Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02365
17-11-1967
Samenvatting
974. Associatie voor het Verenigd Koninkrijk.
Een toenemend aantal personen meent dat associatie onder artikel 238/EEG een uitweg is uit de impasse rond de toetreding. Ook in het VK zijn hiervoor stemmen opgegaan. De illusie, dat associatie een uitweg zou bieden wordt van Franse zijde aangemoedigd. Mocht associatie aan de orde komen, dan kan bij de reactie gebruik worden gemaakt van de volgende overwegingen.
1. Indien de zes thans aan het VK de suggestie van associatie doen, dan betekent dit allereerst een afwijzing van het verzoek tot lidmaatschap. Hierdoor zouden eventuele positieve bedoelingen van het associatieaanbod teniet worden gedaan.
2. Sinds het mislukken van de vrijhandelszone-onderhandelingen in 1958 is door de zes de consensus gevormd dat voor ontwikkelde Europese landen toetreding als volwaardig lid de enig mogelijke en juiste weg is. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat eleke poging een middenweg te vinden tussen derde-landen-status en volledig lidmaatschap in feite alleen tot onbevredigende resultaten kan leiden.
3. Deze bezwaren zijn reeds bij de Griekse associatie voelbaar geworden, maar zijn door hun geringe kwantitatieve omvang niet zo ernstig. Inzake Oostenrijk ligt het al een stuk lastiger. Het is uitgesloten dat het VK als associƩ er mee zou kunnen volstaan het economische beleid van de Gemeenschap te volgen zonder invloed uit te oefenen op de vorming van het beleid. Dit zou ook de deur open zetten voor associatie van andere landen. Dit is een slecht en gevaarlijk precedent.
4. Op landbouwgebied doen zich de moeilijkheden nog het meest voor, daar het beleid hier vrijwel dagelijks beslissingen vergt.
5. Associatie is een door-en-door slechte zaak. Als men afspraken zou maken over associatie als opstap naar lidmaatschap, dan kan men beter praten over lidmaatschap met een overgangsperiode.