Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01393
17-11-1958
Samenvatting
Verslag van de vergadering van de Raad van Ministers van de EEG op 13 november 1958.
Inzake de Europese Economische Associatie bleken de tegenstellingen in de Raad minder groot te zijn dan in Coreper. Wigny wees op de noodzaak voor de zes om zich uit te spreken over het principe van associatie. Als de zes dit wensen, moeten ze het ook verklaren. Couve de Murville is in Londen geweest en heeft daar duidelijk gemaakt dat voor de Fransen de verwezenlijking van de EEG op de eerste plaats komt. Daarnaast had hij begrip gevraagd voor het feit dat de Franse economie niet opeens aan de concurrentie van 16 landen kan worden blootgesteld. De gemeenschappelijke markt beoogt de instelling van een gemeenschappelijk buitentarief en de harmonisatie van de economische en sociale ontwikkeling. Als aan de vrijhandelszone niet dezelfde principes ten grondslag komen te liggen, zou Frankrijk niet kunnen deelnemen. De Engelsen wezen op de negatieve consequenties van het mislukken van de besprekingen over de economische associatie. Dit zou een splitsing en een onaanvaardbare discriminatie in Europa teweegbrengen.