Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 1

10/11/1891

10 november 1891

’k Had gisterenavond nog wat willen aanteekenen, doch werd door een bezoek mijner tante verhinderd. En toch had ik wel het een en ander om op te schrijven. Vooreerst nog altijd mijn brief aan den Z.E. heer Eygenraam, vervolgens een brief van Phons, dito van mijn heerbroer en den ‘vrijen maandag’ van ‘’t jongste kind van allemaal’! Beginnen we met het begin. De brief aan den redacteur van De(n) Tijd luidde aldus: 

Zeer Eerwaarde heer!

Wellicht zal U.Z.E. zich nog [p. 86] herinneren, dat door mij, in de laatste dagen van september laatstleden een viertal artikelen, getiteld : ‘Een nieuw boek over Multatuli’ aan de redactie van De(n) Tijd waren gezonden. In een persoonlijk schrijven van 2 october – waarvoor ik U.Z.E. bij dezen mijn hartelijken dank betuig – deelde U.Z.E. mij mede, dat het stuk voor De(n) Tijd ongeschikt was. ‘De toestanden in de door u geschreven artikelen aangeduid, sommige uitdrukkingen daarin gebezigd, zouden bij den eigenaardigen kring van lezers van De Tijd wellicht gewaarwordingen in het leven roepen, die voor ons blad ongewenscht zijn.’ Toen ik het stuk nog eens overlas, moest ik bekennen, dat uwe opmerking volkomen gegrond was.

Aan het slot van U.Z.E.’s schrijven gaf U.Z.E. mij den volgenden raad: ‘Gaarne evenwel zag ik uwe opstellen in het licht verschijnen. Wij gelooven, dat een katholiek tijdschrift als De Katholiek bijvoorbeeld er gaarne een plaats voor zou beschikbaar stellen.’ Na eenig aarzelen besloot ik dien raad op te volgen en zond dus het stuk – slechts weinig waar het noodzakelijk was, veranderd – aan den zeer eerwaarden heer A.M.C. van Cooth. Ik hoop, dat U.Z.E. het mij niet ten kwade zult duiden, dat ik,[12] [p. 161]

[12] De bladzijden 87-160 zijn uit het manuscript verwijderd.

uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892)