Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
4c. Het landbouwprijsbeleid in de EEG.
Hoewel de zaak nog niet aan de orde is in de EEG-Raad, is het volgens Lardinois gezien de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer wel van belang te weten hoe de regering zich opstelt t.a.v. de landbouwprijzen. Spreker wijst erop dat de kosten in de landbouwsector in de afgelopen drie jaar met 15% zijn gestegen. Hiertegenover wordt nu een prijsverhoging van globaal 5% gevraagd. De Europese Commissie komt waarschijnlijk met een prijsverhoging voor melk en vlees boven de 5%, terwijl zij weinig aan de graanprijzen wil doen.
Nelissen meent dat Lardinois te eenzijdig naar de kostenstijgingen kijkt en niet naar de opbrengstenkant. Uit CPB-cijfers zou voor de afgelopen drie jaar een inkomensstijging van 7,7% per jaar komen. Gecorrigeerd naar prijsstijgingen blijft er een gemiddelde stijging van 2% per jaar over. Conlcuderend stelt hij dat de prijsstelling in Brussel niet geschiedt op basis van een goede marktfunctionering, maar op basis van politieke motieven.
Witteveen sluit zich hierbij geheel aan. Hij acht 5% teveel. Met name in sectoren met overschotten moet de prijsstijging gering zijn. Het kabinet moet zich sterk tegen de prijsvoorstellen verzetten.
Lardinois wil in de Kamer een afwachtende houding innemen. Hij is het eens met de stelling dat waar overschotten zijn, de prijsverhogingen nihil of gering moeten zijn. Hij wijst erop dat hij als enige van de EEG-landbouwministers getracht heeft de prijsverhogingen tegen te houden en hij kan zich het niet permitteren zich in de Kamer zo restrictief op te stellen.
Besloten wordt dat de ministers van L&V, BuZa, Financiƫn en EZ eerst overleg plegen over de landbouwprijzen ter voorbereiding van een behandeling in de REZ.