Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
15. Verslag over de studieconferentie voor het Europese leger. (Nota Stikker, 4-8-1951, nr. 1534)
Stikker deelt mee, dat tijdens de ambassadeursconferentie het gevoelen was dat Nederland, als de pressie zo groot wordt, beter tijdig aan de besprekingen over de vorming van een Europees leger zal kunnen meedoen. In dat geval moeten er aanwijzingen worden opgesteld voor de onderhandelaars. Spreker heeft bezwaren tegen de conceptie van het Europese leger, omdat het voortvloeit uit het negatieve standpunt van Frankrijk tegenover de inschakeling van Duitsland bij de verdediging, terwijl het ook is gebaseerd op de gedachte van een Franse hegemonie.
Betreurt wordt dat Belgiƫ een andere positie inneemt.
Lieftinck staat gereserveerd tegenover een Europees leger en geeft er de voorkeur aan dat verschillende landen zelf zorgen voor hun militaire inspanning en deze inbrengen in de NAVO.
Staf meent dat de samenwerking in Beneluxverband zo nauw mogelijk moet zijn. Hij en Stikker menen dat de problemen vooral liggen bij het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken. Herhaaldelijk is gebleken dat het onmogelijk is om met minister Van Zeeland een gezamenlijk beleid te voeren.