Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
3. Verslag eerste bijeenkomst van het ad hoc Comité voor institutionele vraagstukken (Comité Dooge).
Van Eekelen merkt op dat de aanpak van het comité iets anders is geworden dan aanvankelijk gedacht. Zijn suggestie om een taakverdeling te maken en door individuele comité-leden een basisstuk op te laten stellen, is overgenomen. Lubbers herinnert aan de discussie in de ministerraad over de vraag of de staatssecretaris wel zo'n gelukkige keuze als als lid van het comité. Het verdient daarom de voorkeur om aan te sturen op een flexibele formule zodat hij zonder mandaat naar bevind van zaken kan opereren en de ministers regelmatig op de hoogte houdt. Van Eekelen deelt mee dat afgesproken is dat zijn rapportage zal geschieden via de CoCo.
Van den Broek benadrukt dat het Comité onafhankelijk en onbevangen moet kunnen werken en niet bij voorbaat moet worden gebonden aan instructies.
Andriessen wijst erop dat de Europese Raad het Comité tot taak heeft gegeven suggesties te doen ter verbetering van de Europese samenwerking, zowel op communautair gebied als op dat van politieke samenwerkng of op enig ander gebied. Het comité heeft een ruim mandaat. Dit betekent ook dat ook het EMS nader zal worden onderzocht. De grote impasse waar de Gemeenschap in verkeert is vooral van institutionele aard. Daar dient een doorbraak te worden gemaakt.
Zie ook