikes, Het meisje Mata Hari (Den Haag, 1974); Jan C. Brokken, Mata Hari. De waarheid achter een legende (Amsterdam, 1975); Sam Waagenaar, Mata Hari. Niet zo onschuldig... (Bussum, 1976. 2e dr. Amsterdam, 1981); Russell Warren Howe, Mata Hari. The true story (New York, 1986); Julia Keay, The spy who never was. The life and loves of Mata Hari (London, 1987).

I: ANP Historisch Fotoarchief, beeldnummer 13131 [Mata Hari in Parijs in januari 1910].

Els Kloek


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013