Rond 1800 was het merendeel van de bewoners van de Indische Archipel de islam toegedaan. Deze had zich vermengd met elementen uit oudere godsdiensten. Er was sprake van syncretisme. Arabische kooplieden en uit Mekka terugkerende Indonesische pelgrims voerden echter reeds in het begin van de 19e eeuw een meer orthodoxe interpretatie van de islam in. Zo ontstond de strenge 'santri'-variant van de islam. De nominale moslims werden 'abangan' genoemd.
'Koranschooltje voor jongens op Java', datum onbekend. Bron: KITLV, Leiden, inv.nr. 2469. |
De reguliere christelijke kerkgenootschappen liepen vanaf 1816 aan de leiband van het gouvernement. Ook de protestantse zending en de katholieke missie moesten terdege rekening houden met de wensen van Buitenzorg, maar genoten toch meer vrijheid van handelen. In de loop van de 19e eeuw werden zij steeds actiever, wat geregeld tot botsingen en wrijvingen leidde, zowel tussen christendom en islam als tussen christenen onderling.
'De rond 1840 gebouwde Willemskerk in Batavia, de hoofdkerk van de Protestantse Kerk in Nederlands Indië«'. Bron: KITLV, Leiden, inv.nr. 4065. |
De relatie tussen het gouvernement en de islam was ongemakkelijk. De islam vormde al vroeg een bron van inspiratie om in verzet te komen tegen de vreemde overheersing. Bij meer traditioneel denkende Indonesiërs speelde ook de oude gedachte aan de stichting van een nieuw rijk met een rechtvaardige vorst mee die de Nederlanders zou verdrijven. Sociale omstandigheden, religieuze motieven en politieke verlangens creëerden zo een spanningsveld dat zich herhaaldelijk ontlaadde in opstanden en zelfs bloedige oorlogen zoals de Padrioorlog op Sumatra (1821-1837) en de Atjehoorlog (1873-1904). De Nederlandse kolonisator hanteerde het beginsel van scheiding tussen kerk en staat en wilde neutraal blijven in godsdienstige aangelegenheden. Zeker zo belangrijk was echter het streven naar handhaving van rust en orde.
Vanaf 1871 kon de gouverneur-generaal voor bestuurlijke problemen terugvallen op een adviseur voor inlandse zaken. Tussen 1889 en 1905 werd deze post bekleed door de aan de Leidse universiteit opgeleide arabist en islamkenner dr. C. Snouck Hurgronje. Op zijn advies werd de offici�le beleidslijn om islamieten bij de uitoefening van hun religieuze verplichtingen zo min mogelijk in de weg te leggen, maar politieke uitingen van de islam tegen te gaan. De adviezen die hij in de loop der tijd uitbracht zijn elders op deze website te raadplegen. Met de in 1912 opgerichte Sarekat Islam kreeg Indonesiëtoch zijn eerste politieke partij op islamitische grondslag. Al spoedig ontstonden er binnen deze partij een radicale en een meer gematigde richting. Het gouvernement moest ook hier zijn positie bepalen.
'Hadji Ibrahim, hoofdpenghoeloe van Pati (Java, ten oosten van Semarang), in ambtskostuum'. Bron: KITLV, Leiden, inv.nr. 15.498. |
Veel gegevens over dit onderwerp bevinden zich in het archief van het ministerie van Koloniën dat wordt beheerd door het Nationaal Archief in Den Haag. Doel van dit project is de samenstelling van een digitale gids die de onderzoeker de weg wijst in dit door zijn structuur weinig toegankelijke archief. Centraal staan de besluiten van de gouverneur-generaal, de door hem aan de minister van Koloniën uitgebrachte mailrapporten, de wet- en regelgeving door het gouvernement en de door het ministerie aangelegde dossiers (verbalen). De gouverneur-generaal fungeerde als spin in het web. Bij hem kwamen de meeste informatiestromen bijeen. Daarnaast wordt ook onderzoek verricht in het Indonesische Nationaal Archief in Djakarta en in particuliere archieven, onder meer op het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden en de Universiteitsbibliotheek Leiden.