Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
Coördinatiecommissie, 13 juni 1963.
Aan de orde zijn de nota's van BuZa en de BEB inzake de relatie tot derde landen. In de BuZa-nota wordt gepoogd een politiek voor de langere termijn te schetsen. De BEB-nota gaat in op enkele punten van belang op de korte termijn. Hartogh vraagt zich af of de door de BEB gehanteerde tegenstelling tussen de bilaterale en multilaterale benadering wel zinvol is. Het gaat om de vraag of er al dan niet een discrimatoire politiek moet worden gevoerd.
Men is het eens dat Europese landen moeten kunnen toetreden als ze daartoe in staat zijn. Voor niet-Europese landen moet op den duur geen associatie mogelijk zijn en slechts het meestbegunstigingsbeginsel gelden. BuZa krijgt het verwijt dat het kiest voor een ad hoc benadering. Van Lennep vraagt zich ook af of het wel wenselijk is Europese landen bij de EEG te betrekken, nu het de eerste taak is om de EEG uit de crisis te trekken.
De voorzitter stelt dat eerst moet worden nagegaan wat de CoCo vindt over het ideale beleid dat door een gezonde Gemeenschap over een periode van 10-15 jaar zou moeten worden gevoerd. Later kunnen de korte termijnproblemen van de thans zieke Gemeenschap aan de orde worden gesteld.