Repertorium van Nederlandse zendings- en missie-archieven 1800-1960

 
English | Nederlands

Vereeniging van Zendingsarbeiders in de Minahassa

Naam Vereeniging van Zendingsarbeiders in de Minahassa
Periode 1845-1942
Denominatie Nederlandse Hervormde Kerk
Org Zending

Korte geschiedenis

In 1845 richtten de in de Minahassa werkzame zendelingen van het Nederlandsch Zendelinggenootschap (NZG) een vereniging op die meestal jaarlijks een conferentie belegde om te spreken over onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Het bestuur van het NZG erkende de vereniging echter niet als rechtspersoon. Later ging zij te niet. In 1922 werd een nieuwe vereniging opgericht om de onderlinge band tussen zendingsarbeiders in de Minahassa te versterken, ook omdat de Zendingsconferentie in de Minahassa in die tijd niet meer functioneerde wegens verschillen van mening. Niet bekend is tot wanneer deze vereniging bestond. Als einddatum is derhalve het jaar 1942 aangenomen.

Organisatie

Leden van de vereniging moesten zijn uitgezonden door het NZG of een daaraan verwante organisatie. Men koos uit de leden een voorzitter, secretaris en penningmeester. Het bestuur functioneerde drie jaar waarna de leden herkiesbaar waren. Voorzitter was in 1922 ds. Stap, secretaris mej. Veenink, penninmeester br. Hykoop.

Doelstelling

Het doel der Vereeniging is:

a. Versterking van den onderlingen band

b. Bevordering van het geestelyk welzyn harer leden en van de bevolking.

c. Behartiging van de stoffelyke belangen der leden.

d. Het corresponderen met de Zendingsbesturen betreffende algemeene en byzondere belangen.

Taken en activiteiten
  • Zendingscoördinatie
  • Zendingsstudie en missiologie
Voorloper
  • Zendingsvereeniging in de Minahassa (1845-1917)
Continenten
  • Azië
Lokatie
  • Nederlands Indië
  • Minahassa
Meer over het archief
Beschrijving archief

De vindplaats van het archief is onbekend.

Nadere Toegangen

Nederlands Zendelinggenootschap (NZG)

 

Notulen conferenties van zendelingen in de Minahassa, 1847-1859.

 

 

uit:

Het Utrechts Archief

Raad voor de Zending. Rechtsvoorgangers

toegangsnummer 1102-1

inv. nr. 1076

Verslagen en berichten 1847-1886

Notulen van de conferentie van zendelingen in de Minahassa.

 

 

 

Beschrijving van de bron

De Zendelingsvereniging

In de Minahassa bestaat sinds 1845 een vereniging van zendelingen die, zoals verwoord in de notulen van 1855, formeel geen rechtspersoonlijkheid heeft maar wel als zodanig handelt. De organisatie wordt meestal Zendelingsvereniging genoemd. Aanleiding tot de oprichting is een conflict tussen zendeling Wilken en een ambtenaar van het gouvernement. De zendelingen verenigen zich dan om sterker te staan tegenover het hen niet altijd welgezinde Binnenlands Bestuur. De vergaderingen worden tot 1855 twee keer per jaar gehouden en alle zendelingen nemen er aan deel. In 1855 wordt besloten voortaan maar één keer per jaar te vergaderen. Uit de notulen blijkt niet dat de vrouwen van zendelingen en Indonesisch hulppersoneel de vergaderingen bijwonen. Er is een bestuur bestaande uit een voorzitter, een vicevoorzitter en een secretaris. Het hoofdbestuur van het NZG in Nederland benoemt de voorzitter en vice-voorzitter (notulen 9-10 november 1853).

In 1855 komt het tot een conflict tussen het hoofdbestuur in Rotterdam en de vereniging over diverse zaken. Het hoofdbestuur trekt in 1855 het bestaansrecht van de vereniging in twijfel en meent dat deze geen intermediair kan zijn tussen de zendelingen en het hoofdbestuur. Het hoofdbestuur volhardt in zijn standpunt omdat het vreest dat de zendelingen zich te autonoom gaan opstellen. Het bepaalt in 1858 bovendien dat de aanstelling van hulpzendelingen de voorafgaande goedkeuring van het bestuur behoeft (notulen conferentie 25-26 mei 1859; brief van 31 augustus 1858). De vereniging stelt desondanks een nieuwe hulpzendeling aan.

