Boekbinder, Gerard (1909-1980)

 
English | Nederlands

BOEKBINDER, Gerard (1909-1980)

Boekbinder, Gerard, (wijziging geslachtsnaam in Croiset door erkenning door vader op 23-2-1910; wijziging geslachtsnaam in Boekbinder bij beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 17-9-1942; wijziging geslachtsnaam in Croiset bij nr. 30 van 21-10-1950), paragnost (Laren (N.H.) 10-3-1909 - Utrecht 20-7-1980). Zoon van Hijman Croiset, acteur, en Judith Boekbinder. Gehuwd op 4-8-1933 met Gerharda ter Morsche (1910-1973). Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 1 dochter geboren. Na haar overlijden gehuwd op 9-4-1976 met Hendrika Adèle Jonkman (geb. 1930). Dit huwelijk bleef kinderloos.

afbeelding van Boekbinder, GerardGerard Boekbinder werd geboren in de door Frederik van Eeden opgerichte kolonie 'Walden', een agrarische commune nabij het Noord-Hollandse Laren. Zijn - joodse - ouders waren om principiële redenen niet getrouwd. Toen zij de leefgemeenschap ongeveer een jaar later verlieten en naar Velsen verhuisden, traden zij alsnog in het huwelijk en werd Gerard door zijn vader erkend. Sindsdien ging hij met diens achternaam door het leven. In 1916 verliet de vader het inmiddels uit drie zoons en een dochter bestaande gezin. Zijn echtgenote wist, met de hulp van haar moeder, het hoofd boven water te houden door de kost te verdienen als kostuumnaaister. Toen beide vrouwen in het ziekenhuis werden opgenomen, kwamen de kinderen onder het toezicht van de kinderbescherming. Die wees mejuffrouw dr. H.G. Veth - door de kinderen 'tante Jet' genoemd - als toeziend voogdes aan. Zij bracht Croiset onder bij een pleeggezin in Hengelo.

Voor Croiset volgde een leven in pleeggezinnen en kindertehuizen. Toen zijn moeder in 1919 hertrouwde en weer het recht kreeg om haar kinderen bij zich te nemen, keerde hij even terug naar zijn familie. Maar omdat Gerard en zijn stiefvader het niet met elkaar konden vinden, werd hij door mejuffrouw Veth na een jaar opnieuw in een pleeggezin geplaatst in Oele bij Hengelo. In deze periode ontwikkelde Gerard 'droomvriendjes': nevelachtige figuren die hij opriep om mee te spelen en die de eenzaamheid verdreven. Tante Jet adviseerde hem zijn 'fantasieën' te verzwijgen. Hij zou er alleen maar last mee krijgen.

Toen Croiset achttien was - hij had alleen de lagere school doorlopen - bezorgde mejuffrouw Veth hem zijn eerste baantje op het havenkantoor in Almelo. Het vormde het begin van een carrière van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Croiset zou dit later toeschrijven aan zijn zwakke gezondheid en zijn vrije opvoeding, waardoor hij nogal eens in conflict kwam met zijn meerderen. In 1929 ontmoette hij Gerda ter Morsche, de dochter van een timmerman, en toen hij in 1933, met financiële hulp van tante Jet, een kruidenierszaak in Borne kon overnemen, besloot hij met haar te trouwen. Croiset bleek echter niet voor middenstander in de wieg gelegd, en binnen het jaar ging hij failliet. Hij voelde zich mislukt.

Juist in deze moeilijke periode vond er een omslag in Croisets leven plaats. Via een vroegere klant uit zijn kruidenierstijd kwam hij in contact met het spiritisme. In deze kringen hoefde hij niet langer zijn 'droomvriendjes' te verzwijgen. Tijdens een van de seances werd hem zelfs voorspeld dat hij een groot genezend medium zou worden. Croiset had zijn bestemming gevonden. 'Nu besefte ik, dat ik in de gemeenschap toch iets te betekenen had. Ja, dat de gemeenschap mij nodig had' (Croiset paragnost , 58). Croiset bouwde in de omgeving van Enschede - waarheen hij in 1937 vanuit Borne zou verhuizen - een naam op als medium en paranormaal genezer. Maar omdat hij niets voor zijn gave wilde vragen, moest hij de kost verdienen met baantjes als colporteur en reclameschilder. Pas toen hij besloot om voortaan een bijdrage 'naar draagkracht' te vragen, lukte het hem om als genezend medium in zijn onderhoud te voorzien. Maar Croiset wilde meer. Gedreven door geldingsdrang zocht hij wetenschappelijke erkenning voor zijn mediamieke gaven. In 1935 legde hij contact met G.A.M. Zorab, lid van de Studievereeniging voor Psychical Research (SPR). Het was Zorab die Croiset vervolgens onder de aandacht bracht van parapsychologisch onderzoeker W.H.C. Tenhaeff. Beide mannen zouden elkaar overigens pas na de Tweede Wereldoorlog ontmoeten.

