Becker, Bruno Oscar (1885-1968)

 
English | Nederlands

BECKER, Bruno Oscar (1885-1968)

Becker, Bruno Oscar [Bruno Borisovitsj], historicus en slavist (Sint Petersburg (Rusland) 15/27-3-1885 - Amsterdam 20-3-1968). Zoon van Benno Becker, zakenman, en Sophie Blumenthal. Gehuwd op 20-12-1913 met Katharina Arens (1880-1962). Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren. Bij Wet 20-12-1935 ( Staatsblad nr. 773/35) genaturaliseerd tot Nederlander.

afbeelding van Becker, Bruno OscarAls zoon van Duits-Russische ouders van luthersen huize bezocht Bruno Becker het hervormd gymnasium, de Schule der reformierten Gemeinde, in zijn geboorteplaats. Na het eindexamen ging hij in 1903 oude talen studeren aan de universiteit van Sint Petersburg. Om hem verwijderd te houden van de revolutie van 1905 stuurde zijn vader hem een half jaar voor studie naar Londen. Hier kwam hij in aanraking met de marxistische literatuur en vatte hij belangstelling op voor de sociaal-democratie.

Na terugkeer in Sint Petersburg begon Becker aan een studie nieuwe geschiedenis, die hij in 1908 voltooide. Ter voorbereiding op zijn promotie werd hij 'aspirant'. Tegelijkertijd was hij in 1908 enige tijd leraar oude talen in het nabij de Russische hoofdstad gelegen Tsarskoje Selo, en van 1910 tot 1912 leraar geschiedenis aan een gymnasium in Sint Petersburg. In 1911 behaalde hij het magister-examen en een jaar later promoveerde hij op een proefschrift over de Duitse humanist en reformator Sebastian Franck.

Becker werd sterk geboeid door het 16de-eeuwse humanisme en de idee van religieuze verdraagzaamheid. Na eerder studiereizen te hebben gemaakt naar Göttingen en Bonn (1907) en Rome (1909/1910) kwam hij in mei 1913 met een beurs van de Russische regering naar Nederland voor archiefonderzoek naar Dirck Volckertsz. Coornhert. Aan de hand van diens geschriften had Becker zich het 16de-eeuwse Nederlands eigen gemaakt, maar toen hij dit hier ook als spreektaal gebruikte, leidde dat tot verbaasde reacties. In mei 1915, tijdens de Eerste Wereldoorlog, keerde hij naar zijn vaderland terug.

Becker werd vervolgens privaatdocent in de 16de-eeuwse geschiedenis aan de universiteit van Petrograd, zoals Sint Petersburg sinds het begin van de oorlog werd genoemd. Zijn openbare les was gewijd aan de Fransman Sebastianus Castellio, een derde humanist en reformator die zijn aandacht had getrokken. Naast dit wetenschappelijke werk leverde ook Becker zijn bijdrage aan de oorlogsinspanning door in dienst van de Russische regering overzichten van berichten uit buitenlandse kranten samen te stellen. Verder trad hij, na de - door hem toegejuichte - val van het tsaristische regime, vanaf augustus 1917 op als secretaris van het Commissariaat voor de Voedselvoorziening. Ondanks zijn kritische houding tegenover de machtsovername door de bolsjewistische partij in november 1917 werd hij het jaar daarop toch aangesteld als chef voor de buitenlandse handel in het Commissariaat van Bevoorrading en Distributie van het Noordelijke Gebied. Tevens leidde hij enige tijd het Centraal Informatiebureau te Petrograd.

In 1920 werd Becker hoogleraar in de vroeg-moderne, vanaf 1921 in de nieuwste geschiedenis aan de universiteit van Petrograd. Na het uitbreken van de oorlog met Polen werd hij in juli 1920 naar het front gestuurd om lezingen te houden voor soldaten van het Rode Leger. Toen de bevelhebbend generaal echter vernam dat deze de 16de-eeuwse Duitse mystiek tot onderwerp hadden, werd hij in oktober al weer op de trein terug gezet. In verband met de moeilijke levensomstandigheden in het door oorlog, revolutie en economische malaise verscheurde Rusland vertrok Beckers vrouw met hun vierjarige dochtertje in de zomer van 1921 om gezondheidsredenen tijdelijk naar Duitsland. Een jaar later, in de zomer van 1922, nam Becker verlof van de universiteit en reisde hen achterna, niet beseffend dat hij zijn vaderland nooit meer terug zou zien.

In oktober 1922 vestigde Becker zich met vrouw en kind in Amsterdam. Hij kon zich hier weer volop aan het Coornhert-onderzoek wijden, hetgeen zijn neerslag vond in een reeks publicaties. Het gezin had het niet breed in Nederland. Het moest zien rond te komen van het inkomentje dat mevrouw Becker bij een bank verdiende, aangevuld met het geld dat Becker zelf binnenbracht met het houden van lezingen en het schrijven van artikelen over Russische onderwerpen en met het geven van Russische les. Hun levensomstandigheden werden iets rianter door Beckers benoeming in maart 1930 tot bijzonder hoogleraar in de Oost-Europese cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Op zijn eerste college verscheen hij, naar Russische gewoonte, in rok, en door zijn geestdrift duurde het, in plaats van de voorgeschreven drie kwartier, wel drie uur. Overigens sprak Becker met een zo zwaar accent dat hij moeilijk was te volgen. Aangezien zijn leeropdracht in de praktijk neerkwam op het doceren van Russische geschiedenis, taal- en letterkunde, bleef er voor Becker - van huis uit geen slavist - vrijwel geen tijd meer over voor onderzoek op het gebied van het 16de-eeuwse humanisme. Zijn plan de biografie van Coornhert te schrijven kon hij daardoor niet uitvoeren.