 

Werkwijze en karakter van de notulen

Na voorlezing van de notulen van de vorige vergaderingen werden de binnengekomen brieven van het hoofdbestuur besproken en daarna de andere zaken. Deze brieven werden vaak van tevoren rondgezonden aan de leden zodat deze zich een mening konden vormen over de door het bestuur aangekaarte zaken. Er zijn aanwijzingen dat niet alles wat besproken werd ook werd genotuleerd. In de notulen van 28-29 november 1848 wordt vermeld dat maar een deel van de behandelde zaken is verwerkt in de notulen die naar het bestuur van het NZG zijn opgezonden. De secretaris verwijst voor meer bijzonderheden naar zijn journaal, maar dit document bevindt zich niet in het archief van het Nederlands Zendeling Genootschap. Bestonden er wellicht twee series notulen, een voor het hoofdbestuur in Nederland en een voor intern gebruik? Niet bekend is waar het archief van de vereniging zich bevindt, àls het er nog is.

 

Inhoud van de notulen

De meeste tijd wordt besteed aan de behandeling van de ingekomen brieven van het hoofdbestuur. Wanneer deze, als gevolg van de crisis van 1858/59, er niet zijn, heeft de conferentie van 4-5 oktober 1859 weinig om handen. De notulen handelen over onderwerpen van bestuurlijke, financiële en inhoudelijke aard. Het onderwijs vraagt vanaf het begin veel aandacht. Het culturele aspect komt geregeld aan bod, maar minder frequent dan in de notulen van de zendelingenconferentie op Oost-Java. Het dossier bevat naast de notulen ook ingekomen brieven van het hoofdbestuur en van zendelingen. Later verschijnen er ook nota’s over problemen. De oudste notulen beslaan doorgaan vier tot zes bladzijden, maar die van april 1856 tellen al 24 pagina’s. In de jaren zeventig wordt melding gemaakt van een commissie voor spoedeisende zaken, mogelijk een dagelijks bestuur in wording.

 

Een nieuwe vereniging?

In het dossier bevindt zich een rond 1872-1873 opgesteld reglement voor een nieuwe vereniging die tot doel moest hebben de verkondiging van het evangelie buiten de Minahassa (‘stelt zich ten doel, het Evangelie der genade Gods in Christus bekend te maken aan Heidenen en Mohammedanen buiten de Minahassa’ (art. 2). De vereniging wil personen uit gaan zenden, bij voorkeur zij die opgeleid zijn aan een kweekschool van het Genootschap. De president van de Zendelingsvereniging is tevens president van het bestuur van de nieuwe vereniging die leden, afdelingen en onderafdelingen kent. Het stuk is niet gedateerd of ondertekend, dus misschien is de vereniging niet opgericht.

 

 

1847, 22-23 maart

Aanwezig: allen

De notulen zijn ondertekend door L.J. van Rhijn, die toen een inspectiereis maakte door de archipel. Heeft hij soms de zendelingen bijeengeroepen?

 

godsdienstonderwijs

De zendelingen hebben bij de Gouverneur-Generaal geprotesteerd tegen een besluit van de resident van Menado van februari 1844 waarbij het godsdienstonderwijs op de scholen wordt verboden.

 

bijbelvertaling

De resident nam ook een besluit ten aanzien van het gebruik van de Soerabajase bijbelvertaling. De andere residenten zijn ook tegen dit besluit; men wil blijven bij de oude sinds 1827 gebruikte Hoog-Maleise vertaling. De vertaling van het Soerabajase Genootschap wordt in de Minahassa slecht begrepen.

 

overheid (BB)

De zendelingen hebben ook bezwaren tegen de door de resident voorgeschreven schoolboeken die ‘deels onverstaanbaar, deels in het dweepachtig godsdienstige vallende, zeker voor kinderen onpassend’ zijn. De resident handelt hier in tegenspraak met zichzelf. Scherpe kritiek op de resident die onkundig is. De inspectie van de 67 scholen stelt niets voor. De resident verplichtte kinderen van 6 tot 14 jaar ook om naar school te gaan maar bekommert zich niet om de naleving van deze maatregel. De hoofden halen kinderen uit de school zonder te overleggen met de zendelingen die inspecteurs zijn. Wenselijk is een geregeld schoolexamen in aanwezigheid van de hoofden waarna zendelingen met de hoofden overleggen welke kinderen van school af kunnen. Sommige scholen laten meisjes niet toe. De zendelingen vragen om meer schriften en goede prenten, liefst bijbelse.

 

zondagsrust

Er is een rekest gezonden aan de resident tegen herendiensten op zondag waardoor de christenen de dag des Heren niet kunnen houden. De resident nam daarop geen effectieve maatregel. De vrijstelling moet ook gelden voor hen die nog geen christen zijn maar onderwijs willen genieten of naar de kerk willen gaan. Door de week zijn de mensen door het zware werk te moe om naar de zendeling te luisteren.

