Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960

 
English | Nederlands

Zendelingen Vereniging op de Molukken

Naam Zendelingen Vereniging op de Molukken
Naamsvarianten
  • Zendelingen Vereeniging op de Ambonesche eilanden
Periode 1854-1868
Denominatie nederlands hervormd
Org Zending

Korte geschiedenis

De Vereniging van Zendelingen op de Molukken werd in 1854 opgericht naar aanleiding van het in dat jaar gesloten contract tussen het Nederlandsch Zendelinggenootschap en het ministerie van Koloniën. Het NZG verplichtte zich daarbij om zes zendelingen naar de Molukken te sturen. Deze kregen een salaris van de koloniale regering maar waren in dienst van het NZG. Hun voornaamste taak was de zielzorg voor alle inheemse christenen in dit uitgestrekte gebied. Niet bekend is wanneer de vereniging ophield te bestaan. Het ontslag van br. Roskott in 1864 en de opheffing van de kweekschool voor inheemse onderwijzers in Ambon-stad heeft mogelijk het einde ingeluid. Zie verder de nadere toegang.

 

 

Organisatie

Van de vereniging waren alle zendingen van het NZG in de Molukken lid. De vereniging had een gekozen bestuur en stond in geregeld contact met het hoofdbestuur van het NZG. Bij de oprichting bepaalde het NZG nadrukkelijk dat de vereniging geen rechtspersoonlijkheid had en dat het beleid helemaal een zaak bleef van het hoofdbestuur in Rotterdam. De vereniging beheerde de zendingskas en had een thesaurier. In 1857 was dat broeder Roskott, de directeur van de kweekschool voor inheemse onderwijzers op Ambon.

Doelstelling

Een officiële doelstelling is niet teruggevonden. Doel was overleg te voeren met collega-zendelingen over het zendingswerk.

Taken en activiteiten
  • Zendingscoördinatie
Continenten
  • Azië
Lokatie
  • Nederlands Indië
  • Molukken
  • Ambon
Meer over het archief
Beschrijving archief

De vindplaats van het archief is onbekend.

Nadere Toegangen

Brieven van het Nederlands Zendelinggenootschap naar de Molukken

1835-1837

 

 

bron:

Archief Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers

Nederlands Zendelinggenootschap

toegangsnummer 1102-1

inv. nr. 219

Register met afschrift van uitgegane brieven naar Ambon, 1835-1840

Samenvattingen van brieven

 

 

Inleiding

 

 

Het register bevat afschriften van uitgaande brieven aan het Hulpgenootschap op Ambon en aan zendelingen, en daarnaast uittreksels uit het register van besluiten van het hoofdbestuur met veelal benoemingen. Veel stukken gaan over de financiën. Jaarlijks, later halfjaarlijks werd de rekening van de zending opgemaakt. Er werd met wissels geld overgemaakt naar Batavia. De brieven aan de zendelingen bevatten veel instructies en vermaningen. Het op Ambon gevestigde Hulpgenootschap is bedoeld als een intermediair tussen het hoofdbestuur van het NZG in Rotterdam en de zendelingen in het veld op Ambon en de andere eilanden. In principe is de predikant van Ambon-Stad voorzitter van het Hulpgenootschap. Wanneer de post van predikant vacant is komt de oudste zendeling op Ambon in aanmerking om het voorzitterschap te bekleden. Nieuwe leden van het hulpgenootschap worden benoemd door de directie [= bestuur] van het NZG of aan dit ter benoeming voorgedragen. Van vergaderingen van zendelingen over problemen die zij tegen zijn gekomen is in de brieven geen spoor te vinden. Wel worden de zendelingen steeds weer aangespoord om een dagboek of journaal bij te houden en uittreksels daaruit op te zenden naar Rotterdam waar het hoofdbestuur kantoor houdt. Deze uittreksels of delen daaruit worden dan weer afgedrukt in de organen van het Nederlands Zendelinggenootschap.

Het NZG zag Ambon als het middelpunt van de zending in de Molukken, terwijl men rond 1835 ook al dacht over een zending op Noord-Celebes.

Hieronder zijn de brieven samengevat.

 

1835, 16 december

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap

Over de financiën. De weduwe Kam heeft aan het NZG overgemaakt f 4.356 waarvoor wij haar zeer erkentelijk zijn. Br. Vonk is werkzaam op Ceram en heeft er blijkens een brief van 1 december 1834 door ons ontvangen op 22 september 1835 in de negorij Waysama 62 heidenen met het opperhoofd in de christelijke kerk opgenomen en er een kerk ingewijd. Hij heeft ook een kerk ingewijd in de negorij Loky en in een derde negorij scholen bezocht, catechisatie gehouden en kinderen gedoopt. Het genootschap moet Ceram als het grootste eiland zorgvuldig in de gaten houden. Daarna komt Boeroe aan de beurt.

Br. Keyzer blijft uw voorzitter en eerste raadsman van de andere zendelingen. Het NZG wenst een nauwkeurig rapport te ontvangen over de staat van het christendom op het hele eiland Ambon. Dit moet een geheel christelijk eiland worden. Graag aandacht voor het plan van de gouverneur om br. Roskott aan te stellen tot hoofd van de Hollandse school. Dit mag niet buiten u om geregeld worden. Het NZG wil dat er onder toezicht van het Hulpzendelinggenootschap een school voor inlandse onderwijzers komt. Deze zijn niet alleen bestemd voor Ambon maar ook voor andere eilanden. Onder bepaalde voorwaarden mag br. Roskott beide functies combineren. Roskott wil ontheven worden van de verplichting in artikel 14 van zijn instructie verwoord, maar daar gaat het NZG niet mee akkoord. Dit artikel bepaalt dat een zendeling alleen na verlof van het NZG mag trouwen. Het NZG wil voorkomen dat het huwelijk van een zendeling hem belemmert in zijn functie en een verbintenis met een niet geschikte persoon voorkomen. Wij vernamen echter dat de keuze van Roskott is gevallen op een dochter van der bestuurders, en dat is een goede partij. Roskott kan echter zijn vrouw alleen onderhouden als hij benoemd wordt aan de Hollandse school en daarvoor van het gouvernement een salaris ontvangt. Zo niet, dan zouden de kosten van de echtgenote ten laste komen van het genootschap, iets wat het niet kan doen. ‘wij moeten van alle onze zendelingen vorderen dat zy tegen alle de begeerlijkheden des tegenwoordigen levens strijd voeren in de volle wapenrusting des geloofs en geene andere spyze kennen dan te doen den wil des Hemelschen Vaders.’ Er wordt op Ambon waarschijnlijk een predikant aangesteld.

 

1835, 16 december

Hoofdbestuur aan br. Roskott

Roskott kan voor minder belangrijke zaken corresponderen met de zoon van secretaris Ledeboer. Het genootschap is tevreden over wat Roskott tot nu toe heeft gedaan. Hij heeft Maleis geleerd en kan al na drie maanden teksten vertalen. Het is uw taak Maleise onderwijzers op te leiden zodat er overal scholen komen. Het Hulpgenootschap is derhalve gemachtigd Roskotts salaris te verhogen.  Een combinatie met een aanstelling op de Hollandse school mag onder zekere voorwaarden waarvoor Roskott zich moet wenden tot het Hulpgenootschap. ‘Daarom, Waarde Broeder! […] beschouw Uwe Instructie als eene tweede conscientie.’ In plaats van ontheffing te vragen van artikel 14 hadden wij liever gezien dat u om verlof tot een huwelijk had gevraagd. Ontheffing wordt niet verleend want ‘de ervaring heeft ons geleerd dat het hart menigmaal verstand en roeping cijnsbaar aan zich maakte.’ Aangezien wij vernamen naar wie uw voorkeur uitgaat, hebben wij echter het hulpgenootschap bericht dat deze verbintenis wordt toegestaan.

 

1835, 16 december

Hoofdbestuur aan br. Keyzer, voorzittervan het Hulpgenootschap.

Wij verwachten van het Hulpgenootschap hulp bij de uitvoering van de zending, medebestuur samen met ons en handhaving van de aan de zendelingen gegeven instructies. Wij hebben het Hulpgenootschap door wissels te accepteren van voldoende middelen voorzien om te doen wat u is opgedragen. Het NZG wil niet dat zendelingen zonder voorkennis van het NZG in dienst van het gouvernement treden. Het NZG verwacht dat het gouvernement Keyzer betaalt voor zijn werk als predikant ad interim. Het is niet de bedoeling dat de zendelingen verbintenissen aan gaan buiten het Hulpgenootschap om, Verzoek om toezending van de jaarrekening van 1835 en de begroting van 1836. Na de dood van br. Gericke hebben wij br. Hartig, die zonder onze toestemming naar Padang was gegaan en daarom door ons was ontslagen,  tot predikant in Ambon willen benoemen omdat wij graag daar een zendeling als leraar willen hebben staan. Volgens de instructie van Keyzer uit 1832 was zijn bestemming Celebes, mocht br. Kam hem niet nodig hebben op Ambon. Na de dood van Gericke en Kam moet Keyzer in Ambon blijven, maar zich buiten de hoofdstad vestigen omdat het wonen daar goedkoper is. Hij moet alle gemeenten en negorijen bezoeken, daar de zondag vieren, zorgen voor de scholen en onderwijzers zodat de hele bevolking van dit eiland en de omliggende eilanden, geschat op ongeveer 20.000 zielen, christen worde. Nu br. Tinn van de Banda Eilanden is vertrokken, zenden wij daarheen geen predikant meer, wel moeten deze eilanden vanuit Ambon eens per jaar bezocht worden. Br. Ruden moet, wanneer hij gemist kan worden, naar een van de andere eilanden worden gezonden. Het NZG beveelt de school van Roskott in zijn aandacht aan.

 

1836, 4 januari

Hoofdbestuur aan br. Keyzer

Br. Keyzer moet zich ergens vestigen op Ambon en af en toe bezoekreizen maken. Het is niet de bedoeling dat hij voortdurend reizen maakt. Bij afwezigheid moet hij een onderzitter van het Hulpgenootschap aanwijzen.

 

1836, 23 maart

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Het voorstel om de weduwe van br. Gericke naar Nederland te laten overkomen wordt toegestaan. De voordracht is gedateerd 28 maart 1835, pas in september 1835 verzonden en op 4 maart 1836 in Rotterdam aangekomen.

 

1836, 23 maart

Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang

Wij hebben met genoegen vernomen dat u klaar staat om naar Ambon te vertrekken. De post daar evenals de posten op Timor en in Menado worden al jaren lang door onze zendelingen bekleed. Nu is Van der Beek op Ambon tot predikant benoemd zodat er geen reden meer is naar Ambon te gaan, want dan zouden er daar te veel zendelingen zijn. Br. Hartig moet daarom in Padang blijven waar per koninklijk besluit een predikantsplaats is gecreëerd. Sumatra komt nog niet aan bod als zendingsgebied, pas wanneer alle heidenen in de Molukken bekeerd zijn en de nieuwe gemeenten kunnen worden overgedragen aan de Indische Kerk, kan daar sprake van zijn. Het NZG kan daarom nog geen assistent en een drukpers zenden. Wel krijgt Hartig een salaris van f 200 als voorzitter van het nieuwe weeshuis. Bijgevoegd is het bestuursbesluit over het salaris. Het weeshuis is bestemd voor kinderen van christelijke vaders en heidense moeders. Het geld wordt uitbetaald door het Javaans Medewerkend Zendelinggenootschap.

 

1836, 24 maart

Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang.

Sprake van een onbeleefde brief van Hartig aan het NZG en een latere waarin hij daar op terugkomt. Het ontslag is door het bestuur ingetrokken. Hij heeft in Padang al veel tot stand weten te brengen mede door de hulp van de heer Aandeweg. Wij willen graag meer informatie. Het NZG ziet graag dat zendelingen een journaal bijhouden. Br. Hartig doet dit niet omdat naar zijn inzicht ‘vele zaken later in een ander licht gezien worden dan te voren.’ en er makkelijk een verkeerd gebruik wordt gemaakt van uittreksels uit een journaal die worden overgezonden. Een journaal is volgens het hoofdbestuur nodig omdat ‘gij volgende ondervindingen met vroegere vergelijken kunt  en alzoo te eerder door ervaring wijs wordt, Uzelven ook steeds zoowel als anderen verantwoording doen kunt en een schat van bijzonderheden verzamelt, waaruit gij voegzame gelegenheden nuttige mededeeling kan voortvloeyen.’ Wij rekenen er dus op dat wij voortaan geregeld journalen van u ontvangen. Verzoeken en voorstellen aan het bestuur horen niet in het journaal thuis maar moeten worden verwoord in een afzonderlijke brief die u richt ofwel aan het hoofdbestuur ofwel aan de aan u toegewezen correspondent. Verzoeken om een assistent en om een Engelse drukpers daar te mogen overnemen worden niet ingewilligd. Wij zijn verheugd te lezen dat de verwoeste kerk van Padang is herbouwd. Aan het weeshuis wordt een bijdrage gegeven van f 200. Wij willen dat u overlegt met andere zendelingen en ons alvorens nieuwe activiteiten te ondernemen. Wij hadden u graag naar de Zuid-Wester Eilanden gezonden. U vindt dat nutteloos. Oproep tot een coöperatieve houding.

 

1836, 25 maart

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap

Wij zenden aan u het bestuursbesluit over de oprichting van de kweekschool. Bij plaatsing van de opgeleide onderwijzers hebben de scholen die onder een bestaande zendingspost vallen voorrang. De schoolmeesters hoeven niet te worden opgeleid tot zendelingen, alleen in bijzondere gevallen en bij uitstekende capaciteiten kan dit geschieden. Wij rekenen erop dat u samenwerkt met de gouverneur van de Molukken en de subcommissie van onderwijs aldaar. [In Batavia zetelt de hoofdcommissie voor het Onderwijs die de koloniale regering adviseert over onderwijszaken] Wij zullen naar Batavia schrijven om een of meerdere schoolboekjes herdrukt te krijgen. Het is goed dat Roskott enige boekjes heeft vertaald en zien graag dat hij ook wat oorspronkelijks maakt. Er komt een reglement op de kweekschool.

Bijgesloten is het besluit van het hoofdbestuur van 23 maart 1836 tot oprichting van de kweekschool, het instituut genaamd. Het plan waarover de gouverneur van de Molukken heeft geadviseerd wordt goedgekeurd. Het plan voorzag oorspronkelijk in een opleiding voor zendelingen. De school valt onder het Hulpzendelinggenootschap.

 

1836, xx maart

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Verzoek aan het genootschap om de subcommissie voor onderwijs zo ver te krijgen dat het geschikte onderwijzers zendt naar de Zuid-Wester Eilanden Roma, Moa en Letti. Zij staan onder de daar werkende zendelingen die ieder half jaar rapporteren aan de subcommissie over hun werk. Aan de zendelingen Bär op Kisser en Holtz op Letti wordt toegestaan hun zonen naar de nieuwe kweekschool te zenden.

 

1836, 30 maart

Hoofdbestuur aan br. Keyzer op Ambon.

Wij lazen uw dagverhaal over uw reis naar Ceram lopend over de periode 8 augustus tot 31 december 1834, in januari 1836 door ons ontvangen.

Verbazing over het aantal naamchristenen dat hij aantrof ondanks het gebrek aan toezicht en de slechte schoolmeesters in diverse negorijen. Goed dat u op enkele uitzonderingen na het Avondmaal niet hebt laten vieren omdat de bevolking zondig leefde of te veel onkundig was. Bij aankomst op Waysama werd u verwelkomd door lieflijk gezang van kinderen. Zodra er weer een zendeling beschikbaar is moet deze naar dit dorp worden gezonden. Hoe is de ligging en wat brengt de grond er voort? Is dit te danken aan het werk van br. Vonk? Verbazing dat er in Karuw nog een overblijfsel is van een groot kerkgebouw, waaruit weer blijkt tot hoever de verkondiging is gegaan. Nu is 80% van de bevolking er islamitisch, de rest christen. Ook in Sory Sory stond een kerk die nog uit de tijd van de Compagnie moet stammen. Dit bewijst dat men het niet gevaarlijk vond om de bevolking christelijk te maken en dat er geen gevaren uit zijn voortgekomen. Het werk op Ceram moet worden voortgezet. Het journaal geeft helaas niet duidelijk aan waar de bezochte plaatsen liggen en hoe u gereisd bent. Graag de volgende maal een meer nauwkeurige opgave. De situatie op de kleine eilanden zoals Saparoea en Haroekoe is beter. Wij zijn benieuwd naar de resultaten van uw komende bezoekreis naar Boeroe. Hier hebben wij nog nooit iets gedaan en er moeten eerst scholen komen. Het aantal christenen zal er klein zijn. Wij ontvangen van de broeders werkzaam op de Zuid-Wester Eilanden een fraaie beschrijving van de situatie daar. Uw dagverhaal zal ‘voor zooveel mogelijk’ worden gedrukt en verspreid.

 

1836, 22 mei

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Goedkeuring rekening maart 1832-december 1832. Details over de verschillende posten en de wijze waarop de rekening is ingericht. Dank voor de rekening van de schoolmeesters over november 1833-juni 1835. De rekening zelf is afgeschreven.

 

1835 [sic], 3 mei

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Wij ontvingen de eerste aflevering van uw Maleise schoolboek en zijn daar tevreden over. Wij vernamen over de ramp die onze kleine kerk heeft getroffen. Brieven aan het Hulpgenootschap zijn verloren gegaan, maar duplicaten zijn meegegeven aan een ander schip.

 

1836, 16 juni

Hoofdbestuur aan br. Ruden.

Spijtig te vernemen dat uw reis naar Ambon is vertraagd.

 

1836, 20 juni

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Besluit over het boekjaar van de rekeningen. Gezien de grote afstand tussen Nederland en het zendingsgebied moet er frequenter rekening worden afgelegd. Voortaan ieder half jaar een rekening en een begroting.

 

1836, 4 oktober

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Handelt over het zenden van geld per wissel via de Nederlandse Handelmaatschappij naar Batavia en Ambon.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap

Bevestiging van de overdracht van het voorzitterschap door br. Keyzer aan  ds. P. van der Beek bij diens aankomst op Ambon. Het NZG zendt het diploma dat Van der Beek nodig heeft om de vergaderingen bij te mogen wonen en de aanstelling tot directeur. Aangezien het verblijf op Ambon duur is, moeten zo veel mogelijk zendelingen naar andere eilanden gezonden worden. De verplichting om de kerken op Ambon in stand te houden berust bij het bestuur van de Protestantse Kerk van Nederlands-Indië. De zendelingen Keyzer en Ruden moeten derhalve naar Saparoea. Zij moeten af en toe ook  de negorijen op Ambon bezoeken en br. Keyzer blijft lid van het Hulpgenootschap. Voor herstel van de verwoeste kerk is f 4.000 nodig, maar er is geen geld voor herbouw.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Besluit tot toekenning van een eenmalige uitkering van f 100 aan de weduwe van B. Muller.

 

1836, 28 oktober

Extract bestuursbesluit.

Br. Keyzer en br. Ruder gaan naar Saparoea en verdelen daar het werk onderling. Het Hulpgenootschap zal zorgen voor voldoende schoolmeesters.

 

1836, 11 november

Extract bestuursbesluit.

Br. ds. F. van der Beek, die al medewerkend lid is, aan te stellen tot directeur van het Hulpgenootschap.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan ds. Van der Beek.

Nu u bent aangetreden als predikant van Ambon, kunnen onze zendelingen weer worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Het is altijd onze wens geweest dat gemeenten die helemaal christelijk zijn en streken die het christendom zijn toegedaan geleid worden door predikanten. Als medewerkend lid en directeur van het Hulpgenootschap is hij een wachter over de kudde.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Met genoegen vernemen wij over de voortgang van de school en dat uw schoolboekjes over heel Ambon en de omliggende eilanden zijn verspreid. Een aantal ervan zal naar Menado worden gezonden. Op uw verzoek zenden wij u de concordantie op de Bijbel van Frommius. Wij zien met leedwezen dat u in strijd met artikel 2 van uw instructie niet bereid bent om zich te onderwerpen aan de zendelingen. Elk beroep heeft zijn eigen plaats. Titus gehoorzaamde toch ook Paulus?

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan de weduwe van Jozef Kam sr.

Mededeling dat het hoofdbestuur geen geld uit kan trekken voor de herbouw van de verwoeste kerk in Ambon die door haar en wijlen haar man aan het NZG was geschonken.

 

1836, 21 december

Extract bestuursbesluit.

Besloten dat br. Höfker, die tijdelijk is gestationeerd op Ternate, naar Rotti gaat.

 

1837, 27 januari

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Mededeling dat nieuwe leden van het hulpgenootschap benoemd worden door de directie van het NZG of aan dit kunnen worden voorgedragen.

 

1837, 4 april

Hooofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Handelt over de rekening januari-juli 1836. Zendeling Keyzer die op Kaybobo op Ceram is gestationeerd moet worden opgedragen ieder half jaar een journaal in te leveren. Dit moet zijn ingericht als een dagverhaal. Verder verlangt het hoofdbestuur vanaf juli 1837 een verslag over wat er is gedaan. Rotterdam wil ook meer details over het financiële beheer van de kweekschool terwijl aan br. Roskott te veel salaris is uitgekeerd. De school is begroot op 12 leerlingen. Het Hulpgenootschap mag, zoals al eerder is bepaald, geen geld op rente uitzetten.

 

1837, 8 augustus

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap

Br. Keyzer heeft het ambt van predikant in Ambon waargenomen omdat ds. Van der Beek is overleden. Het verslag van de reis van Keyzer gemaakt in 1835 is het hoofdbestuur goed bevallen en in de handelingen van het NZG afgedrukt. In 1838 moet br. Keyzer weer een reis maken waarvoor f 300 wordt gereserveerd. Men verwacht een verslag daarvan vóór juni 1839 en hoopt op toezending van journaals uit de jaren 1836 en 1837.

 

1837, 9 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Papier en inkt worden opgezonden om schoolboekjes te laten drukken. Wat bij u niet gedrukt kan worden, moet naar Rotterdam worden opgestuurd om daar gedrukt te worden. Met genoegen vernemen wij dat het gouvernement de afgestudeerde kwekelingen plaatst en dat er twee schoolmeesters zijn uitgezonden naar de Zuid-Wester Eilanden. Het bestuur wil ieder half jaar een rekening zien van de school met de namen van de leerlingen met persoonlijke gegevens. Raadgevingen: houd de school op peil, zorg ervoor dat de kwekelingen in contact met elkaar blijven en onderhoud een briefwisseling met hen. Laat enkele van hen verslagen opzenden en gebruik deze om een overzicht te maken van het onderwijs in het gebied van de Ambonmissie. Verzoek om de door hem gemaakte schoolboeken op te sturen, want ‘hier zullen zij U een goeden naam, vertrouwen, hulp en bekroning’ bezorgen.

 

1837, 10 augustus

Hoofdbestuur aan br. Ruden op Saparoea.

Aan Ruden is bericht dat hij geordend is. Dit dient te volgen op een goede kennis van het Maleis en niet, wat vroeger wel gebeurde, eraan vooraf te gaan. Wij ontvingen van u geen journaal of bericht over uw werkzaamheden zoals in de instructie is voorgeschreven. U mag alles aan ons vragen, maar wij accepteren niet dat u langs andere wegen uw doel bereikt. Verzoek om toezending van brieven en verslagen over wat hij in 1836 en 1837 heeft gedaan.

 

1837, 10 augustus

Extract bestuursbesluit.

Verzoek aan het Hulpgenootschap te berichten hoe het staat met de spreekvaardigheid van br. Ruden in het Maleis.

 

1837, 12 augustus

Hoofdbestuur aan het Hulpgenootschap.

In uw laatste brief wederom geen nieuws over br. Vonck die in Kaibobi zit. Wij ontvingen ook geen journaals en andere berichten van hem, dus wordt gedreigd met intrekking van zijn salaris. Verzoek om een rapport over de activiteiten van deze zendeling.

 

1837, 18 augustus

Hoofdbestuur aan br. Vonck in Kaijbobo op Ceram.

Wij hebben sedert een jaar niets van u vernomen en nemen dus aan dat u niet actief bent. Andere broeders, waaronder die van ons geen salaris ontvangen omdat zij in dienst van het gouvernement zijn, zenden ons wel hun journaals. Dreiging met intrekking van het salaris ‘want luie en nuttelooze dienstknechten willen wij niet gaarne versorgen.’Verzoek om geregeld journaal te houden en ons ieder half jaar een uittreksel toe te zenden.

