Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Minute (no. B/PA/024.430) Loridan en Suetens aan Van Zeeland.

De onderhandelingen vorderen maar langzaam. Dat ligt, aldus Suetens, aan de wijze waarop Monnet de zaken inricht: semi-informele gesprekken in plaats van werkelijke onderhandlingssessies. Dit komt vooral de Nederlanders goed uit. Er is overigens op nog geen enkel punt overeenstemming. De drie belangrijkste terreinen van onderhandeling blijven vooralsnog:
1. Het vaststellen van een buitentarief t.a.v. 3e landen;
2. Behandeling van de Belgische steenkoolwinning in de overgangsperiode;
3. Institutionele aangelegenheden.
T.a.v. dit laatste punt melden Suetens en Loridan dat er verschil van inzicht bestaat tussen Duitsland, dat een zwaar aangezet supranationaal (federaal statelijk) orgaan in het leven wil roepen, en de Belgische opvatting inzake een instituut waaraan enkel in beperkte mate souvereiniteit wordt overgedragen.
Uit het verslag wordt duidelijk dat België zich veel gelegen laat liggen aan de Nederlandse opstelling, zoals verwoordt door Spierenburg.