 

huwelijk

De overheid eist voor een wettig huwelijk zegelrechten en dat kan de inlander niet opbrengen met als gevolg dat het concubinaat wordt bevorderd. Echtscheiding moet worden tegengegaan door toepassing van de kerkelijke tucht.

 

taal

bijbelvertaling

Het Maleis dient volgens de zendelingen de voertaal te worden, maar het zal nog 20-30 jaar duren voordat de inheemse bevolking, die andere talen spreekt, het Maleis beheerst. De zendelingen moeten het Alfoers leren beheersen. Br. Hermann beheerst de plaatselijke taal al goed en heeft ontdekt dat deze geschikt is om christelijke ideeën over te brengen. Br. Hermann wil de Bijbel in het Alfoers vertalen, want de vele zogenaamde talen zijn eigenlijk dialecten van één taal. Hij werkt aan een vertaling van de ‘harmonie der Evangelien’. De andere broeders willen niet zover gaan.

 

gezangboeken

De zendelingen vinden het jammer dat de aangevraagde 4000 gezangboeken nog niet aangekomen zijn. De toegezonden kleine gezangboeken zijn voor de meeste mensen ongeschikt.

 

 

Evenals op Ambon is een kweekschool te duur; men heeft liever meer zendelingen en dat een zendelingen  zelf kwekelingen opleidt. De proef om samen te werken met Roskott die een school op Ambon heeft is mislukt. ‘Ambonees verdraagt zich niet met den Alfoer’.

 

ambtsgewaad

Men acht het gewenst dat iedere zendeling een toga draagt.

 

 

1847, 20-21 april

Voorzitter: inspector Van Rhijn.

Aanwezig: de resident van Menado (bij de eerste drie punten)

NB: deze notulen maken de indruk van een uittreksel te zijn.

 

zondagsrust

De voorzitter stelt aan de orde dat de hoofden de bevolking dwingen op zondag te werken en mensen straffen die zich daar niet aan houden. De resident belooft de opzieners aan te schrijven over de zondagsrust.

 

huwelijk

De resident verklaart de inlander niet vrij te kunnen stellen van zegelrechten. Van Rhijn gaat hogerop.

 

kerkelijke tucht

Deze zaak met de resident wordt in der minne geschikt.

 

gezangboeken

Br. Hermann wordt aangewezen als redacteur voor een nieuwe voor de Minahassa bestemd gezangboek met een selectie van psalmen e.d. Hieraan moeten formulieren worden toegevoegd.

 

bijbelvertaling

De inspector praat met br. Roskott over de Hoog-Maleise woorden.

 

lager onderwijs

De zending moet het volledige gezag hebben over de scholen van het Genootschap. Twee maal per jaar moet examen afgenomen worden.

 

ambtsgewaad

Deze zal in de Minahassa gemaakt worden.

 

inheems personeel

Goedgevonden om ‘nationaalhelpers’ [bedoeld wordt inheems assisterend personeel] aan te stellen. Zij worden plechtig ingewijd in aanwezigheid van alle broeders.

 

 

1847, 24-25 augustus

aanwezig: Schwarz (waarnemend voorzitter) Herrmann (secretaris), Wilken en Linnemann

afwezig: Riedel

 

 

huwelijk

Voorstel om geen toestemming te geven voor een huwelijk met een persoon ‘één of één andere, dan waarmede zij reeds vleeschelijk verbonden waren’ [niet duidelijk wat hier bedoeld wordt]. In voorkomende gevallen mogen broeders daarvan afwijken als er zich in hun ogen bijzondere omstandigheden voordoen.

 

lager onderwijs

Verzoeken van zendelingen aan de directie in Nederland om boeken toe te zenden worden vaak geweigerd. Te schrijven aan de directie om terstond de aangevraagde boeken te zenden. De zendelingen kunnen heel goed beoordelen waaraan ter plaatse behoefte bestaat. Er volgt bestelling van schoolboeken, papier en schrijfgerei.

 

lager onderwijs

Het aantal scholen neemt toe en de onderwijzers hebben meer salaris nodig omdat zij geen tijd meer overhouden om door middel van landbouw er wat bij te verdienen. Aan de directie van het NZG wordt f 5.000 per jaar gevraagd.

 

 

1848, 28 maart

Aanwezig: dezelfde broeders als de vorige conferentie

 

 

kweekschool

De zendelingen willen in Sonder een kweekschool oprichten.

 

lager onderwijs

De vereniging is blij met de toegezonden boeken, maar er is nog veel meer nodig. Een toegezonden boekje getiteld Babarapa perkara bewerkt door de bestuurder van de beide zendingsscholen in Rotterdam staat vol taalfouten. De zendelingen verzoeken dit niet te doen herdrukken. Er is nog steeds een groot gebrek aan Maleise gezangboeken. Een deel van de toegezonden boeken is verkocht.

