Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
21. De Europese integratie (Brief minister van Buitenlandse Zaken, 15-5-1956, no. 65.109).
A. De gemeenschappelijke markt.
Zijlstra meent dat de beide rapporten de basis kunnen zijn voor de twee regeringsconferenties. M.b.t. het buitentarief en de harmonisatie van sociale wetgevingen moet men laten weten dat deze van zodanig belang, dat regelingen Nederland zouden kunnen verhinderen aan de nieuwe gemeenschap deel te nemen.
Mansholt is blij dat de commissie-Spaak erin geslaagd is de integratie weer een startpunt te geven. Hij is benieuwd naar het oordeel van Beyen. Drees vindt het een knap rapport, maar hij is sceptisch t.a.v. de vraag wat van de gemeenschappelijke markt te verwezenlijken zal zijn. Ook hij meent dat het buitentarief en de harmonisatie van de sociale wetten het moeilijkst zijn. Beyen stelt dat de gemeenschap van zes geen protectionistische groep mag worden.
B. Euratom. Beyen is voornemens in Venetië geen verklaring over het militair gebruik van kernenergie af te leggen. Hij meent dat het beste kan worden gewerkt met twee afzonderlijke regeringsconferenties.
Zie ook