 

1837, 20 augustus

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Goedkeuring van de rekening tot einde 1836.

 

1837, 21 augustus

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

De vermoedelijke uitgaven in 1837 bedragen f 9.260. Op de loonlijst staan de zendelingen Keyser, Roskott, Ruden en Vonk, een onbekend aantal schoolmeesters en het instituut van br. Roskott met 12 kwekelingen.

 

1837, 2 oktober

Hoofdbestuur aan de nieuwe gouverneur-generaal [sic] van de Molukken.

Dankzij de medewerking van de oude gouverneur Ellinghuijzen is het christendom op de Molukken sterk vooruitgegaan, zodat de bevolking van dit gebied op een hogere trap van beschaving is beland. Het NZG vraagt aandacht voor de huisvesting van de zendelingen Ruder en Keyzer op Saparoea, de kweekschool en medewerking aan de jaarlijkse reis die de meest ervaren zendeling maakt langs de eilanden om de scholen te inspecteren, de sacramenten toe te dienen enz.  Meermalen hebben onze zendelingen waargenomen als predikant in de Europese en Maleise gemeenten in Ambon-Stad.  zonder daarvoor salaris te ontvangen. Verder bevelen wij het lot aan van onze zendelingen op de Zuid-Wester Eilanden. Er wordt daar vaak oorlog gevoerd. Wanneer deze eilanden onder burgerlijk gezag gebracht worden, kunnen wij de bevolking christen maken ‘en daar door tot nuttige onderdanen voor onze colonies op te leiden’.

 

1837, 6 november

Secretarissen van het NZG aan br. Keyzer, voorzitter van het Hulpgenootschap.

Wij ontvingen geen berichten van u, ook geen journaal over 1836. Een ijzeren drukpers waar u om gevraagd heeft zal worden aangekocht en opgezonden. De oude is nog bruikbaar en mag niet door witte mieren worden opgegeten. Opzenden van een drukkersgezel is niet nodig omdat dergelijke lieden in Ambon kunnen worden opgeleid. We willen volgend jaar Maleise schoolboeken opzenden naar Ambon.

 

1837, 8 november

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Wij zien graag een beschrijving van de toestand van het christendom in uw gebied tegenoet. Br. Keyzer wordt ontheven van zijn verplichtingen als zendeling nu hij in dienst is getreden van het gouvernement.

 

1837, 7 november

Secretarissen NZG aan Hulpgenootschap.

Over de zending van brs. Keyzer en Ruden naar Saparoea. Uitvoerig betoog dat het NZG alles heeft gedaan wat nodig was voor deze uitzending. De broeders klagen nu en verwijten het hoofdbestuur ontrouw. Verzoek aan het Hulpgenootschap de broeders terecht te wijzen.

 

1837, 21 december

Secretarissen aan Hulpgenootschap.

Br. Ruden is vertrokken naar Saparoea. Wij verwachten in 1838 nader bericht over hoe het gaat.

 

1837, 21 december

Secretarissen aan br. Keyzer te Ambon.

Wij ontvingen een uittreksel uit uw dagverhaal over de periode januari-juni 1836. Een journaal dient om de voortgang na te gaan, problemen te signaleren en een zekere verantwoording af te leggen aan de leden. Uw tocht in de baai was zeer nuttig. Het is uw taak onbekwame meesters te weren. De kweekschool moet onderwijzers afleveren die de dag des Heren op de juiste wijze kunnen vieren. Nog beter is het wanneer u een dergelijke reis meer dan één maal per jaar doet. Sprake van ds. Veekmans die op Ambon de beide gemeenten moet gaan bedienen. Leren van het Maleis is moeilijk. Uit uw binnengekomen verslag blijkt dat het aantal nieuwe christenen niet groot was. raadgevingen: sticht op het middelpunt van het eiland of waar veel gemeenschap is een kerk en een gemeente. Probeer te bewerkstelligen dat de christenen één keer per jaar bijeenkomen voor een christelijk feest om dit gezamenlijk te vieren. Wij hopen dat u eind 1836 een reis heeft gemaakt naar Ceram. ‘Schrijft toch menigvuldig [aan ons] wat gij doet, denkt en zoudt begeeren dat gedaan werdt’.

 

1837, 28 december

Secretarissen aan Hulpgenootschap.

Gezien de berichten van de eilanden Moa en Lackar achten wij nodig dat het onderwijs daar meer wordt ondersteund. Er zijn nu op deze twee eilanden negen scholen met daaraan verbonden drie Ambonse meesters, drie inheemse en drie ondermeesters. Dringend verzoek meer meesters te sturen naar br. Dommers. Verzoek om rescriptie op dit bericht.

 

 

Brieven naar de Molukken, 1855-1857 en 1862 -1864

 

 

vindplaats:

Het Utrechts Archief, Utrecht

Archief Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers

toegangsnummer 1102-1

inv. nrs. 222 (1855-1857) en 223 (1862-1864)

 

 

 

Inleiding

 

Dit bestand bestaat uit samenvattingen van brieven geschreven voor het hoofdbestuur van het NZG aan zendelingen werkzaam op Ambon en omringende eilanden. Bijna alle brieven reageren op brieven van zendelingen aan het Hoofdbestuur. Het register bevat ook de tekst van de vrachtbrieven waaruit blijkt welke goederen naar Ambon werden gezonden. De samenvattingen zijn niet voorzien van trefwoorden omdat het aantal onderwerpen dat in de brieven behandeld wordt zeer groot is.

De zending op Ambon vanwege ghet NZG was begonnen in 1814 toen Joseph Kam die toen nog in dienst was van de London Missionary Society (zie ook dat format), op Ambon aankwam. Kam is tot aan zijn dood zeer actief geweest. Hij bezocht vele eilanden en legde contacten met christelijke schoolmeesters en voorgangers die decennia lang geen Europese predikant op bezoek hadden gehad. Na Kams dood in 1833 was er geen echte opvolger en dreigde de zaak weer te verslappen. In 1854 sluit het Nederlands Zendelinggenootschap een overeenkomst met de minister van Koloniën waarbij het NZG de zorg voor de inheemse christengemeenten in de Molukken op zich neemt. Het NZG zegt toe te zullen zorgen voor zes zendelingen, in ruil waarvoor de koloniale regering aan hen een salaris, vrije woning en dienstreizen voor rekening van de regering toekent. De zendelingen hebben vanaf dan derhalve twee meesters: de regering en het Genootschap. Tevens wordt dan een vereniging van zendelingen opgericht die een of twee keer per jaar vergadert over zaken die allen aangaan. Uitdrukkelijk bepaalt het hoofdbestuur van het Genootschap dat de vereniging geen rechtspersoonlijkheid krijgt en dat zij geen beleidsmatige bevoegdheden heeft. Met deze regeling week de Nederlandse overheid af van haar beleidslijn dat de koloniale regering neutraal was in godsdienstzaken. De vereniging hield conferenties maar de brieven afgeschreven in dit register bevatten daarover geen informatie. In de inventaris van het archief van het Nederlandsch Zendelinggenootschap (Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers, toegangsnummer 1102-1) wordt merkwaardig genoeg in het geheel geen melding gemaakt van notulen of verslagen van deze conferenties. De vereniging beheerde de zendingskas, waarvan br. Roskott, de directeur van de kweekschool voor inheemse onderwijzers in Ambon-stad, penningmeester was. De in Ambon aangekomen goederen werden door Roskott in een depot opgeslagen. In 1864 werd Roskott ontslagen nadat gebleken was dat hij een verhouding had met een vrouw die door haar man verlaten was. Het bestuur van het NZG, dat als gevolg van de afsplitsing van enkele meer orthodoxe groepen leden in de financiële problemen was geraakt, hief toen de kweekschool op. In de eraan voorafgaande jaren waren er al geregeld wrijvingen geweest tussen het hoofdbestuur in Nederland en de zendelingen. Een punt van discussie was bijvoorbeeld de eis van het hoofdbestuur dat alle manuscripten voordat zij naar de drukker gingen aan Rotterdam ter beoordeling werden voorgelegd. Het betrof dan bijbelvertalingen, leer- en leesboeken en werken over bijbelse geschiedenis. Een ander thema dat steeds terugkeert is het permanente gebrek aan geld en aan geschikte zendelingen.

 

1855, 22 mei

Hoofdbestuur aan br. Lyijkx in Hoetoemoeri op Ambon.

Het blijkt dat enige door ons verzonden nummers van de Maandberigten en van de Barmenberichte niet zijn aangekomen. Deze zullen worden nagezonden.

De zending van kinine heeft vertraging opgelopen, maar aan br. Roskott is 2 ½ kilo kinine verzonden zodat hij gerust wat aan u kan uitlenen. Jammer dat er nog steeds koortsen heersen op Ambon, het is ‘de geest van Ambon’.

De berichten over de resultaten uit uw nieuwe standplaats Hoetoemoeri zijn gunstig.

H.W.A. van Oordt, zoon van een oud-hoofdbestuurslid is aan u als correspondent toegewezen.

 

1855, 22 mei

gezondheid

literatuur

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Goed te vernemen dat uw reis voorspoedig verlopen is, jammer te horen dat u zo snel bent aangetast door de koorts. Br. Roskott heeft veel kunnen werken, br. Luijkx is in leven gebleven maar zwak en afgeleefd. Enkele raadgevingen hoe de ziekte te voorkomen. Oorzaken zijn wellicht ‘uitdampingen’ uit stilstaand water, gebrek aan hygiëne of de huizen die tegenwoordig op de grond gebouwd worden en daardoor vochtiger zijn dan vroeger toen zij iets boven de grond gebouwd werden waardoor de lucht er vrij onderdoor kon stromen.

Ambon verlaten? ‘Gij begrijpt, daaraan valt niet te denken’. Wij zien uit naar berichten over de resultaten van uw werk.

Uw verzoek om het boek van Valentijn: daar is moeilijk aan te komen en het is duur.

 

1855, 2 augustus

organisatie

Hoofdbestuur aan de Zendelingvereniging op Ambon.

De brief handelt over de begroting van 1856. Geen problemen.

Wij ontwerpen nu een instructie voor de broeders Teffer en Bär die in oktober aanstaande vertrekken. De verdeling van de standplaatsen zoals door ons vastgesteld is tijdelijk en kan veranderen zodra er zes zendelingen op Ambon zijn.

 

1855, 6 augustus

 

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

U bent niet ingenomen met uw standplaats Saparoea omdat het er zo ongezond is. Verwijzing naar brief van 22 mei 1855. De Minhassa is tegenwoordig ook ongezond. Andere klachten zijn de te grote uitgestrektheid van het zendingsgebied, het te lage salaris en de toestand waarin de gemeenten verkeren.

Wat de grootte van het gebied betreft: wij weten niet welk gebied de koloniale regering u toegewezen heeft. Waarom heeft u de brief daarover niet in kopie aan ons doen toekomen? Wij kunnen het ministerie van Koloniën daar niet mee lastig vallen. Als Batavia aan Saparoea andere gebieden toevoegt moet zij eerst advies inwinnen bij het bestuur van de Indische Kerk en de kerkenraad op Ambon. Wellicht heeft Batavia te veel aan uw gebied toegevoegd, maar de nu geldende regerling is voorlopig en wordt nog herzien zodra er zes zendelingen in de Molukken zijn. Wat het salaris betreft is het het beste de tering naar de nering te zetten.

De situatie van de inheemse gemeenten is ons bekend. Geen wonder want zij zijn lang verwaarloosd. Br. Bossert wordt vermaand om flink te zijn. Uw tweede brief is positiever. Er worden lidmaten aangenomen, er wordt gedoopt en het avondmaal wordt gevierd. De scholen zijn een teer punt omdat erop wordt toegezien door de subcommissie van Onderwijs.

U krijgt van ons nog een instructie.

Het kristallen avondmaals- en doopgereedschap waar u om gevraagd heeft moet in Bohemen besteld worden en we weten niet hoe duur dat is.

Aan br. Linemann in Menado zijn opgezonden de verlangde Maandberigten, de Kleine Stukjes, de verslagen en redevoeringen. U zult ze voortaan via br. Roskott ontvangen.

 

1855, 14 november

De commissie van het NZG voor de zending op Ambon aan br. Roskott in Ambon.

Antwoord op een brief van Roskott waarvan alleen een duplicaat zonder de bijlagen is ontvangen. Dank voor de inlichtingen over de kweekschool die wij willen gebruiken om voorstellen te doen op de maandvergadering van het dagelijks bestuur. De school is gevestigd op Batoe Meira. Helaas ontbraken de schets van het gebouw en de lijst van kwekelingen die wij graag alsnog ontvangen. Wij hebben behoefte aan meer informatie en voorbeelden zodat wij beter begrijpen wat u bedoelt. U vraagt om leerboeken maar willen eerst weten wat u al heeft zodat wij kunnen zien wat aanvulling behoeft. Wij achten het nodig dat er op de kweekschool onderwijs in de Nederlandse taal wordt gegeven, want de Maleise literatuur heeft niet veel te bieden. Het is dus wenselijk om een jonge onderwijzer uit Europa naar Ambon te sturen om dit vak te geven. Deze kan u ook opvolgen of vervangen, want anders gaat alle opgedane kennis en ervaring verloren wanneer u er niet meer bent. De andere zendelingen  zijn voor dit werk niet opgeleid. Verzoek aan Roskott daar eens rustig over na te denken, want voordat een jonge onderwijzer is gevonden en kan worden uitgezonden gaat er nog veel tijd overheen.

 

1855, 7 november

Hoofdbestuur aan br. Schot.

U heeft Timor verlaten wegens gebrek aan geld, maar zonder daarvoor aan ons verlof te hebben gevraagd. Uw verhuizing van Babauw naar Koepang was al een eigenmachtige daad, maar te billijken wegens de toestand van uw vrouw. Waarom bent u naar Makassar gegaan? Dit kan alleen verklaard worden door onberadenheid of wanhoop. Wij zijn zeer ontevreden over deze handelwijze. Mocht u dit weer doen, dan volgt ontslag.

 

1855, december, z.d.

Instructie voor de zendelingen op de Molukken

De overeenkomst door het Genootschap aangegaan met de minister van Koloniën d.d. 18 maart 1854 verplicht het NZG tot het zenden van zes zendelingen naar de Molukken die de inlandse gemeenten in de Molukken te bedienen. Volgen enige bepalingen uit de overeenkomst: het aantal zendelingen is zes, de kosten van de opleiding, uitrusting en vervoer zijn voor rekening van het NZG, elke zendeling ontvangt van de koloniale regering een salaris van f 135 per maand, vrije woning en vrij vervoer voor dienstreizen in het gebied. De gouverneur-generaal wijst in overleg met het bestuur van de Indische Kerk de standplaatsen aan. Overplaatsing mag alleen na goedkeuring van de Indische regering. Het bestuur van de Indische Kerk houdt toezicht, inspecteert en ontvangt van de zendelingen of van het NZG jaarlijks rapporten. Het kerkbestuur onderhoudt alleen door tussenkomst van de koloniale regering contact met het NZG. De zendelingen hebben dus een dubbele betrekking, namelijk tot de koloniale regering en tot het Genootschap, vandaar deze instructie.

De instructie telt 24 artikelen en regelt de verhouding van de zendeling tot de koloniale regering, het Genootschap en de inlandse gemeenten en de verhouding van de zendelingen onderling. De zendeling moet verslag uitbrengen zoals door de regering of de Indische Kerk wordt voorgeschreven. Bij problemen over het functioneren van zendelingen verloopt het contact via het bestuur van het Genootschap. De zendeling beschouwt zichzelf als een medewerker van het NZG. De algemene door iedere zendeling ondertekende instructie blijft van kracht. Het NZG mag de zendeling naar elders, in of buiten de Molukken overplaatsen. De zendeling krijgt een kindertoeslag voor elk kind en zijn weduwe krijgt een toelage totdat zij hertrouwt.

De zendeling moet elke gemeente naar behoefte zo goed mogelijk bedienen. ‘Daar de gemeenten in de Molukken gedurende langen tijd van herderlijke zorg beroofd waren, zal de zendeling haar met bedaard overleg en met wijsheid naar het voorbeeld van den Heer tot hooger leven trachten op te leiden. Hij bedenke dat er tijd noodig is om goede uitkomsten te verkrijgen.’(art. 15). De onderwijzers in de negorijen helpen de zendeling bij het godsdienstig onderwijs en het voorgaan van de gemeente. De scholen staan onder de plaatselijke schoolcommissie in Ambon. De zendeling mag zich ook bezighouden met heidenen of mohammedanen.

Iedere zendeling is verantwoordelijk voor zijn post, maar de zendelingen komen een- of twee maal per jaar bijeen ‘waar men elkander mededeelingen doet, onderwerpen uit het zendelingenwerk bespreekt enz.’. Deze vergadering mag echter geen rechtspersoonlijkheid krijgen. De vergadering mag geen richtlijnen en dergelijke uitvaardigen, maar correspondeert over zaken alleen met het hoofdbestuur. De ‘vereeniging’ kan wel over ondergeschikte zaken beslissen. De notulen van de vergaderingen worden opgezonden aan het hoofdbestuur. Voorstellen van een zendeling moeten eerst in de vereniging worden besproken en daarna met haar advies worden opgezonden aan het hoofdbestuur. Aanvragen om goederen lopen ook via de vereniging. Aan de vereniging wordt jaarlijks de rekening van de zending voorgelegd en goedgekeurd. De vereniging benoemt ook een kascommissie.

De instructie wordt op 8 januari 1856 verzonden naar de zendelingen en in afschrift naar de gouverneur-generaal.

 

1855, december, z.d.

Hoofdbestuur aan Zendingsvereniging

Het leek ons goed u van tijd tot tijd op de hoogte te stellen van onze beraadslagingen. Derhalve zenden wij u twee overdrukken van rapporten van ds. Heldring met het voorstel om alle ooit door de Verenigde Oostindische Compagnie gestichte maar thans weer verlaten posten weer te doen bezetten. Wij zijn geïnteresseerd in uw mening hierover.

 

1855, december, z.d.

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Hoetoemoerie op Ambon.

Dank voor toezending van uw notitie over de Lettinese taal, waar de heer Millies om gevraagd heeft omdat hij dit nodig heeft voor zijn taalstudiën en waar wij ook prijs op stellen omdat wij zoveel mogelijk willen weten over wat de zendelingen doen. Wij kunnen dit gebruiken voor de opleiding van zendelingen.

Wellicht krijgt u een verzoek van het Bijbelgenootschap over de vertaling van het evangelie van Mattheus. Wij zijn verheugd over uw positieve berichten. Het gaat nu veel beter.

De zaak van de kostschool hangt nog: eerst moeten de adviezen van de zendelingen, ook die van de Minahassa, binnen zijn. Wij willen de kostschool [die bestemd is voor kinderen van zendelingen] in de Minahassa vestigen. Enige adviezen over het onderricht van de zoon van Luijkx. Hij moet vooral goed Nederlands leren. Wij raden u ten stelligste af hem voor onderwijs naar Soerabaja te zenden.

 

1856, 3 januari

Hoofdbestuur aan de gouverneur van de Molukken.

Het NZG heeft van 1816 [Dit is in meerdere opzichten niet juist. Zendeling Joseph Kam begon zijn werk op Ambon in 1815, maar wel als predikant van de Indische Kerk. Hij combineerde dit met het echte zendingswerk onder de inheemse christenen en de heidense bevolking in de Molukken] tot 1843 zendelingen naar de Molukken gestuurd. Daarna stuurde de koloniale regering predikanten, maar er bleven enkele zendelingen die in 1835 een kweekschool voor onderwijzers hebben opgericht. De minister van Koloniën is in contact getreden met ons over een andere regeling die geleid heeft tot een overeenkomst en een daarop gebaseerde instructie welke laatste als bijlage aan de gouverneur wordt toegezonden. De zendelingen zijn niet in dienst van de regering en staan onder de bevelen van het Genootschap. In de loop van 1856 zal het aantal zendelingen zoals contractueel bepaald op zes uitkomen.

 

1856, z.d.

Vrachtbrief wegens onder andere het avondmaalszilver en een doopvont bestemd voor Ambon.

1 kristal geslepen doopvont

3 kristal geslepen collecteerschalen

2 kristal geslepen schenkkannen

1 kristal geslepen schotel

1 kristal geslepen glas voor de schotel

5 kristal geslepen borden

5 kristal geslepen bekers

Het doopvont en een van de kannen is in zilver gemonteerd. Kosten inclusief vracht en verzekering f 210,34. [In latere jaren worden nog vaker avondmaalsstellen en andere benodigdheden voor de liturgie naar Ambon verzonden.].

 

1856, 27 maart

Hoofdbestuur aan zendeling Luykx in Roematiga op Ambon.

Wij zijn verbaasd dat u verhuisd blijkt te zijn, maar vergeven u dat na dertig jaar trouwe dienst aan het Genootschap en mede gezien uw leeftijd en zwakke gezondheid.

 

1856, 3 april

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon.

Dank voor uw verslag van het bezoek van de gouverneur-generaal aan Ambon en aan de kweekschool. ‘Moge de uitwerking van dit bezoek van dien aard zijn, dat ons werk op Java en elders zooveel mogelijk zijnen vrijen gang worde gelaten’.

Wat de uitgave van [school]boeken aangaat, wij hebben liever dat deze door ons en niet door het gouvernement worden gedrukt. Wij willen ook de tekst eerst zien ook al omdat wij liever niet hebben dat de invloed van het gouvernement op de scholen te groot wordt. Dit speelt ook in de Minahassa. Wij willen onze kleine voorraad goede Maleise schoolboeken graag vergroten.

Wat betreft de opleiding van uw zoon: dit is geen kerntaak van het Genootschap, maar wij zijn wel bereid hier vier jaar lang jaarlijks f 400 op toe te leggen.

Wij zenden u 2.000 exemplaren van een Maleis psalmboek en voegen er een exemplaar van een ‘Bloemlezing uit de psalmen’ aan toe. Wilt u de zaak van een nieuw psalm- en gezangboek voor de Ambonnese gemeenten in overweging nemen? Wij kunnen het Maleise psalmboek laten bijdrukken.

 

1856, 7 april

Hoofdbestuur aan br. Schot in Alang op Ambon.

Het is niet altijd mogelijk uw brieven te beantwoorden omdat de toonzetting minder gelukkig is. U schrijft dat het u spijt Timor verlaten te hebben. Dan had u daar moeten blijven. Uw nieuwe standplaats zal ook zorgen opleveren, dat hoort er nu eenmaal bij. Zelfs predikanten in Nederland kampen met tegenslagen. U wilt niet naar Ceram dat u is toegewezen en bent het er niet mee eens dat de koloniale regering u naar believen kan overplaatsen. In een volgende brief schrijft u dat u liever in Waay geplaatst was dan zoals nu in Alang [beide op Ceram]. U bent meer geneigd tot klagen dan tot berusten en vraagt nu ook nog om opslag. Het bestuur stoort zich ook aan de vulgaire bewoordingen van uw brieven, zoals de uitdrukking: ‘ik heb er eens hartelijk om gelagchen’. Uw verzoek om opslag behoeft meer onderbouwing.

 

1856, 29 juli

Hoofdbestuur aan Zendelingenvereniging op Ambon.

De zendelingen Ekris en Verhoeff vertrekken binnenkort naar Ambon. Ekris gaat naar de zuidkust van Ceram en Verhoeff naar Noesa Laoet. De standplaatsregeling is provisioneel en wij verzoeken u om advies over een definitieve regeling.

Wij hebben 500 exemplaren van het Nieuwe Testament bij het Bijbelgenootschap besteld.

 

1856, 23 juli

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon.

Reactie op een door Roskott opgestelde nieuwe instructie voor de inlandse scholen en twee lijsten van de kweekschool. Wij hebben besloten om de kostschool voor kinderen van zendelingen te vestigen in Nederland en niet in Indië. Wij zoeken nu naar een godvruchtige onderwijzer.

Een ander plan is om een nieuw tijdschrift uit te geven waarin de brieven, verslagen en dagboeken van de zendelingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden afgedrukt. Bijdragen over land- en volkenkunde, aardrijkskunde, geschiedenis, overleveringen en talen zijn altijd welkom.

