Rappard, Ernst Herman ridder van (1899-1953)

 
English | Nederlands

RAPPARD, Ernst Herman ridder van (1899-1953)

Rappard, Ernst Herman ridder van, politiek activist (Banjoemas (Java, Nederlands-Indië) 30-10-1899- Vught 11-1-1953). Zoon van Oscar Emile ridder van Rappard, hoofdingenieur, inspecteur bij de dienst Waterstaat in Nederlands-Indië, en Dina Thal Larsen. Gehuwd op 20-6-1933 met Maria Johanna Nitzsche (1891-?), dienstbode. Dit huwelijk bleef kinderloos. In 1945 werd hem de Nederlandse nationaliteit ontnomen.

afbeelding van Rappard, Ernst Herman ridder van

Ernst van Rappard, telg uit een adellijk geslacht, was de op één na jongste in een gezin met vier zoons. Hij groeide op in Nederlands-Indië, waar zowel zijn grootvader als zijn vader een werkkring had gevonden. Na de lagere schooltijd in Medan op Sumatra werd hij in 1911 naar Nederland gestuurd voor zijn verdere opleiding. In Den Haag bezocht hij de HBS. Na het staatsexamen-B te hebben afgelegd liet hij zich op 7 december 1921 inschrijven voor de studie rechten aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Vanwege broederdienst hoefde hij niet in militaire dienst.

Na op 16 februari 1923 het kandidaatsexamen te hebben behaald vertrok Van Rappard naar het buitenland. Als lidmaat van de Evangelisch-Lutherse Kerk beschikte hij over contacten in Duitsland. Hij studeerde economie aan de universiteiten van Berlijn, München en Wenen. In 1927 slaagde Van Rappard voor het doctoraalexamen economie in München, en in 1930 promoveerde hij in Wenen op een proefschrift in de staatswetenschappen. Hij volgde hier colleges bij de conservatieve econoom en filosoof Othmar Spann, die hem - naar eigen zeggen - in aanraking zou hebben gebracht met corporatieve ideeën. In die tijd kwam Van Rappard ook in contact met Oostenrijkse nationaal-socialisten, die voor de 'Anschluß' van hun land bij Duitsland ijverden. Vermoedelijk heeft bij hem toen reeds de gedachte post gevat dat Nederland eveneens 'heim ins Reich' moest worden gebracht. Het is waarschijnlijk dat zijn jeugdvriend M.M. Rost van Tonningen hem hierin heeft beïnvloed. In Duitsland knoopte Van Rappard banden aan met leden van de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP). Hij bleef deze contacten onderhouden toen hij in 1930 terugkeerde naar Nederland, waar hij door zijn vader financieel in staat werd gesteld zich met politiek bezig te houden.

Van Rappards Duitse vrienden adviseerden hem in Nederland een equivalent van de Duitse nazi-partij op te richten. Samen met Adalbert Smit en Albert van Waterland (eigenlijke naam: Albert de Joode) begon Van Rappard op 16 december 1931 - twee dagen na de oprichting van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) van A.A. Mussert - de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij (NSNAP). Van Rappard kreeg de functie van partijsecretaris. Van Rappard en Van Waterland braken al na enkele maanden met Smit en sleepten de door Van Waterland geleide Amsterdamse afdeling grotendeels met zich mee. Van Rappard kwam korte tijd daarna ook in conflict met Van Waterland over het leiderschap van de partij en over Van Rappards idee van een 'Anschluß' van Nederland bij Duitsland. Beiden vormden nu met een klein groepje aanhangers ieder een eigen NSNAP naast de nog bestaande NSNAP van Smit.

De NSNAP-Van Rappard, zoals Van Rappards partij voortaan bekend zou staan, onderscheidde zich van de beide concurrenten door in de propaganda voortdurend de 'Anschluß'-gedachte te beklemtonen. Alle drie partijen - in de loop van de tijd zouden er nog meer NSNAP-en bij komen - kenmerkten zich door een uitgesproken antisemitisme en een zo volledig mogelijk imiteren van de NSDAP van Adolf Hitler.