 

Bijbelvertaling

het Soerabajase Nieuwe Testament bevat veel woorden die in de Minahassa onbekend zijn en behoeft dus verbetering. Met name veel Arabische woorden uit het Hoog Maleis moeten worden vervangen door gewone begrijpelijke Maleise woorden. De zendelingen komen met verbeteringen.

 

 

1848, 28-29 november

Aanwezig: Riedel (voorzitter), Schwarz, Hartig, Herrmann (secretaris), Wilken, Linnemann en Bossert

 

 

lager onderwijs

overheid

De resident Van Olphen heeft een aanzienlijk aantal negorijscholen opgericht. De negorijen moeten deze op bevel van de resident bekostigen. Na rijp beraad hebben de zendelingen besloten deze scholen, waarvan de oprichting aan hen niet is medegedeeld, te beschouwen ‘als niet te bestaan’, maar dat elke zendeling deze scholen wel mag helpen. De zendelingen hebben eigen scholen en er bestaan ook nog gouvernementsscholen.

 

 

1849, 12-13 april

Aanwezig: niet vermeld.

 

 

overheid (BB)

Van elke plaatsing of verplaatsing van zendelingen wordt goedkeuring van de resident gevraagd.

 

lager onderwijs

Met grote teleurstelling namen de zendelingen kennis van de reactie van het hoofdbestuur op hun verzoeken om meer schoolboeken en meer geld. Besloten is hierover te schrijven aan het hoofdbestuur en in deze notulen niet verder uit te weiden over deze zaak. De zendelingen zijn ook bedroefd over de reactie van de directie aangaande de plaatsing van de nieuw aangekomen zendeling Linnemann. Ook hierover wordt geschreven. Men is ook ontevreden over het te lage budget voor woningen voor de nieuwe zendelingen.

 

 

1849, 21-22 november

Aanwezig: alleen behalve br. Herrmann

 

 

lager onderwijs

Lang beraad over een brief van het hoofdbestuur over het onderwijs; discussie niet weergegeven. Besloten te antwoorden in een brief (deze brief van 14 december 1849 bevindt zich in het dossier)

 

 

huwelijk

overheid (BB)

Nieuwe wetgeving heeft het huwelijk van inheemse christenen onder de burgerlijke stand gebracht. De zendelingen hopen dat de kosten niet veel hoger zullen uitvallen.

 

 

1850, 1-2 oktober

Aanwezig: allen

 

 

lager onderwijs

Aan het hoofdbestuur wordt nogmaals gevraagd om meer geld teneinde scholen te kunnen stichten. De behoefte eraan is groot en de band tussen verkondiging en onderwijs is nauw. De salarissen van de onderwijzers zijn te laag zodat zij met handenarbeid bij moeten verdienen.

 

lager onderwijs

De eis dat het bestuur alle aanvragen om boeken terstond moet honoreren laten de zendelingen vallen. Zij sluiten weer een lijst in van benodigde boeken. Anders dan in Ambon en op Timor is er in de Minahassa geen drukpers.

 

zondagsrust

De viering van de zondag laat nog op veel plaatsen te wensen over. Wettelijke maatregelen van het gouvernement hebben niet veel zin omdat de hoofden deze naar goeddunken interpreteren. De negorijscholen missen nu de schoolopziener vertrokken is hun doel. De resident staat niet toe ze op te heffen, maar ze zullen vanzelf in verval raken nu het gouvernement de bijdragen eraan niet meer verplicht stelt. Beter zou zijn als de zendelingen ze over konden nemen.

 

 

1851, 30 april – 1 mei

Aanwezig: alleen behalve br. Hermann

 

 

lager onderwijs

De vergadering betreurt het dat het budget voor scholen niet is verhoogd. Mocht verhoging niet mogelijk zijn  -en het bestuur dringt juist aan op bezuiniging-  dan moeten er scholen gesloten worden.

 

kweekschool

Br. Roskott heeft aan het Ned. Zendelinggenootschap en de regering in Batavia een plan voorgelegd om voor de hele archipel in Buitenzorg een kweekschool op te richten. De conferentie schrijft aan het bestuur dat men daartegen is. Volgt een reeks argumenten: veel te kostbaar, de kwekelingen die naar Java gezonden worden zullen niet terugkeren omdat het daar voor hen beter leven is, op de leefwijze van Roskott, die nu in Sondano woont, valt wel wat aan te merken, zijn kweekschool op Ambon levert geen goede kwekelingen af, de verbindingen tussen Java en Menado zijn slecht, en de bevolking zal niet geneigd zijn kwekelingen die uit Java komen als onderwijzer te aanvaarden. De hoofden zijn geneigd lieden die enigszins geschoold zijn tot onderhoofden (hukums ) te benoemen.

