S03502
29-02-1984
Actoren
Nota
Samenvatting
De landbouw in het VK-budgetprobleem.
Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat een blijvende oplossing moet worden gevonden voor het budgetprobleem dus elk jaar compensatie voor un hoge 'netto-afdracht'-positie. Het VK stelt dat dit vooral het gevolg is van het feit dat het grootste deel van de gemeenschapsuitgaven aan landbouwsteun wordt besteed en dat het VK daaruit betrekkelijk weinig voordeel trekt. De Nederlandse regering is bereid de Britten tegemoet te komen, ook in de vorm van een blijvende oplossing. Van de zijde van L&V is echter gesteld dat het Britse probleem geen reëel probleem is.
Sinds de toetreding is de Britse zelfvoorzieningsgraad snel toegenomen. De toegenomen Britse landbouwproductie gaat niet gepaard met toegenomen ontvangsten uit het EOGFL. Conclusie is dat de Britse voordelen vooral economisch zijn en zich wel vertalen in de handels- en betalingsbalans, maar niet budgettair. Verdere groei van de VK-landbouwproductie kan best samengaan met een hoge netto-afdracht, maar levert nog geen case voor een permanente compensatie.
Bergman meent dat gezien de krappe financiële middelenpositie, nationaal zowel als communautair, ware nog eens nadrukkelijk te overwegen of Nederland t.a.v. de Britse claim wel zo toegeeflijk moet blijven.
Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat een blijvende oplossing moet worden gevonden voor het budgetprobleem dus elk jaar compensatie voor un hoge 'netto-afdracht'-positie. Het VK stelt dat dit vooral het gevolg is van het feit dat het grootste deel van de gemeenschapsuitgaven aan landbouwsteun wordt besteed en dat het VK daaruit betrekkelijk weinig voordeel trekt. De Nederlandse regering is bereid de Britten tegemoet te komen, ook in de vorm van een blijvende oplossing. Van de zijde van L&V is echter gesteld dat het Britse probleem geen reëel probleem is.
Sinds de toetreding is de Britse zelfvoorzieningsgraad snel toegenomen. De toegenomen Britse landbouwproductie gaat niet gepaard met toegenomen ontvangsten uit het EOGFL. Conclusie is dat de Britse voordelen vooral economisch zijn en zich wel vertalen in de handels- en betalingsbalans, maar niet budgettair. Verdere groei van de VK-landbouwproductie kan best samengaan met een hoge netto-afdracht, maar levert nog geen case voor een permanente compensatie.
Bergman meent dat gezien de krappe financiële middelenpositie, nationaal zowel als communautair, ware nog eens nadrukkelijk te overwegen of Nederland t.a.v. de Britse claim wel zo toegeeflijk moet blijven.