Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
L00075
05-01-1960
Actoren
Brief met bijlage(n)
Samenvatting
Brief van Luns inzake procedurele problemen van de Europese Gemeenschappen en de oplossing daarvan

Al enige tijd wordt zowel in de Nederlandse als in buitenlandse administraties bezorgd gekeken naar de ontwikkeling van de Gemeenschapsorganen. Het tempo en de omvang kan er wel eens voor zorgen dat de boel uit de hand loopt. "De neiging om te veel hooi op de vork te nemen vindt een goede voedingsbodem in het zeer omvangrijke apparaat in Brussel". De diverse organen produceren een "ontzaglijke massa stukken"; zoeken voortdurend contacten met ministers en ambtenaren, meestal in de vorm van vergadering waarvoor vooraf instructies moeten worden vastgesteld en na afloop verslagen gedistribueerd en bestudeerd. Deze ontwikkeling van zaken kan voor een harmonisch en omlijnd communautair beleid schadelijk zijn. In het EEG-verdrag wordt niet vastgelegd welke minister afgevaardigd dient te worden, maar voor Luns is duidelijk dat dit vooral de minister van Buitenlandse Zaken dient te zijn, op uitzonderingen na. Vooral Nederland lijkt steeds meer vakministers af te vaardigen, waardoor omvangrijke delegaties ontstaan. Hij stelt het volgende voor: het beschikbare aantal plaatsen (maximaal drie) te laten bezetten door de ter zake kundige ambtenaren; de agenda's dusdanig samenstellen dat een verwisselen van ambtenaren tussentijds zoveel mogelijk wordt tegenggegaaan; ambtenaren plaatsen met koptelefoons in een belendende zaal van waaruit zij zonder tijdverlies kunnen worden ontboden om voorlichting te geven.

Bijlage: conceptbrief van minister Pella
Zie ook