Nederland en de Europese integratie, 1950-1986

 
English | Nederlands
Samenvatting
2 e. Conclusies van de coördinatiecommissie dd. 4 september 1985.
Van den Broek is het er niet mee eens dat de CoCo in haar nota over het Nederlandse voorzitterschap conclusies trekt ten aanzien van de Europese Politieke Samenwerking (EPS). Het EPS-verdrag hoort via Buitenlandse Zaken besproken te worden in de ministerraad. Braks en De Koning achten het onjuist als Europese zaken rechtstreeks in de raad aan de orde worden gesteld. Ten aanzien van de Intergouvernmentele Conferentie wijst Van Aardenne erop dat uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement budgettaire consequenties kan hebben. De voorgestelde budgettaire invloed van het EP moet aan banden worden gelegd. Braks stemt in met deze suggestie, maar vindt dat gestimuleerd moet worden dat het EP meer bevoegdheden krijgt. Dit zal ook het besef van verantwoordelijkheid voor de uitgaven vergroten. Ruding is het eens met de bezwaren van Aardenne en vindt dat in ieder geval moet worden toegevoegd dat betere begrotingsdiscipline noodzakelijk is. De raad stemt in met de conclusies maar tekent aan dat de nota van het Nederlandse voorzitterschap niet van toepassing zal zijn op het EPS. Over de richtlijnen van de Nederlandse delegatie naar de Intergouvernementele Conferentie zal nog nader overleg worden gevoerd.