Beckers maatschappelijke betrokkenheid leidde in de jaren dertig tot het lidmaatschap van het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische intellectuelen en van de Commissie 'Hulp aan Spanje' tijdens de Spaanse burgeroorlog. Na Hitlers aanval op de Sovjetunie in juni 1941 werd Becker - sinds 1935 Nederlands staatsburger - in Den Haag door de Duitsers aan een lang en vernederend verhoor onderworpen, doch verder liet men hem, ondanks zijn joodse grootmoeder, met rust. Tijdens de bezetting nam hij bij ondergedoken studenten thuis clandestien tentamens af.

In juli 1945 werd Beckers leerstoel omgezet in een gewoon hoogleraarschap in de Russische geschiedenis, taal- en letterkunde. Drie jaar later werd hij tevens directeur van het nieuwe Rusland-Instituut - sinds 1961 Oost-Europa Instituut - van de Universiteit van Amsterdam, waar men zich zou toeleggen op de bestudering van de geschiedenis, politiek, cultuur en economie van de Sovjetunie. Bovendien kreeg Becker de opdracht om aan de Politiek-Sociale Faculteit het nieuwe vak Ruslandkunde te gaan doceren. Door deze veelheid van activiteiten geldt Becker als de vader van de Nederlandse slavistiek. Een aantal van zijn leerlingen - onder wie J.W. Bezemer, C.L. Ebeling en K. van het Reve - zou later sleutelposities innemen in de slavistiek in Nederland en daarbuiten.

In maart 1955 ging Becker met emeritaat. Voortaan kon hij zich weer volledig wijden aan de studie van de 16de-eeuwse humanisten. Hij zette zich in het bijzonder aan de uitgave van een in 1938 door hemzelf in Rotterdam ontdekt Latijns manuscript van Castellio, dat in 1971 postuum zou worden gepubliceerd. In 1964 ontdekte Becker in Wenen nog een fragment van een Latijnse brief van Franck aan Johannes Campanus. Gezondheidsproblemen verhinderden hem tot zijn spijt en ergernis de vele publicaties die hij zich had voorgenomen metterdaad te schrijven. Hij overleed in 1968, kort voor zijn 83ste verjaardag.

Beckers leven kreeg door revolutie en emigratie een onverwachte loop. Hij was een historicus die, door de omstandigheden gedwongen, het grootste deel van zijn loopbaan als slavist werkzaam was. Terwijl hij zich ten doel had gesteld om in Rusland de Europese geestesgeschiedenis van de 16de eeuw te bestuderen, moest hij in Nederland over zijn vaderland, Rusland, onderricht geven. Als slavist deed Becker - anders dan als historicus - vrijwel geen origineel onderzoek. Hij was vóór alles een docent, die zich echter ook tot het uiterste voor zijn leerlingen inspande. Vakkennis stond bij Becker voorop. Zijn acribie was spreekwoordelijk; zo nam hij eens, om één citaat thuis te brengen, het gehele werk van Aristoteles door. Becker bezat een uitzonderlijke werkkracht, en de enige ontspanning die hij zichzelf gunde, was de wekelijkse turnavond bij de Amsterdamse vereniging 'Olympia'. Zijn kleine, gespierde gestalte dankte hij aan zijn liefde voor deze sport, die hij al vanaf zijn twaalfde beoefende.

Als overtuigd humanist was Becker vanaf de oprichting in februari 1946 lid van het Humanistisch Verbond. In politiek opzicht gaf hij blijk van dezelfde objectiviteit en terughoudendheid in het naar voren brengen van eigen overtuigingen die hij ook in zijn wetenschappelijk werk aan de dag legde. Zo heeft hij nooit geageerd tegen het bewind in de Sovjetunie. Het adagium van Spinoza dat hij in dit verband aanhaalde - 'Men moet over de menschelijke handelingen niet lachen, niet treuren, ze ook niet verfoeien, maar begrijpen' ( De Russische revolutie en de Parijsche Commune van 1871 (Groningen 1930) 21) -, was ook het zijne.

A: Archief-B.O. Becker in het Oost-Europa Instituut van de Universiteit van Amsterdam; archief-B.O. Becker in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam; dossier-B.O. Becker in het archief van de faculteit der Letteren van de Universiteit van Amsterdam.

P: Lijst van voornaamste geschriften in de onder L genoemde publicatie van Bonger, 85-87. Verder: A.I. Molok, Narodnoje prosvesjtsjenië vo vremja Parizjskoj Kommoeny 1871 goda ( Volksonderricht ten tijde van de Parijse Commune van 1871 ). Onder red. en met een voorw. van B.B. Becker (Moskou [etc.] 1922); 'Uit de herinneringen van een "hooggeleerden" turner', in Jubileumboek van de turnvereeniging Olympia (Amsterdam 1938) 24-25.

L: T. Eekman, 'Huldiging van prof.dr. B. Becker', in Folia Civitatis , 2-4-1955; K. van het Reve, 'Rus, leraar van hoogleraren', in Het Parool , 27-3-1965; H. Bonger, in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1971-1972 (Leiden 1973) 77-87; J. Pama, De onwaardeerlijke Becker [Uitgave in eigen beheer] (Amsterdam 1991); J.W. Bezemer, 'Bruno Becker. Een Russische wereldburger', in In de zevende. De eerste lichting hoogleraren aan de Politiek-Sociale Faculteit te Amsterdam. Onder red. van J. Goudsblom [e.a.] (Amsterdam 1998) 38-48.

I: Foto in bezit van K. en J. van het Reve te Amsterdam [Foto door Studio Heno te Amsterdam]

M.C. Jansen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013