 

1856, 24 juli

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Uw mededelingen over de droevige toestand van de gemeenten hebben wij ontvangen. Viel er wat anders te verwachten? Uw vraag over de financiën heeft geleid tot een onderzoek van de financiën van de zending.

Wij zenden de gevraagde Nederlandse schoolboeken op. Wij zouden graag zien dat u zelf schoolboekjes in het Maleis schreef. Vertalingen van Nederlandse boeken in het Maleis liever niet omdat deze te westers van kleur zijn. Wij vinden het niet goed dat u door u bewerkte boekjes naar Batavia opzendt, maar willen dat u deze eerst voorlegt aan de conferentie van zendelingen door ons in 1855 ingesteld. Goedgekeurde boekjes worden in Nederland gedrukt.

 

1856, 24 juli

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoery op Ambon.

De kostschool wordt in Nederland gevestigd en is bestemd voor zoons van zendelingen en van Europeanen die in Indië verblijven. Dank voor uw dagboek waar wij nu niet op ingaan, maar wij hadden het graag nog uitvoeriger want wij gaan een tijdschrift uitgeven. Aanvragen voor schoolboeken lopen conform de instructie van 1855 via de Vereniging van Zendelingen.

 

1856, 28 juli

Hoofdbestuur aan Zendelingenvereniging.

Jammer dat het aan de scholen in de Molukken aan zoveel ontbreekt. Dat is beter in de Minahassa waar de scholen door ons zijn opgericht. De regering moet voor schoolbehoeften zorgen.

 

1856, 28 juli

Hoofdbestuur aan br. Bär op Ambon.

Wij zijn verheugd te vernemen dat u goed bent aangekomen. Het werk dat u wacht is zwaar want de gemeenten zijn verwaarloosd. ‘Staat dus, Broeder, manlyk, standvastig, onverwoestbaar en uw werk zal niet ijdel zijn in den Heer.’ Gaarne toezending van uw dagboek.

 

1856, z.d.

Hoofdbestuur aan Zendelingenvereniging.

Goedkeuring jaarrekening 1855 en toezending begroting 1857.

 

1856, 3 december

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoeri op Ambon.

Verzoek om salarisverhoging wordt goedgekeurd. Het leven is duurder geworden. De salarissen van zendelingen zijn lager dan die van ambtenaren van het gouvernement.

 

1856, 8 december

Hoofdbestuur aan br. Bossert

Zelfde inhoud als vorige brief.

 

1857, 7 januari

Hoofdbestuur aan br. Roskott

Met smart vernamen wij van het overlijden van br. Van Capellen en van uw echtgenote. Uitvoerige condoléance en troostende woorden.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Alang op Ambon.

Over de wijze waarop zendelingen horen te corresponderen met het Genootschap. Alle berichten worden gericht aan het bestuur van het Genootschap. De zendelingen zenden elk half jaar per zeepost hun dagboek op en van tijd tot tijd wanneer zij dat nodig achten verslagen en overzichten met informatie over land en volk. Voor dringende zaken mag de overland mail gebruikt worden [de nieuwe, kortere maar duurdere verbinding door middel van een landweg en een spoorweg van Suez naar Alexandrië; de zeepost was de oude route om de Kaap]. Zaken die zendelingen liever niet in een officieel schrijven willen meedelen, richten zij tot hun correspondent. Wij zien uit naar uw berichten.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan br. Bär in Amet op Noesa Laoet.

Wij zijn verheugd te horen van uw behouden aankomst op Noesa Laoet. De koloniale regering maakt uit welke standplaatsen er zijn, het Genootschap bepaalt waar de zendelingen geplaatst worden. Wij zijn benieuwd naar uw berichten. De christenen op Noessa Laut zijn nog niet zo bedorven als elders. Uw verzoek om een huisorgel is in beraad.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan Zendelingvereniging.

De rekening is goedgekeurd. Br. Roskott is thesaurier van de zendingskas. Het advies van Roskott om de scholen van de zending over te dragen aan de koloniale regering. De minister van Koloniën is bereid hiertoe over te gaan. Het verslag over de schoolbezoeken in 1855 is belangwekkend. De kweekschool heeft ook veel bijgedragen tot beter onderwijs.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoeri op Ambon.

Wij zijn verheugd over de goede berichten. Het gaat nu beter dan op Timor. De kinine kunt u bij br. Roskott verkrijgen. Een avondmaalsstel van Berlijns zilver gaat uw begroting te boven. Zilver is in Indië niet schoon te houden. Wij hebben daarom een stel van kristal opgezonden.

NB: even verderop de vrachtbrief met een doopvont en een avondmaalsstel vrijwel gelijk aan dat wat in 1856 werd opgezonden.

 

1857, 6 februari

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Het bijgeloof in de gemeenten is een bron van verdriet, zo ook de verkeerde idee over de aard en het doel van het Evangelie. Er zijn gelukkig nog genoeg aanknopings-punten om de bevolking tot een beter geloof te brengen. In Nederland heerst ook veel bijgeloof.

 

1857, 6 februari

Hoofdbestuur aan br. Luijkx in Poka op Ambon.

Dank voor uw dagverhaal.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan br. Roskott op Ambon.

Over de herdruk van de psalmen: wij hadden graag ook het advies van de conferentie gehoord en dat van de kerkenraad van Ambon. Pas daarna kan besloten worden tot een herdruk.

Het door u toegezonden uittreksel uit het schoolregister is niet erg informatief. Wij hadden graag meer informatie over de school. Een verslag over de school zou geschikte kopij zijn voor het tijdschrift [Mededeelingen van wege het Nederlandsch Zendelinggenootschap]. Dank voor de mooie door een leerling nagetekende kaart van Nederlands Indië. Kunt u ons een paar prenten van Ambon toezenden bestemd voor het tijdschrift? Er moet meer eenheid komen in de schoolboeken voor de verschillende zendingsgebieden. Nu hebben Ambon en de Minahassa ieder afzonderlijke boeken. Het verzoek aan de minister van Koloniën om de scholen op Ambon over te dragen aan de koloniale regering is voor advies naar Batavia gezonden.

Een tractaatgenootschap in Batavia vraagt om overname van onze drukpers op Ambon. Wordt deze echt niet meer gebruikt? Wij staan niet graag een drukpers af. De zending van Barmen in Bandjermassin [de zending van de Rheinische Missionsgesellschaft] heeft veel baat bij haar drukpers. Wij hebben de verbeterde Maleise bijbelvertaling ontvangen en beraden ons daar over.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Dank voor uw bezoekreis aan de gemeente Noesa Laoet. Wij betreuren evenals u de zelfgenoegzaamheid van de Ambonse christenen. Jammer ook dat de schoolmeesters u niet helpen. Advies om de schoolmeesters op gezette tijden bij u aan huis bijeen te laten komen zoals bij andere zendingen gebeurt. Of richt verenigingen van onderwijzers op, waarvan u dan haast vanzelf de voorzitter wordt. Dat werkt in Nederland heel goed. Dit onderwerp leent zich voor bespreking op een vergadering van zendelingen. Wij hadden ook graag de mening van de zendelingen gehoord over een definitieve regeling van de standplaatsen.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan br. Luijkx in Roematiga op Ambon.

Bericht over salarisverhoging. In Rotterdam is grond aangekocht voor de bouw van een kostschool.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan de kerkenraad in Ambon.

Aan uw verzoek om een zevende zendeling kunnen wij niet voldoen. Er zijn vacatures op Java en in de Minahassa.

 

1857, 19 juni

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoeri.

Wij zijn verheugd te vernemen dat de zending vooruit gaat. Huisbezoek en viering van het avondmaal werken prikkelend op de gemeente. Een probleem is het huwelijk. U vestigt onze aandacht op het gebruik van de Nederlandse taal in de zending. Dit punt verdient nadere overweging en een bespreking in de vereniging van zendelingen. De rede van ds. Hugenholz in het Engels zal worden opgezonden.

 

1857, 19 juni

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Alang.

Aan zijn verzoek om overplaatsing naar de Minahassa kan geen gehoor worden gegeven. Er is een tekort aan zendelingen en het Genootschap is contractueel verplicht zes zendelingen in de Molukken te stationeren. Uw verslag over het werk in 1856 toont aan dat uw werk vruchten draagt. U vordert in het Maleis. Wij zien uit naar uw verslag van de reizen naar Boeroe, Manipa en Boano.

 

1857, 19 juni

Hoofdbestuur aan br. Bär in Ameth op Noesa Laoet.

De preken die de schoolmeesters voorlezen zijn inderdaad zoals u aan ons schrijft ongeschikt. De meesters hebben te weinig tijd om zelf preken te maken en zijn daarvoor onvoldoende opgeleid. Br. Roskott leidt onderwijzers op die daarnaast ook in staat zijn op zondag de godsdienstoefening te leiden. Wij zijn verbaasd te vernemen dat ook preken die bestemd zijn voor de Hollandse gemeenten in Ambon worden gebruikt, want die zijn voor de inheemse bevolking ongeschikt. Onze pogingen preken bestemd voor de inheemse bevolking te doen drukken zijn gestuit op problemen. De zendelingen hebben nog niet genoeg preken aangeleverd.

Br. Bär vindt het bezwaarlijk dat zijn bezoekreizen een te formeel karakter hebben doordat de assistent-resident ze van tevoren aankondigt en de negorijen opdraagt hem te ontvangen. Dit is een oud gebruik. Een commissie van het NZG heeft de zaak besproken met de minister van Koloniën, aan u zal dus waarschijnlijk om advies gevraagd worden.

Wij zijn tevreden over wat u schrijft over uw weekindeling, de catechisatie, de ‘rangoefeningen’, de bidstonden en de huisbezoeken; vooral de laatste zijn waardevol, omdat u de taal zo goed beheerst. Wij vernamen graag wat meer over het kakianverbond op Ceram.

 

1857, 6 augustus

Hoofdbestuur aan br. Van Ekris op Saparoea.

Wij wachten op een mededeling van de regering waar de standplaatsen liggen. Dan komt er een definitieve regeling. Het duurt allemaal erg lang. De assistent-resident behandelt de zendelingen als ambtenaren, maar dat zijn zij niet. Tactvol optreden is hier nodig om de ambtenaren van het BB niet tegen ons in te nemen, want wij hebben hen nodig. De verplichting om een abonnement op het Staatsblad te nemen berust op iedereen die op de loonlijst van het gouvernement staat.

 

1857, 7 augustus

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Opzending begroting jaar 1858. De regering heeft een salarisverhoging toegestaan.

 

- - - - - - - - - - - - - - -

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Teffer in antwoord op de toegezonden dagboeken uit 1859-1861.

Met veel belangstelling en vreugde lazen wij verslag over het bezoek aan Boano. Dit is ten dele afgedrukt in het Maandberigt nr. 12 van 1861. Wij zagen met genoegen dat uw vrouw de meisjes handwerken leert en laat zien hoe christenen moeten leven. Zo ook het verhaal over de uitdeling van het Nieuwe Testament en het houden van de ‘liefdemaaltijd’. Veel lof voor uw optreden tegen het gewetenloze negorijhoofd en de redding van het meisje Philippine uit de klauwen van die zedeloze man en dat u haar heeft laten trouwen met de jongeman Lucas. Goed dat u zo voorzichting bent in het aannemen van lidmaten. Gij hebt terecht in Amahusa zes meisjes van 16 jaar oud niet aangenomen, want zij waren nog te jong. Interessant wat u meldt over het weigeren van de doop aan onechte kinderen, want zo wordt het huwelijk geheiligd. Het zou goed zijn als de conferentie zich beraadde over het punt doop van onechte kinderen. Met droefheid lazen wij over de dood van uw kind. ‘Verlies van kinderen laat ons de droefheid van anderen beter begrijpen.’ Het verslag over het bezoek aan Leti is bijna in zijn geheel overgenomen in het Maandberigt van 1862. Goed idee om aan de gouverneur-generaal in Ambon [sic] enige voorwerpen te zenden die door de meisjes van Alang gemaakt zijn, want dit weerlegt het verhaal dat het christendom trage en luie mensen kweekt. Uit uw verslag aan Boano en Manipa in 1861 blijkt dat er heimelijke tegenstand is. De kwestie van wat Teffer ‘de verraders’ noemt: er zijn tegen hem heimelijke beschuldigingen ingebracht. Het hoofdbestuur stelt hem gerust: er is niets aan de hand, de zaak is formeel nooit in het bestuur aan de orde geweest. De heer Hiebink (een lid van het hoofdbestuur) zal u particulier schrijven. Uw bezoeken aan de Zuid-Wester Eilanden zijn zeer op prijs gesteld door het bestuur van de Protestantse Kerk in Nederlandsch Indië.

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Deze brief handelt over financiële en materiële zaken.Wij stemmen in met uw voorstel om de nog bestaande genootschapsscholen over te dragen aan het gouvernement.

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Roematiga.

Aan uw verzoek om een tinnen avondmaalsstel voor de gemeente in Waiherua, twee tinen bekers, twee tinnen borden en 30 Amsterdamse el groen laken zal worden voldaan. Volgens uw berichten is het aangenamer om onder heidenen dan onder naamchristenen te leven. De meesten zijn alleen christen in naam, Juist dat u geweigerd hebt een vrouw te dopen die nog te weinig onderricht was en in onecht leefde. Terecht dat u verontwaardigd bent over het drinkgelag op Pinksteren waaraan ook ds. Kam jr. deelnam. Uw handelwijze inzake dopen die u weigert als de omstandigheden niet gunstig zijn is juist. Kunt u ons meer berichten over een volksfeest genaamd rottingtrekken dat van heidense oorsprong is? Wij zijn altijd geïnteresseerd in bijzonderheden over taal, zeden, gewoonten en godsdienst.

PS: hebt u ook enige voorwerpen voor ons museum, met een beschrijving erbij?

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Schot in Amahey.

Goed dat u een verslag over uw werkzaamheden hebt gezonden aan het bestuur van de Indische Kerk. Juist ook dat u de doop weigert aan onechte kinderen en ze pas toelaat wanneer de ouders een huwelijk hebben gesloten. Wij zijn ontsteld te vernemen dat er op Ceram christenen zijn die aan koppensnellen doen. Wij zijn het eens met uw opvatting dat Ambonnese schoolmeesters op Ceram niet goed vallen. De meesters moeten gerecruteerd worden uit de Alfoeren [de inheemse bevolking van Ceram]. Deelneming met uw bericht over de pesterijen, ook die rond de catechisatie. Het bestuur vergadert binnenkort over de zending op Ambon. Wij zijn ervan overtuigd dat er wat moet veranderen. Aan uw verzoek om een verlof naar Nederland van twee jaar kunnen wij niet voldoen omdat wij gebonden zijn aan het contract en omdat wij een kastekort van f 35.000 hebben.

 

1862, 9 juli

Hoofdbestuur aan br. Tobi op Haroekoe.

Wat uw bericht over het dopen van buiten echt verwekte kinderen betreft: wij verzochten al in 1861 de conferentie een standpunt hierover in te nemen, maar wij hebben nog niets vernomen.

 

1862, 24 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

In antwoord op de aan ons gezonden regeling omtrent de verhouding tussen de kerkenraad in Ambon-stad en de inheemse christengemeenten op Ambon. Deze was met de kwalificatie ‘geheim’ naar Nederland gezonden. Voorstel de bepaling toe te voegen dat twee zendelingen adviserend lid van de kerkenraad worden. Wij hebben aan de regering een concept-contract aangeboden.

Antwoord op uw lange brief van maar liefst 54 bladzijden. U bent het niet eens met wat u ziet als kritiek op de schoolmeesters. Wij willen alleen beter geïnformeerd worden en dat vat u op als een beschuldiging. Wij twijfelen aan de geschiktheid van de meesters voor het werk in de gemeente zoals catechisatie en voorgaan op zondag tijdens de dienst. Uit de brieven van zendelingen aan ons blijkt dat de verhouding tussen zendelingen en meesters niet goed is. Ook uit uw verslag over het inheemse onderwijs  in de residentie Ambon over 1861 blijkt dat de positie van de schoolmeesters niet goed is en lijdt onder de houding van de negorijhoofden. In Noussamire bestaat leerplicht op straffe van een boete en dat werkt goed. In Kilang is de verhouding tussen de regent en de meester goed. In Hoetoemoeri wordt de Bijbel op school gebruikt, er wordt bijbelse geschiedenis gegeven en er worden psalmen van buiten geleerd. Dit verdient navolging op andere scholen. De vertaling van het evangelie van Johannes waarover u schrijft is door ons niet ontvangen. Het is nodig dat de zendelingen zeggenschap krijgen over de scholen en de meesters en we willen dat daarom opnemen in het nieuwe contract.  

 

1862, 25 augustus

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Antwoord op de notulen van de conferentie gehouden op Waay op 20 november 1861.

U meldt nog geen standpunt bepaald te hebben rond de doop van buiten echt verwekte kinderen. Herhaald verzoek om dit standpunt opdat de zaak eindelijk geregeld kan worden.

Uw verzoek om een nieuwe druk van het boek van Zahn ‘Bijbelsche geschiedenissen’ is in behandeling. Verzoek hierover de achterban in Nederland niet rechtstreeks te benaderen, dat doet het bestuur liever zelf. Wat betreft uw verzoek omtrent de berijmde Maleise psalmen verwijzen wij naar onzer eerdere brief en wachten nog op uw standpunt. Ook hier geldt het verzoek de achterban niet rechtstreeks te benaderen. Met genoegen lezen wij dat br. Roskott probeert de invloed van de zendelingen op de scholen en de meesters te vergroten. Met bevreemding lezen wij dat br. Schot de zaak van de kostschool op de conferentie aan de orde heeft gesteld. U bent daarover onvoldoende geïnformeerd.

Wij hebben met grote instemming de brieven gelezen van br. Teffer aan de assistent-resident van der Crabben, de kerkenraad van de gemeente in Ambon en het bestuur van de Indische Kerk over de doop van buiten echt verwekte kinderen. De handelwijze van Teffer verdient navolging. Door zijn optreden is het ongehuwd samenwonen vrijwel verdwenen, worden er veel meer huwelijken gesloten en worden er meer kinderen geboren. Graag informatie over uw pogingen de zondagsrust meer te handhaven.

U vraagt om invoering van de Heidelberse catechismus. Waarop berust uw voorkeur voor dit boek, hoe goed ook, boven meer doelmatige boekjes? Wordt de Heidelberse catechismus dan door u gebruikt, en zo ja met welk resultaat? Wij zenden u een boekje toe dat beter is dan het tot nu gebruikte van Brink.

 

1862, 25 augustus

Hoofdbestuur aan de weduwe Jellesma op Ambon.

Uw verzoek om een toelage om uw zoontje op de kostschool te doen kunnen wij niet honoreren omdat dit een precedent zou scheppen en onze financiën dat niet toelaten.

 

1862, 31 oktober

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

Opzending van de begroting voor 1863.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

Bericht van ontvangst van de kaarten van Palestina, Klein Azië met de reizen van Paulus, van Jeruzalem en van Ned. Indië. De eerste drie zullen worden gedrukt zoals u heeft verzocht. Br. Graafland in de Minahassa werkt aan een kaart van Ned. Indië, dus daarover berichten wij u later.

U berichtte ons begonnen te zijn met een vertaling van het Nieuwe Testament in het middelbaar Maleis en verzoekt om een tweede drukpers om deze te kunnen drukken. Dat kost ongeveer f 2.000 en dat staan onze financiën niet toe. Uw inspanningen aangaande een vertaling worden door ons overigens zeer gewaardeerd. U doet er goed aan contact op te nemen met het Bijbelgenootschap dat een commissie heeft benoemd om een betere Maleise vertaling van de Bijbel te maken. Waarom wenst u het boek van Zahn, dat 1900 bladzijden telt, te bewerken? Waarom heeft u zelf niet een boek geschreven over dit onderwerp dat voor de Ambonnese christenen geschikt is? U mag dat laten drukken, mits aan ons eerst een voorbeeld van de inhoud en een begroting van de kosten wordt opgezonden. Wij hebben liever een verkorte versie ervan. Verzoek het standpunt over het boek van Zahn mee te delen aan de conferentie.

Op 22 juni 1860 hebben wij aan de conferentie geschreven dat wij van alle door u geschreven stukken en vertalingen eerst inzage willen hebben alvorens zij mogen worden uitgegeven. Daar zijn twee redenen voor: wij zijn als bestuurders verantwoordelijk voor de uitgave en uit ervaring is ons bekend hoe moeilijk is het is voor de zendelingen om elkaars werk te beoordelen omdat men elkaar niet durft af te vallen. Niet iedereen kan echter een goed leer- of leesboek schrijven. Wij stellen natuurlijk prijs op uw adviezen aangaande publikaties. Wij willen het publiceren van goede lectuur bevorderen teneinde ‘het vormelijk doode naamchristendom’ zoals dat bestaat in de Ambonse zending tot nieuw leven te wekken. Br. Graafland schreef onlangs een inleiding op de Bijbel en een boek over wiskundige aardrijkskunde dat goed is en nu wordt gedrukt. Waarom zou dat op Ambon niet kunnen?

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Roematiga.

Over de leefwijze van de meesters: Luykx vindt dat hun zedelijkheid twijfelachtig is. Het is moeilijk iets zinnings te zeggen over hun godsvrucht ‘omdat de Amboinees gesloten is en zijne gevoelens niet ligt openbaart.’ Zij staan echter ook aan veel verleidingen bloot en missen de goede lectuur die wij hebben. Dat ligt niet aan de kweekschool van br. Roskott. Hier ligt een taak voor de zendeling. Wij lazen met veel interesse uw dagverhaal over de periode april 1861-maart 1862. Ook al bent u op leeftijd, uw ijver wordt niet minder. Het bijgeloof van de inheemse christenen blijkt uit uw verhaal over de dood van een kraamvrouw en de aardbeving.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Alang.

Dank voor uw inlichtingen over de schoolmeesters, zij bevestigen wat wij al vernamen van andere zendelingen. Het was niet onze bedoeling br. Roskott te kwetsen. De kweekschool kan van de kwekelingen geen echte christenen maken.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan zendeling Tobi op Haroekoe.

Dank voor uw inlichtingen over de schoolmeesters. Hun vakkennis is goed. De toonzetting van uw brief van 10 januari j.l. keuren wij af. Het betreft de mededeling dat de zendelingen weigeren de vertaling ter beoordeling naar Nederland te sturen en dat zij dreigen zonodig buiten het Genootschap om te zullen handelen. Bestuurders en zendelingen moeten omwille van de zaak goed samenwerken. Volgt citaat uit de brief van het hoofdbestuur aan de conferentie van 25 augustus 1862 over de publikaties. Verzoek om uitvoeriger en vaker verslag uit te brengen over wat hij doet.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Van Ekris.

In reactie op de verslagen over het tweede halfjaar van 1861 en dat over het eerste halfjaar van 1862. De toestand op Ceram is diep treurig. U mist nog enige u wel degelijk toegezonden boeken, te weten: de afleveringen 106-120 van de Theologische Real Encyclopaedie, enkele Mededeelingen en Shakespeare [sic] en een deel van het Bijbelsch Woordenboek.

Terecht hebt u geweigerd de zuster van de regent als lidmaat aan te nemen, want er was sprake van ‘diepe onkunde van de zonde in verlossing’. Als dit soort mensen wordt aangenomen, komen er steeds meer gedoopte heidenen of mohammedanen. De staaltjes van onzedelijkheid en ontucht op Ceram , ook bij de meesters, waarover u berichtte zijn ontstellend. Geen wonder dat de Islam vorderingen maakt, want er is geen belangstelling voor het christendom. Bij de onderhandelingen met de regering over een nieuw contract hebben wij als voorwaarde bedongen dat de zendelingen zeggenschap krijgen over het onderwijs.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Schot in Amahey.

Dank voor de inlichtingen over de schoolmeesters. Over de bezwaren van Schot verwoord in zijn brief uit 1857 over de herdruk van de psalmen, de catechismus, de gebeden en de formulieren: andere zendelingen denken daar anders over, daarom willen wij eerst het standpunt van de conferentie.