In het partijblaadje De Nationaal-Socialist, dat vanaf december 1932 alleen onder redactie van Van Rappard stond, en in een aantal brochures werkte hij vooral zijn ideeën over de aansluiting bij Duitsland nader uit. 'Neder-Duitsch, Weder Duitsch', zo luidde de leus. Hoewel zijn eigen grootmoeder en overgrootmoeder van Indische afkomst waren vormde het feit dat Nederlanders en Duitsers tot hetzelfde Germaanse 'ras' behoorden voor hem, als radicaal nationaal-socialist, daartoe uiteindelijk het belangrijkste argument. Op dezelfde wijze als in het Derde Rijk zou ook in Nederland de in zijn ogen grote invloed van de joden volledig moeten worden gebroken.

In 1933 trouwde bij in Dresden met het vroegere dienstmeisje van zijn ouders. Volgens enkelen van zijn naaste medewerkers stond hij sterk onder de invloed van zijn acht jaar oudere vrouw en trad zij achter de schermen als eigenlijke partijleidster op.

Van het streven van Van Rappard zijn NSNAP geheel naar Hitlers partij te organiseren kwam niet veel terecht, omdat zijn Duitse geestverwanten weinig vertrouwen hadden in zijn capaciteiten. De concurrentie van de zich voorzichtiger en meer Nederlands-nationaal opstellende NSB was trouwens veel te groot. Zijn oudste broer, Oscar, was zeer actief in de NSB. Van Rappard maakte de tactische fout niet mee te doen aan verkiezingen, zoals de NSB, waardoor hij meer aandacht had kunnen trekken. Hij moest het nu hebben van wat rumoerige vergaderingen en vechtpartijtjes van zijn Storm Afdeling (SA) met communisten en socialisten. In 1934 werd Van Rappard zelf op een uit de hand gelopen vergadering aan het hoofd gewond.

Van 1933 tot 1937 woonde Van Rappard in Arnhem, omdat hij daar zijn grootste aanhang had, en vervolgens tot in 1939 in Amsterdam. Tweemaal werd hij wegens overtreding van het uniformverbod veroordeeld: in 1938 kwam het hem op geldboete te staan, in 1939 kreeg hij een week hechtenis.

In september 1938 werd het ambtenarenverbod uitgebreid tot leden van de NSNAP-Van Rappard. Eind mei 1939 werd het Van Rappard verboden een vergadering in Nijmegen te houden, waarop hij besloot zijn partij, die toen nog maar amper vijfhonderd leden telde, op 16 juni 1939 officieel op te heffen. Een groot deel van de leden was werkzaam in Duitsland, woonde in de grensstreek in Gelderland en Limburg en zette in het geheim de partijactiviteiten voort.

Twee weken later vertrok Van Rappard zelf met zijn echtgenote naar Duitsland om te gaan werken bij de Bund für Deutschtum im Ausland in Düsseldorf. Na de dood van zijn vader, in juli 1938, was zijn financiële positie sterk verslechterd. Voor deze nationaal-socialistische organisatie, die was gericht op annexatie van de aan Duitsland grenzende 'Germaanse' landen, verrichtte hij vertaalwerk, merendeels van Nederlandse kranten.

In november 1939 meldde hij zich aan bij een bijzondere afdeling, de Einheit Fleck, van het Duitse leger te Wahn en Linnich, waarbij in het geheim een aanval op Nederland werd voorbereid, in het bijzonder op de bruggen van Maastricht. In februari 1940 nam Van Rappard weer ontslag bij de Wehrmacht, omdat toen tot hem was doorgedrongen - zo luidde later zijn motivering - dat zijn eenheid in Nederlandse uniformen zou moeten optreden, wat hem tegen de borst stuitte. Niettemin achtte hij zich niet geroepen de Nederlandse autoriteiten van de Duitse plannen op de hoogte te stellen.

