Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S02664
19-06-1973
Samenvatting
Conclusies coördinatiecommissie, 19 juni 1973
IIIa. Economische en Monetaire Unie. Gezien de teleurstellende en zeer beperkte inhoud die de Commissie geeft aan de tweede etappe en het feit dat daarnaast geen enkele indicatie wordt gegeven over de inhoud van de eindfase van de EMU staat de vraag centraal of er überhaupt wel meegewerkt kan worden aan een overgang naar de 2e etappe. De voorwaarden die in de EZ-nota werden gesteld worden als te vaag en te weinig vergaand beschouwd. De vrees is niet ongegrond dat het na de overgang naar de 2e fase niet meer mogelijk zal zijn nog voldoende desiderata inzake institutionele opzet, democratische controle en effectief communautair economisch en monetair beleid te realiseren. Echter moet worden verwacht dat de andere lidstaten de overgang naar de tweede etappe verlangen en dat hoewel de Nederlandse positie op negatieve gronden wel te verdedigen is er in de te verwachten geïsoleerde positie meer nodig is en een alternatief moet worden geboden. Het is daarom noodzakelijk dat Nederland zich een beeld vormt van de eindfase van de EMU en hieruit terugwerkend bepaalde concrete minimum-eisen stelt aan de inhoud van de tweede etappe.
Geconcludeerd wordt dat in Den Haag er zo spoedig mogelijk een studie ondernomen moet worden over doel en inhoud van de eindfase. Hetgeen tot dusver is bereikt in de ontwikkeling van de EMU is minimaal en op zichzelf een reden om nu niet over te gaan naar de tweede etappe.

Daarnaast komen in de CoCo onderwerpen aan bod als het rapport van de Werkgroep Ontwikkelingssamenwerking en de betrekkingen met de geassocieerde Afrikaanse staten en de associabelen uit het Britse Gemenebest.