Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

 
English | Nederlands
B WI_G_X043r_281_1

A: Primaire registratie, niet voorhanden.
B: AGH 218 (groot register Willem IV), f. 43r (44r), nr. 266 (1343 febr.-1344 apr.), naar A.
Opschrift:

Heeren Otten van Biland.

Editie/regest: Muller, Reg. Hann., p. 274.

De datering van deze oorkonde is onvolledig; alleen het jaar [13]40 is vermeld. De bovenstaande termina zijn afgeleid van de Goede vrijdag van genoemd jaar (aannemende dat de paasstijl is gehanteerd) en het tijdstip dat graaf Willem IV na een lange afwezigheid in het zuiden weer in Den Haag arriveerde. In het register staat onderstaande tekst temidden van nrs. 280-289, grafelijke oorkonden uit 14 juli (gegeven te Dordrecht) en uit de zomer en het najaar (de laatste d.d. 27 oktober), toen de vorst bij het beleg van Tournai was. Deze teksten zijn in het verloren primaire register niet in strikte chronologische volgorde ingeschreven, en zullen derhalve pas op een later tijdstip in één keer zijn geregistreerd; dat tijdstip van registratie valt dan waarschijnlijk na de genoemde terugkeer van de graaf in de noordelijke graafschappen.

Wi Heynrica here van der Lecke maken cond allen luden dat wi gheset hebben ende beloven heren Otten van Biland, ridder, onsen lieven neve, alle onse renten, alle onse gherechte, alle onse tiende, groet ende cleyne alse gheleghen sijn, ende al onse goed dat gheleghen is in Zuuthollandb te verwaren, ende maken hem dair of onsen ambochts man ende onsen rentemeester, te heffen ende te boren, te doen ende te laten, scouten te setten ende te ontsetten; ende gheloven hem dat in goeden trouwen dat wi hem dair of niet ontsetten en sullen noch ontwaren, wi en hebben hem eerste volghedaen van allen saken als hier na ghescreven staet. Dat es te wetene: soe wat hair Otte, onse neve voirs., voir ons uytgheleyt heeft of uyt legghen sal, of gheloeft heeft of doet ghelovenc, dair sullen wi hem of ontheffen ende quiten ter goeder rekeninghe; voert soe en sullen wi end uyt onsen goede ende renten niet doen, wi en hebben hem vol ende al ghequijt. Voert soe wat hair Otte verteert in onsen dienst, dat mach hi ons rekenen, ende dat sullen wi hem ghelden alse verre alse redeliken ende moghentliken es. Ende alle dese voirs. voirwairden ende poyncten gheloven wi hem ende sinen nacomelinghen wel ende trouwelike te e houdene voir ons ende voir onsen nacomelinghen.

Ende omme dat wi willen dat dit vaste ende ghestade si, soe hebben wi Heynricf, here vander Lecke voirs., an desen brief ghehanghen onsen zeghel. Ende omme die meere sekerheyt ende vestenisse ende omme dat wi willen dat heren Otten, onsen neve voirscreven, ende sinen nacomelinghen alle dese voirscreven voirwairden vol ende al ghehouden worden, soe hebben wi ghebeden ende bidden enen hoghen machtighen edelen here, onsen lieven here den ..grave van Heynnegouweng etc., dat hi sinen seghel hanghen wille an desen brief, ende dat hi heren Otten voirscreven houde in allen desen voirghenoemden goede. Ende wi Willaemh graven van Heynnegouweni etc. omme bede willen heren Heynrixj here van der Lecke, ons trouwen ridders, soe hebbik wi onsen seghel ghehanghen an desen brieve, ende gheloven heren Otten voirscreven ende sinen nacomelinghen in allen desen voirscreven voirwairden te houden; int jair viertich.

a
Heynr. B.
b
Zuutholl. B.
c
ghe bovengeschreven B.
d
aldus B; lees hem?
e
hier te herhaald B.
f
Heynr. B.
g
Heynn. B.
h
Will. B.
i
Heynn. B.
j
Heynr. B.
k
heb | bi B.
Oorkonder: heer Hendrik, heer van der Lek, ridder
Destinataris: heer Otto van Bijland, ridder