Uw opmerking dat de zendelingen bevoogd worden is misplaatst. De toon van uw brief ongepast, zoals de opmerking dat het werk van Zahn hoe dan ook gedrukt zal worden. Volgt citaat uit de brief van het hoofdbestuur aan de conferentie van 25 augustus 1862 over de publikaties. Wij vernemen dat u naar Depok verhuisd bent wegens de toestand van uw echtgenote. Een zendeling mag zijn post nooit verlaten. De reis kostte f 500 en die wilt u op ons verhalen! Dat keuren wij niet goed. De financiële positie van het Genootschap is moeilijk.

 

1863, 7 mei

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

Bericht dat u een vertaling in het middelbaar Maleis hebt gemaakt van drie [sic] evangeliën. Daarvoor verwijzen wij u nogmaals naar het Bijbelgenootschap. Ons beleid ten aanzien van publikaties is in april 1862 wederom door het hoofdbestuur bekrachtigd en dus niet gewijzigd.

U berichtte dat br. Teffer een hooglopende ruzie heeft gehad met de assistent-resident en dat men hem gevangen zou zetten. Hoe zit dat? De handelwijze van de voormalige zendeling Schot is verwerpelijk. Verheugd te vernemen over de nieuwe gouverneur van de Molukken en dat ook hij wil dat de zeggenschap van de zendelingen over het onderwijs groter wordt. Br. Verhoeff maakte een vertaling van het catechiseerboekje van de hoogleraar Doedes en heeft dat in strijd met ons beleid uitgegeven. Wij verbieden u in onze drukkerij werken te drukken waarvoor wij geen toestemming gegeven hebben en stellen u daarvoor verantwoordelijk. Wij ontvingen niet het afschrift van uw onderwijsverslag en de notulen van de conferentie.

 

1863, 8 mei

Hoofdbestuur aan br. Verhoeff in Ameth op Noesa Laoet.

Dank voor uw berichten. De situatie is zoals overal op Ambon ongunstig. De Molukse christenen zijn lang verwaarloosd. Terecht heeft u in Ameth aan 25 personen de toegang tot het Avondmaal geweigerd omdat zij zondigden tegen het zevende gebod. Wij stemmen in met uw terughoudendheid in het aannemen van nieuwe lidmaten. Over de doop van buiten echt verwekte kinderen hebben wij geen standpunt. Wij hebben al in mei 1861 de conferentie gevraagd daar een standpunt over in te nemen, maar daar is nog niets van gekomen. U heeft veel problemen met de assistent-resident, de regenten en de schoolmeesters. Uw verzoek om van kandidaten voor de kweekschool te eisen dat zij een getuigschrift hebben afgegeven door een zendeling bij wie zij ten minste één jaar hebben gewoond zullen wij in overweging nemen. U hebt ons het boekje van prof. Doedes (zie brief van 7 mei 1863) gezonden, maar dat is zonder onze toestemming gedrukt.

 

1863, 7 mei

Hoofdbestuur aan br. Tobi in Haroekoe.

De gevraagde medicijnen worden toegezonden en wij hopen dat u daarmee mensen voor de zaak kunt winnen. Wat de doop van buiten echt verwekte kinderen aangaat, daarin laat het hoofdbestuur de zendelingen geheel vrij. De klacht over een gebrek aan goede leerboeken is aan u zelf te wijten omdat u zich niet houdt aan onze voorschriften. De broeders in de Minahassa deden dat wel en en zie, zij hebben goede lectuur. Het dikke boek van Zahn, eigenlijk een bewerking, moet alvorens het gedrukt kan worden eerst door ons beoordeeld worden. Interessant wat u schrijft over het onderhoud met de nieuwe gouverneur.

 

1863, 7 mei

Hoofdbestuur een br. Teffer te Allang.

De deelneming van de gemeente op uw verjaardag was hartverwarmend, zeker nu u zoveel problemen heeft. Gaat het wat beter met de aan drank verslaafde regent van Allang? Deelneming met het overlijden van uw echtgenote die zoveel heeft gedaan voor de meisjes en andere leden van de gemeente door hen te beschaven en handwerken te leren. Het verslag van haar overlijden is door een van de bestuursleden gebruikt voor een boekje getiteld ‘Een sterfbed uit den vreemde’ waarvan wij een exemplaar toezenden. Wat is er waar van een ruzie tussen u en de assistent-resident? Wij lazen met veel interesse uw berichten over uw bezoeken aan Manipa, Boano en Boeroe. Wij zouden graag een post vestigen op Boeroe in Okké.

 

1863, 24 mei

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Het hoofdbestuur reageert op het rapport van ds. Brumund die weer ingaat op de verslagen gezonden door de vereniging aan het bestuur van de Indische Kerk.

 

Kerkgebouwen

Goed dat er vele, soms zelfs fraaie kerkgebouwen zijn. Treurig is vooral de toestand op Ceram. Het bestuur heeft zich tot de gouverneur-generaal gewend om daar wat aan te doen.

 

Kerk- en armenfondsen

De meeste gemeenten hebben geen kerkenfondsen, wat nodig is omdat het geld anders uit de negorijkas moet komen wat soms geweigerd wordt. Deze fondsen dienen beheerd te worden door de schoolmeester met de orang toewah agama [= kerkenraad] onder toezicht van de zendeling. De gelden opgehaald voor de armenzorg worden nu naar de hoofdplaatsen gebracht en daar gestort in een kas die door een ambtenaar van het BB wordt beheerd. Deze kan daarover naar believen beschikken, wat ongewenst is. Deze fondsen moeten op dezelfde wijze beheerd worden als de kerkenfondsen.

 

Bijbelvertaling

Een vertaling van het Nieuwe Testament in het zogenaamd Laag Ambonnees Maleis is zeer wenselijk. De huidige vertaling in het Laag Maleis is onbruikbaar. Wij juichen het toe dat br. Roskott werkt aan een nieuwe vertaling. Er is echter geen geld voor een drukpers en daarom hebben wij Roskott verwezen naar het Bijbelgenootschap.

 

Leer- en leesboeken

Een ander probleem is het tekort aan goede lectuur. De oorzaak is de onwil van de zendelingen om zich te onderwerpen aan het bestuursbeleid. Volgt een uitvoerige verdediging van dat beleid. Het gaat overal in de zending van het NZG zo, waarom kan het dan niet in de Molukken?  Oproep aan de zendelingen om reeds geschreven boekjes ter beoordeling in te zenden.

 

Doop van buiten echt verwekte kinderen

De kwestie of buiten echt verwekte kinderen gedoopt mogen worden laten wij, zoals eerder gezegd, aan u over.

 

Reiskosten

Een ander probleem zijn de reiskosten. In het nieuwe contract is de bepaling opgenomen dat de negorijhoofden aan de zendeling transportmiddelen moet verschaffen, maar dat is bezwaarlijk omdat de hoofden de bevolking dan een heffing opleggen. De zendeling voelt dat aan en haast zich om weg te komen waardoor er van een behoorlijke zielzorg weinig terecht komt. De zendelingen moet dus van de regering een vergoeding voor de reiskosten krijgen. Over dit punt wordt onderhandeld met de Nederlandse regering.

 

Kerkenraden

Alleen op Saparoea en Haroekoe zijn kerkenraden bestaande uit respectievelijk drie en zeven leden. Wij vinden het wenselijk dat indien maar enigszins mogelijk er in de gemeenten kerkenraden komen. Is er niemand onder de radja’s, de meesters, de orang toewah agama of de kapala soës met een goede gezindheid? U hoeft niet te vrezen dat gemeenten met een kerkenraad te afhankelijk worden van het bestuur van de Indische Kerk, want de verhouding van u tot deze kerk en ons genootschap is contractueel geregeld.

 

Toezicht op het onderwijs

De zendelingen hebben nu geen zeggenschap over het onderwijs wat wij zeer betreuren. Wij zijn niet bereid een nieuw contract met het gouvernement te sluiten als de zendeling geen invloed krijgt op het onderwijs. Als de scholen doortrokken zijn van een christelijke geest dan zal het christendom zich sneller verbreiden.

 

Wij blijven geïnteresseerd in uw werk en leven mee met de voortdurende onwelwillende bejegening u aangedaan door de radja’s.

 

1863, 8 juli

Hoofdbestuur aan br. Verhoeff in Ameth op Noesa Laoet.

Wij lazen uw verslag en zijn verheugd dat het met de zending iets beter gaat. Goed dat uw vrouw de meisjes in haar woning verenigt en aan hun vorming werkt. Wij zijn het eens met de maatregel om de doopgetuigen af te schaffen want dat leidde tot veel misbruiken. De meesten bekommerden zich niet meer om de dopeling. Goed ook dat u strijdt tegen de ‘schandelijke brooddronkenheid op begrafenissen’. U behandelt de brieven aan de Romeinen en de Galaten omdat daarin kritiek wordt uitgeoefend op een wettisch christendom, wat hét grote probleem in de Molukken is, maar wij menen dat deze brieven voor de Ambonnezen te moeilijk zijn. Voor dit doel is meer geschikt de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar. Wij vernemen graag meer over de plaats die de oude offerplaats wordt genoemd. Dank voor de toegezonden mooie vogels die wij hebben laten opzetten en de voorwerpen die in ons kleine museum zullen worden geplaatst.

 

1863, 8 augustus

Hoofdbestuur aan br. Teffer.

Van br. Roskott vernamen wij van welke gruwelijke dingen u beschuldigd bent. Wij schreven aan de gouverneur-generaal met een gunstig getuigenis over uw persoon. Keer niet terug naar Nederland, want hier zijn geen beschuldigingen tegen u ingebracht en wij houden de geuite beschuldigingen geheim omdat wij er geen geloof aan hechten. Als u terugkeert wordt de zaak juist bekend wat wij niet willen en wat schadelijk is voor de zending.

 

1863, 8 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

NB: De juiste toedracht van het voorgevallene wordt niet duidelijk omdat het bestuur reageert op ingekomen berichten en niet aangeeft waaruit de beschuldigingen tegen Teffer precies bestaan.

Uw brief gaat over belangrijke en zeer treurige zaken. Aan de beschuldigingen ingebracht tegen br. Teffer hechten wij geen enkel geloof. Aangezien br. Teffer getroost moet worden, willen wij hem niet bekritiseren, maar tegenover u willen wij wel kwijt dat wij het lichamelijk onderzoek van de mannelijke leden van zijn gemeente onverstandig vinden en getuigen van dwaze dienstijver. Jammer ook dat hij de gouverneur bericht heeft dat hij zijn functie als zendeling heeft neergelegd. Hij had beter om verlof naar Batavia kunnen vragen. [Er is in deze brief sprake van een proces voor een rechtbank tussen de ‘schavuit’ Berhitu en Teffer en van ‘aantijgingen van de gruwelijke misdaden en dierlijke wellust’.] Teffer had na een veroordeling beter in beroep kunnen gaan bij de gouverneur-generaal. Wij hebben br. Bierhave naar Teffer toegezonden met een brief van ons die hij aan hem moet overhandigen. Aan de gouverneur-generaal is ook geschreven. Een afschrift van de brief gaat hierbij. In Nederland houden wij deze zaak geheim en niemand weet ervan. Br. Teffer moet dus niet overkomen.

 

1863, 7 augustus

Hoofdbestuur aan de heer S.J. (?) de Vries in Batavia.

Het betreft een financiële zaak.

 

1863, 15 september

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Opzending van de begroting voor het jaar 1864.

 

1863, 8 oktober

Hoofdbestuur aan br. Bär in Waay.

Wij komen terug op een zaak die wij voor afgedaan moesten houden. De toonzetting van uw brief getuigt van onnodige opgewondenheid. Het conflict betreft de waardeschatting van een huis van wijlen br. Jellesma, wiens weduwe mogelijk de zuster van br. Bär is. Het aan haar uitbetaalde bedrag is correct, meer zoals u en zij vragen is onredelijk.

 

1863, 23 oktober

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Wij zijn verheugd te vernemen dat het met de gezondheid van br. Tobi beter gaat. Hij is waarschijnlijk overspannen geweest. Wij hebben liever niet dat hij op verlof naar Nederland gaat en als dit al noodzakelijk mocht zijn, dan het verzoek om te bewerkstelligen dat het verlof door het gouvernement wordt betaald. Als u besluit naar Java te gaan, wilt u dan de zaken op Ambon regelen, ook die aangaande het contract? U bent weliswaar niet gemachtigd namens het genootschap op te treden, maar mocht u iets kunnen doen, dan wordt dat zeer gewaardeerd. Wij zonden u een exemplaar van de Maleise grammatica en het woordenboek van Pijnappel en nodigen u uit om dit aan te vullen met Maleise woorden die op Ambon en Ceram in gebruik zijn en dit aan ons terug te zenden.

 

1863, 24 oktober

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Verzoek om over te zenden de door br. Bossert gemaakte proeve van de door hem herziene Maleise psalmen. Gaarne ook toezending van de proeve van de bewerking door br. Roskott van de Heidelbergse catachismus.

Wij hebben uw belangen en wensen in het oog gehouden bij de besprekingen over het nieuwe contract. Wij hebben de regering gevraagd uw salaris te verhogen. Aan uw verzoek om na afloop van het contract u naar een ander zendingsgebied over te plaatsen kunnen wij niet voldoen omdat wij de Ambonse christenen niet aan hun lot willen overlaten. U krijgt toestemming meer geld uit tet trekken voor het houden van de jaarlijkse conferentie. Uw kritiek op het jaarverslag van het Genootschap 1862 in onterecht. Alleen br. Teffer heeft zijn jaarverslagen ingediend, de broeders Bär, Bossert, Verhoeff en Tobi helaas niet.

In een post scriptum staat dat het Genootschap moet bezuinigen. Er zijn nu in Nederland negen zendingsgenootschappen die allemaal geld ophalen. Onze inkomsten lopen terug. Er zijn buitengewone uitgaven onder meer doordat br. Teffer onverwacht is overgekomen. Er is dit jaar een tekort van f 30.000, binnenkort is het kapitaal opgeteerd. Daarom onze vraag of het mogelijk is te korten op de pensioenen van de weduwen Bär, Dommers en Jellesma?

 

1863, 8 november

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Br. Teffer keert terug naar Batavia om zich voor de gouverneur-generaal te verantwoorden. Wij hopen dat dit goed afloopt en vertrouwen op God. Het is niet nodig dat u als gevolmachtigde van Teffer optreedt. Verzoek om het aan u toegezonden conceptcontract met de regering aan de broeders toe te zenden. Wij zonden ook een kopie van het conceptcontract aan de minister maar ontvingen nog geen antwoord. Verzoeke uw proeve van het evangelie van Mattheus, het boekje over bijbelse geschiedenis en de ‘overeenstemming der evangelisten’ over te zenden. Uw verzoek om het boek van Zahn zonder dat wij het gezien hebben te doen drukken staan wij toe omdat u aangegeven hebt voortaan teksten aan ons ter beoordeling te willen voorleggen.

Dank voor uw jaarverslag over het inheemse onderwijs over 1862. Er zijn nu 72 scholen met 6.218 kinderen en 103 meesters. Van die scholen worden er 9 met 612 kinderen door het Genootschap onderhouden. Deze zouden worden overgedragen aan de regering wat nog niet gebeurd is. Verzoeke dat nu te doen want wij willen bezuinigen.

 

1863, 3 december

Hoofdbestuur aan de gouverneur van de Molukken.

Het betreft een nog niet goedgekeurde declaratie wegens reiskosten van br. Tobi.

 

1864, 25 februari

Hoofdbestuur aan de zendelingvereniging

Wij zijn zeer verontwaardigd over de anonieme brieven geschreven door een van de zendelingen in de Molukken aan de heer Van Asselt. De brieven zijn gepubliceerd in ‘De Heidenbode’. Wij gaan niet uitzoeken wie dit heeft gedaan maar vragen aan u of zo iemand nog langer zendeling kan blijven van ons Genootschap?

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan br. Bär

Naar aanleiding van uw verslag: de ‘akker op Ambon blijft stug’. De onverstandige handelwijze van br. Teffer heeft veel kwaad aangericht, ofschoon wij hem voor onschuldig houden.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Roematiga.

Zeer juist dat u een man die aan drank en ontucht verslaafd was hebt geweerd van het avondmaal.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aann br. Verhoeff.

Wij voelen er niet voor om het boekje van prof. Doedes te doen drukken. Wij hebben de conferentie al in 1863 gevraagd om een ander boekje met korte vragen en antwoorden. Wij zijn niet bereid het inmiddels gedrukte boekje voor onze rekening te nemen.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Batavia.

Wij kunnen ons niet verenigen met het besluit van de gouverneur-generaal en willen hem vragen het onderzoek voort te zetten. Van het ministerie van Koloniën ontvingen wij het dossier met alle stukken. Volg de raad van Keuchenius op om u thans stil te houden. Blijf in Batavia, ga niet zoals u aankondigde hogerop, naar de Tweede kamer of de Koning!

 

NB:

het geheime besluit van de gouverneur-generaal luidde:

1863, 12 december/N II (geheim)

Gezien rekest zendeling-leraar M. Teffer te Ambon en missiven gouverneur Molukken, bestuur Protestantse Kerk Ned. Indië en bestuur Nederlands Zendelinggenootschap over de beschuldiging tegen Teffer ingebracht over onzedige handelingen bij inlanders.

Overwegende dat Teffer reeds naar Nederland is vertrokken en dus zijn post als zendeling-leraar te Alang heeft verlaten.

Besloten het rekest in het archief te deponeren, Teffer niet meer in Ned. Indië toe te laten en het Nederlands Zendelinggenootschap te berichten dat het gouvernement niets voelt voor een nader onderzoek waarop het genootschap heeft aangedrongen.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan broeders Van Ekris in Kamaria op Ceram en Bossert op Saparoea (twee brieven).

De minister van Koloniën heeft ons gevraagd om een zendeling als hulpprediker voor Bonthaing op Celebes of Koepang op Timor. Wij hebben voorgedragen Bossert en u. U kunt weigeren als u liever wilt blijven waar u thans bent.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan P. van der Crab, resident op Ternate.

Uw onlangs verschenen werk ‘De Moluksche Eilanden’ is een bewijs van uw oprechte interesse. Wij weten dat niet al onze zendelingen heilig zijn. Zoud u ons kunnen inlichten over wat er gebeurd is toen u op Ambon werkte? Wij beschikken graagg over meer feiten en willen graag verbetering brengen in de Ambonse zending.

 

1864, 9 maart

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Wij zenden u de 95 nog in voorraad zijnde kaarten van Ppalestina maar willen deze niet laten herdrukken. Is een kaart van de Molukken of Nederlandsch-Indië niet geschikter als leermiddel voor de leerlingen? Andere door u gevraagde boeken en pennen worden toegezonden. Uw Maleise vertaling van het Nieuwe Testament is ontvangen en doorgezonden naar de commissie voor de Indische talen. Zijn de boeken van br. Graafland over wiskundige aardrijkskunde en geografie van de Minahassa niet geschikt voor uw school?

 

1864, 25 juni

Hoofdbestuur aan br. Van Ekris.

De gevraagde levensmiddelen worden toegezonden. De toonzetting van uw laatste verslag is somber. Ceram is inderdaad eenzaam en afgelegen. Dank voor toezending van de lijst van Ambonse dialecten.

 

1864, 25 juni

Hoofdbestuur aan Zendelingvereniging.

Op uw verzoek om subsidie voor het onderhoud van kerken van gemeenten die dat niet zelf kunnen betalen, is ons gezonden het besluit van de gouverneur-generaal van 31 januari 1864, waarin dat wordt afgewezen. Wij houden vast aan onze wens om kerkenraden op te richten. De toon van uw bericht dat u zich onderwerpt aan onze eis om Maleise boeken voordat zij gedrukt worden aan ons voor te leggen past een zendeling niet. Wij verlangen dat ook vertalingen aan ons worden voorgelegd. Een oorspronkelijk werk is beter dan een vertaling omdat daarmee veel verloren gaat.

Dat u zich met voorbijgaan van ons bestuur hebt gewend tot het bestuur van de Indische Kerk over de kerk- en armengelden is niet correct. Hetzelfde geldt uw brief aan de gouverneur van de Molukken. U jaagt daarmee de bestuurders tegen u in het harnas. Het bestuur van het Genootschap is ontstemd. De zendelingvereniging is onbevoegd zich een oordeel aan te matigen over regeringszaken. De vereniging kan voorstellen doen aan het hoofdbestuur, zij kan niet beslissen. Uw kracht ligt in strikte neutraliteit. Laat het onderhandelen met de regering aan ons over. Dat is overigens zo eenvoudig niet. Het belang van de zending is het meest gebaat ‘wanneer gij zoo min mogelijk met regeringspersonen of ambtenaren in officieele aanraking komt.’ Het nieuwe contract is nog niet rond, maar wel is het aan de subcommissie voor het onderwijs op Ambon toegestaan de zendelingen informeel bij hun werk te betrekken.

 

1864, 8 juli

Hoofdbestuur aan zendeling S.J. de Vries

Dank voor uw berichten over br. Heymering en Roskott. Van de laatste zijn we zeer geschrokken. Wij ontvingen graag meer berichten. Het is nog te vroeg voor een rapport over de scholen in de Molukken. De scholen in de nabijheid van Roskott zijn waarschijnlijk beter dan die op de andere eilanden zoals Noesa laoet.

 

1864, 8 juli

Hoofdbestuur aan br. Teffer.

U meldt het te betreuren dat u in Batavia geen aanbevelingsbrieven heeft ontvangen, maar doordat u zo haastig bent vertrokken  zijn die naar een ander adres verzonden. Welke gouvernementsbetrekking heeft men u aangeboden? Wij hebben wederom bij de gouverneur-generaal aangedrongen op een nieuw grondig onderzoek. Met veel interesse lazen wij uw berichten over het werk van de katholieken in Batavia. Wij zijn het eens met uw oordeel over de christen-werklieden. Het Genootschap heeft destijds de plannen van ds. Heldring ook afgewezen omdat het deze onverantwoord achtte.

 

1864, 8 juli

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Uw vertaling in het Maleis van het evangelie van Mattheus is door de heer Niemann, lector van het zendelingenhuis, ongeschikt bevonden om gedrukt te worden. Het opstel van br. Tobi was ons reeds bekend uit het Bataviaasch Handelsblad. Wij wensen niets liever dan dat de waarheid aan het licht komt. Uw plannen om de financiële toestand te verbeteren hebben wij bestudeerd. Een ervan is om het aantal leerlingen van 30 tot 45 te vergroten en sago te laten kloppen en vis te laten vangen. Daarvoor is een net en een prauw nodig. Het andere plan is om te gaan handelen in kantoorbehoeften. Dergelijke ondernemingen behoren echter niet door het Genootschap te worden bedreven. Hoe staat het met de overdracht van de scholen aan het gouvernement?

 

1864, xx augustus

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Het zal u bekend zijn dat wij ons genoodzaakt hebben gezien br. Roskott te ontslaan nu hij bekend heeft. Wij machtigen u de zendingskas en alle andere eigendommen van het Genootschap te beheren.

 

1864, 16 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott op Ambon.

Er circuleerden al enige tijd ongunstige berichten over uw leefwijze. U geeft nu zelf toe een ongeoorloofde betrekking te hebben onderhouden met een gehuwde vrouw die door haar man verlaten was. Het hoofdbestuur heeft besloten u te ontslaan als zendeling en hoofd van de kweekschool. Wij verzoeken u de kwekelingen per 31 december 1864 te ontslaan en heffen de school op. Br. Bossert volgt u op als penningmeester van de missiekas.

 

Archivalie elders

In het archief van het Nederlandsch Zendelinggenootschap (Het Utrechts Archief, toegangsnummer 1102-1) bevinden zich de volgende stukken:

 

657.

Afschriften van brieven van het bestuur van het Nederlandse Zendelingen Genootschap aan de Zendelingen Vereniging op de Molukken inzake ondersteuning van de werkzaamheden en een verzoek om informatie over de kwaliteit van het onderwijs op de kweekscholen , 1861 - 1862.

 

219-223.

Kopieboeken houdende afschriften van uitgaande brieven aan zendelingen en zendelinggenootschap op de Molukken, 1835-1868.

5 delen.

