Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345

Willem van Wendelnesse, ridder, belooft om vóór 12 februari eerstkomende de graaf van Holland goed in vrij eigendom te zullen opdragen ter compensatie voor het Grote eiland, ongeveer 13 morgen groot, in het ambacht Munsterkerk, dat hij mag verkopen aan wie hij wil; wanneer hij in dezen in gebreke blijft, mag de graaf beslag leggen op zijn ambacht te Munsterkerk.

Zie ook het volgende nr. ZH 29 in het register.

De onderstaande tekst is gebaseerd op afschrift B.

Allen den ghenen die desen brief^a sullen sien of horen lesen make ic^b cont Willaem^c van Wendelsnesse^d, ridder. Want mijn lieve here die grave van Holland^e etc. mi te gratie ghedaen hevet, dat is dat Groet eenland, dat groet es van XIII morghen luttel min of meer ende dat ict noch toe ghebruic^f hebbe ende gheleghen es int ambocht van Monsterkerke^g, vercopen mach so wie ic wille, ende hi dat waren zal den ghenen diet coept ende daer in houden; so beloef ic minen lieven here voers. dat ict hem twisken hier ende Vastenavond nastcomende^h of sinen bode also groetⁱ goet opdraghen zal in rechten eyghen. Waer dats ics niene dede, soe verwilcorde ic mi^j om dat mijn here of sijn boden horhant^k slaen an mijn ambocht ter Monsterkerke^l ende des vrielike ghebruke als sijn eyghen, sonder enich^m weder segghen van mi of van minen weghenⁿ.

In orconde desen brief^o etc. Datum in Dordrecht^p feria V^a post Remigii anno XIX^oq.