Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01276
06-01-1959
Actoren
Brief
Samenvatting
Voorlopige regeling tussen de EEG en de andere landen van de OEES.
De voorlopige regeling waartoe de zes op 3 december 1958 hadden besloten heeft bij de overige landen van de OEES geen gunstig onthaal gehad. De kritiek richt zich op het feit dat op een aantal punten de preferentiële behandeling ten gunste van de EEG-partners blijft bestaan. Op de bijeenkomst van 15 december hebben de Engelsen een voorstel ingediend om de verruiming van contingenten voor industriële producten gelijk te trekken. De Coördinatie Commissie heeft op 3-1 besproken of dit voorstel kan worden aanvaard. Conclusie was dat de door sommigen van de elf geponeerde stelling dat geen discriminatie mag plaatsvinden door landen van de EEG t.o.v. de OEES-landen niet kan worden aanvaard. Het bestaan van de EEG impliceert immers dat hieraan het recht kan worden ontleend dat ten nadele van andere landen wordt gediscrimineerd. Het is echter niet bezwaarlijk om de discriminatie in de voorlopige regeling zoveel mogelijk te beperken.
Uit politieke overwegingen meent de commissie dat het Britse voorstel voor contingentenverruiming moet worden aanvaard.
Zie ook