 

 

1851, 30 september – 1 oktober

Aanwezig: allen behalve Riedel die ziek is.

 

kweekschool

Discussie of er een kweekschool moet komen; sommige leden vinden dat zij heel goed zelf schoolmeesters kunnen opleiden. De meerderheid is het daar niet mee eens en vindt echter dat deze taak aan één broeder en wel br. Graafland moet worden opgedragen. De leerlingen moeten buiten schooltijd in een eigen tuin werken. Zij worden onderwezen in lezen, netschrijven, rekenen, geschiedenis van het oude en nieuwe verbond, begrip van de christelijke leer en zingen. De praktijk wordt geleerd door hen les te laten geven aan scholen in Sonder en omgeving. De schoolmeesters moeten het geleerde ook kunnen overdragen. Besloten wordt br. Graafland te vragen met drie of vier leerlingen een proef te nemen. Hij heeft een Maleis spelleesboekje geschreven volgens de methode Van den Hoonaard. Verzoek aan het hoofdbestuur dit boekje te doen drukken. Br. Graafland wordt verzocht nog zo’n boekje te schrijven.

 

 

1852, 21-22 april

Aanwezig: alleen behalve Riedel die ziek is.

 

taal

Het hoofdbestuur wenst te komen tot één Alfoerse taal, zodat boeken daarin gedrukt kunnen worden en er zo meer eenheid ontstaat. De zendelingen hebben daar bezwaren tegen omdat er negen of tien van elkaar verschillende dialecten gesproken worden en niemand het dialect van een ander accepteert als omgangstaal. Men kiest dan liever voor het Maleis; ‘De Maleische taal is in dezen door het Islamisme met vele woorden en denkbeelden verrijkt die der Alfoersche noodwendig vreemd moeten wezen’. Het gebied waarin de verwante dialecten gesproken worden telt naar schatting slechts 100.000 inwoners. De andere op Celebes gesproken talen zijn niet aan elkaar verwant. De broeders zijn wel bereid een van hen een grammatica en een woordenboek van de in de Minahassa gesproken talen te laten maken.

 

lager onderwijs

De gedachte van het hoofdbestuur dat de zendelingen zorgen voor betere schoolboeken en meer werk maken van onderwijs aan de inheemse bevolking wordt besproken. De zendelingen zijn niet optimistisch; maar weinig bewoners van dit gebied zijn bereid om te leren, de meesten geven zich liever over aan vadzigheid. Het NZG heeft f 5.000 toegestaan voor onderwijs. Verdeling van dit bedrag over de zendelingen. een bedrag van f 500 wordt bestemd voor de negorijscholen, de rest is voor de scholen van het genootschap.

 

kweekschool

Br. Graafland is wegens een heersende epidemie en omdat de huisvesting ellendig is nog niet met de kweekschool begonnen.

 

gezangboeken

Plan om de bestaande bundel uit te breiden.

 

 

1852, 26-27 oktober

Aanwezig: allen behalve Riedel die ziek is.

 

bijbelverspreiding

Naar aanleiding van een vraag van het hoofdbestuur over het beleid inzake de verspreiding van bijbels onder hen die nooit naar de kerk gaan, antwoorden de zendelingen dat het in de Minahassa er heel anders aan toegaat. Alleen aan reeds bekeerden worden bijbels verkocht tegen een lage prijs. Ook worden zogenaamde ‘Alfoersche Mattheussen’ verkocht.

 

kweekschool

Men is ingenomen met de brief van het hoofdbestuur over de kweekschool, maar meent anders dan het bestuur dat één jaar onderwijs te weinig is.

 

 

1853, 6-7 april

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel die ziek is.

 

bijbelvertaling

Het hoofdbestuur wil worden ingelicht over het Alfoerse evangelie van Mattheus. De zendelingen kunnen deze vraag nog niet beantwoorden omdat er nog te weinig van deze boeken zijn verspreid. Het Maleise evangelie van Mattheus is meer gewild.

 

kweekschool

De kweekschool begint weer op 1 mei 1853.

 

 

1853, 9-10 november

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel.

 

bijbelverspreiding

Op herhaald verzoek van het hoofdbestuur maakt iedere zendeling voortaan jaarlijks een verslag over de verspreiding van Bijbels. De broeders kopen de Bijbels in en verkopen ze tegen een hogere prijs wat het mogelijk maakt af en toe Bijbels gratis weg te geven.

