Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 7

15/11/1918

Vrijdag 15 november 1918. Even half tien was ik in ’t Noordeinde; klokke kwart voor tien werd ik bij H.M. toegelaten. ‘Goede morgen, meneer Aalberse’, zei ze vriendelijk. ‘Neem plaats, alstublieft. Ik heb twee dingen te bespreken. Vooreerst hoorde ik u gisterenmiddag zeggen, dat u deze week velerlei menschen gesproken had, vooral arbeiders en middenstanders, uit verschillende deelen van ’t land. Daar zou ik gaarne nog iets meer van vernemen. En vervolgens, toen u onlangs bij me waart, zijn we blijven steken midden in ons gesprek over uw departement. Ik hoorde toen, wat u voor de  volksgezondheid wilde doen; ik zou thans gaarne nog een en ander vernemen over uw plannen ten aanzien van de arbeiderswetgeving en de sociale verzekeringen.’

            Beide punten hebben we uitvoerig besproken. De koningin vroeg van allerlei; en zei ook vaak haar eigen meening, op resoluut-frissche wijze. Zij hield mij tot half twaalf! ’t Is onmogelijk het heele relaas op te schrijven. Eén typisch gedeeltetje eruit:    we kwamen te spreken over de volkspsyche.

‘Ja, dat is geloof ik de groote fout geweest van mijn ex-collega uit Duitschland, dat hij nooit voeling met het volk zelf had, en daarom ook het volk niet begreep.’

‘Zeker, majesteit, maar ik geloof, dat dit meer de schuld was van zijn omgeving van militairen en jonkers, die geheel buiten het volk staan, en door hún oogen moest hij dus het volk zien.’

‘Dat is wel zoo, maar ’t was toch zijn schuld, dat hij dien kring niet verbrak. Ik heb dat hier ook zoo gevonden. Maar ik voelde mij toen ongelukkig. Ik voelde, dat mij iets ontbrak. Mijn leven bevredigde mij niet. Totdat mij geleidelijk duidelijk werd, dat mijn hofkring me van ’t volk afsloot. Ik heb toen op een dag de ramen wijd opengegooid: ben  onder het volk gegaan, zooveel ik maar kon. En heel den ouden pruikenrommel hier heb ik opgeruimd. Ik heb me omringd met jongere lieden, die begrepen wat ik wilde. En ik heb gezegd: wie ’t hier niet bevalt, hij ga gerust heen. Zoo kreeg ik een heel ander leven, en toen voelde ik mij gelukkig.’

            Terwijl de koningin dit alles zeide, aarzelde zij zoo nu en dan en zei dan: ‘Ja, dat is eigenlijk heel persoonlijk’ – ‘Ja, dit wil ik u toch ook wel zeggen, ’t is eigenlijk heel persoonlijk.’ Het trof mij zeer, dat zij me dit alles zei.

            ’s Namiddags hadden we om vijf uur weer ministerraad. Besloten werd, bij de antwoorden in de Kamer geen enkele toezegging te doen, maar daarna een koninklijke proclamatie te doen verschijnen, waarin hervormingen, vooral op sociaal gebied, zouden worden toegezegd. Het agreement te Londen was voorloopig geteekend. We hebben meer bereikt, dan we verwacht hadden.

uit: Dagboek VII (12 november 1918 tot 20 november 1920)