Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01604
7-1968
Samenvatting
Europees Sociaal Fonds na 1 januari 1970.
In het EEG-verdrag is bepaald dat de Raad na het verstrijken van de overgangsperiode, na 1-1-1970, met gekwalificeerde meerderheid de bijdragen van het ESF geheel of gedeeltelijk kan laten vervallen en met unanimiteit nieuwe taken van het fonds vóór die datum kan vaststellen. De Raad kon hierover op 5 juni 1967 geen overeenstemming bereiken.
Over de wenselijkheid van al dan niet voortzetting van het fonds vond interdepartementaal overleg plaats. Hoewel men algemeen van mening was dat het fonds in zijn huidige opzet weinig bevredigend werkt, bestond er geen eenstemmigheid over de vanaf 1970 te volgen gedragslijn. Een meerderheid meende dat het fonds ook na de overgangsperiode binnen de Gemeenschap de tewerkstelling en beroepsmobiliteit van werknemers diende te bevorderen. Een minderheid meende dat de taak van het fonds na 1970 slechts een aflopende is en volgens art. 126 geheel kan worden beëindigd. De meerderheid meende dat het Fonds door een herziening van taken zou kunnen en moeten dienstbaar worden gemaakt aan een meer modern arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid.
Bijlagen:
1. Concept-interventie bij agendapunt 8, Europees Sociaal Fonds.
2. Gegevens over de werking van het fonds.
Zie ook