Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02338
25-08-1966
Actoren
Memorandum
Samenvatting
915. Verhouding EEG-VK.
Mede op aandringen van Nederland heeft Engeland zijn positie t.a.v. toetreding tot de EEG thans duidelijk gemaakt. Het gaat niet meer over de vraag òf, maar wanneer en op welke voorwaarden Engeland tot de EEG kan toetreden. Ook inzake de materiële en procedurele problematiek hebben de Engelsen hun positie duidelijk gemaakt. De kardinale problemen zijn de landbouw, de verhouding tot de Gemenebestlanden, en de verhouding tot de EFTA-landen. Wat procedure wordt gekozen voor diepgaand bilateraal contact, afgesloten met een korte multilaterale onderhandeling.
De onofficiële bilaterale contacten kunnen thans beginnen. De Britten worstelen echter met het probleem of zij moeten wachten op een gunstiger wind van Franse zijde of dat zij reeds met de vijf in zee zouden moeten gaan. Afgezien van het onzekere resultaat van deze procedure heeft dit als bezwaar de onvermijdelijke dubbele onderhandeling. Immers dan moeten zij na het eerst met de vijf eens te zijn geworden, opnieuw tegenover de Fransen concessies doen.
Niettemin is er in een preliminair stadium contact tussen Nederland en Engeland (en eventueel Duitsland en België) mogelijk en wenselijk, ten einde de Engelse positie verder uit te diepen. Bij de vorige onderhandelingen is gebleken dat een goede analyse reeds de helft van de oplossing verstrekt, waaruit de compromisformule daarna als vanzelf naar voren pleegt te komen.
Gevraagd wordt om machtiging om de collega's van BEB en Landbouw te polsen zich bereid te verklaren aan het bilateraal contact met het VK deel te nemen.
Zie ook