Verwijzing naar andere archiefvormers
Informatiewaarde Groot

Geschiedenis

Korte geschiedenis

De Vereniging van Zendelingen op de Molukken werd in 1854 opgericht naar aanleiding van het in dat jaar gesloten contract tussen het Nederlandsch Zendelinggenootschap en het ministerie van Koloniën. Het NZG verplichtte zich daarbij om zes zendelingen naar de Molukken te sturen. Deze kregen een salaris van de koloniale regering maar waren in dienst van het NZG. Hun voornaamste taak was de zielzorg voor alle inheemse christenen in dit uitgestrekte gebied. Niet bekend is wanneer de vereniging ophield te bestaan. Het ontslag van br. Roskott in 1864 en de opheffing van de kweekschool voor inheemse onderwijzers in Ambon-stad heeft mogelijk het einde ingeluid. Zie verder de nadere toegang.

 

 

Organisatie

Van de vereniging waren alle zendingen van het NZG in de Molukken lid. De vereniging had een gekozen bestuur en stond in geregeld contact met het hoofdbestuur van het NZG. Bij de oprichting bepaalde het NZG nadrukkelijk dat de vereniging geen rechtspersoonlijkheid had en dat het beleid helemaal een zaak bleef van het hoofdbestuur in Rotterdam. De vereniging beheerde de zendingskas en had een thesaurier. In 1857 was dat broeder Roskott, de directeur van de kweekschool voor inheemse onderwijzers op Ambon.

Doelstelling

Een officiële doelstelling is niet teruggevonden. Doel was overleg te voeren met collega-zendelingen over het zendingswerk.

Taken en activiteiten
  • Zendingscoördinatie

Geografie

Continenten
  • Azië
Lokatie
  • Nederlands Indië
  • Molukken
  • Ambon

Niet-archivalische bronnen


Het archief

Meer over het archief
Beschrijving archief

De vindplaats van het archief is onbekend.

Nadere Toegangen

Brieven van het Nederlands Zendelinggenootschap naar de Molukken

1835-1837

 

 

bron:

Archief Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers

Nederlands Zendelinggenootschap

toegangsnummer 1102-1

inv. nr. 219

Register met afschrift van uitgegane brieven naar Ambon, 1835-1840

Samenvattingen van brieven

 

 

Inleiding

 

 

Het register bevat afschriften van uitgaande brieven aan het Hulpgenootschap op Ambon en aan zendelingen, en daarnaast uittreksels uit het register van besluiten van het hoofdbestuur met veelal benoemingen. Veel stukken gaan over de financiën. Jaarlijks, later halfjaarlijks werd de rekening van de zending opgemaakt. Er werd met wissels geld overgemaakt naar Batavia. De brieven aan de zendelingen bevatten veel instructies en vermaningen. Het op Ambon gevestigde Hulpgenootschap is bedoeld als een intermediair tussen het hoofdbestuur van het NZG in Rotterdam en de zendelingen in het veld op Ambon en de andere eilanden. In principe is de predikant van Ambon-Stad voorzitter van het Hulpgenootschap. Wanneer de post van predikant vacant is komt de oudste zendeling op Ambon in aanmerking om het voorzitterschap te bekleden. Nieuwe leden van het hulpgenootschap worden benoemd door de directie [= bestuur] van het NZG of aan dit ter benoeming voorgedragen. Van vergaderingen van zendelingen over problemen die zij tegen zijn gekomen is in de brieven geen spoor te vinden. Wel worden de zendelingen steeds weer aangespoord om een dagboek of journaal bij te houden en uittreksels daaruit op te zenden naar Rotterdam waar het hoofdbestuur kantoor houdt. Deze uittreksels of delen daaruit worden dan weer afgedrukt in de organen van het Nederlands Zendelinggenootschap.

Het NZG zag Ambon als het middelpunt van de zending in de Molukken, terwijl men rond 1835 ook al dacht over een zending op Noord-Celebes.

Hieronder zijn de brieven samengevat.

 

1835, 16 december

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap

Over de financiën. De weduwe Kam heeft aan het NZG overgemaakt f 4.356 waarvoor wij haar zeer erkentelijk zijn. Br. Vonk is werkzaam op Ceram en heeft er blijkens een brief van 1 december 1834 door ons ontvangen op 22 september 1835 in de negorij Waysama 62 heidenen met het opperhoofd in de christelijke kerk opgenomen en er een kerk ingewijd. Hij heeft ook een kerk ingewijd in de negorij Loky en in een derde negorij scholen bezocht, catechisatie gehouden en kinderen gedoopt. Het genootschap moet Ceram als het grootste eiland zorgvuldig in de gaten houden. Daarna komt Boeroe aan de beurt.

Br. Keyzer blijft uw voorzitter en eerste raadsman van de andere zendelingen. Het NZG wenst een nauwkeurig rapport te ontvangen over de staat van het christendom op het hele eiland Ambon. Dit moet een geheel christelijk eiland worden. Graag aandacht voor het plan van de gouverneur om br. Roskott aan te stellen tot hoofd van de Hollandse school. Dit mag niet buiten u om geregeld worden. Het NZG wil dat er onder toezicht van het Hulpzendelinggenootschap een school voor inlandse onderwijzers komt. Deze zijn niet alleen bestemd voor Ambon maar ook voor andere eilanden. Onder bepaalde voorwaarden mag br. Roskott beide functies combineren. Roskott wil ontheven worden van de verplichting in artikel 14 van zijn instructie verwoord, maar daar gaat het NZG niet mee akkoord. Dit artikel bepaalt dat een zendeling alleen na verlof van het NZG mag trouwen. Het NZG wil voorkomen dat het huwelijk van een zendeling hem belemmert in zijn functie en een verbintenis met een niet geschikte persoon voorkomen. Wij vernamen echter dat de keuze van Roskott is gevallen op een dochter van der bestuurders, en dat is een goede partij. Roskott kan echter zijn vrouw alleen onderhouden als hij benoemd wordt aan de Hollandse school en daarvoor van het gouvernement een salaris ontvangt. Zo niet, dan zouden de kosten van de echtgenote ten laste komen van het genootschap, iets wat het niet kan doen. ‘wij moeten van alle onze zendelingen vorderen dat zy tegen alle de begeerlijkheden des tegenwoordigen levens strijd voeren in de volle wapenrusting des geloofs en geene andere spyze kennen dan te doen den wil des Hemelschen Vaders.’ Er wordt op Ambon waarschijnlijk een predikant aangesteld.

 

1835, 16 december

Hoofdbestuur aan br. Roskott

Roskott kan voor minder belangrijke zaken corresponderen met de zoon van secretaris Ledeboer. Het genootschap is tevreden over wat Roskott tot nu toe heeft gedaan. Hij heeft Maleis geleerd en kan al na drie maanden teksten vertalen. Het is uw taak Maleise onderwijzers op te leiden zodat er overal scholen komen. Het Hulpgenootschap is derhalve gemachtigd Roskotts salaris te verhogen.  Een combinatie met een aanstelling op de Hollandse school mag onder zekere voorwaarden waarvoor Roskott zich moet wenden tot het Hulpgenootschap. ‘Daarom, Waarde Broeder! […] beschouw Uwe Instructie als eene tweede conscientie.’ In plaats van ontheffing te vragen van artikel 14 hadden wij liever gezien dat u om verlof tot een huwelijk had gevraagd. Ontheffing wordt niet verleend want ‘de ervaring heeft ons geleerd dat het hart menigmaal verstand en roeping cijnsbaar aan zich maakte.’ Aangezien wij vernamen naar wie uw voorkeur uitgaat, hebben wij echter het hulpgenootschap bericht dat deze verbintenis wordt toegestaan.

 

1835, 16 december

Hoofdbestuur aan br. Keyzer, voorzittervan het Hulpgenootschap.

Wij verwachten van het Hulpgenootschap hulp bij de uitvoering van de zending, medebestuur samen met ons en handhaving van de aan de zendelingen gegeven instructies. Wij hebben het Hulpgenootschap door wissels te accepteren van voldoende middelen voorzien om te doen wat u is opgedragen. Het NZG wil niet dat zendelingen zonder voorkennis van het NZG in dienst van het gouvernement treden. Het NZG verwacht dat het gouvernement Keyzer betaalt voor zijn werk als predikant ad interim. Het is niet de bedoeling dat de zendelingen verbintenissen aan gaan buiten het Hulpgenootschap om, Verzoek om toezending van de jaarrekening van 1835 en de begroting van 1836. Na de dood van br. Gericke hebben wij br. Hartig, die zonder onze toestemming naar Padang was gegaan en daarom door ons was ontslagen,  tot predikant in Ambon willen benoemen omdat wij graag daar een zendeling als leraar willen hebben staan. Volgens de instructie van Keyzer uit 1832 was zijn bestemming Celebes, mocht br. Kam hem niet nodig hebben op Ambon. Na de dood van Gericke en Kam moet Keyzer in Ambon blijven, maar zich buiten de hoofdstad vestigen omdat het wonen daar goedkoper is. Hij moet alle gemeenten en negorijen bezoeken, daar de zondag vieren, zorgen voor de scholen en onderwijzers zodat de hele bevolking van dit eiland en de omliggende eilanden, geschat op ongeveer 20.000 zielen, christen worde. Nu br. Tinn van de Banda Eilanden is vertrokken, zenden wij daarheen geen predikant meer, wel moeten deze eilanden vanuit Ambon eens per jaar bezocht worden. Br. Ruden moet, wanneer hij gemist kan worden, naar een van de andere eilanden worden gezonden. Het NZG beveelt de school van Roskott in zijn aandacht aan.

 

1836, 4 januari

Hoofdbestuur aan br. Keyzer

Br. Keyzer moet zich ergens vestigen op Ambon en af en toe bezoekreizen maken. Het is niet de bedoeling dat hij voortdurend reizen maakt. Bij afwezigheid moet hij een onderzitter van het Hulpgenootschap aanwijzen.

 

1836, 23 maart

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Het voorstel om de weduwe van br. Gericke naar Nederland te laten overkomen wordt toegestaan. De voordracht is gedateerd 28 maart 1835, pas in september 1835 verzonden en op 4 maart 1836 in Rotterdam aangekomen.

 

1836, 23 maart

Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang

Wij hebben met genoegen vernomen dat u klaar staat om naar Ambon te vertrekken. De post daar evenals de posten op Timor en in Menado worden al jaren lang door onze zendelingen bekleed. Nu is Van der Beek op Ambon tot predikant benoemd zodat er geen reden meer is naar Ambon te gaan, want dan zouden er daar te veel zendelingen zijn. Br. Hartig moet daarom in Padang blijven waar per koninklijk besluit een predikantsplaats is gecreëerd. Sumatra komt nog niet aan bod als zendingsgebied, pas wanneer alle heidenen in de Molukken bekeerd zijn en de nieuwe gemeenten kunnen worden overgedragen aan de Indische Kerk, kan daar sprake van zijn. Het NZG kan daarom nog geen assistent en een drukpers zenden. Wel krijgt Hartig een salaris van f 200 als voorzitter van het nieuwe weeshuis. Bijgevoegd is het bestuursbesluit over het salaris. Het weeshuis is bestemd voor kinderen van christelijke vaders en heidense moeders. Het geld wordt uitbetaald door het Javaans Medewerkend Zendelinggenootschap.

 

1836, 24 maart

Hoofdbestuur aan br. Hartig in Padang.

Sprake van een onbeleefde brief van Hartig aan het NZG en een latere waarin hij daar op terugkomt. Het ontslag is door het bestuur ingetrokken. Hij heeft in Padang al veel tot stand weten te brengen mede door de hulp van de heer Aandeweg. Wij willen graag meer informatie. Het NZG ziet graag dat zendelingen een journaal bijhouden. Br. Hartig doet dit niet omdat naar zijn inzicht ‘vele zaken later in een ander licht gezien worden dan te voren.’ en er makkelijk een verkeerd gebruik wordt gemaakt van uittreksels uit een journaal die worden overgezonden. Een journaal is volgens het hoofdbestuur nodig omdat ‘gij volgende ondervindingen met vroegere vergelijken kunt  en alzoo te eerder door ervaring wijs wordt, Uzelven ook steeds zoowel als anderen verantwoording doen kunt en een schat van bijzonderheden verzamelt, waaruit gij voegzame gelegenheden nuttige mededeeling kan voortvloeyen.’ Wij rekenen er dus op dat wij voortaan geregeld journalen van u ontvangen. Verzoeken en voorstellen aan het bestuur horen niet in het journaal thuis maar moeten worden verwoord in een afzonderlijke brief die u richt ofwel aan het hoofdbestuur ofwel aan de aan u toegewezen correspondent. Verzoeken om een assistent en om een Engelse drukpers daar te mogen overnemen worden niet ingewilligd. Wij zijn verheugd te lezen dat de verwoeste kerk van Padang is herbouwd. Aan het weeshuis wordt een bijdrage gegeven van f 200. Wij willen dat u overlegt met andere zendelingen en ons alvorens nieuwe activiteiten te ondernemen. Wij hadden u graag naar de Zuid-Wester Eilanden gezonden. U vindt dat nutteloos. Oproep tot een coöperatieve houding.

 

1836, 25 maart

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap

Wij zenden aan u het bestuursbesluit over de oprichting van de kweekschool. Bij plaatsing van de opgeleide onderwijzers hebben de scholen die onder een bestaande zendingspost vallen voorrang. De schoolmeesters hoeven niet te worden opgeleid tot zendelingen, alleen in bijzondere gevallen en bij uitstekende capaciteiten kan dit geschieden. Wij rekenen erop dat u samenwerkt met de gouverneur van de Molukken en de subcommissie van onderwijs aldaar. [In Batavia zetelt de hoofdcommissie voor het Onderwijs die de koloniale regering adviseert over onderwijszaken] Wij zullen naar Batavia schrijven om een of meerdere schoolboekjes herdrukt te krijgen. Het is goed dat Roskott enige boekjes heeft vertaald en zien graag dat hij ook wat oorspronkelijks maakt. Er komt een reglement op de kweekschool.

Bijgesloten is het besluit van het hoofdbestuur van 23 maart 1836 tot oprichting van de kweekschool, het instituut genaamd. Het plan waarover de gouverneur van de Molukken heeft geadviseerd wordt goedgekeurd. Het plan voorzag oorspronkelijk in een opleiding voor zendelingen. De school valt onder het Hulpzendelinggenootschap.

 

1836, xx maart

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Verzoek aan het genootschap om de subcommissie voor onderwijs zo ver te krijgen dat het geschikte onderwijzers zendt naar de Zuid-Wester Eilanden Roma, Moa en Letti. Zij staan onder de daar werkende zendelingen die ieder half jaar rapporteren aan de subcommissie over hun werk. Aan de zendelingen Bär op Kisser en Holtz op Letti wordt toegestaan hun zonen naar de nieuwe kweekschool te zenden.

 

1836, 30 maart

Hoofdbestuur aan br. Keyzer op Ambon.

Wij lazen uw dagverhaal over uw reis naar Ceram lopend over de periode 8 augustus tot 31 december 1834, in januari 1836 door ons ontvangen.

Verbazing over het aantal naamchristenen dat hij aantrof ondanks het gebrek aan toezicht en de slechte schoolmeesters in diverse negorijen. Goed dat u op enkele uitzonderingen na het Avondmaal niet hebt laten vieren omdat de bevolking zondig leefde of te veel onkundig was. Bij aankomst op Waysama werd u verwelkomd door lieflijk gezang van kinderen. Zodra er weer een zendeling beschikbaar is moet deze naar dit dorp worden gezonden. Hoe is de ligging en wat brengt de grond er voort? Is dit te danken aan het werk van br. Vonk? Verbazing dat er in Karuw nog een overblijfsel is van een groot kerkgebouw, waaruit weer blijkt tot hoever de verkondiging is gegaan. Nu is 80% van de bevolking er islamitisch, de rest christen. Ook in Sory Sory stond een kerk die nog uit de tijd van de Compagnie moet stammen. Dit bewijst dat men het niet gevaarlijk vond om de bevolking christelijk te maken en dat er geen gevaren uit zijn voortgekomen. Het werk op Ceram moet worden voortgezet. Het journaal geeft helaas niet duidelijk aan waar de bezochte plaatsen liggen en hoe u gereisd bent. Graag de volgende maal een meer nauwkeurige opgave. De situatie op de kleine eilanden zoals Saparoea en Haroekoe is beter. Wij zijn benieuwd naar de resultaten van uw komende bezoekreis naar Boeroe. Hier hebben wij nog nooit iets gedaan en er moeten eerst scholen komen. Het aantal christenen zal er klein zijn. Wij ontvangen van de broeders werkzaam op de Zuid-Wester Eilanden een fraaie beschrijving van de situatie daar. Uw dagverhaal zal ‘voor zooveel mogelijk’ worden gedrukt en verspreid.

 

1836, 22 mei

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Goedkeuring rekening maart 1832-december 1832. Details over de verschillende posten en de wijze waarop de rekening is ingericht. Dank voor de rekening van de schoolmeesters over november 1833-juni 1835. De rekening zelf is afgeschreven.

 

1835 [sic], 3 mei

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Wij ontvingen de eerste aflevering van uw Maleise schoolboek en zijn daar tevreden over. Wij vernamen over de ramp die onze kleine kerk heeft getroffen. Brieven aan het Hulpgenootschap zijn verloren gegaan, maar duplicaten zijn meegegeven aan een ander schip.

 

1836, 16 juni

Hoofdbestuur aan br. Ruden.

Spijtig te vernemen dat uw reis naar Ambon is vertraagd.

 

1836, 20 juni

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Besluit over het boekjaar van de rekeningen. Gezien de grote afstand tussen Nederland en het zendingsgebied moet er frequenter rekening worden afgelegd. Voortaan ieder half jaar een rekening en een begroting.

 

1836, 4 oktober

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Handelt over het zenden van geld per wissel via de Nederlandse Handelmaatschappij naar Batavia en Ambon.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap

Bevestiging van de overdracht van het voorzitterschap door br. Keyzer aan  ds. P. van der Beek bij diens aankomst op Ambon. Het NZG zendt het diploma dat Van der Beek nodig heeft om de vergaderingen bij te mogen wonen en de aanstelling tot directeur. Aangezien het verblijf op Ambon duur is, moeten zo veel mogelijk zendelingen naar andere eilanden gezonden worden. De verplichting om de kerken op Ambon in stand te houden berust bij het bestuur van de Protestantse Kerk van Nederlands-Indië. De zendelingen Keyzer en Ruden moeten derhalve naar Saparoea. Zij moeten af en toe ook  de negorijen op Ambon bezoeken en br. Keyzer blijft lid van het Hulpgenootschap. Voor herstel van de verwoeste kerk is f 4.000 nodig, maar er is geen geld voor herbouw.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Besluit tot toekenning van een eenmalige uitkering van f 100 aan de weduwe van B. Muller.

 

1836, 28 oktober

Extract bestuursbesluit.

Br. Keyzer en br. Ruder gaan naar Saparoea en verdelen daar het werk onderling. Het Hulpgenootschap zal zorgen voor voldoende schoolmeesters.

 

1836, 11 november

Extract bestuursbesluit.

Br. ds. F. van der Beek, die al medewerkend lid is, aan te stellen tot directeur van het Hulpgenootschap.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan ds. Van der Beek.

Nu u bent aangetreden als predikant van Ambon, kunnen onze zendelingen weer worden aangewend voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Het is altijd onze wens geweest dat gemeenten die helemaal christelijk zijn en streken die het christendom zijn toegedaan geleid worden door predikanten. Als medewerkend lid en directeur van het Hulpgenootschap is hij een wachter over de kudde.

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Met genoegen vernemen wij over de voortgang van de school en dat uw schoolboekjes over heel Ambon en de omliggende eilanden zijn verspreid. Een aantal ervan zal naar Menado worden gezonden. Op uw verzoek zenden wij u de concordantie op de Bijbel van Frommius. Wij zien met leedwezen dat u in strijd met artikel 2 van uw instructie niet bereid bent om zich te onderwerpen aan de zendelingen. Elk beroep heeft zijn eigen plaats. Titus gehoorzaamde toch ook Paulus?

 

1836, 7 november

Hoofdbestuur aan de weduwe van Jozef Kam sr.

Mededeling dat het hoofdbestuur geen geld uit kan trekken voor de herbouw van de verwoeste kerk in Ambon die door haar en wijlen haar man aan het NZG was geschonken.

 

1836, 21 december

Extract bestuursbesluit.

Besloten dat br. Höfker, die tijdelijk is gestationeerd op Ternate, naar Rotti gaat.

 

1837, 27 januari

Hoofdbestuur aan Hulpgenootschap.

Mededeling dat nieuwe leden van het hulpgenootschap benoemd worden door de directie van het NZG of aan dit kunnen worden voorgedragen.

 

1837, 4 april

Hooofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Handelt over de rekening januari-juli 1836. Zendeling Keyzer die op Kaybobo op Ceram is gestationeerd moet worden opgedragen ieder half jaar een journaal in te leveren. Dit moet zijn ingericht als een dagverhaal. Verder verlangt het hoofdbestuur vanaf juli 1837 een verslag over wat er is gedaan. Rotterdam wil ook meer details over het financiële beheer van de kweekschool terwijl aan br. Roskott te veel salaris is uitgekeerd. De school is begroot op 12 leerlingen. Het Hulpgenootschap mag, zoals al eerder is bepaald, geen geld op rente uitzetten.

 

1837, 8 augustus

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap

Br. Keyzer heeft het ambt van predikant in Ambon waargenomen omdat ds. Van der Beek is overleden. Het verslag van de reis van Keyzer gemaakt in 1835 is het hoofdbestuur goed bevallen en in de handelingen van het NZG afgedrukt. In 1838 moet br. Keyzer weer een reis maken waarvoor f 300 wordt gereserveerd. Men verwacht een verslag daarvan vóór juni 1839 en hoopt op toezending van journaals uit de jaren 1836 en 1837.

 

1837, 9 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Papier en inkt worden opgezonden om schoolboekjes te laten drukken. Wat bij u niet gedrukt kan worden, moet naar Rotterdam worden opgestuurd om daar gedrukt te worden. Met genoegen vernemen wij dat het gouvernement de afgestudeerde kwekelingen plaatst en dat er twee schoolmeesters zijn uitgezonden naar de Zuid-Wester Eilanden. Het bestuur wil ieder half jaar een rekening zien van de school met de namen van de leerlingen met persoonlijke gegevens. Raadgevingen: houd de school op peil, zorg ervoor dat de kwekelingen in contact met elkaar blijven en onderhoud een briefwisseling met hen. Laat enkele van hen verslagen opzenden en gebruik deze om een overzicht te maken van het onderwijs in het gebied van de Ambonmissie. Verzoek om de door hem gemaakte schoolboeken op te sturen, want ‘hier zullen zij U een goeden naam, vertrouwen, hulp en bekroning’ bezorgen.

 

1837, 10 augustus

Hoofdbestuur aan br. Ruden op Saparoea.

Aan Ruden is bericht dat hij geordend is. Dit dient te volgen op een goede kennis van het Maleis en niet, wat vroeger wel gebeurde, eraan vooraf te gaan. Wij ontvingen van u geen journaal of bericht over uw werkzaamheden zoals in de instructie is voorgeschreven. U mag alles aan ons vragen, maar wij accepteren niet dat u langs andere wegen uw doel bereikt. Verzoek om toezending van brieven en verslagen over wat hij in 1836 en 1837 heeft gedaan.

 

1837, 10 augustus

Extract bestuursbesluit.

Verzoek aan het Hulpgenootschap te berichten hoe het staat met de spreekvaardigheid van br. Ruden in het Maleis.

 

1837, 12 augustus

Hoofdbestuur aan het Hulpgenootschap.

In uw laatste brief wederom geen nieuws over br. Vonck die in Kaibobi zit. Wij ontvingen ook geen journaals en andere berichten van hem, dus wordt gedreigd met intrekking van zijn salaris. Verzoek om een rapport over de activiteiten van deze zendeling.

 

1837, 18 augustus

Hoofdbestuur aan br. Vonck in Kaijbobo op Ceram.

Wij hebben sedert een jaar niets van u vernomen en nemen dus aan dat u niet actief bent. Andere broeders, waaronder die van ons geen salaris ontvangen omdat zij in dienst van het gouvernement zijn, zenden ons wel hun journaals. Dreiging met intrekking van het salaris ‘want luie en nuttelooze dienstknechten willen wij niet gaarne versorgen.’Verzoek om geregeld journaal te houden en ons ieder half jaar een uittreksel toe te zenden.

 

1837, 20 augustus

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Goedkeuring van de rekening tot einde 1836.

