Uitgegeven door K. Heeringa en J.G. Nanninga (jaar van publicatie: 1910-1966)
Als beginjaar voor het onderzoek naar de Noord-Nederlandse
"straatvaart" op de landen rond de Middellandse Zee werd
1590 gekozen. Voor de beschrijving van de periode tot 1625
vormt het archief van de Staten-Generaal de belangrijkste
bron. Daarna is voor deze bronnenuitgave vooral geput uit
de archieven van de in 1625 opgerichte Directie van de
Levantse handel, die de belangen van de Levanthandelaars
vertegenwoordigde en toezicht hield op de uitrusting van de
schepen en de belastingheffing. De Directie van de Levantse
handel werd in 1826 opgeheven.
Als basis voor deze publicatie dienden missiven, memories,
resoluties, conventiën en consideratiën uit het
archief van de Directie van de Levantse handel, van de
Staten-Generaal, alsmede uit de archieven van Nederlandse
gezanten in Constantinopel en de consuls in de
verschillende aanloophavens in de Levant (Salonica, Smirna,
Aleppo, Egypte en de 'Barbarijse' staten), in Spanje,
Portugal, Frankrijk, Italië, Malta en in de Griekse
archipel.
Deze bronnenpublicatie in vier delen (zes banden) blijft
hoofdzakelijk beperkt tot een overzicht van de
administratieve organisatie van de Levantse handel. Het
merendeel van de statistische bronnen ging namelijk
verloren. Hieronder bevonden zich de rekeningen van de door
de Directeuren van de Levantse handel te Amsterdam,
Rotterdam, Hoorn en Middelburg ingestelde belastingen op de
uitgaande schepen en inkomende handelsgoederen
(respectievelijk lastgeld en vrachtgeld), alsook de
rekeningen van de in de Levant geheven 'ambassaat- en
consulaatrechten'.