Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
1416/61. Enkele problemen i.v.m. de komende onderhandelingen over de toetreding van Engeland en andere landen tot de Europese Gemeenschappen.
De verzoeken om toetreding en associatie roepen verschillende problemen op, zoals de wijze waarop moet worden gereageerd en de wijze waarop zal worden onderhandeld. Moet men alleen onderhandelen met Engeland of moet van meet af aan een conferentie met alle toetredingskandidaten plaatsvinden. Voor beide opties zijn argumenten te vinden. De onderhandelingen moeten wellicht gevoerd worden door de zes lidstaten met de regeringen die een verzoek tot toetreding hebben ingediend. Kymmell meent dat de conferentie een vaste voorzitter moet hebben, waarbij een Duitse, Franse of Engels voorzitter niet aantrekkelijk is. Voor de hand ligt om hiervoor Spaak te vragen.
Van fundamenteel belang is het om de onderhandelingen zo kort mogelijk te laten duren. Het is ook gewenst dat de zes onmiddellijk de wens uitspreken dat de nieuwe partners met zo min mogelijk wijzigingen en aanvullingen op de verdragen komen. Ook de zes moeten zoveel mogelijk terughoudendheid betrachten. Een ander probleem is hoe de nieuwe kandidaat-leden betrokken zullen worden bij de reeds in gang zijnde werkzaamheden van de Gemeenschappen te Brussel en de politieke consultaties in Parijs. Kymmell meent dat dit laatste van het grootste belang is.
- De onderhandelingen met de associatie-kandidaten zouden pas moeten beginnen nadat de toetredingen geregeld zijn.