 

1837, 21 augustus

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

De vermoedelijke uitgaven in 1837 bedragen f 9.260. Op de loonlijst staan de zendelingen Keyser, Roskott, Ruden en Vonk, een onbekend aantal schoolmeesters en het instituut van br. Roskott met 12 kwekelingen.

 

1837, 2 oktober

Hoofdbestuur aan de nieuwe gouverneur-generaal [sic] van de Molukken.

Dankzij de medewerking van de oude gouverneur Ellinghuijzen is het christendom op de Molukken sterk vooruitgegaan, zodat de bevolking van dit gebied op een hogere trap van beschaving is beland. Het NZG vraagt aandacht voor de huisvesting van de zendelingen Ruder en Keyzer op Saparoea, de kweekschool en medewerking aan de jaarlijkse reis die de meest ervaren zendeling maakt langs de eilanden om de scholen te inspecteren, de sacramenten toe te dienen enz.  Meermalen hebben onze zendelingen waargenomen als predikant in de Europese en Maleise gemeenten in Ambon-Stad.  zonder daarvoor salaris te ontvangen. Verder bevelen wij het lot aan van onze zendelingen op de Zuid-Wester Eilanden. Er wordt daar vaak oorlog gevoerd. Wanneer deze eilanden onder burgerlijk gezag gebracht worden, kunnen wij de bevolking christen maken ‘en daar door tot nuttige onderdanen voor onze colonies op te leiden’.

 

1837, 6 november

Secretarissen van het NZG aan br. Keyzer, voorzitter van het Hulpgenootschap.

Wij ontvingen geen berichten van u, ook geen journaal over 1836. Een ijzeren drukpers waar u om gevraagd heeft zal worden aangekocht en opgezonden. De oude is nog bruikbaar en mag niet door witte mieren worden opgegeten. Opzenden van een drukkersgezel is niet nodig omdat dergelijke lieden in Ambon kunnen worden opgeleid. We willen volgend jaar Maleise schoolboeken opzenden naar Ambon.

 

1837, 8 november

Hoofdbestuur aan Hulpzendelinggenootschap.

Wij zien graag een beschrijving van de toestand van het christendom in uw gebied tegenoet. Br. Keyzer wordt ontheven van zijn verplichtingen als zendeling nu hij in dienst is getreden van het gouvernement.

 

1837, 7 november

Secretarissen NZG aan Hulpgenootschap.

Over de zending van brs. Keyzer en Ruden naar Saparoea. Uitvoerig betoog dat het NZG alles heeft gedaan wat nodig was voor deze uitzending. De broeders klagen nu en verwijten het hoofdbestuur ontrouw. Verzoek aan het Hulpgenootschap de broeders terecht te wijzen.

 

1837, 21 december

Secretarissen aan Hulpgenootschap.

Br. Ruden is vertrokken naar Saparoea. Wij verwachten in 1838 nader bericht over hoe het gaat.

 

1837, 21 december

Secretarissen aan br. Keyzer te Ambon.

Wij ontvingen een uittreksel uit uw dagverhaal over de periode januari-juni 1836. Een journaal dient om de voortgang na te gaan, problemen te signaleren en een zekere verantwoording af te leggen aan de leden. Uw tocht in de baai was zeer nuttig. Het is uw taak onbekwame meesters te weren. De kweekschool moet onderwijzers afleveren die de dag des Heren op de juiste wijze kunnen vieren. Nog beter is het wanneer u een dergelijke reis meer dan één maal per jaar doet. Sprake van ds. Veekmans die op Ambon de beide gemeenten moet gaan bedienen. Leren van het Maleis is moeilijk. Uit uw binnengekomen verslag blijkt dat het aantal nieuwe christenen niet groot was. raadgevingen: sticht op het middelpunt van het eiland of waar veel gemeenschap is een kerk en een gemeente. Probeer te bewerkstelligen dat de christenen één keer per jaar bijeenkomen voor een christelijk feest om dit gezamenlijk te vieren. Wij hopen dat u eind 1836 een reis heeft gemaakt naar Ceram. ‘Schrijft toch menigvuldig [aan ons] wat gij doet, denkt en zoudt begeeren dat gedaan werdt’.

 

1837, 28 december

Secretarissen aan Hulpgenootschap.

Gezien de berichten van de eilanden Moa en Lackar achten wij nodig dat het onderwijs daar meer wordt ondersteund. Er zijn nu op deze twee eilanden negen scholen met daaraan verbonden drie Ambonse meesters, drie inheemse en drie ondermeesters. Dringend verzoek meer meesters te sturen naar br. Dommers. Verzoek om rescriptie op dit bericht.

 

 

Brieven naar de Molukken, 1855-1857 en 1862 -1864

 

 

vindplaats:

Het Utrechts Archief, Utrecht

Archief Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers

toegangsnummer 1102-1

inv. nrs. 222 (1855-1857) en 223 (1862-1864)

 

 

 

Inleiding

 

Dit bestand bestaat uit samenvattingen van brieven geschreven voor het hoofdbestuur van het NZG aan zendelingen werkzaam op Ambon en omringende eilanden. Bijna alle brieven reageren op brieven van zendelingen aan het Hoofdbestuur. Het register bevat ook de tekst van de vrachtbrieven waaruit blijkt welke goederen naar Ambon werden gezonden. De samenvattingen zijn niet voorzien van trefwoorden omdat het aantal onderwerpen dat in de brieven behandeld wordt zeer groot is.

De zending op Ambon vanwege ghet NZG was begonnen in 1814 toen Joseph Kam die toen nog in dienst was van de London Missionary Society (zie ook dat format), op Ambon aankwam. Kam is tot aan zijn dood zeer actief geweest. Hij bezocht vele eilanden en legde contacten met christelijke schoolmeesters en voorgangers die decennia lang geen Europese predikant op bezoek hadden gehad. Na Kams dood in 1833 was er geen echte opvolger en dreigde de zaak weer te verslappen. In 1854 sluit het Nederlands Zendelinggenootschap een overeenkomst met de minister van Koloniën waarbij het NZG de zorg voor de inheemse christengemeenten in de Molukken op zich neemt. Het NZG zegt toe te zullen zorgen voor zes zendelingen, in ruil waarvoor de koloniale regering aan hen een salaris, vrije woning en dienstreizen voor rekening van de regering toekent. De zendelingen hebben vanaf dan derhalve twee meesters: de regering en het Genootschap. Tevens wordt dan een vereniging van zendelingen opgericht die een of twee keer per jaar vergadert over zaken die allen aangaan. Uitdrukkelijk bepaalt het hoofdbestuur van het Genootschap dat de vereniging geen rechtspersoonlijkheid krijgt en dat zij geen beleidsmatige bevoegdheden heeft. Met deze regeling week de Nederlandse overheid af van haar beleidslijn dat de koloniale regering neutraal was in godsdienstzaken. De vereniging hield conferenties maar de brieven afgeschreven in dit register bevatten daarover geen informatie. In de inventaris van het archief van het Nederlandsch Zendelinggenootschap (Raad voor de Zending, rechtsvoorgangers, toegangsnummer 1102-1) wordt merkwaardig genoeg in het geheel geen melding gemaakt van notulen of verslagen van deze conferenties. De vereniging beheerde de zendingskas, waarvan br. Roskott, de directeur van de kweekschool voor inheemse onderwijzers in Ambon-stad, penningmeester was. De in Ambon aangekomen goederen werden door Roskott in een depot opgeslagen. In 1864 werd Roskott ontslagen nadat gebleken was dat hij een verhouding had met een vrouw die door haar man verlaten was. Het bestuur van het NZG, dat als gevolg van de afsplitsing van enkele meer orthodoxe groepen leden in de financiële problemen was geraakt, hief toen de kweekschool op. In de eraan voorafgaande jaren waren er al geregeld wrijvingen geweest tussen het hoofdbestuur in Nederland en de zendelingen. Een punt van discussie was bijvoorbeeld de eis van het hoofdbestuur dat alle manuscripten voordat zij naar de drukker gingen aan Rotterdam ter beoordeling werden voorgelegd. Het betrof dan bijbelvertalingen, leer- en leesboeken en werken over bijbelse geschiedenis. Een ander thema dat steeds terugkeert is het permanente gebrek aan geld en aan geschikte zendelingen.

 

1855, 22 mei

Hoofdbestuur aan br. Lyijkx in Hoetoemoeri op Ambon.

Het blijkt dat enige door ons verzonden nummers van de Maandberigten en van de Barmenberichte niet zijn aangekomen. Deze zullen worden nagezonden.

De zending van kinine heeft vertraging opgelopen, maar aan br. Roskott is 2 ½ kilo kinine verzonden zodat hij gerust wat aan u kan uitlenen. Jammer dat er nog steeds koortsen heersen op Ambon, het is ‘de geest van Ambon’.

De berichten over de resultaten uit uw nieuwe standplaats Hoetoemoeri zijn gunstig.

H.W.A. van Oordt, zoon van een oud-hoofdbestuurslid is aan u als correspondent toegewezen.

 

1855, 22 mei

gezondheid

literatuur

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Goed te vernemen dat uw reis voorspoedig verlopen is, jammer te horen dat u zo snel bent aangetast door de koorts. Br. Roskott heeft veel kunnen werken, br. Luijkx is in leven gebleven maar zwak en afgeleefd. Enkele raadgevingen hoe de ziekte te voorkomen. Oorzaken zijn wellicht ‘uitdampingen’ uit stilstaand water, gebrek aan hygiëne of de huizen die tegenwoordig op de grond gebouwd worden en daardoor vochtiger zijn dan vroeger toen zij iets boven de grond gebouwd werden waardoor de lucht er vrij onderdoor kon stromen.

Ambon verlaten? ‘Gij begrijpt, daaraan valt niet te denken’. Wij zien uit naar berichten over de resultaten van uw werk.

Uw verzoek om het boek van Valentijn: daar is moeilijk aan te komen en het is duur.

 

1855, 2 augustus

organisatie

Hoofdbestuur aan de Zendelingvereniging op Ambon.

De brief handelt over de begroting van 1856. Geen problemen.

Wij ontwerpen nu een instructie voor de broeders Teffer en Bär die in oktober aanstaande vertrekken. De verdeling van de standplaatsen zoals door ons vastgesteld is tijdelijk en kan veranderen zodra er zes zendelingen op Ambon zijn.

 

1855, 6 augustus

 

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

U bent niet ingenomen met uw standplaats Saparoea omdat het er zo ongezond is. Verwijzing naar brief van 22 mei 1855. De Minhassa is tegenwoordig ook ongezond. Andere klachten zijn de te grote uitgestrektheid van het zendingsgebied, het te lage salaris en de toestand waarin de gemeenten verkeren.

Wat de grootte van het gebied betreft: wij weten niet welk gebied de koloniale regering u toegewezen heeft. Waarom heeft u de brief daarover niet in kopie aan ons doen toekomen? Wij kunnen het ministerie van Koloniën daar niet mee lastig vallen. Als Batavia aan Saparoea andere gebieden toevoegt moet zij eerst advies inwinnen bij het bestuur van de Indische Kerk en de kerkenraad op Ambon. Wellicht heeft Batavia te veel aan uw gebied toegevoegd, maar de nu geldende regerling is voorlopig en wordt nog herzien zodra er zes zendelingen in de Molukken zijn. Wat het salaris betreft is het het beste de tering naar de nering te zetten.

De situatie van de inheemse gemeenten is ons bekend. Geen wonder want zij zijn lang verwaarloosd. Br. Bossert wordt vermaand om flink te zijn. Uw tweede brief is positiever. Er worden lidmaten aangenomen, er wordt gedoopt en het avondmaal wordt gevierd. De scholen zijn een teer punt omdat erop wordt toegezien door de subcommissie van Onderwijs.

U krijgt van ons nog een instructie.

Het kristallen avondmaals- en doopgereedschap waar u om gevraagd heeft moet in Bohemen besteld worden en we weten niet hoe duur dat is.

Aan br. Linemann in Menado zijn opgezonden de verlangde Maandberigten, de Kleine Stukjes, de verslagen en redevoeringen. U zult ze voortaan via br. Roskott ontvangen.

 

1855, 14 november

De commissie van het NZG voor de zending op Ambon aan br. Roskott in Ambon.

Antwoord op een brief van Roskott waarvan alleen een duplicaat zonder de bijlagen is ontvangen. Dank voor de inlichtingen over de kweekschool die wij willen gebruiken om voorstellen te doen op de maandvergadering van het dagelijks bestuur. De school is gevestigd op Batoe Meira. Helaas ontbraken de schets van het gebouw en de lijst van kwekelingen die wij graag alsnog ontvangen. Wij hebben behoefte aan meer informatie en voorbeelden zodat wij beter begrijpen wat u bedoelt. U vraagt om leerboeken maar willen eerst weten wat u al heeft zodat wij kunnen zien wat aanvulling behoeft. Wij achten het nodig dat er op de kweekschool onderwijs in de Nederlandse taal wordt gegeven, want de Maleise literatuur heeft niet veel te bieden. Het is dus wenselijk om een jonge onderwijzer uit Europa naar Ambon te sturen om dit vak te geven. Deze kan u ook opvolgen of vervangen, want anders gaat alle opgedane kennis en ervaring verloren wanneer u er niet meer bent. De andere zendelingen  zijn voor dit werk niet opgeleid. Verzoek aan Roskott daar eens rustig over na te denken, want voordat een jonge onderwijzer is gevonden en kan worden uitgezonden gaat er nog veel tijd overheen.

 

1855, 7 november

Hoofdbestuur aan br. Schot.

U heeft Timor verlaten wegens gebrek aan geld, maar zonder daarvoor aan ons verlof te hebben gevraagd. Uw verhuizing van Babauw naar Koepang was al een eigenmachtige daad, maar te billijken wegens de toestand van uw vrouw. Waarom bent u naar Makassar gegaan? Dit kan alleen verklaard worden door onberadenheid of wanhoop. Wij zijn zeer ontevreden over deze handelwijze. Mocht u dit weer doen, dan volgt ontslag.

 

1855, december, z.d.

Instructie voor de zendelingen op de Molukken

De overeenkomst door het Genootschap aangegaan met de minister van Koloniën d.d. 18 maart 1854 verplicht het NZG tot het zenden van zes zendelingen naar de Molukken die de inlandse gemeenten in de Molukken te bedienen. Volgen enige bepalingen uit de overeenkomst: het aantal zendelingen is zes, de kosten van de opleiding, uitrusting en vervoer zijn voor rekening van het NZG, elke zendeling ontvangt van de koloniale regering een salaris van f 135 per maand, vrije woning en vrij vervoer voor dienstreizen in het gebied. De gouverneur-generaal wijst in overleg met het bestuur van de Indische Kerk de standplaatsen aan. Overplaatsing mag alleen na goedkeuring van de Indische regering. Het bestuur van de Indische Kerk houdt toezicht, inspecteert en ontvangt van de zendelingen of van het NZG jaarlijks rapporten. Het kerkbestuur onderhoudt alleen door tussenkomst van de koloniale regering contact met het NZG. De zendelingen hebben dus een dubbele betrekking, namelijk tot de koloniale regering en tot het Genootschap, vandaar deze instructie.

De instructie telt 24 artikelen en regelt de verhouding van de zendeling tot de koloniale regering, het Genootschap en de inlandse gemeenten en de verhouding van de zendelingen onderling. De zendeling moet verslag uitbrengen zoals door de regering of de Indische Kerk wordt voorgeschreven. Bij problemen over het functioneren van zendelingen verloopt het contact via het bestuur van het Genootschap. De zendeling beschouwt zichzelf als een medewerker van het NZG. De algemene door iedere zendeling ondertekende instructie blijft van kracht. Het NZG mag de zendeling naar elders, in of buiten de Molukken overplaatsen. De zendeling krijgt een kindertoeslag voor elk kind en zijn weduwe krijgt een toelage totdat zij hertrouwt.

De zendeling moet elke gemeente naar behoefte zo goed mogelijk bedienen. ‘Daar de gemeenten in de Molukken gedurende langen tijd van herderlijke zorg beroofd waren, zal de zendeling haar met bedaard overleg en met wijsheid naar het voorbeeld van den Heer tot hooger leven trachten op te leiden. Hij bedenke dat er tijd noodig is om goede uitkomsten te verkrijgen.’(art. 15). De onderwijzers in de negorijen helpen de zendeling bij het godsdienstig onderwijs en het voorgaan van de gemeente. De scholen staan onder de plaatselijke schoolcommissie in Ambon. De zendeling mag zich ook bezighouden met heidenen of mohammedanen.

Iedere zendeling is verantwoordelijk voor zijn post, maar de zendelingen komen een- of twee maal per jaar bijeen ‘waar men elkander mededeelingen doet, onderwerpen uit het zendelingenwerk bespreekt enz.’. Deze vergadering mag echter geen rechtspersoonlijkheid krijgen. De vergadering mag geen richtlijnen en dergelijke uitvaardigen, maar correspondeert over zaken alleen met het hoofdbestuur. De ‘vereeniging’ kan wel over ondergeschikte zaken beslissen. De notulen van de vergaderingen worden opgezonden aan het hoofdbestuur. Voorstellen van een zendeling moeten eerst in de vereniging worden besproken en daarna met haar advies worden opgezonden aan het hoofdbestuur. Aanvragen om goederen lopen ook via de vereniging. Aan de vereniging wordt jaarlijks de rekening van de zending voorgelegd en goedgekeurd. De vereniging benoemt ook een kascommissie.

De instructie wordt op 8 januari 1856 verzonden naar de zendelingen en in afschrift naar de gouverneur-generaal.

 

1855, december, z.d.

Hoofdbestuur aan Zendingsvereniging

Het leek ons goed u van tijd tot tijd op de hoogte te stellen van onze beraadslagingen. Derhalve zenden wij u twee overdrukken van rapporten van ds. Heldring met het voorstel om alle ooit door de Verenigde Oostindische Compagnie gestichte maar thans weer verlaten posten weer te doen bezetten. Wij zijn geïnteresseerd in uw mening hierover.

 

1855, december, z.d.

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Hoetoemoerie op Ambon.

Dank voor toezending van uw notitie over de Lettinese taal, waar de heer Millies om gevraagd heeft omdat hij dit nodig heeft voor zijn taalstudiën en waar wij ook prijs op stellen omdat wij zoveel mogelijk willen weten over wat de zendelingen doen. Wij kunnen dit gebruiken voor de opleiding van zendelingen.

Wellicht krijgt u een verzoek van het Bijbelgenootschap over de vertaling van het evangelie van Mattheus. Wij zijn verheugd over uw positieve berichten. Het gaat nu veel beter.

De zaak van de kostschool hangt nog: eerst moeten de adviezen van de zendelingen, ook die van de Minahassa, binnen zijn. Wij willen de kostschool [die bestemd is voor kinderen van zendelingen] in de Minahassa vestigen. Enige adviezen over het onderricht van de zoon van Luijkx. Hij moet vooral goed Nederlands leren. Wij raden u ten stelligste af hem voor onderwijs naar Soerabaja te zenden.

 

1856, 3 januari

Hoofdbestuur aan de gouverneur van de Molukken.

Het NZG heeft van 1816 [Dit is in meerdere opzichten niet juist. Zendeling Joseph Kam begon zijn werk op Ambon in 1815, maar wel als predikant van de Indische Kerk. Hij combineerde dit met het echte zendingswerk onder de inheemse christenen en de heidense bevolking in de Molukken] tot 1843 zendelingen naar de Molukken gestuurd. Daarna stuurde de koloniale regering predikanten, maar er bleven enkele zendelingen die in 1835 een kweekschool voor onderwijzers hebben opgericht. De minister van Koloniën is in contact getreden met ons over een andere regeling die geleid heeft tot een overeenkomst en een daarop gebaseerde instructie welke laatste als bijlage aan de gouverneur wordt toegezonden. De zendelingen zijn niet in dienst van de regering en staan onder de bevelen van het Genootschap. In de loop van 1856 zal het aantal zendelingen zoals contractueel bepaald op zes uitkomen.

 

1856, z.d.

Vrachtbrief wegens onder andere het avondmaalszilver en een doopvont bestemd voor Ambon.

1 kristal geslepen doopvont

3 kristal geslepen collecteerschalen

2 kristal geslepen schenkkannen

1 kristal geslepen schotel

1 kristal geslepen glas voor de schotel

5 kristal geslepen borden

5 kristal geslepen bekers

Het doopvont en een van de kannen is in zilver gemonteerd. Kosten inclusief vracht en verzekering f 210,34. [In latere jaren worden nog vaker avondmaalsstellen en andere benodigdheden voor de liturgie naar Ambon verzonden.].

 

1856, 27 maart

Hoofdbestuur aan zendeling Luykx in Roematiga op Ambon.

Wij zijn verbaasd dat u verhuisd blijkt te zijn, maar vergeven u dat na dertig jaar trouwe dienst aan het Genootschap en mede gezien uw leeftijd en zwakke gezondheid.

 

1856, 3 april

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon.

Dank voor uw verslag van het bezoek van de gouverneur-generaal aan Ambon en aan de kweekschool. ‘Moge de uitwerking van dit bezoek van dien aard zijn, dat ons werk op Java en elders zooveel mogelijk zijnen vrijen gang worde gelaten’.

Wat de uitgave van [school]boeken aangaat, wij hebben liever dat deze door ons en niet door het gouvernement worden gedrukt. Wij willen ook de tekst eerst zien ook al omdat wij liever niet hebben dat de invloed van het gouvernement op de scholen te groot wordt. Dit speelt ook in de Minahassa. Wij willen onze kleine voorraad goede Maleise schoolboeken graag vergroten.

Wat betreft de opleiding van uw zoon: dit is geen kerntaak van het Genootschap, maar wij zijn wel bereid hier vier jaar lang jaarlijks f 400 op toe te leggen.

Wij zenden u 2.000 exemplaren van een Maleis psalmboek en voegen er een exemplaar van een ‘Bloemlezing uit de psalmen’ aan toe. Wilt u de zaak van een nieuw psalm- en gezangboek voor de Ambonnese gemeenten in overweging nemen? Wij kunnen het Maleise psalmboek laten bijdrukken.

 

1856, 7 april

Hoofdbestuur aan br. Schot in Alang op Ambon.

Het is niet altijd mogelijk uw brieven te beantwoorden omdat de toonzetting minder gelukkig is. U schrijft dat het u spijt Timor verlaten te hebben. Dan had u daar moeten blijven. Uw nieuwe standplaats zal ook zorgen opleveren, dat hoort er nu eenmaal bij. Zelfs predikanten in Nederland kampen met tegenslagen. U wilt niet naar Ceram dat u is toegewezen en bent het er niet mee eens dat de koloniale regering u naar believen kan overplaatsen. In een volgende brief schrijft u dat u liever in Waay geplaatst was dan zoals nu in Alang [beide op Ceram]. U bent meer geneigd tot klagen dan tot berusten en vraagt nu ook nog om opslag. Het bestuur stoort zich ook aan de vulgaire bewoordingen van uw brieven, zoals de uitdrukking: ‘ik heb er eens hartelijk om gelagchen’. Uw verzoek om opslag behoeft meer onderbouwing.

 

1856, 29 juli

Hoofdbestuur aan Zendelingenvereniging op Ambon.

De zendelingen Ekris en Verhoeff vertrekken binnenkort naar Ambon. Ekris gaat naar de zuidkust van Ceram en Verhoeff naar Noesa Laoet. De standplaatsregeling is provisioneel en wij verzoeken u om advies over een definitieve regeling.

Wij hebben 500 exemplaren van het Nieuwe Testament bij het Bijbelgenootschap besteld.

 

1856, 23 juli

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon.

Reactie op een door Roskott opgestelde nieuwe instructie voor de inlandse scholen en twee lijsten van de kweekschool. Wij hebben besloten om de kostschool voor kinderen van zendelingen te vestigen in Nederland en niet in Indië. Wij zoeken nu naar een godvruchtige onderwijzer.

Een ander plan is om een nieuw tijdschrift uit te geven waarin de brieven, verslagen en dagboeken van de zendelingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden afgedrukt. Bijdragen over land- en volkenkunde, aardrijkskunde, geschiedenis, overleveringen en talen zijn altijd welkom.

 

1856, 24 juli

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Uw mededelingen over de droevige toestand van de gemeenten hebben wij ontvangen. Viel er wat anders te verwachten? Uw vraag over de financiën heeft geleid tot een onderzoek van de financiën van de zending.

