Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
S03565
19-06-1985
Actoren
Memorandum
Samenvatting
43/85. Europese Raad: Uw gesprek met president Mitterand. Voor MP en M.
De ER te Milaan zal zich naar verwachting concentreren op: 1) de toekomst van de Gemeenschap, follow-up van het rapport-Dooge, 2) de interne markt, 3) de technologische samenwerking.
Over punten 2 en 3 bestaat een redelijke mate van overeenstemming. De vraag komt herhaaldelijk op of de ER zich niet op deze punten moet concentreren, aangezien de perspectieven het gunstigst zijn. Het restant van tijd zou dan aan agendapunt 1 kunnen worden gewijd. Nederland meent dat dit niet juist is. De vorige keer is juist overeengekomen dat de ER zich goeddeels zou wijden aan de evolutie van de Gemeenschap in de richting van de Europese Unie. Bovendien is het duidelijk dat als men het onderwerp nu niet aanpakt, het getij zal verlopen.
De eerste vraag aan Mitterand is of hij deze analyse deelt en ook van mening is dat men zich nu moet zetten aan een nadere definitie van de toekomstige ontwikkeling van de Gemeenschap. Als hij zou blijven bij zijn ontmoedigende opstelling, zou hem de vraag moeten worden voorgelegd hoe hij de psychologische weerslag denkt op te vangen wanneer op de initiatieven van Dooge en Spinelli geen enkele besluitvorming volgt.
Bovendien zouden besluiten over de interne markt en technologische samenwerking alleen werkelijk waardevol zijn indien voor dat doel ook wijzigingen in de praktijk van besluitvorming worden overeengekomen.