Eijkman, Johan (1892-1945)

 
English | Nederlands

EIJKMAN, Johan (1892-1945)

EIJKMAN, Johan, Nederlands-hervormd theoloog en sociaal werker (Amsterdam 28-7-1892 –Amsterdam 22-1-1945). Zoon van Leonard Pieter Hendrik Eijkman, leraar Engels, en Jacoba Petronella Plantenga. Gehuwd op 28-3-1922 met Elizabeth Catharina Haspels (1895-1974). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

afbeelding van Eijkman, Johan

Jo Eijkman groeide op in Amsterdam-Zuid als middelste in een lerarengezin met vijf zoons en twee dochters. Zijn vader was, behalve leraar, ook een man van de wetenschap, die na schooltijd te vinden was in zijn studeerkamer. Eijkman senior was niet godsdienstig, zijn echtgenote daarentegen wel: zij bezocht hervormde kerkdiensten en was uitgesproken vroom. Zij was hartelijk en de spil van het grote gezin, waar de sfeer vrolijk was en de kinderen grote vrijheid genoten. Jo verklaarde later tegen een vriend: ‘Wij mochten altijd alles’ (Van der Linde, 31).

Als enige van de kinderen ging Jo naar het Gereformeerd Gymnasium, maar hij was geen lid van de Gereformeerde Kerk; op zeventienjarige leeftijd legde hij belijdenis af en werd hij lid van de Hervormde Gemeente van Amsterdam. Hij was geen studiehoofd, maar deed met enthousiasme aan toneel, dat toen in gereformeerde kring nog in de taboesfeer lag. Ook speelde hij graag voetbal, tennis en korfbal. Door vrienden kwam Jo tijdens zijn middelbare schooltijd in contact met protestantse patricische en welgestelde burgerlijke families, waar de geest van het midden-19de-eeuwse Réveil nog sterk aanwezig was. Het was een milieu waarvan de spiritualiteit gekenmerkt werd door een opgewekt christelijk geloof en een levendig besef van de verantwoordelijkheid van de christen in het maatschappelijke leven. Deze sfeer versterkte de invloed van zijn moeder.

In 1911 ging Eijkman theologie studeren aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, zoals gebruikelijk voor studenten van min of meer orthodoxen huize. Hij werd een actief lid van het Utrechtsch Studenten-Corps. Hij was redacteur van de Studentenalmanak, bestuurslid van de Utrechtsche Jongelieden Zang-Vereeniging ‘Coers’ Lied’ en hij roeide in 1915 voor ‘Triton’ in het hoofdnummer van de Varsity. Hij was ook lid van het Oratorisch Homiletisch Gezelschap ‘Elias Annes Borger’ en bekleedde bestuursfuncties in de Theologische Studentenfaculteit.

Eijkman werd al in het begin van zijn studie getroffen door de combinatie van zedelijke ernst en uitgelaten vrolijkheid die hij aantrof in de Nederlandse Christen-Studenten Vereeniging (NCSV). Ook sprak de oecumenische gerichtheid van de NCSV hem aan. In de Utrechtse afdeling werd hij bestuurslid voor het bijbelkringwerk. Het liefst organiseerde en leidde hij echter zomerkampen voor middelbare scholieren. In 1915 verhuisde hij naar Zeist, waar hij een jaar later een van de vaste bewoners werd van het landelijk NCSV-centrum ‘Bloemheuvel’. In 1917 verhuisde dit centrum naar kasteel ‘Hardenbroek’ bij Driebergen, en Eijkman ging mee. Met groot elan en veel humor breidde hij het scholierenwerk uit. In de NCSV leerde Eijkman vooraanstaande intellectuelen kennen die in (protestants) Nederland groot gezag hadden, met name de pedagogen J.H. Gunning Wzn en Ph. Kohnstamm en de jurist P. Scholten. Met hen en zijn vrienden Henk Kraemer, Herman Rutgers, Maarten van Rhijn en Nico Stufkens, en nog vele anderen, was Eijkman verbonden in een informeel netwerk dat in zijn latere werk van groot belang zou zijn.