Wij zenden de gevraagde Nederlandse schoolboeken op. Wij zouden graag zien dat u zelf schoolboekjes in het Maleis schreef. Vertalingen van Nederlandse boeken in het Maleis liever niet omdat deze te westers van kleur zijn. Wij vinden het niet goed dat u door u bewerkte boekjes naar Batavia opzendt, maar willen dat u deze eerst voorlegt aan de conferentie van zendelingen door ons in 1855 ingesteld. Goedgekeurde boekjes worden in Nederland gedrukt.

 

1856, 24 juli

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoery op Ambon.

De kostschool wordt in Nederland gevestigd en is bestemd voor zoons van zendelingen en van Europeanen die in Indië verblijven. Dank voor uw dagboek waar wij nu niet op ingaan, maar wij hadden het graag nog uitvoeriger want wij gaan een tijdschrift uitgeven. Aanvragen voor schoolboeken lopen conform de instructie van 1855 via de Vereniging van Zendelingen.

 

1856, 28 juli

Hoofdbestuur aan Zendelingenvereniging.

Jammer dat het aan de scholen in de Molukken aan zoveel ontbreekt. Dat is beter in de Minahassa waar de scholen door ons zijn opgericht. De regering moet voor schoolbehoeften zorgen.

 

1856, 28 juli

Hoofdbestuur aan br. Bär op Ambon.

Wij zijn verheugd te vernemen dat u goed bent aangekomen. Het werk dat u wacht is zwaar want de gemeenten zijn verwaarloosd. ‘Staat dus, Broeder, manlyk, standvastig, onverwoestbaar en uw werk zal niet ijdel zijn in den Heer.’ Gaarne toezending van uw dagboek.

 

1856, z.d.

Hoofdbestuur aan Zendelingenvereniging.

Goedkeuring jaarrekening 1855 en toezending begroting 1857.

 

1856, 3 december

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoeri op Ambon.

Verzoek om salarisverhoging wordt goedgekeurd. Het leven is duurder geworden. De salarissen van zendelingen zijn lager dan die van ambtenaren van het gouvernement.

 

1856, 8 december

Hoofdbestuur aan br. Bossert

Zelfde inhoud als vorige brief.

 

1857, 7 januari

Hoofdbestuur aan br. Roskott

Met smart vernamen wij van het overlijden van br. Van Capellen en van uw echtgenote. Uitvoerige condoléance en troostende woorden.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Alang op Ambon.

Over de wijze waarop zendelingen horen te corresponderen met het Genootschap. Alle berichten worden gericht aan het bestuur van het Genootschap. De zendelingen zenden elk half jaar per zeepost hun dagboek op en van tijd tot tijd wanneer zij dat nodig achten verslagen en overzichten met informatie over land en volk. Voor dringende zaken mag de overland mail gebruikt worden [de nieuwe, kortere maar duurdere verbinding door middel van een landweg en een spoorweg van Suez naar Alexandrië; de zeepost was de oude route om de Kaap]. Zaken die zendelingen liever niet in een officieel schrijven willen meedelen, richten zij tot hun correspondent. Wij zien uit naar uw berichten.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan br. Bär in Amet op Noesa Laoet.

Wij zijn verheugd te horen van uw behouden aankomst op Noesa Laoet. De koloniale regering maakt uit welke standplaatsen er zijn, het Genootschap bepaalt waar de zendelingen geplaatst worden. Wij zijn benieuwd naar uw berichten. De christenen op Noessa Laut zijn nog niet zo bedorven als elders. Uw verzoek om een huisorgel is in beraad.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan Zendelingvereniging.

De rekening is goedgekeurd. Br. Roskott is thesaurier van de zendingskas. Het advies van Roskott om de scholen van de zending over te dragen aan de koloniale regering. De minister van Koloniën is bereid hiertoe over te gaan. Het verslag over de schoolbezoeken in 1855 is belangwekkend. De kweekschool heeft ook veel bijgedragen tot beter onderwijs.

 

1857, 5 februari

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoeri op Ambon.

Wij zijn verheugd over de goede berichten. Het gaat nu beter dan op Timor. De kinine kunt u bij br. Roskott verkrijgen. Een avondmaalsstel van Berlijns zilver gaat uw begroting te boven. Zilver is in Indië niet schoon te houden. Wij hebben daarom een stel van kristal opgezonden.

NB: even verderop de vrachtbrief met een doopvont en een avondmaalsstel vrijwel gelijk aan dat wat in 1856 werd opgezonden.

 

1857, 6 februari

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Het bijgeloof in de gemeenten is een bron van verdriet, zo ook de verkeerde idee over de aard en het doel van het Evangelie. Er zijn gelukkig nog genoeg aanknopings-punten om de bevolking tot een beter geloof te brengen. In Nederland heerst ook veel bijgeloof.

 

1857, 6 februari

Hoofdbestuur aan br. Luijkx in Poka op Ambon.

Dank voor uw dagverhaal.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan br. Roskott op Ambon.

Over de herdruk van de psalmen: wij hadden graag ook het advies van de conferentie gehoord en dat van de kerkenraad van Ambon. Pas daarna kan besloten worden tot een herdruk.

Het door u toegezonden uittreksel uit het schoolregister is niet erg informatief. Wij hadden graag meer informatie over de school. Een verslag over de school zou geschikte kopij zijn voor het tijdschrift [Mededeelingen van wege het Nederlandsch Zendelinggenootschap]. Dank voor de mooie door een leerling nagetekende kaart van Nederlands Indië. Kunt u ons een paar prenten van Ambon toezenden bestemd voor het tijdschrift? Er moet meer eenheid komen in de schoolboeken voor de verschillende zendingsgebieden. Nu hebben Ambon en de Minahassa ieder afzonderlijke boeken. Het verzoek aan de minister van Koloniën om de scholen op Ambon over te dragen aan de koloniale regering is voor advies naar Batavia gezonden.

Een tractaatgenootschap in Batavia vraagt om overname van onze drukpers op Ambon. Wordt deze echt niet meer gebruikt? Wij staan niet graag een drukpers af. De zending van Barmen in Bandjermassin [de zending van de Rheinische Missionsgesellschaft] heeft veel baat bij haar drukpers. Wij hebben de verbeterde Maleise bijbelvertaling ontvangen en beraden ons daar over.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Dank voor uw bezoekreis aan de gemeente Noesa Laoet. Wij betreuren evenals u de zelfgenoegzaamheid van de Ambonse christenen. Jammer ook dat de schoolmeesters u niet helpen. Advies om de schoolmeesters op gezette tijden bij u aan huis bijeen te laten komen zoals bij andere zendingen gebeurt. Of richt verenigingen van onderwijzers op, waarvan u dan haast vanzelf de voorzitter wordt. Dat werkt in Nederland heel goed. Dit onderwerp leent zich voor bespreking op een vergadering van zendelingen. Wij hadden ook graag de mening van de zendelingen gehoord over een definitieve regeling van de standplaatsen.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan br. Luijkx in Roematiga op Ambon.

Bericht over salarisverhoging. In Rotterdam is grond aangekocht voor de bouw van een kostschool.

 

1857, 18 juni

Hoofdbestuur aan de kerkenraad in Ambon.

Aan uw verzoek om een zevende zendeling kunnen wij niet voldoen. Er zijn vacatures op Java en in de Minahassa.

 

1857, 19 juni

Hoofdbestuur aan br. Schot in Hoetoemoeri.

Wij zijn verheugd te vernemen dat de zending vooruit gaat. Huisbezoek en viering van het avondmaal werken prikkelend op de gemeente. Een probleem is het huwelijk. U vestigt onze aandacht op het gebruik van de Nederlandse taal in de zending. Dit punt verdient nadere overweging en een bespreking in de vereniging van zendelingen. De rede van ds. Hugenholz in het Engels zal worden opgezonden.

 

1857, 19 juni

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Alang.

Aan zijn verzoek om overplaatsing naar de Minahassa kan geen gehoor worden gegeven. Er is een tekort aan zendelingen en het Genootschap is contractueel verplicht zes zendelingen in de Molukken te stationeren. Uw verslag over het werk in 1856 toont aan dat uw werk vruchten draagt. U vordert in het Maleis. Wij zien uit naar uw verslag van de reizen naar Boeroe, Manipa en Boano.

 

1857, 19 juni

Hoofdbestuur aan br. Bär in Ameth op Noesa Laoet.

De preken die de schoolmeesters voorlezen zijn inderdaad zoals u aan ons schrijft ongeschikt. De meesters hebben te weinig tijd om zelf preken te maken en zijn daarvoor onvoldoende opgeleid. Br. Roskott leidt onderwijzers op die daarnaast ook in staat zijn op zondag de godsdienstoefening te leiden. Wij zijn verbaasd te vernemen dat ook preken die bestemd zijn voor de Hollandse gemeenten in Ambon worden gebruikt, want die zijn voor de inheemse bevolking ongeschikt. Onze pogingen preken bestemd voor de inheemse bevolking te doen drukken zijn gestuit op problemen. De zendelingen hebben nog niet genoeg preken aangeleverd.

Br. Bär vindt het bezwaarlijk dat zijn bezoekreizen een te formeel karakter hebben doordat de assistent-resident ze van tevoren aankondigt en de negorijen opdraagt hem te ontvangen. Dit is een oud gebruik. Een commissie van het NZG heeft de zaak besproken met de minister van Koloniën, aan u zal dus waarschijnlijk om advies gevraagd worden.

Wij zijn tevreden over wat u schrijft over uw weekindeling, de catechisatie, de ‘rangoefeningen’, de bidstonden en de huisbezoeken; vooral de laatste zijn waardevol, omdat u de taal zo goed beheerst. Wij vernamen graag wat meer over het kakianverbond op Ceram.

 

1857, 6 augustus

Hoofdbestuur aan br. Van Ekris op Saparoea.

Wij wachten op een mededeling van de regering waar de standplaatsen liggen. Dan komt er een definitieve regeling. Het duurt allemaal erg lang. De assistent-resident behandelt de zendelingen als ambtenaren, maar dat zijn zij niet. Tactvol optreden is hier nodig om de ambtenaren van het BB niet tegen ons in te nemen, want wij hebben hen nodig. De verplichting om een abonnement op het Staatsblad te nemen berust op iedereen die op de loonlijst van het gouvernement staat.

 

1857, 7 augustus

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Opzending begroting jaar 1858. De regering heeft een salarisverhoging toegestaan.

 

- - - - - - - - - - - - - - -

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Teffer in antwoord op de toegezonden dagboeken uit 1859-1861.

Met veel belangstelling en vreugde lazen wij verslag over het bezoek aan Boano. Dit is ten dele afgedrukt in het Maandberigt nr. 12 van 1861. Wij zagen met genoegen dat uw vrouw de meisjes handwerken leert en laat zien hoe christenen moeten leven. Zo ook het verhaal over de uitdeling van het Nieuwe Testament en het houden van de ‘liefdemaaltijd’. Veel lof voor uw optreden tegen het gewetenloze negorijhoofd en de redding van het meisje Philippine uit de klauwen van die zedeloze man en dat u haar heeft laten trouwen met de jongeman Lucas. Goed dat u zo voorzichting bent in het aannemen van lidmaten. Gij hebt terecht in Amahusa zes meisjes van 16 jaar oud niet aangenomen, want zij waren nog te jong. Interessant wat u meldt over het weigeren van de doop aan onechte kinderen, want zo wordt het huwelijk geheiligd. Het zou goed zijn als de conferentie zich beraadde over het punt doop van onechte kinderen. Met droefheid lazen wij over de dood van uw kind. ‘Verlies van kinderen laat ons de droefheid van anderen beter begrijpen.’ Het verslag over het bezoek aan Leti is bijna in zijn geheel overgenomen in het Maandberigt van 1862. Goed idee om aan de gouverneur-generaal in Ambon [sic] enige voorwerpen te zenden die door de meisjes van Alang gemaakt zijn, want dit weerlegt het verhaal dat het christendom trage en luie mensen kweekt. Uit uw verslag aan Boano en Manipa in 1861 blijkt dat er heimelijke tegenstand is. De kwestie van wat Teffer ‘de verraders’ noemt: er zijn tegen hem heimelijke beschuldigingen ingebracht. Het hoofdbestuur stelt hem gerust: er is niets aan de hand, de zaak is formeel nooit in het bestuur aan de orde geweest. De heer Hiebink (een lid van het hoofdbestuur) zal u particulier schrijven. Uw bezoeken aan de Zuid-Wester Eilanden zijn zeer op prijs gesteld door het bestuur van de Protestantse Kerk in Nederlandsch Indië.

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Deze brief handelt over financiële en materiële zaken.Wij stemmen in met uw voorstel om de nog bestaande genootschapsscholen over te dragen aan het gouvernement.

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Roematiga.

Aan uw verzoek om een tinnen avondmaalsstel voor de gemeente in Waiherua, twee tinen bekers, twee tinnen borden en 30 Amsterdamse el groen laken zal worden voldaan. Volgens uw berichten is het aangenamer om onder heidenen dan onder naamchristenen te leven. De meesten zijn alleen christen in naam, Juist dat u geweigerd hebt een vrouw te dopen die nog te weinig onderricht was en in onecht leefde. Terecht dat u verontwaardigd bent over het drinkgelag op Pinksteren waaraan ook ds. Kam jr. deelnam. Uw handelwijze inzake dopen die u weigert als de omstandigheden niet gunstig zijn is juist. Kunt u ons meer berichten over een volksfeest genaamd rottingtrekken dat van heidense oorsprong is? Wij zijn altijd geïnteresseerd in bijzonderheden over taal, zeden, gewoonten en godsdienst.

PS: hebt u ook enige voorwerpen voor ons museum, met een beschrijving erbij?

 

1862, 24 april

Hoofdbestuur aan br. Schot in Amahey.

Goed dat u een verslag over uw werkzaamheden hebt gezonden aan het bestuur van de Indische Kerk. Juist ook dat u de doop weigert aan onechte kinderen en ze pas toelaat wanneer de ouders een huwelijk hebben gesloten. Wij zijn ontsteld te vernemen dat er op Ceram christenen zijn die aan koppensnellen doen. Wij zijn het eens met uw opvatting dat Ambonnese schoolmeesters op Ceram niet goed vallen. De meesters moeten gerecruteerd worden uit de Alfoeren [de inheemse bevolking van Ceram]. Deelneming met uw bericht over de pesterijen, ook die rond de catechisatie. Het bestuur vergadert binnenkort over de zending op Ambon. Wij zijn ervan overtuigd dat er wat moet veranderen. Aan uw verzoek om een verlof naar Nederland van twee jaar kunnen wij niet voldoen omdat wij gebonden zijn aan het contract en omdat wij een kastekort van f 35.000 hebben.

 

1862, 9 juli

Hoofdbestuur aan br. Tobi op Haroekoe.

Wat uw bericht over het dopen van buiten echt verwekte kinderen betreft: wij verzochten al in 1861 de conferentie een standpunt hierover in te nemen, maar wij hebben nog niets vernomen.

 

1862, 24 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

In antwoord op de aan ons gezonden regeling omtrent de verhouding tussen de kerkenraad in Ambon-stad en de inheemse christengemeenten op Ambon. Deze was met de kwalificatie ‘geheim’ naar Nederland gezonden. Voorstel de bepaling toe te voegen dat twee zendelingen adviserend lid van de kerkenraad worden. Wij hebben aan de regering een concept-contract aangeboden.

Antwoord op uw lange brief van maar liefst 54 bladzijden. U bent het niet eens met wat u ziet als kritiek op de schoolmeesters. Wij willen alleen beter geïnformeerd worden en dat vat u op als een beschuldiging. Wij twijfelen aan de geschiktheid van de meesters voor het werk in de gemeente zoals catechisatie en voorgaan op zondag tijdens de dienst. Uit de brieven van zendelingen aan ons blijkt dat de verhouding tussen zendelingen en meesters niet goed is. Ook uit uw verslag over het inheemse onderwijs  in de residentie Ambon over 1861 blijkt dat de positie van de schoolmeesters niet goed is en lijdt onder de houding van de negorijhoofden. In Noussamire bestaat leerplicht op straffe van een boete en dat werkt goed. In Kilang is de verhouding tussen de regent en de meester goed. In Hoetoemoeri wordt de Bijbel op school gebruikt, er wordt bijbelse geschiedenis gegeven en er worden psalmen van buiten geleerd. Dit verdient navolging op andere scholen. De vertaling van het evangelie van Johannes waarover u schrijft is door ons niet ontvangen. Het is nodig dat de zendelingen zeggenschap krijgen over de scholen en de meesters en we willen dat daarom opnemen in het nieuwe contract.  

 

1862, 25 augustus

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Antwoord op de notulen van de conferentie gehouden op Waay op 20 november 1861.

U meldt nog geen standpunt bepaald te hebben rond de doop van buiten echt verwekte kinderen. Herhaald verzoek om dit standpunt opdat de zaak eindelijk geregeld kan worden.

Uw verzoek om een nieuwe druk van het boek van Zahn ‘Bijbelsche geschiedenissen’ is in behandeling. Verzoek hierover de achterban in Nederland niet rechtstreeks te benaderen, dat doet het bestuur liever zelf. Wat betreft uw verzoek omtrent de berijmde Maleise psalmen verwijzen wij naar onzer eerdere brief en wachten nog op uw standpunt. Ook hier geldt het verzoek de achterban niet rechtstreeks te benaderen. Met genoegen lezen wij dat br. Roskott probeert de invloed van de zendelingen op de scholen en de meesters te vergroten. Met bevreemding lezen wij dat br. Schot de zaak van de kostschool op de conferentie aan de orde heeft gesteld. U bent daarover onvoldoende geïnformeerd.

Wij hebben met grote instemming de brieven gelezen van br. Teffer aan de assistent-resident van der Crabben, de kerkenraad van de gemeente in Ambon en het bestuur van de Indische Kerk over de doop van buiten echt verwekte kinderen. De handelwijze van Teffer verdient navolging. Door zijn optreden is het ongehuwd samenwonen vrijwel verdwenen, worden er veel meer huwelijken gesloten en worden er meer kinderen geboren. Graag informatie over uw pogingen de zondagsrust meer te handhaven.

U vraagt om invoering van de Heidelberse catechismus. Waarop berust uw voorkeur voor dit boek, hoe goed ook, boven meer doelmatige boekjes? Wordt de Heidelberse catechismus dan door u gebruikt, en zo ja met welk resultaat? Wij zenden u een boekje toe dat beter is dan het tot nu gebruikte van Brink.

 

1862, 25 augustus

Hoofdbestuur aan de weduwe Jellesma op Ambon.

Uw verzoek om een toelage om uw zoontje op de kostschool te doen kunnen wij niet honoreren omdat dit een precedent zou scheppen en onze financiën dat niet toelaten.

 

1862, 31 oktober

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

Opzending van de begroting voor 1863.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

Bericht van ontvangst van de kaarten van Palestina, Klein Azië met de reizen van Paulus, van Jeruzalem en van Ned. Indië. De eerste drie zullen worden gedrukt zoals u heeft verzocht. Br. Graafland in de Minahassa werkt aan een kaart van Ned. Indië, dus daarover berichten wij u later.

U berichtte ons begonnen te zijn met een vertaling van het Nieuwe Testament in het middelbaar Maleis en verzoekt om een tweede drukpers om deze te kunnen drukken. Dat kost ongeveer f 2.000 en dat staan onze financiën niet toe. Uw inspanningen aangaande een vertaling worden door ons overigens zeer gewaardeerd. U doet er goed aan contact op te nemen met het Bijbelgenootschap dat een commissie heeft benoemd om een betere Maleise vertaling van de Bijbel te maken. Waarom wenst u het boek van Zahn, dat 1900 bladzijden telt, te bewerken? Waarom heeft u zelf niet een boek geschreven over dit onderwerp dat voor de Ambonnese christenen geschikt is? U mag dat laten drukken, mits aan ons eerst een voorbeeld van de inhoud en een begroting van de kosten wordt opgezonden. Wij hebben liever een verkorte versie ervan. Verzoek het standpunt over het boek van Zahn mee te delen aan de conferentie.

Op 22 juni 1860 hebben wij aan de conferentie geschreven dat wij van alle door u geschreven stukken en vertalingen eerst inzage willen hebben alvorens zij mogen worden uitgegeven. Daar zijn twee redenen voor: wij zijn als bestuurders verantwoordelijk voor de uitgave en uit ervaring is ons bekend hoe moeilijk is het is voor de zendelingen om elkaars werk te beoordelen omdat men elkaar niet durft af te vallen. Niet iedereen kan echter een goed leer- of leesboek schrijven. Wij stellen natuurlijk prijs op uw adviezen aangaande publikaties. Wij willen het publiceren van goede lectuur bevorderen teneinde ‘het vormelijk doode naamchristendom’ zoals dat bestaat in de Ambonse zending tot nieuw leven te wekken. Br. Graafland schreef onlangs een inleiding op de Bijbel en een boek over wiskundige aardrijkskunde dat goed is en nu wordt gedrukt. Waarom zou dat op Ambon niet kunnen?

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Roematiga.

Over de leefwijze van de meesters: Luykx vindt dat hun zedelijkheid twijfelachtig is. Het is moeilijk iets zinnings te zeggen over hun godsvrucht ‘omdat de Amboinees gesloten is en zijne gevoelens niet ligt openbaart.’ Zij staan echter ook aan veel verleidingen bloot en missen de goede lectuur die wij hebben. Dat ligt niet aan de kweekschool van br. Roskott. Hier ligt een taak voor de zendeling. Wij lazen met veel interesse uw dagverhaal over de periode april 1861-maart 1862. Ook al bent u op leeftijd, uw ijver wordt niet minder. Het bijgeloof van de inheemse christenen blijkt uit uw verhaal over de dood van een kraamvrouw en de aardbeving.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Alang.

Dank voor uw inlichtingen over de schoolmeesters, zij bevestigen wat wij al vernamen van andere zendelingen. Het was niet onze bedoeling br. Roskott te kwetsen. De kweekschool kan van de kwekelingen geen echte christenen maken.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan zendeling Tobi op Haroekoe.

Dank voor uw inlichtingen over de schoolmeesters. Hun vakkennis is goed. De toonzetting van uw brief van 10 januari j.l. keuren wij af. Het betreft de mededeling dat de zendelingen weigeren de vertaling ter beoordeling naar Nederland te sturen en dat zij dreigen zonodig buiten het Genootschap om te zullen handelen. Bestuurders en zendelingen moeten omwille van de zaak goed samenwerken. Volgt citaat uit de brief van het hoofdbestuur aan de conferentie van 25 augustus 1862 over de publikaties. Verzoek om uitvoeriger en vaker verslag uit te brengen over wat hij doet.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Van Ekris.

In reactie op de verslagen over het tweede halfjaar van 1861 en dat over het eerste halfjaar van 1862. De toestand op Ceram is diep treurig. U mist nog enige u wel degelijk toegezonden boeken, te weten: de afleveringen 106-120 van de Theologische Real Encyclopaedie, enkele Mededeelingen en Shakespeare [sic] en een deel van het Bijbelsch Woordenboek.

Terecht hebt u geweigerd de zuster van de regent als lidmaat aan te nemen, want er was sprake van ‘diepe onkunde van de zonde in verlossing’. Als dit soort mensen wordt aangenomen, komen er steeds meer gedoopte heidenen of mohammedanen. De staaltjes van onzedelijkheid en ontucht op Ceram , ook bij de meesters, waarover u berichtte zijn ontstellend. Geen wonder dat de Islam vorderingen maakt, want er is geen belangstelling voor het christendom. Bij de onderhandelingen met de regering over een nieuw contract hebben wij als voorwaarde bedongen dat de zendelingen zeggenschap krijgen over het onderwijs.

 

1862, 29 december

Hoofdbestuur aan br. Schot in Amahey.

Dank voor de inlichtingen over de schoolmeesters. Over de bezwaren van Schot verwoord in zijn brief uit 1857 over de herdruk van de psalmen, de catechismus, de gebeden en de formulieren: andere zendelingen denken daar anders over, daarom willen wij eerst het standpunt van de conferentie.

