Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S01942
01-02-1971
Samenvatting
Het Nederlandse standpunt inzake de economische en monetaire unie tijdens de EEG-Raad van 8 februari a.s.
Uit de berichten van het bezoek van Brandt aan Pompidou valt op te maken dat de Duitsers bijna volledig zijn gezwicht voor de Franse opvattingen inzake de EMU. Ze hebben hun eis dat vóór het einde van de eerste fase overeenstemming moet zijn bereikt over de verdragswijzigingen, laten vallen. Ook t.a.v. de nu reeds overeen te komen hoofdzaken betreffende de eindfase zouden de Duitsers bereid zijn aanzienlijk verwaterde conclusies te aanvaarden. Hierdoor lijken twee voor Nederland essentiële elementen (nu reeds omschrijving van de institutionele hoofdzaken van de eindfase en overeenstemming over de noodzakelijke verdragswijzigingen vóór de overgang naar de tweede fase) niet meer haalbaar.
Dit zou betekenen dat er voor Nederland op 8 februari als opties open staan: 1) verwerping van het Frans-Duitse compromis en onverkort handhaven van het Nederlandse standpunt. Aangezien dit door geen van de partners zal worden gesteund, zou Nederland het odium op zich laden een van de belangrijkste besluiten van de topconferentie te frustreren. Ook moet dan voor de uitbreiding van de EG gevreesd worden. 2) Weigering enig compromis afwijkend van de Nederlandse opvatting te aanvaarden zolang niet van Frankrijk concessies op andere gebieden verkregen zijn. 3) Aanvaarding op voorwaarde dat bepaalde monetaire elementen nog niet in de eerste fase worden ingevoerd. 4) Aanvaarding doch slechts indien bepaalde formules worden aanvaard. 5) Aanvaarding zonder meer. Dit alternatief komt slechts in aanmerking als alternatieven 3 en 4 tot niets blijken te leiden.