In 1916 legde Eijkman het voorbereidend kerkelijk examen af, en op 26 februari 1919 volgde het doctoraalexamen. Hij ambieerde namelijk geen predikantsplaats in de pastorie, maar zocht een werkkring die in het verlengde lag van zijn jeugdwerk voor de NCSV. Al vanaf november 1918 was hij ‘hulp van de directeur’ op het jongensinternaat van het Christelijk Lyceum in Zeist. Het schoolse karakter van dit werk beperkte Eijkman in zijn mogelijkheden, en hij was blij dat hij in maart 1920 naar Amsterdam kon terugkeren.

Eijkman was in zijn geboortestad benoemd tot secretaris van het jongens- en zomerkampwerk van de Amsterdamsche Maatschappij voor Jongemannen (AMVJ). In oktober 1921 werd hij opgenomen in de directie. De AMVJ was in 1918 voortgekomen uit twee oudere protestants-christelijke jongerenorganisaties, die beide waren geïnspireerd door de van oorsprong Britse Young Men’s Christian Association (YMCA). De doelstelling van de AMVJ was: ‘de harmonische, dat is de geestelijke, lichamelijke en maatschappelijke ontwikkeling van jongemannen, om aldus mee te werken aan de cultureele ontwikkeling van het Nederlandsche volk’. De AMVJ was formeel niet christelijk; van de leden werd geen geloofsverklaring gevraagd. Maar in de statuten stond wel dat de leiding christelijk moest zijn. Eijkman organiseerde de activiteiten nadrukkelijk als ‘open jeugdwerk’, gericht op ongeorganiseerde jongeren, ongeacht hun kerkelijke gezindte. Hiermee keerde hij zich met de AMVJ nadrukkelijk tegen het verzuilde jeugdbestel.

Al snel was Eijkman onbetwist de grote man van de AMVJ. Om een brede groep kantoorbedienden, onderwijzeressen, verpleegsters, jonge arbeiders en scholieren te bereiken legde hij veel nadruk op sportbeoefening. In 1922 kreeg hij van de gemeente twee sportvelden aan de Schinkel in gebruik voor hockey en voetbal. In de jaren dertig werden in AMVJ-verband al meer dan twintig sporten beoefend. Ook landelijk leverde de AMVJ een belangrijke bijdrage aan de amateursport: zij introduceerde basketbal en volleybal in Nederland. Eijkmans belangrijkste wapenfeit in de jaren twintig was de stichting van een eigen imposant en modern geoutilleerd Centraal AMVJ-Gebouw aan het Leidsche Bosje, op de hoek van Stadhouderskade en Vondelstraat. De aanzienlijke bedragen die hiervoor nodig waren, werden door Eijkman persoonlijk bij elkaar gebedeld bij grote zakenlieden.

Inmiddels was Eijkman in 1922 getrouwd met Bep Haspels, dochter uit een vooraanstaande protestantse familie uit Nijmegen. Het was een gelukkig huwelijk. In 1923 werd een zoon en in 1927 een dochter geboren. In zijn schaarse vrije uren – naast het gezinsleven en zijn werk voor de AMVJ – schreef Eijkman een dissertatie over de Duitse pedagoog F. W. Foerster als zedelijk opvoeder, waarop hij op 4 december 1924 in Utrecht bij de oecumenisch gezinde theoloog J.A. Cramer promoveerde in de godgeleerdheid.

Sinds 1925 werd Eijkman diepgaand beïnvloed door de dialectische theologie van Karl Barth, met wie hij bevriend raakte. Deze Zwitserse theoloog stelde dat het de persoonlijke verantwoordelijkheid van de christen is zich samen met niet-christenen in te spannen voor een rechtvaardige maatschappij. Tevens keerde Barth zich tegen het op Abraham Kuypers antithese gebaseerde partijpolitieke bestel en het daarbij behorende christelijke verenigingsbestel als een ontoelaatbare poging God voor het eigen karretje te spannen.

Deze theologische inzichten versterkten bij Eijkman de overtuiging dat hij met de openheid van de AMVJ op de goede koers zat. Zo werd hij een vroeg voorvechter van de doorbraakgedachte. Naar zijn mening leidde verzuiling tot verstarring, omdat zij met haar schotten tussen bevolkingsgroepen de noodzakelijke vernieuwing van de samenleving blokkeerde. Eijkman organiseerde in de jaren dertig bijeenkomsten en debatten met andersdenkende jeugdorganisaties. Vooral bij de leiding van de socialistische Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) vond hij gehoor. Bij deze gesprekken betrok Eijkman na 1937 het prinselijk paar Juliana en Bernhard. Bij hun sociaal-politieke oriëntatie was hij een belangrijke mentor. Ook zocht hij de dialoog met gereformeerde en met joodse jongeren als Joop den Uyl en Henri van Praag.