Uw opmerking dat de zendelingen bevoogd worden is misplaatst. De toon van uw brief ongepast, zoals de opmerking dat het werk van Zahn hoe dan ook gedrukt zal worden. Volgt citaat uit de brief van het hoofdbestuur aan de conferentie van 25 augustus 1862 over de publikaties. Wij vernemen dat u naar Depok verhuisd bent wegens de toestand van uw echtgenote. Een zendeling mag zijn post nooit verlaten. De reis kostte f 500 en die wilt u op ons verhalen! Dat keuren wij niet goed. De financiële positie van het Genootschap is moeilijk.

 

1863, 7 mei

Hoofdbestuur aan br. Roskott in Ambon-stad.

Bericht dat u een vertaling in het middelbaar Maleis hebt gemaakt van drie [sic] evangeliën. Daarvoor verwijzen wij u nogmaals naar het Bijbelgenootschap. Ons beleid ten aanzien van publikaties is in april 1862 wederom door het hoofdbestuur bekrachtigd en dus niet gewijzigd.

U berichtte dat br. Teffer een hooglopende ruzie heeft gehad met de assistent-resident en dat men hem gevangen zou zetten. Hoe zit dat? De handelwijze van de voormalige zendeling Schot is verwerpelijk. Verheugd te vernemen over de nieuwe gouverneur van de Molukken en dat ook hij wil dat de zeggenschap van de zendelingen over het onderwijs groter wordt. Br. Verhoeff maakte een vertaling van het catechiseerboekje van de hoogleraar Doedes en heeft dat in strijd met ons beleid uitgegeven. Wij verbieden u in onze drukkerij werken te drukken waarvoor wij geen toestemming gegeven hebben en stellen u daarvoor verantwoordelijk. Wij ontvingen niet het afschrift van uw onderwijsverslag en de notulen van de conferentie.

 

1863, 8 mei

Hoofdbestuur aan br. Verhoeff in Ameth op Noesa Laoet.

Dank voor uw berichten. De situatie is zoals overal op Ambon ongunstig. De Molukse christenen zijn lang verwaarloosd. Terecht heeft u in Ameth aan 25 personen de toegang tot het Avondmaal geweigerd omdat zij zondigden tegen het zevende gebod. Wij stemmen in met uw terughoudendheid in het aannemen van nieuwe lidmaten. Over de doop van buiten echt verwekte kinderen hebben wij geen standpunt. Wij hebben al in mei 1861 de conferentie gevraagd daar een standpunt over in te nemen, maar daar is nog niets van gekomen. U heeft veel problemen met de assistent-resident, de regenten en de schoolmeesters. Uw verzoek om van kandidaten voor de kweekschool te eisen dat zij een getuigschrift hebben afgegeven door een zendeling bij wie zij ten minste één jaar hebben gewoond zullen wij in overweging nemen. U hebt ons het boekje van prof. Doedes (zie brief van 7 mei 1863) gezonden, maar dat is zonder onze toestemming gedrukt.

 

1863, 7 mei

Hoofdbestuur aan br. Tobi in Haroekoe.

De gevraagde medicijnen worden toegezonden en wij hopen dat u daarmee mensen voor de zaak kunt winnen. Wat de doop van buiten echt verwekte kinderen aangaat, daarin laat het hoofdbestuur de zendelingen geheel vrij. De klacht over een gebrek aan goede leerboeken is aan u zelf te wijten omdat u zich niet houdt aan onze voorschriften. De broeders in de Minahassa deden dat wel en en zie, zij hebben goede lectuur. Het dikke boek van Zahn, eigenlijk een bewerking, moet alvorens het gedrukt kan worden eerst door ons beoordeeld worden. Interessant wat u schrijft over het onderhoud met de nieuwe gouverneur.

 

1863, 7 mei

Hoofdbestuur een br. Teffer te Allang.

De deelneming van de gemeente op uw verjaardag was hartverwarmend, zeker nu u zoveel problemen heeft. Gaat het wat beter met de aan drank verslaafde regent van Allang? Deelneming met het overlijden van uw echtgenote die zoveel heeft gedaan voor de meisjes en andere leden van de gemeente door hen te beschaven en handwerken te leren. Het verslag van haar overlijden is door een van de bestuursleden gebruikt voor een boekje getiteld ‘Een sterfbed uit den vreemde’ waarvan wij een exemplaar toezenden. Wat is er waar van een ruzie tussen u en de assistent-resident? Wij lazen met veel interesse uw berichten over uw bezoeken aan Manipa, Boano en Boeroe. Wij zouden graag een post vestigen op Boeroe in Okké.

 

1863, 24 mei

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Het hoofdbestuur reageert op het rapport van ds. Brumund die weer ingaat op de verslagen gezonden door de vereniging aan het bestuur van de Indische Kerk.

 

Kerkgebouwen

Goed dat er vele, soms zelfs fraaie kerkgebouwen zijn. Treurig is vooral de toestand op Ceram. Het bestuur heeft zich tot de gouverneur-generaal gewend om daar wat aan te doen.

 

Kerk- en armenfondsen

De meeste gemeenten hebben geen kerkenfondsen, wat nodig is omdat het geld anders uit de negorijkas moet komen wat soms geweigerd wordt. Deze fondsen dienen beheerd te worden door de schoolmeester met de orang toewah agama [= kerkenraad] onder toezicht van de zendeling. De gelden opgehaald voor de armenzorg worden nu naar de hoofdplaatsen gebracht en daar gestort in een kas die door een ambtenaar van het BB wordt beheerd. Deze kan daarover naar believen beschikken, wat ongewenst is. Deze fondsen moeten op dezelfde wijze beheerd worden als de kerkenfondsen.

 

Bijbelvertaling

Een vertaling van het Nieuwe Testament in het zogenaamd Laag Ambonnees Maleis is zeer wenselijk. De huidige vertaling in het Laag Maleis is onbruikbaar. Wij juichen het toe dat br. Roskott werkt aan een nieuwe vertaling. Er is echter geen geld voor een drukpers en daarom hebben wij Roskott verwezen naar het Bijbelgenootschap.

 

Leer- en leesboeken

Een ander probleem is het tekort aan goede lectuur. De oorzaak is de onwil van de zendelingen om zich te onderwerpen aan het bestuursbeleid. Volgt een uitvoerige verdediging van dat beleid. Het gaat overal in de zending van het NZG zo, waarom kan het dan niet in de Molukken?  Oproep aan de zendelingen om reeds geschreven boekjes ter beoordeling in te zenden.

 

Doop van buiten echt verwekte kinderen

De kwestie of buiten echt verwekte kinderen gedoopt mogen worden laten wij, zoals eerder gezegd, aan u over.

 

Reiskosten

Een ander probleem zijn de reiskosten. In het nieuwe contract is de bepaling opgenomen dat de negorijhoofden aan de zendeling transportmiddelen moet verschaffen, maar dat is bezwaarlijk omdat de hoofden de bevolking dan een heffing opleggen. De zendeling voelt dat aan en haast zich om weg te komen waardoor er van een behoorlijke zielzorg weinig terecht komt. De zendelingen moet dus van de regering een vergoeding voor de reiskosten krijgen. Over dit punt wordt onderhandeld met de Nederlandse regering.

 

Kerkenraden

Alleen op Saparoea en Haroekoe zijn kerkenraden bestaande uit respectievelijk drie en zeven leden. Wij vinden het wenselijk dat indien maar enigszins mogelijk er in de gemeenten kerkenraden komen. Is er niemand onder de radja’s, de meesters, de orang toewah agama of de kapala soës met een goede gezindheid? U hoeft niet te vrezen dat gemeenten met een kerkenraad te afhankelijk worden van het bestuur van de Indische Kerk, want de verhouding van u tot deze kerk en ons genootschap is contractueel geregeld.

 

Toezicht op het onderwijs

De zendelingen hebben nu geen zeggenschap over het onderwijs wat wij zeer betreuren. Wij zijn niet bereid een nieuw contract met het gouvernement te sluiten als de zendeling geen invloed krijgt op het onderwijs. Als de scholen doortrokken zijn van een christelijke geest dan zal het christendom zich sneller verbreiden.

 

Wij blijven geïnteresseerd in uw werk en leven mee met de voortdurende onwelwillende bejegening u aangedaan door de radja’s.

 

1863, 8 juli

Hoofdbestuur aan br. Verhoeff in Ameth op Noesa Laoet.

Wij lazen uw verslag en zijn verheugd dat het met de zending iets beter gaat. Goed dat uw vrouw de meisjes in haar woning verenigt en aan hun vorming werkt. Wij zijn het eens met de maatregel om de doopgetuigen af te schaffen want dat leidde tot veel misbruiken. De meesten bekommerden zich niet meer om de dopeling. Goed ook dat u strijdt tegen de ‘schandelijke brooddronkenheid op begrafenissen’. U behandelt de brieven aan de Romeinen en de Galaten omdat daarin kritiek wordt uitgeoefend op een wettisch christendom, wat hét grote probleem in de Molukken is, maar wij menen dat deze brieven voor de Ambonnezen te moeilijk zijn. Voor dit doel is meer geschikt de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar. Wij vernemen graag meer over de plaats die de oude offerplaats wordt genoemd. Dank voor de toegezonden mooie vogels die wij hebben laten opzetten en de voorwerpen die in ons kleine museum zullen worden geplaatst.

 

1863, 8 augustus

Hoofdbestuur aan br. Teffer.

Van br. Roskott vernamen wij van welke gruwelijke dingen u beschuldigd bent. Wij schreven aan de gouverneur-generaal met een gunstig getuigenis over uw persoon. Keer niet terug naar Nederland, want hier zijn geen beschuldigingen tegen u ingebracht en wij houden de geuite beschuldigingen geheim omdat wij er geen geloof aan hechten. Als u terugkeert wordt de zaak juist bekend wat wij niet willen en wat schadelijk is voor de zending.

 

1863, 8 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

NB: De juiste toedracht van het voorgevallene wordt niet duidelijk omdat het bestuur reageert op ingekomen berichten en niet aangeeft waaruit de beschuldigingen tegen Teffer precies bestaan.

Uw brief gaat over belangrijke en zeer treurige zaken. Aan de beschuldigingen ingebracht tegen br. Teffer hechten wij geen enkel geloof. Aangezien br. Teffer getroost moet worden, willen wij hem niet bekritiseren, maar tegenover u willen wij wel kwijt dat wij het lichamelijk onderzoek van de mannelijke leden van zijn gemeente onverstandig vinden en getuigen van dwaze dienstijver. Jammer ook dat hij de gouverneur bericht heeft dat hij zijn functie als zendeling heeft neergelegd. Hij had beter om verlof naar Batavia kunnen vragen. [Er is in deze brief sprake van een proces voor een rechtbank tussen de ‘schavuit’ Berhitu en Teffer en van ‘aantijgingen van de gruwelijke misdaden en dierlijke wellust’.] Teffer had na een veroordeling beter in beroep kunnen gaan bij de gouverneur-generaal. Wij hebben br. Bierhave naar Teffer toegezonden met een brief van ons die hij aan hem moet overhandigen. Aan de gouverneur-generaal is ook geschreven. Een afschrift van de brief gaat hierbij. In Nederland houden wij deze zaak geheim en niemand weet ervan. Br. Teffer moet dus niet overkomen.

 

1863, 7 augustus

Hoofdbestuur aan de heer S.J. (?) de Vries in Batavia.

Het betreft een financiële zaak.

 

1863, 15 september

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Opzending van de begroting voor het jaar 1864.

 

1863, 8 oktober

Hoofdbestuur aan br. Bär in Waay.

Wij komen terug op een zaak die wij voor afgedaan moesten houden. De toonzetting van uw brief getuigt van onnodige opgewondenheid. Het conflict betreft de waardeschatting van een huis van wijlen br. Jellesma, wiens weduwe mogelijk de zuster van br. Bär is. Het aan haar uitbetaalde bedrag is correct, meer zoals u en zij vragen is onredelijk.

 

1863, 23 oktober

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Wij zijn verheugd te vernemen dat het met de gezondheid van br. Tobi beter gaat. Hij is waarschijnlijk overspannen geweest. Wij hebben liever niet dat hij op verlof naar Nederland gaat en als dit al noodzakelijk mocht zijn, dan het verzoek om te bewerkstelligen dat het verlof door het gouvernement wordt betaald. Als u besluit naar Java te gaan, wilt u dan de zaken op Ambon regelen, ook die aangaande het contract? U bent weliswaar niet gemachtigd namens het genootschap op te treden, maar mocht u iets kunnen doen, dan wordt dat zeer gewaardeerd. Wij zonden u een exemplaar van de Maleise grammatica en het woordenboek van Pijnappel en nodigen u uit om dit aan te vullen met Maleise woorden die op Ambon en Ceram in gebruik zijn en dit aan ons terug te zenden.

 

1863, 24 oktober

Hoofdbestuur aan de Zendelingenvereniging.

Verzoek om over te zenden de door br. Bossert gemaakte proeve van de door hem herziene Maleise psalmen. Gaarne ook toezending van de proeve van de bewerking door br. Roskott van de Heidelbergse catachismus.

Wij hebben uw belangen en wensen in het oog gehouden bij de besprekingen over het nieuwe contract. Wij hebben de regering gevraagd uw salaris te verhogen. Aan uw verzoek om na afloop van het contract u naar een ander zendingsgebied over te plaatsen kunnen wij niet voldoen omdat wij de Ambonse christenen niet aan hun lot willen overlaten. U krijgt toestemming meer geld uit tet trekken voor het houden van de jaarlijkse conferentie. Uw kritiek op het jaarverslag van het Genootschap 1862 in onterecht. Alleen br. Teffer heeft zijn jaarverslagen ingediend, de broeders Bär, Bossert, Verhoeff en Tobi helaas niet.

In een post scriptum staat dat het Genootschap moet bezuinigen. Er zijn nu in Nederland negen zendingsgenootschappen die allemaal geld ophalen. Onze inkomsten lopen terug. Er zijn buitengewone uitgaven onder meer doordat br. Teffer onverwacht is overgekomen. Er is dit jaar een tekort van f 30.000, binnenkort is het kapitaal opgeteerd. Daarom onze vraag of het mogelijk is te korten op de pensioenen van de weduwen Bär, Dommers en Jellesma?

 

1863, 8 november

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Br. Teffer keert terug naar Batavia om zich voor de gouverneur-generaal te verantwoorden. Wij hopen dat dit goed afloopt en vertrouwen op God. Het is niet nodig dat u als gevolmachtigde van Teffer optreedt. Verzoek om het aan u toegezonden conceptcontract met de regering aan de broeders toe te zenden. Wij zonden ook een kopie van het conceptcontract aan de minister maar ontvingen nog geen antwoord. Verzoeke uw proeve van het evangelie van Mattheus, het boekje over bijbelse geschiedenis en de ‘overeenstemming der evangelisten’ over te zenden. Uw verzoek om het boek van Zahn zonder dat wij het gezien hebben te doen drukken staan wij toe omdat u aangegeven hebt voortaan teksten aan ons ter beoordeling te willen voorleggen.

Dank voor uw jaarverslag over het inheemse onderwijs over 1862. Er zijn nu 72 scholen met 6.218 kinderen en 103 meesters. Van die scholen worden er 9 met 612 kinderen door het Genootschap onderhouden. Deze zouden worden overgedragen aan de regering wat nog niet gebeurd is. Verzoeke dat nu te doen want wij willen bezuinigen.

 

1863, 3 december

Hoofdbestuur aan de gouverneur van de Molukken.

Het betreft een nog niet goedgekeurde declaratie wegens reiskosten van br. Tobi.

 

1864, 25 februari

Hoofdbestuur aan de zendelingvereniging

Wij zijn zeer verontwaardigd over de anonieme brieven geschreven door een van de zendelingen in de Molukken aan de heer Van Asselt. De brieven zijn gepubliceerd in ‘De Heidenbode’. Wij gaan niet uitzoeken wie dit heeft gedaan maar vragen aan u of zo iemand nog langer zendeling kan blijven van ons Genootschap?

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan br. Bär

Naar aanleiding van uw verslag: de ‘akker op Ambon blijft stug’. De onverstandige handelwijze van br. Teffer heeft veel kwaad aangericht, ofschoon wij hem voor onschuldig houden.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan br. Luykx in Roematiga.

Zeer juist dat u een man die aan drank en ontucht verslaafd was hebt geweerd van het avondmaal.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aann br. Verhoeff.

Wij voelen er niet voor om het boekje van prof. Doedes te doen drukken. Wij hebben de conferentie al in 1863 gevraagd om een ander boekje met korte vragen en antwoorden. Wij zijn niet bereid het inmiddels gedrukte boekje voor onze rekening te nemen.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan br. Teffer in Batavia.

Wij kunnen ons niet verenigen met het besluit van de gouverneur-generaal en willen hem vragen het onderzoek voort te zetten. Van het ministerie van Koloniën ontvingen wij het dossier met alle stukken. Volg de raad van Keuchenius op om u thans stil te houden. Blijf in Batavia, ga niet zoals u aankondigde hogerop, naar de Tweede kamer of de Koning!

 

NB:

het geheime besluit van de gouverneur-generaal luidde:

1863, 12 december/N II (geheim)

Gezien rekest zendeling-leraar M. Teffer te Ambon en missiven gouverneur Molukken, bestuur Protestantse Kerk Ned. Indië en bestuur Nederlands Zendelinggenootschap over de beschuldiging tegen Teffer ingebracht over onzedige handelingen bij inlanders.

Overwegende dat Teffer reeds naar Nederland is vertrokken en dus zijn post als zendeling-leraar te Alang heeft verlaten.

Besloten het rekest in het archief te deponeren, Teffer niet meer in Ned. Indië toe te laten en het Nederlands Zendelinggenootschap te berichten dat het gouvernement niets voelt voor een nader onderzoek waarop het genootschap heeft aangedrongen.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan broeders Van Ekris in Kamaria op Ceram en Bossert op Saparoea (twee brieven).

De minister van Koloniën heeft ons gevraagd om een zendeling als hulpprediker voor Bonthaing op Celebes of Koepang op Timor. Wij hebben voorgedragen Bossert en u. U kunt weigeren als u liever wilt blijven waar u thans bent.

 

1864, 8 maart

Hoofdbestuur aan P. van der Crab, resident op Ternate.

Uw onlangs verschenen werk ‘De Moluksche Eilanden’ is een bewijs van uw oprechte interesse. Wij weten dat niet al onze zendelingen heilig zijn. Zoud u ons kunnen inlichten over wat er gebeurd is toen u op Ambon werkte? Wij beschikken graagg over meer feiten en willen graag verbetering brengen in de Ambonse zending.

 

1864, 9 maart

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Wij zenden u de 95 nog in voorraad zijnde kaarten van Ppalestina maar willen deze niet laten herdrukken. Is een kaart van de Molukken of Nederlandsch-Indië niet geschikter als leermiddel voor de leerlingen? Andere door u gevraagde boeken en pennen worden toegezonden. Uw Maleise vertaling van het Nieuwe Testament is ontvangen en doorgezonden naar de commissie voor de Indische talen. Zijn de boeken van br. Graafland over wiskundige aardrijkskunde en geografie van de Minahassa niet geschikt voor uw school?

 

1864, 25 juni

Hoofdbestuur aan br. Van Ekris.

De gevraagde levensmiddelen worden toegezonden. De toonzetting van uw laatste verslag is somber. Ceram is inderdaad eenzaam en afgelegen. Dank voor toezending van de lijst van Ambonse dialecten.

 

1864, 25 juni

Hoofdbestuur aan Zendelingvereniging.

Op uw verzoek om subsidie voor het onderhoud van kerken van gemeenten die dat niet zelf kunnen betalen, is ons gezonden het besluit van de gouverneur-generaal van 31 januari 1864, waarin dat wordt afgewezen. Wij houden vast aan onze wens om kerkenraden op te richten. De toon van uw bericht dat u zich onderwerpt aan onze eis om Maleise boeken voordat zij gedrukt worden aan ons voor te leggen past een zendeling niet. Wij verlangen dat ook vertalingen aan ons worden voorgelegd. Een oorspronkelijk werk is beter dan een vertaling omdat daarmee veel verloren gaat.

Dat u zich met voorbijgaan van ons bestuur hebt gewend tot het bestuur van de Indische Kerk over de kerk- en armengelden is niet correct. Hetzelfde geldt uw brief aan de gouverneur van de Molukken. U jaagt daarmee de bestuurders tegen u in het harnas. Het bestuur van het Genootschap is ontstemd. De zendelingvereniging is onbevoegd zich een oordeel aan te matigen over regeringszaken. De vereniging kan voorstellen doen aan het hoofdbestuur, zij kan niet beslissen. Uw kracht ligt in strikte neutraliteit. Laat het onderhandelen met de regering aan ons over. Dat is overigens zo eenvoudig niet. Het belang van de zending is het meest gebaat ‘wanneer gij zoo min mogelijk met regeringspersonen of ambtenaren in officieele aanraking komt.’ Het nieuwe contract is nog niet rond, maar wel is het aan de subcommissie voor het onderwijs op Ambon toegestaan de zendelingen informeel bij hun werk te betrekken.

 

1864, 8 juli

Hoofdbestuur aan zendeling S.J. de Vries

Dank voor uw berichten over br. Heymering en Roskott. Van de laatste zijn we zeer geschrokken. Wij ontvingen graag meer berichten. Het is nog te vroeg voor een rapport over de scholen in de Molukken. De scholen in de nabijheid van Roskott zijn waarschijnlijk beter dan die op de andere eilanden zoals Noesa laoet.

 

1864, 8 juli

Hoofdbestuur aan br. Teffer.

U meldt het te betreuren dat u in Batavia geen aanbevelingsbrieven heeft ontvangen, maar doordat u zo haastig bent vertrokken  zijn die naar een ander adres verzonden. Welke gouvernementsbetrekking heeft men u aangeboden? Wij hebben wederom bij de gouverneur-generaal aangedrongen op een nieuw grondig onderzoek. Met veel interesse lazen wij uw berichten over het werk van de katholieken in Batavia. Wij zijn het eens met uw oordeel over de christen-werklieden. Het Genootschap heeft destijds de plannen van ds. Heldring ook afgewezen omdat het deze onverantwoord achtte.

 

1864, 8 juli

Hoofdbestuur aan br. Roskott.

Uw vertaling in het Maleis van het evangelie van Mattheus is door de heer Niemann, lector van het zendelingenhuis, ongeschikt bevonden om gedrukt te worden. Het opstel van br. Tobi was ons reeds bekend uit het Bataviaasch Handelsblad. Wij wensen niets liever dan dat de waarheid aan het licht komt. Uw plannen om de financiële toestand te verbeteren hebben wij bestudeerd. Een ervan is om het aantal leerlingen van 30 tot 45 te vergroten en sago te laten kloppen en vis te laten vangen. Daarvoor is een net en een prauw nodig. Het andere plan is om te gaan handelen in kantoorbehoeften. Dergelijke ondernemingen behoren echter niet door het Genootschap te worden bedreven. Hoe staat het met de overdracht van de scholen aan het gouvernement?

 

1864, xx augustus

Hoofdbestuur aan br. Bossert op Saparoea.

Het zal u bekend zijn dat wij ons genoodzaakt hebben gezien br. Roskott te ontslaan nu hij bekend heeft. Wij machtigen u de zendingskas en alle andere eigendommen van het Genootschap te beheren.

 

1864, 16 augustus

Hoofdbestuur aan br. Roskott op Ambon.

Er circuleerden al enige tijd ongunstige berichten over uw leefwijze. U geeft nu zelf toe een ongeoorloofde betrekking te hebben onderhouden met een gehuwde vrouw die door haar man verlaten was. Het hoofdbestuur heeft besloten u te ontslaan als zendeling en hoofd van de kweekschool. Wij verzoeken u de kwekelingen per 31 december 1864 te ontslaan en heffen de school op. Br. Bossert volgt u op als penningmeester van de missiekas.

 

Archivalie elders

In het archief van het Nederlandsch Zendelinggenootschap (Het Utrechts Archief, toegangsnummer 1102-1) bevinden zich de volgende stukken:

 

657.

Afschriften van brieven van het bestuur van het Nederlandse Zendelingen Genootschap aan de Zendelingen Vereniging op de Molukken inzake ondersteuning van de werkzaamheden en een verzoek om informatie over de kwaliteit van het onderwijs op de kweekscholen , 1861 - 1862.

 

219-223.

Kopieboeken houdende afschriften van uitgaande brieven aan zendelingen en zendelinggenootschap op de Molukken, 1835-1868.

5 delen.

Verwijzing naar andere archiefvormers
Informatiewaarde Groot