Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
4c. Commentaar op de agenda voor de 5e zitting van het Comité van Ministers van de Raad van Europa (Brief van minister van Buitenlandse Zaken, 20-7-1950).
Stikker meent dat de Assembleé te Straatsburg zich wil gedragen als een federatief orgaan, terwijl dit in strijd is met het statuut en ook in Engeland ernstige weerstand ondervindt.
Van Schaik wijst op stromingen die eerst eenheid in Europa willen nastreven om daarna met Amerika samen te werken. In die kringen is men van oordeel dat Stikker bevooroordeeld is ten gunste van OEEC en Atlantisch Pact en ten nadele van de Raad van Europa. M.b.t. het voorstel tot instelling van het Europees Hof, waartegen Nederland bezwaar heeft, informeert spreker of Nederland hieraan zal moeten meebetalen.
De minister-president wijst erop dat er thans verschillende internationale organen zijn met een steeds wisselend aantal deelnemende landen, anderzijds doet men in de Raad van Europa alsof er reeds een federale regering bestaat. Hij vindt het ook zeer moeilijk als het zich met de uitvoering van het Plan-Schuman gaat inlaten.
Stikker wijst erop dat tegenover de Engelse terughoudendheid aan Franse zijde warme sympathie voor de Raad van Europa bestaat. Hij wil er nadrukkelijker op wijzen dat de OEEC en NAVO organen van de regeringen van de samenwerkende landen zijn en de Raad van Europa slechts een orgaan met een adviserende taak.
Tot slot merkt hij op dat de ministeraad zich tegen de instelling van het Europees Hof heeft verklaard; indien de Raad van Europa niettemin besluit tot instelling, zal ook Nederland hieraan moeten meebetalen.
Zie ook