In de jaren dertig kwam Eijkman met opvallende initiatieven om de werkloosheid te bestrijden, zowel in Nederlands-Indië als in Nederland zelf. Van zijn drie broers in Nederlands-Indië – van wie er één ambtenaar was en er twee als administrateur werkzaam waren in de suikerindustrie – kreeg hij uit de eerste hand berichten over de massale werkloosheid als gevolg van de economische crisis. Vanuit de AMVJ lanceerde hij in 1931 een campagne om circa zeshonderd Nederlandse werkloze jongemannen in speciaal daartoe aangelegde tuindorpen in Bandoeng en Malang op te vangen. In 1932 reisde Eijkman met zijn vrouw ruim vier maanden rond op Java om deze plannen te verwezenlijken. Hierbij kreeg hij de steun van gouverneur-generaal B.C. de Jonge. Na zijn terugkeer benaderde hij in september 1933 het kabinet-Colijn met een plan voor ‘een nationale aanval op de werkloosheid’. Dit plan bevatte voorstellen voor de oprichting van een werkgelegenheidsfonds, waaruit werkverruimende maatregelen gefinancierd zouden kunnen worden. Het Werkfonds 1934 – dat mede onder invloed van deze voorstellen totstandkwam – was echter in zijn ogen een slap aftreksel van wat hij zich had voorgesteld.

Vanaf het begin van de jaren dertig volgde Eijkman met toenemende bezorgdheid de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland. Hij onderhield contacten met het protestantse kerkelijke verzet in het buurland: vanaf 1934 ‘Die Bekennende Kirche’. Op ‘Lands Zegen’, het buitenhuis van de AMVJ in Doorn, belegde hij in het geheim studieconferenties, waar Duitse predikanten zich konden bezinnen, onder anderen in aanwezigheid van Karl Barth.

Na de ‘Reichskristallnacht’, de pogrom in Duitsland van november 1938, stuurde Eijkman direct bussen naar de grens om vluchtelingen op te halen. Drie weken later organiseerde hij onder auspiciën van het Nederlandsch Jeugdleiders Instituut een nationale collecte voor hulp aan voor de nazi’s gevluchte joden, die het onverwacht hoge bedrag van 415.000 gulden opbracht. Op basis van deze opbrengst bepleitte hij in 1939 bij de regering een ruimer toelatingsbeleid van vluchtelingen.

Tijdens de eerste weken van de Duitse bezetting raakte Eijkman in toenemende mate verbijsterd over de geneigdheid tot aanpassing aan de nieuwe situatie, ook bij jonge leiders die hij in de jeugdbeweging en in de acties tegen de werkloosheid had leren kennen. In woord en geschrift keerde hij zich tegen die – naar zijn mening – defaitistische stemming en riep hij op pal te staan voor de nationale onafhankelijkheid en het Huis van Oranje. Begin juli 1940 verscheurde Eijkman thuis een voorloper van de ariërverklaring, die werd verlangd van leden van de luchtbescherming. Met zijn op 7 juli 1940 in een AMVJ-zondagochtendbijeenkomst gehouden en in augustus 1940 gepubliceerde toespraak Wij bouwen verder, maar op welken grondslag? nam hij openlijk stelling tegen de Nederlandsche Unie. Ook waarschuwde hij voor de te verwachten terreur van Duitse zijde, speciaal ten aanzien van de joden.

