Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01516
06-10-1959
Actoren
Notitie
Samenvatting
Notitie over het vraagstuk ener Europese Economische Associatie (notitie voor CoCo).
De vermoedelijke totstandkoming van de EVA bergt duidelijk het gevaar in zich van een scheidslijn binnen Europa, die zowel politiek als economisch ongewenst is. Dit gevaar wordt groter naarmate er van EEG-zijde geen bereidheid bestaat om tot overeenstemming te komen over een bredere associatie. De vorming van een definitieve EEA lijkt een illusie. M.n. Frankrijk is niet bereid zijn overheersende positie in de EEG in de waagschaal te stellen voor een ruimer verband waarin Engeland belangrijke rol zal spelen. Ook de kansen van een nieuwe tijdelijke overeenkomst zijn niet groot.
Een nieuw Nederland initiatief is niet opportuun. Een doorbreking van de impasse is niet mogelijk zonder een begin van overeenstemming tussen Engeland en Frankrijk. Nederland kan wel de noodzaak van een EEA blijven stellen, waarbij vooral aan de OEES wordt gedacht. In het Comité Special kan worden teruggegrepen op de resolutie van de EEG-raad van 16 maart waarin het streven naar een multilaterale associatie tussen de EEG en de overige OEES-landen voort te zetten wordt bevestigd. Ook zou bij de Europese Commissie kunnen worden aangedrongen om een duidelijke uitspraak m.b.t. haar houding t.a.v. een 'Europese' regeling.
Bijlagen: over een tijdelijke overeenkomst en een samenvatting van de voorstellen van de Europese Commissie van 18 september.

N.B. nota werd op 10 oktober naar REA gezonden.