 

lager onderwijs

De zendelingen zijn niet enthousiast over het plan van het hoofdbestuur om het boekje Babalapa Perkara  te gebruiken in het onderwijs. Zij hebben liever een Maleise vertaling van de bijbelse geschiedenis van Zahn of Barth.

 

taal

Aan voornoemd boek is weinig behoefte omdat zij die lezen kunnen dat beter doen in het Maleis dan in het Alfoers.

 

inheems personeel

De zendelingen vragen het hoofdbestuur om salarisverhoging. Lange uiteenzetting over de gestegen kosten van levensonderhoud. Veel geld kosten de jongens en meisjes die zij in huis opnemen en als christenen opvoeden. Hieruit komen de schoolmeesters en hun echtgenoten voort. ‘[D]oor die jongelieden toch komt beschaving en godsvrucht onder het volk’.

 

 

1854, 18-19 januari

Buitengewone vergadering.

Aanwezig: allen behalve broeders Hartig, Ulfers en Graafland.

 

Geen onderwerpen die betrekking hebben op culturele interactie.

 

 

1854, 25-26 juli

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel die ziek is.

 

stichtelijke boeken

Het hoofdbestuur wil een bundel met preken in het Maleis uitgeven. De bestaande bundel van de dominees Carron en Burder zoals bewerkt door Kam is volgens de zendelingen onbruikbaar. De zendelingen vinden het geen goed idee om dit in Nederland te laten doen omdat men daar niet kan beoordelen wat voor de Minahassa geschikt is. Zij willen de bundel alleen verspreiden als de preken zijn geschreven in het Maleis dat in de Minahassa in zwang is.

 

taal

Wat de voorstellen tot bevordering van de kennis van het Maleis in Nederland aangaat, merken de zendelingen op dat het Maleis door hen in de Minahassa ingevoerd is en dat het zich heeft vermengd met Alfoerse woorden. Men betwijfelt of het verstandig is in Nederland een Maleise vertaling van de Bijbel te laten maken.

 

 

 

1855, 27-28 juni

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel.

Tussen 25-26 juli 1854 en deze bijeenkomst heeft geen vergadering plaatsgehad.

 

 

bijbelvertaling

Het hoofdbestuur wil nog een poging doen het evangelie te vertalen in het Alfoers. De zendelingen benadrukken nogmaals dat de dialecten zeer verschillend zijn en dat een vertaling in een dialect in andere districten niet bruikbaar is. Zij zijn in beginsel voor het Maleis. Er volgt een lang betoog ten gunste van het Maleis en tegen het Alfoers, met vermelding dat de zendelingen al 20 jaar in dit gebied werken. De Alfoerse dialecten worden alleen gesproken, er is geen literatuur zoals bij het Nederlands. De bewoners van de Minahassa zijn geen volk. Het gebied is opengelegd en staat in verbinding met de rest van de archipel waar men overal met Maleis terecht kan. Wanneer de jeugd wordt opgevoed in het Alfoers, dan raakt dit ‘volkje’ geïsoleerd.

 

bijbelvertaling

De vraag is in welk Maleis men de Bijbel wil vertalen, want het Maleis dat op Java wordt gebruikt verschilt sterk van dat op de Minahassa. De bestaande vertaling in het Hoog Maleis wordt in de Minahassa zeer goed verstaan.

 

stichtelijke boeken

De zendelingen herhalen dat zij de preken van Carron en Burder afkeuren wegens de vorm, de inhoud en de stijl.

 

kweekschool

Repliek van de zendelingen tegen een door br. Roskott geschreven nota waarin betoogd wordt dat de kweekschool niet in de Minahassa maar op Java moet komen. Doel van de grootschalig opgezette school is kinderen van zendelingen grondig en christelijk op te voeden, maar daar zal weinig van terecht komen. Een argument van Roskott is dat er op Java zoveel onwettige kinderen zijn met arme Javaanse moeders en gegoede Europese vaders die niet aan hun lot mogen worden overgelaten. De zendelingen menen: ‘De geheele inrigting zal door zulke verwaarloosde kinderen  besmet worden’. Zij willen hun kinderen daar niet heen sturen. Gevaar voor zedeloosheid bij opvoeding op Java. Kinderen van rijke ouders met veel zakgeld bederven het klimaat. Java is een haard van onzedigheid. Een school op Java zal winst opleveren maar is ongeschikt voor onze kinderen. Een kostschool voor kinderen moet ver van de grote steden afliggen zoals ook in Nederland trouwens het geval is. Ingesloten is een lijst van kinderen die in aanmerking komen voor een kostschool. De zendelingen willen hun dochters niet naar Java sturen en maar enkele van hen zijn bereid hun zoons te laten gaan.

