Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

Graaf Willem IV vergunt vrouw Geertruid, echtgenote van heer Jan Scheve, ridder, die vanwege diens misdrijf uit het land is verbannen en wiens goederen zijn verbeurd, dat zij in het bezit zal blijven van het grafelijk leengoed waarmee Jan haar had gelijftocht, voor zover dat dit nog in grafelijke hand is; voorts gebiedt hij zijn zuster vrouw Justine, de burggravin, haar zoon Jan Arnoud en allen die aanspraak maken op die goederen, dat zij vrouw Geertruid daarin ongemoeid laten.

De in de dienstaantekening genoemde 'Florentius de B.' kan zowel Floris van Borsele betreffen als Floris van der Boekhorst, baljuw en rentmeester van Amstelland en Waterland; gezien de plaats van uitvaardiging is de laatstgenoemde wel het meest waarschijnlijk.

Willem grave van Heynnegouwen^a etc. maken cond etc. Want her Jan Sceve, ridder, overmits sire broke onse lant ende sijn eyghenghoet ende sonderlinghe alsulc ghoet als hi van ons te lene helt jeghens ons verboert heeft, ende wi verstaen dat vrouwe Ghertruyt, zijn wijf, min heeft dan hoir mit reden behoeven zoude, soe ^b hebben wi hoir zulke gratie ghedaen dat wi alsulc ghoet als her Jan Sceve van ons te liene helt ende hi vrouwe Ghertruyt^c, sinen wive, mit onser hant tot hoere lijftocht ghemaect heeft, also verre alst bi onser hant onvercoft ende onverset es, dat si dat hebben ende ghebruken zal, tot onsen wederzegghen; ende ombieden verJoestynen der burchgravinnen, onser zuster, ende Jan Aernd haren sone, ende anders allen den ghenen die him des ghoets onderwinden, dat si vrouwe Ghertruden voirscreven des ghoets vryliken laten ghebruken, also lief als si ons hebben.

Ghegheven tote Aemstelredam des dinxendaghes na sinte Lucien dach anno XLIIII^o.