Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01807
29-01-1963
Actoren
Memorandum
Samenvatting
18. De "Spaanse kwestie".
De EEG-landen zijn genoodzaak binnenkort een beslissing te nemen inzake het Spaanse verzoek gehoord te worden over eventuele aansluiting bij de EEG. Ondanks het gereserveerde karakter van het Nederlandse beleid jegens Spanje na de oorlog konden er redelijke betrekkingen worden onderhouden.
Van de landen buiten het Sovjet-blok ondervindt Spanje de meeste weerstand bij de Nederlandse publieke opinie, met name in protestantse en socialistische kringen. Deze aversie is begrijpelijk, maar is eenzijdig gericht. Spanje is niet het enige land waarin een waarachtig democratisch regiem ontbreekt. De negatieve politiek jegens Spanje werd o.m. ingegeven door het feit dat de Nederlandse belangen niet worden geschaad.
Gelet op de motie-Goedhart uit 1962 tegen mogelijke Spaanse toetreding tot de EEG, is het zaak om voorzichtig te manoevreren om de betrekkingen met Spanje te verbeteren.
De EEG-leden staan om verschillende redenen gereserveerd tegenover een mogelijke Spaanse aansluiting: a) Het Franco-regiem voldoet niet aan de democratische voorwaarden van het EEG-verdrag, b) Spanje zou als achtergebleven gebied een nieuwe belasting voor de EEG betekenen, c) Portugal zou onder gelijke omstandigheden eerder aan de beurt komen.
Indien deze argumenten echter overtuigend zijn m.b.t. de opportuniteit van een toetreding van Spanje tot de EEG, moet men zich ook afvragen of dit ook geldt voor associatie. Het lijkt moeilijk een Europees niet-communistisch land te weigeren wat aan Afrikaanse landen wordt toegestaan.