Na de Duitse inval keerde Van Rappard naar Nederland terug, waar hij onmiddellijk met forse financiële steun van de kant van de bezetter tot heroprichting van zijn partij overging. Op 15 juni 1940 verscheen het eerste nummer van het nieuwe - nu voor het eerst gedrukte - partijweekblad Het Nieuwe Volk. De felle concurrentiestrijd met de andere fascistische en nationaal- socialistische partijen had succes. Overal verrezen partijhuizen, terwijl Van Rappard, evenals de NSB, zijn hoofdkwartier in Utrecht vestigde. Blijkens de in oktober 1940 opgestelde statuten werd als voornaamste doelstelling van de partij nog steeds gezien: 'de wederbewustwording van het Duitsche bloed der Nederlanders en van de volkseenheid van Nederlanders en Rijksduitschers door het nationaal-socialisme'.

De felle agitatie van de NSNAP-Van Rappard tegen de NSB - waarbij het een aantal malen zelfs tot vechtpartijen kwam - liet de bezetter oogluikend toe om zo de partij van Mussert in meer Duitsgezinde richting te drijven. De SA nam ook geregeld aan anti-joodse rellen deel. Toen na de inval van Duitsland in de Sovjetunie in juni 1941 de NSB onomwonden voor dienstneming aan het Oostfront koos, was de functie van de NSNAP-Van Rappard bijna uitgespeeld. Van Rappard had inmiddels zelf in maart 1941 de consequentie getrokken uit zijn politieke keuze en dienstgenomen bij de Waffen-SS. Hij deed dit samen met een aantal van zijn volgelingen in de hoop op den duur een eigen NSNAP-afdeling te kunnen vormen.

Na zijn rekrutentijd in Berlijn nam Van Rappard in april 1941 in de rang van Oberscharführer (: sergeant) bij de SS-pantserdivisie 'Leibstandarte Adolf Hitler' deel aan de aanval op Joegoslavië en Griekenland. Hij nam daarbij overigens niet deel aan werkelijke gevechten. Midden juni 1941 keerde hij naar Nederland terug, waar hij onmiddellijk in een interview bekendmaakte, dat van een 'gelijkschakeling' van zijn partij en de NSB nooit sprake zou kunnen zijn. In september 1941 werd in Berlijn, op voorstel van rijkscommissaris A. Seyss-Inquart, na hevige gevechten tussen aanhangers van Van Rappard en van Mussert, besloten de NSNAP te dwingen zich bij de NSB aan te sluiten. In het belang van de 'politieken vrede' staakte Van Rappard daarop op 27 september 1941 alle partijactiviteiten. Ook Het Nieuwe Volk hield op te verschijnen. Toen Seyss-Inquart op 14 december 1941 bekendmaakte dat voortaan de NSB als enige politieke partij in Nederland zou mogen functioneren, riep Van Rappard 'zijn' NSNAP'ers op zich hierbij aan te sluiten en gaf hij onmiddellijk zelf het voorbeeld. Hij zou echter nooit een functie in de NSB bekleden.

Van Rappard ging op 15 april 1942 opnieuw onder de wapenen. Eerst nu volgde hij een onderofficiersopleiding op de Unterführerschule te Radolfzell, Vervolgens diende hij van juli tot oktober 1942 bij de SS-pantserdivisie 'Wiking' aan het front in de Kaukasus, vanwaar hij gewond naar Nederland terugkeerde. Na zijn herstel werd Van Rappard in januari 1943 op het SS-Hauptamt in Berlijn geplaatst, waar hij in verband met zijn anti-NSB-verleden grote moeilijkheden ondervond. Na een officiersopleiding op de SS-Junkerschule in Bad Tölz nam hij in de rang van Untersturmführer (: tweede luitenant) als ordonnans bij het SS-regiment 'De Ruyter' deel aan de strijd aan het Oostfront. Zo maakte hij in augustus 1944 de gevechten aan het Narwafront in Estland mee. Tijdens de terugtocht werd Van Rappard ernstig ziek, waarop hij naar Duitsland werd getransporteerd. Voor zijn militaire inzet werd hij gedecoreerd met het IJzeren Kruis der tweede klasse, met Verwundetenabzeichen en het Sturmabzeichen.

