Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
12. Nota inzake de vootzetting der onderhandelingen over de gemeenschappelijke markt en Euratom. (Brief ministers van buitenlandse zaken a.i. en economische zaken, 13-11-1956, nr. 158.345).
Zijlstra heeft een nota uit Brussel ontvangen waaruit blijkt dat de andere delegaties van oordeel zijn dat de overeenstemming tussen Mollet en Adenauer niet meer voor discussie vatbaar zou zijn. Nederland blijft bezwaar maken voor het speciale regime voor Frankrijk. Indien de Franse autonomie ook na 10 à 12 jaar gehandhaafd blijft, moet Nederland ernstig overwegen of het wel aan de overeenkomst zal meewerken. Het toetreden tot de gemeenschappelijke markt zal niet terugdraaibaar moeten zijn. Zijlstra noemt nog enkele andere bezwaren tegen het speciale regime, o.m. de wijziging in de houding van Engeland t.o.v. de gemeenschappelijke markt. Conclusie is dat men in Brussel moet kunnen zeggen dat de overeenstemming belangrijk is, maar dat men open moet zijn de Nederlandse opvattingen. Na de overgangsperiode moet het over zijn met de protectie. De Raad gaat hiermee akkoord. Ook wordt uitgebreid gesproken over de inrichting van de Gemeenschap, m.n. de rol van de Europese Commissie.