Tijdens de Duitse bezetting zette Croiset zijn werk als paranormaal genezer voort. Hij boekte vooral successen bij het behandelen van kinderverlamming. Ook trad hij in huisbijeenkomsten op als helderziende. Omdat zijn ouders joods waren, moest hij een davidster dragen. Het lukte hem echter in september 1942 aan deze verplichting te ontkomen door de erkenning door zijn vader nietig te laten verklaren, waardoor hij opnieuw zijn moeders achternaam, Boekbinder, kreeg. Een niet-joodse oud-huisvriend van zijn ouders, die inmiddels naar de Verenigde Staten was geëmigreerd, voerde hij als zijn natuurlijke vader op. Aldus wist hij aan deportatie te ontkomen. Hij zou echter nog wel, na op 17 oktober 1944 bij een razzia te zijn opgepakt, gedurende enkele maanden tewerk worden gesteld in achtereenvolgens Gronau, Emmerik en Beek.

In december 1945 zocht Boekbinder contact met Tenhaeff, die in 1953 bijzonder hoogleraar in de parapsychologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht zou worden. Hij toonde hem een zelfgemaakt filmpje waarin te zien was hoe hij patiënten door middel van handoplegging genas. Tenhaeff was onder de indruk en vroeg de neuroloog en psychiater H. Musaph nader onderzoek te verrichten. Deze kwam tot een negatief oordeel. Hij concludeerde dat de genezende kracht van Boekbinder diende te worden toegeschreven aan suggestieve beïnvloeding.

Ondanks de bevindingen van Musaph werd Boekbinder in parapsychologische kringen een veelgevraagd proefpersoon. Het was Zorab die als eerste, in 1948, in het Tijdschrift voor Parapsychologie (16 (1948) 97-105) over een proefneming met Boekbinder zou schrijven. Het betrof een bijeenkomst in 'Café de la Paix' in Amsterdam waar hij voor het eerst de zogeheten stoelenproef uitvoerde. Boekbinder gaf hierbij, voorafgaand aan de bijeenkomst, een beschrijving van de personen die op een door het lot aangewezen stoel zouden gaan zitten. Volgens Zorab werd dit experiment met enkele 'niet geheel onbevredigende resultaten' bekroond. Het succes deed Boekbinder besluiten, zo schreef Zorab, de stoelenproef op zijn repertoire te plaatsen.

Uitgesproken positief over de kwaliteiten van Boekbinder is Tenhaeff in een volgend artikel in het Tijdschrift voor Parapsychologie (17 (1949) 1-21). Hij beschrijft daarin twaalf stoelenproeven, en in zijn 'beschouwingen' noemde hij Boekbinder 'een man met een uitzonderlijke paragnostische begaafdheid'. Het betekende het begin van een samenwerking die tot de dood van het medium zou duren. Beide mannen hadden elkaar nodig. Boekbinder Tenhaeff omdat hij streefde naar wetenschappelijke erkenning als paragnost en Tenhaeff Boekbinder om hem te helpen bij het verwezenlijken van zijn ambitie om de 'Freud van de parapsychologie' te worden. De samenwerking tussen beide mannen verliep overigens niet altijd vlekkeloos. Boekbinder voelde zich, vooral in het begin, door Tenhaeff als louter studieobject behandeld, terwijl het hem ook krenkte dat laatstgenoemde zijn metafysische bespiegelingen - onder meer in zijn autobiografie - als 'erbarmelijk' kwalificeerde.

