Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
3. Voorbereiding Europese Raad van 19 en 20 maart 1984.
Van Eekelen wijst erop dat voor het Nederlandse optreden als invalshoeken dienen te gelden: een zo strak mogelijke begrotingsdiscipline, een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van de lasten in het landbouwhoofdstuk en een zo groot mogelijke aandacht voor de interne markt en het gemeenschappelijk vervoerbeleid. T.a.v. het landbouwhoofdstuk zullen aan de ER worden voorgelegd de evt. extra melkquotum voor Ierland en t.a.v. de MCB's de mate waarin een gemeenschapscompensatie voor het inkomensverlies van de boeren zal worden gegeven. Voorts zullen de financiƫle problematiek en de uitbreiding van de eigen middelen aan de orde komen.
A) landbouw. Lubbers complimenteert Braks voor het bereikte resultaat in de Landbouwraad. Men is het eens geworden over een pakket harde maar noodzakelijke maatregelen dat zjn weerga niet kent. Ook Ruding is verheugd. Geconcludeerd wordt dat in de Landbouwraad van 16 en 17/3 ook bezuinigingen in andere sectoren dan de zuivel moeten worden bereikt. Zo nodig zal Braks de Nederlandse instemming met het zuivelakkoord daarvan afhankelijk stellen.
B) De delegatie in de discussie over de VK-compensatie handelen naar bevind van zaken, waarbij rekening zal worden gehouden met de opstelling van de BRD.
C) M.b.t. de evt. budgettering van het EOF en de daarmee corresponderende verhoging van het BTW-plafond met 0,1% zal de delegatie handelen naar bevind van zaken. De delegatie zal vasthouden aan een maximale verhoging v.h. BTW-plafond tot 1,4% of 1,5% (met EOF-financiering), tenzij dit standpunt zou leiden tot een mislukking van de post-Stuttgart-exercitie.
D) Indien de door Nederland voorgestelde conclusie m.b.t. de liberalisatie van het vervoersbeleid niet in het voorzitterschapsdocument is opgenomen zal dit voorstel bij het Raadssecretariaat worden ingediend.