 

 

1856, 2-3 april

Aanwezig: allen behalve br. Riedel die ziek is.

 

multiculturalisme

Het hoofdbestuur legt de vereniging de vraag voor wat men vindt van de gedachte om Alfoeren in Europa op te leiden en dezen vervolgens te plaatsen in de Minahassa. De zendelingen hebben grote bezwaren. De Alfoer wordt weggerukt uit zijn natuurlijke omgeving en dat zal nefast uitwerken. Hij zal door zijn volk na terugkeer niet meer geaccepteerd worden. Hij voelt zich de meerdere, het inheemse volk beschouwt hem als gelijke. Wil men op een lagere trap van beschaving staande mensen ontwikkelen, dan kan dit beter in eigen kring gebeuren. Minahassers die op Java miliatir geweest zijn, blijken na terugkeer in de Minahassa het werken te zijn verleerd. Voorbeelden in het verleden van mislukte Europese opvoeding. Pogingen door de zendeling-genootschappen in Barmen en Basel om inlanders Europees op te voeden zijn mislukt. De oorzaak: ‘dat het licht hen te hel was’. Ontwikkeling naar een hogere trap van beschaving neemt generaties in beslag. Eer zullen conflicten ontstaan tussen de Europees opgevoede teruggekeerde Alfoeren en de hoofden die vaak als despoten heersen. Zo ook met de zendelingen aan wie zij zich dan gelijk achten. Wij hebben hier alle posten bezet en dus is er voor hen geen plaats meer. Advies aan het hoofdbestuur niet deze heilloze weg in te slaan. Beter is een weg van geleidelijkheid zoals wij doen: wij kiezen uit onze beste schoolmeesters, die op onze kweekschool zijn opgeleid, de hulpzendelingen.

 

tucht

Naar aanleiding van een brief over de tucht merken de zendelingen op dat de tucht in de Minahassa niet zo kan worden uitgeoefend als in Europa. De leden van de nieuwe gemeenten moeten als kinderen worden beschouwd en dus moet de tucht strenger zijn. Bovendien geldt ‘dat wij in geen het minste opzigt  ons aan maatschappelijke verordeningen hebben te bekreunen omdat die [in de Minahassa] niet bestaan’. In de bergen kan het huwelijk gemakkelijk gehandhaafd worden, maar aan de kust is de gewoonte om buitenechtelijk te leven diep ingeworteld. Streng optreden is dus noodzakelijk want anders gaan de nieuwe christenen ertoe over om buiten echt samen te leven en kinderen te verwekken. Aan deze kinderen wordt daarom door de zendelingen de doop geweigerd. Dit werkt want grote aantallen mensen willen nu voor de kerk huwen. De zendelingen leggen het bestuur een algemeen reglement op het huwelijk voor.

 

inheems personeel

Br. Linemann wil graag een hulpzendeling en stelt voor meester Hehannussa uit Kema aan te stellen. Hij wordt ontboden en er worden hem enige vragen gesteld die tot tevredenheid van de vergadering worden beantwoord.

 

lager onderwijs

Volgens de regels van het NZG en de zendelingenvereniging mag niemand zonder toestemming van de vereniging een nieuwe school oprichten. De zendelingen willen oprichting van concurrerende negorijscholen tegengaan omdat zij daarover geen of weinig gezag hebben. De hoofden benoemen dan de meesters en dat is niet goed voor het christendom. Aan het hoofdbestuur wordt voorgesteld 10 nieuwe scholen op te richten.

 

verhouding zendelingen tot inheemse bevolking

De zendelingen hebben behoefte aan contact met vrienden en verwanten in het vaderland; zij werken ‘te midden van een verblind heidendom of een zeer kinderlijk christendom […] waar zij geene harten vinden om hen te verstaan, met wie zij wezenlijke gemeenschap des geestes kunnen oefenen’. Er moet gewerkt worden ‘in een ligchaam en ontzenuwend en geest-doodend klimaat’. Gebleken is dat de in Nederland soms levende vrees dat een verlofganger niet naar Indië terug wil keren ongegrond is. Met Europees verlof gaan is een natuurlijke menselijke behoefte. Na verloop van tijd raken de zendelingen afgemat. Het klimaat is uitputtend en er zijn veel chronische lichamelijke ongemakken. Het geheugen werkt minder goed.

