Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02343
27-2-1967
Actoren
Memorandum
Samenvatting
39/67. Gesprek op 26 februari '67 op Ambassade van het UK, Den Haag.
Gesprek met minister-presidenten, ministers van Buitenlandse Zaken en ambassadeurs van Nederland en VK.
Het grote probleem was op welke wijze het VK de EEG zou benaderen. Tot elke prijs wilde men een tweede afwijzing en een op de lange baan schuiven voorkomen. Beide zijden onderkenden de houding van Frankrijk.
Van Nederlandse zijde werd de volgende taktiek aangeraden. Het VK verklaart op korte termijn aan de 6 lidstaten en de Commissie dat het bereid is het verdrag van Rome en alles daaromheen te accepteren. Duur van de overgangsperioden en voorbehouden specifiek aan te geven.
Het VK wilde echter volstaan met een 'declaration of intent' dat men het Verdrag van Rome onder specifiek aan de duiden voorwaarden zou willen aanvaarden. Nederland ontraadde deze houding ten sterkste gezien het feit dat dit zou kunnen leiden tot eindeloze onderhandelingen en dus tot obstructies. Nederland beloordeelde de Franse houding als niet optimistisch.
Communis opinio van de aanwezigen was dat toetreding van vier landen geen gevaren inhield. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om het optimale aantal deelnemers aan de EEG te bepalen.
Vermeden moet worden dat de EEG-leden beïnvloed worden door de argumenten van Frankrijk dat toetreding van het VK het karakter van de EEG zou veranderen, waardoor een negatieve houding van toetreding in de hand wordt gewerkt.