Croiset - zoals hij sinds 1950 weer heette - gebruikte zijn vermogens niet alleen als genezer. Hij werd ook veelvuldig ingeschakeld bij politieonderzoek, waarbij hij dikwijls werd begeleid door Tenhaeff, die hierover geregeld zou publiceren. In veel gevallen betrof het vermiste kinderen die vaak verdronken bleken te zijn. Volgens de 'dieptepsychologische' inzichten van Tenhaeff zou Croiset een begaafdheid in deze richting ontwikkeld hebben omdat hij zelf als jongetje van acht bijna was verdronken. Het inschakelen van Croiset bij politiezaken had overigens niet altijd succes. In parapsychologisch opzicht waren de proefnemingen echter meestal wel geslaagd, vond Tenhaeff. Croiset kreeg 'treffende' indrukken binnen, hoewel die niet altijd van praktische betekenis voor de politie bleken te zijn.

Mede dankzij Tenhaeff zou Croisets faam ook doordringen in het buitenland. Zo bood de Utrechtse hoogleraar buitenlandse parapsychologen de gelegenheid Croiset als proefpersoon te gebruiken voor hun experimenten. Vooral de Duitse parapsycholoog H. Benders was zeer onder de indruk van zijn paranormale vermogens en zou geregeld over hem publiceren. Het verschijnen van het boek van de Amerikaanse journalist Jack Pollack over Croiset in 1964 had als gevolg dat de Twentse helderziende werd uitgenodigd voor optredens in de Verenigde Staten.

Belangrijkste criticus van Croiset was de Telegraaf -journalist Piet Hein Hoebens, die proefnemingen van Tenhaeff met Croiset minutieus analyseerde en op basis daarvan tot de conclusie kwam dat Tenhaeffs beweringen over de paranormale gaven van Croiset op zijn minst twijfelachtig waren. Hoebens noemde Croiset een bedreven hypnotiseur, een ervaren spierlezer en een meester in het stellen van suggestieve vragen.

Begin januari 1973 overleed Gerda ter Morsche. Croiset verwaarloosde zichzelf en belandde in het ziekenhuis. Tijdens zijn afwezigheid zette zijn dochter Nannie, eveneens paranormaal begaafd, de praktijk voort, die sinds 1953 in Utrecht was gevestigd. Enige jaren later hertrouwde Croiset met Adèle Jonkman. Hij overleed op 71-jarige leeftijd in het Sint Antonius Ziekenhuis te Utrecht aan een hartinfarct. Hoebens schreef in zijn necrologie in De Telegraaf dat voor hem vaststond dat Croiset oprecht in zijn paranormale begaafdheid geloofde. Over de vraag of dit geloof terecht was, waren de meningen echter verdeeld.

A: Persoonlijk archief G.-Croiset in particulier bezit.

P: Croiset paragnost. Autobiografie van Gerard Croiset (Naarden 1977); Nagelaten werk (Naarden 1988).

L: Behalve beschrijvingen van W.H.C. Tenhaeff van zijn proefnemingen met Croiset in het Tijdschrift voor Parapsychologie en necrologieën door o.a. W.H.C. Tenhaeff, in Tijdschrift voor Parapsychologie 48 (1980) 126-136 en Piet Hein Hoebens, in De Telegraaf , 22-7-1980: Carel Enkelaar, Het geval Croiset (Baarn 1955); F. Brink, Enige aspecten van de paragnosie in het Nederlandse strafproces (Utrecht 1958); Jack Harrison Pollack, Croiset the clairvoyant. The story of the amazing Dutchman (3de dr.; New York 1964); Piet Hein Hoebens, 'Gerard Croiset: investigation of the Mozart of "Psychic sleuths" I', The Skeptical Inquirer 6 (1981/1982) 1 (herfst) 17-28; idem, 'Croiset and professor Tenhaeff. Discrepancies in claims of clairvoyance', ibidem , 6 (1981/1982) 2 (winter) 32-40; idem, 'Gerard Croiset: Onderzoek naar de Sherlock Holmes onder de paragnosten', in Skepter 1 (1988) 3 (sept.) 12-17; idem, 'De professor en de helderziende: onder een hoedje gespeeld?...', ibidem 1 (1988) 4 (dec.) 28-33; Siet Bootsman, 'De stoelenproef: instrument en argument', in Spiegel der Parapsychologie 34 (1995) 110-160.

I: Gerard Croiset, Croiset Paragnost. Autobiografie (Naarden 1983) 7.

M. Gibbels


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013