Na te zijn genezen werd Van Rappard in december 1944 overgeplaatst naar de SS-Freiwilligen-Grenadierbrigade-'Landstorm Nederland' in de rang van Obersturmführer (: eerste luitenant) te Apeldoorn. In Bussum volgde hij een opleiding tot compagniescommandant. In april 1945 trad Van Rappard op als Ortskommandant in achtereenvolgens Velp en Bodegraven, waar hij zich correct gedroeg. Op 18 mei 1945 arresteerden Canadese militairen hem in Doorn.

Na een langdurig voorarrest, eerst in Utrecht en vanaf 1947 in Scheveningen, werd Van Rappard op 28 maart 1949 door het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag wegens landverraad ter dood veroordeeld. Hij verdedigde zich door erop te wijzen niet te hebben beseft dat Nederland, na de capitulatie van mei 1940, nog steeds in staat van oorlog met Duitsland verkeerde en dat hij steeds het belang van zijn vaderland op het oog had gehad.

In hoger beroep werd zijn straf door de Bijzondere Raad van Cassatie in Den Haag op 11 januari 1950 omgezet in levenslange gevangenisstraf. Als verzachtende omstandigheid werd door de Raad aangevoerd dat Van Rappard 'een van iedere practische zin gespeende idealist' was, die met zijn 'Anschluß'- plannen zozeer de ergernis van het Nederlandse volk had opgewekt, dat hij voor de bezetter onbruikbaar was geworden. Van juni 1950 tot begin december 1951 zat hij gevangen in de strafgevangenis in Leeuwarden, daarna in de strafgevangenis in Breda. Hij overleed begin 1953 op 52-jarige leeftijd aan een hersenbloeding in het Centrale Ziekenhuis voor het Gevangeniswezen te Vught.

Van Rappard maakte de stille, gesloten indruk van een typische kamergeleerde. Voor politicus was hij niet in de wieg gelegd. Hij was een slecht spreker, die langzaam formuleerde. Door zijn weifelende en ontactische optreden verspeelde hij kansen op samenwerking met concurrenten als Mussert. Zich welbewust van zijn gebrek aan capaciteiten als leider en organisator koesterde hij geen persoonlijke ambities. Door als militair zijn leven meermalen in de waagschaal te stellen gaf hij daadwerkelijk blijk van zijn geloof in het nationaal- socialisme.

A: Strafdossier-E.H.van Rappard in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, 1945-1952 van het ministerie van Justitie in het Nationaal Archief te 's-Gravenhage; Archief NSNAP-Van Rappard, documentatiedossier- E.H. van Rappard en persdocumentatie over hem in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.

P: Een tol-unie met Duitschland als garantie onzer economische zelfbeschikking ('s-Gravenhage 1931); Duitsch blijft ons bloed (Z.pl. 1937); Met Hitler voor het Derde Rijk (Arnhem ca. 1940); Appèl aan ons volk sedert 1931 (Utrecht ca. 1941).

L: L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog I, II, IV en V ('s-Gravenhage 1969, 1972, 1974); A.A. de Jonge, Het nationaal-socialisme in Nederland. Voorgeschiedenis, ontstaan en ontwikkeling, ('s-Gravenhage 1968); N.K.C.A. in 't Veld, De SS en Nederland. Documenten uit SS-archieven, 1935-1945 (2 dln.; 's-Gravenhage 1976); J.H. Nijdam, De NSNAP-Kruyt. Een nationaal-socialistische splinterpartij in Nederland (1933-1941) oftewel van kwaad tot erger [Ongepubliceerde doctoraalscriptie Vrije Universiteit] (Amsterdam 1987); J.Th.M. Jacobs, De Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij (NSNAP)-Van Rappard, 1931-1941, en Troelstra Beweging Nederland (TBN), 1938-1941. Van oppositie tot collaboratie [Ongepubliceerde doctoraalscriptie Vrije Universiteit] (Amsterdam 1988).

I: Sytze van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland sneuvelde... . De SS in Nederland, Nederland in de SS ('s-Gravenhage 1975) [Eerste fotokatern; Van Rappard in het uniform van SS-Obersturmführer, eind 1944/begin 1945].

G.R. Zondergeld


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013