Samen met ruim honderd vooraanstaande Nederlanders werd Eijkman op 7 oktober 1940 gearresteerd en als ‘Indisch gijzelaar’ naar het concentratiekamp Buchenwald overgebracht. In de kring van medegijzelaars ontplooide hij grote activiteit in gespreks- en bijbelgroepen en pastorale contacten. Op zijn medegijzelaar W. Drees maakte hij diepe indruk door zijn moed om SS-artsen de waarheid te zeggen. In Buchenwald openbaarde zich voor het eerst de longkanker die hem uiteindelijk zou slopen. In brieven aan zijn vrouw schreef hij aanvankelijk geen woord over zijn klachten; zij moest het van intussen vrijgelaten gijzelaars horen. Nadat de gijzelaars op 15 november 1941 naar het grootseminarie in het Noord-Brabantse Haaren waren overgebracht, zou het nog twee maanden duren voordat Eijkman om gezondheidsredenen werd vrijgelaten. Op 16 februari 1942 keerde hij terug in zijn huis in Amsterdam, en reeds de dag daarop werd hij geopereerd.

Tussen drie ingrijpende operaties door en zich schuilhoudend op onderduikadressen werd Eijkman tussen 1942 en 1944 één van de leiders van het kerkelijk verzet. Hij was ook actief betrokken bij het uitstippelen van de zogeheten ‘Nieuwe Koers’ in de Nederlandsche Hervormde Kerk, die de binnenkerkelijke richtingenstrijd wilde overwinnen. De kerk zou de blik eindelijk eens naar buiten moeten richten en zich afvragen hoe zij dienstbaar kon zijn aan de gehele samenleving en hoe zij ook voor mensen buiten de kerk iets zou kunnen betekenen. Eijkman nam het initiatief tot een scherpe veroordeling door de Generale Synode van de door de Duitse bezetter afgedwongen arbeidsdienst voor jongeren en lanceerde in 1943 de eerste ‘Kerkweek voor Iedereen’. In deze week – in 1944 herhaald – werden in alle hervormde gemeenten in Nederland gelijktijdig drie drukbezochte bijeenkomsten georganiseerd, waarin getuigd werd dat Christus overwinnaar is.

Behalve met deze initiatieven en allerlei werk in kerkelijke commissies ontwierp Eijkman in 1943 een groot plan voor een landelijk vormings- en scholingscentrum, dat hij aanvankelijk de Nederlandse Academie voor Volksopvoeding doopte. Dit leidde tot de voorbereiding van het instituut ‘Kerk en Wereld’. De generale synode van de Nederlandsche Hervormde Kerk stemde hier in juli 1944 mee in en benoemde Eijkman tot eerste directeur.

De gezondheidstoestand van Eijkman verslechterde in de zomer van 1944 echter zodanig dat hij in september moest worden opgenomen in het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis in Amsterdam. Op zijn ziekbed verheugde hij zich op de komende bevrijding van geheel Nederland en sprak hij zijn vrienden moed in. Op kerstdag 1944 richtte hij in het ziekenhuis voor het laatst een bemoedigend woord tot zijn medepatiënten. Hij overleed minder dan een maand later, pas 52 jaar oud.

Jo Eijkman was een religieus man, maar niet zwaar op de hand. Hij had een opgeruimd karakter en beschikte over een aanstekelijk enthousiasme. Een vriend omschreef hem eens als ‘heel zelfverzekerd en onhollands spontaan’(Van der Linde, 12). Hij was niet alleen een creatief bedenker van plannen, maar slaagde er ook in deze tot een goed einde te brengen. Hij begreep de afkeer van het gezapige christendom, omdat hij er ook zelf een hekel aan had. Eijkman opereerde op de flanken van de protestants-christelijke zuil, maar door zijn daadkracht en open opstelling heeft hij tot ver buiten die zuil zijn sporen nagelaten. Als voorman van de AMVJ was hij niet alleen een kopstuk van de jeugdbeweging en het vormingswerk, maar had hij ook grote invloed op de vermaatschappelijking van de Nederlandsche Hervormde Kerk.

A: Familiearchief-Eijkman in particulier bezit.

P: 'Publicaties van J. Eijkman' in de onder L genoemde publicatie van Van der Linde, 422-428.

L: Maarten van der Linde, Het visioen van Eijkman. Dr. J. Eijkman, de Amsterdamsche Maatschappij voor Jongemannen en de vernieuwing van Nederland, 1892-1945 (Hilversum 2003). Hierin: ‘Publicaties, speciaal over J. Eijkman’, 429-431.

I: Maarten van der Linde, Het visioen van Eijkman (Hilversum 2003) 128 [Foto: Archief J. Eijkman; Eijkman omstreeks 1926].

J.M. van der Linde


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013