Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Coördinatiecommissie, 2 juli 1959.
- Het Speciaal Comité voor de Europese Economische Associatie heeft tot dusverre nog zeer weinig opgeleverd. Op aandrang van Frankrijk en de Commissie zullen de komende vergaderingen vooral gericht blijven op speculaties over de houding van de Amerikanen, het GATT e.d. Geconcludeerd wordt dat het gesprek in het Comité zal worden voortgezet en dat Nederland zal blijven trachten op basis van het Benelux-memorandum op conrete zaken te localiseren.
T.a.v, de vrijhandelszone van de Zeven vreest Fock een vechthouding van de zeven. De gesprekken over de EEA zullen mogelijk op zijn vroegst pas in 1960 weer op gang komen. Anderen zijn niet zo overtuigd van de antagoniserende invloed van het ontstaan van twee groeperingen. Besloten wordt dat Nederland t.a.v. de vrijhandelszone van de zeven geen officiële stappen zal ondernemen. Nederland keurt de plannen noch goed noch af, maar volgt de ontwikkelingen slechts met belangstelling. Wel acht het positieve mogelijkheden aanwezig gericht op het totstandkomen van een brede EEA en in zoverre zij van een Europese gezindheid getuigen.
Voorts gaat de vergadering akkoord met de algemene gedachtenlijn in de nota over het te voeren beleid, nl. Versterking van de samenwerking in de OEES.
Verder komen aan de orde het SER-advies over de Vrijhandelszone, de discriminatie op contingenten in het GATT en het Griekse associatieverzoek.