Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
2a. Verslag bijeenkomst premiers en ministers van Buitenlandse Zaken van de Zes in Parijs

Aan de vooravond van de conferentie hebben Adenauer en De Gaulle langdurig met elkaar gesproken. Daarbij werd afgesproken dat een aantal dingen die de Duitsers niet graag hadden tot een later tijdstip uit te stellen, terwijl men positief zou spreken over de Europese Gemeenschappen. Na afloop heeft De Gaulle met Fanfani gebeld en gezegd dat Frankrijk bereid was in te stemmen met vestiging van de Europese universiteit in Florence, waarna Fanfani steun toezegde voor de Franse voorstellen. Tijdens de conferentie zelf bleek Duitsland, Italië, België en Luxemburg de Franse voorstellen enthousiast te ondersteunen. Luns daarentegen hield vervolgens een rede van driekwartier waarin hij het afwijzende standpunt van Nederland heeft verwoord. Desondanks kwam er een concept-communiqué dat voor Nederland volstrekt onaanvaardbaar was. Uiteindelijk heeft Luns weten te bereiken dat men slechts de bereidheid uitsprak een nieuwe bijeenkomst ad hoc te houden. Dit was tot grote frustratie van Adenauer die zich dusdanig kras uitliet dat de Duitse delegatie later de excuses aanbood. Al met al zijn De Quay en Luns bezorgder uit Parijs teruggekeerd dan zij erheen gingen. Zijlstra is verbaasd over de houding van de Beneluxlanden, omdat het juist de bedoeling van de Benelux is om het als één man op te nemen tegen de grote landen. De Pous vraagt zich af of het niet beter is óf radicaal te besluiten erbuiten te blijven óf bepaalde voorwaarden aan het meedoen te verbinden. Luns antwoordt dat mocht het beleid een richting opgaan die hij niet in het Nederlandse belang acht, een ander dan dat beleid zal moeten uitvoeren.
Zie ook