Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 1

11/10/1891

[11 oktober 1891]

[...] Zeer Eerwaarden heer A.M.C. van Cooth, den redactie-secretaris van de(n) Katholiek. Ik schrijf den brief hier over:

Amsterdam 10 october 1891.

Weledele heer,

Met veel belangstelling heb ik uw manuscript gelezen en herlezen. De algemeene strekking van uw gemotiveerde critiek heeft mijn volkomene instemming en ik deel uwe verontwaardiging over de immoreele en zelfs godslasterlijke uitlatingen, waarmede A.J. zijn eervollen naam zoo treurig ten schande maakt. Echter durf ik op eigen verantwoordelijkheid alleen uwe bespreking niet te aanvaarden voor ons maandschrift.

Twee bedenkingen vooral doen mij aarzelen:

1. Is het raadzaam de aanhalingen, die u in het laatste gedeelte – met alle kieschheid maar toch met noodzakelijke duidelijkheid – ter karakteriseering aanwendt, onder de oogen van onze lezers te brengen?

2. Kan een schrijver als Multatuli en een beoordeelaar als de beklagenswaardige A.J. – wiens naam u niet onbekend zal zijn – in Den Katholiek onder een pseudoniem worden besproken?

Deze laatste bedenking weegt bij mij [p. 58] persoonlijk zwaarder nog dan de eerste. Daarom meld ik u bij dezen alleen de goede ontvangst van uw handschrift: op het einde der volgende week (15 october) hebben wij redactievergadering; dan zal ik de zaak ter tafel brengen met verzwijging van uw naam of althans onder beding van geheimhouding en u daarna, wanneer u dit althans goedkeurt, een definitief antwoord zenden.

In alle geval is ’t mij zeer aangenaam met u en met uw verdienstelijken arbeid kennis gemaakt te hebben en met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn,

UEd.s dienstwillige dienaar,

A.M.C. van Cooth

(Kerkstraat 136)

’t Is kurieus! Ik had voor een veertien dagen niet verwacht, dat mijn prullerig – hoogstens in één week bewerkt stukje – nog zooveel geschrijf zou veroorzaakt hebben. Wat moet ik nu echter doen? Mijn naam eronder plaatsen gaat niet! Nog veel minder als het waar is, wat Phons mij gisteren vertelde, dat A.J. = Lodewijk van Deyssel!! ’k Zal er nog maar eens over slapen! [p. 59]

uit: Dagboek I (15 september 1891 tot 16 augustus 1892)