Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
3b. Actie-Monnet voor Europese integratie.
Beyen heeft vernomen dat Monnet een actie is begonnen, maar met hem geen contact heeft opgenomen en wel met Mansholt en Zijlstra. Beiden antwoorden benaderd te zijn voor contacten met de politieke partijen.
Gesproken werd o.a. over het vreedzaam gebruik van kernenergie.
De minister-president heeft principieel bezwaar tegen de gang van zaken. Een contact, zoals Monnet legt, is aanvaardbaar is het over algemene beginselen van integratie gaat, maar men is nu doende om de parlementen op zakelijke punten tevoren te laten vastleggen zonder dat hierover contact met regeringen bestaat. Beyen meent dat het gevaar dreigt dat Monnet tegenstellingen oproept.
In de avondvergadering meldt Beyen dat uit een stuk van Zijlstra blijkt, at het de bedoeling is dat parlementariërs afspreken reeds enigszins uitgewerkte voorstellen inzake atoomenergie aan de parlementen te onderwerpen. Beyen meent dat het hier gaat om een herhaling van de geschiedenis met art. 38 van het EDG-verdrag; het komt voort uit de volkssoevereiniteits-gedachte. Deze procedure kan in Nederland niet gevolgd worden, tenzij het parlement met een initiatief-ontwerp zou komen.