 

 

1857, 16-17 februari

aanwezig: allen

 

inheems personeel

Het hoofdbestuur vraagt zich af of de zendelingen wel zoveel jongens en meisjes in huis moeten hebben (z.g. moerids). Uitgelegd wordt dat iedere zendeling gewoonlijk 8 tot 12 jongens in huis heeft en daarnaast meisjes. De jongens doen de huishouding. Iedere zendeling heeft drie tot vijf paarden op stal staan en houdt 40 tot 50 koeien voor het vlees en als trekdieren. Er zijn hier behalve in Tondano geen markten en geen groentevrouwen. De kinderen worden in huis genomen wanneer zij 13-15 jaar oud zijn. Ze hebben veel toezicht nodig en moeten alles leren. Wanneer zij 18 jaar oud zijn worden zij door de hoofden opgeroepen om mee te werken aan de door het gouvernement verplichte cultures. De slimsten worden dan naar de kweekschool gestuurd en deze levert weer de onmisbare schoolmeesters af. Zonder de moerids kunnen de zendelingen hun werk niet doen: ‘zoo moeten zij door woord en voorbeeld toonen, dat de godsdienst welke zij verkondigen de belofte heeft des tegenwoordigen en des toekomende levens’. Wanneer zij deel uitmaken van huishouden leren zij meer dan op een kweekschool.[niet vermeld wordt wat de meisjes doen].

 

huwelijk

De huidige regeling van het sluiten van huwelijken voor de wet is omslachtig en brengt velen ertoe ongehuwd samen te wonen. De aanstaande echtelieden moeten ver reizen en soms maanden wachten op een ‘consent’ van de ‘opziener’. De zendelingen vragen het hoofdbestuur er bij de regering op aan te dringen dat de zaak weer wordt geregeld zoals vroeger toen de zendelingen deden wat nu een ambtenaar doet.

 

Europese cultuur moet worden geweerd

De zendelingen zijn het eens met het hoofdbestuur dat het volk zijn eigenheid moet behouden en dat overname van Europese gewoonten zoals kleding en huisraad ongewenst is. Immers: ‘dat het Christendom te vaster wortel schieten zal onder een volk als het niet zijne nationaliteit oplost, maar met haar wordt ineengeweven’. De inlanders nemen de door de zendelingen gedragen zwarte kleding, die door kooplieden wordt geïmporteerd, over. De ambtenaren van het binnenlands bestuur werken dat in de hand door Europees geklede hoofden te groeten en zij die dat niet zijn voorbij te lopen. Dat de schoolmeesters in het zwart gekleed willen gaan, vinden de zendelingen wel gepast. Voorstel aan het bestuur om in Nederland gemaakte zwarte kleding, met broek en vest, te laten maken voor de meesters.

 

uitbreiding naar Bolaang Mongondow

Br. Ulfers heeft inlichtingen ingewonnen over dit gebied. Dit rijkje biedt perspectieven voor de zending. Verzoek aan het hoofdbestuur om een bijzondere toelating tot dit gebied te regelen. Eerst moeten er scholen komen, daarna zendelingen.

 

onderwijs

Maleis leesboek

Br. Wilken schreef een Maleis leesboek getiteld ‘Barang pengadjaran dan pertanja an akan Elkitab’. Na een revisie door enige broeders wordt het opgestuurd naar Nederland met het verzoek aan het Genootschap het te laten drukken. Br. Graafland schreef ook een Maleis leesboek waarmee hetzelfde gebeurt.

 

inheems personeel

hulpzendelingen

Twee personen genaamd Joseph Pangkej en Silvanus Item die zijn opgeleid door resp. de broeders Ulfers en Rooker, worden geëxamineerd en aangenomen als hulpzendeling. Verzoek aan het hoofdbestuur dit goed te keuren. Genoemde broeders zullen hen ordenen. De sollicitatie van Risakatta, schoolmeester in Tondano, wordt afgewezen omdat hoewel zijn kennis inzake geloofszaken goed is, zijn gedrag niet onbesproken is.

 

 

1857, 9-10 november

aanwezig: allen

 

reglement op de  kinderdoop

Het hoofdbestuur stelt voor in het reglement op de kinderdoop de bepaling op te nemen dat de ouders lidmaat moeten zijn. De zendelingen achten dit ondoenlijk en stellen voor dat de ouders zelf gedoopt moeten zijn. In veel gemeenten zijn zelfs nog geen lidmaten. Voorstel dat aan ouders die een kind ten doop aanbieden de volgende eisen worden gesteld: zelf gedoopt zijn, gehuwd zijn, geen ergerlijk gedrag, geregeld kerkbezoek en dat zij hun schoolplichtige kinderen naar school zenden. De zendelingen willen dat de doopgetuigen bij de doop aanwezig zijn om te voorkomen wat nu soms gebeurt dat de ouders Europeanen of Indo-Europeanen vragen om getuige te zijn omdat deze een hogere status hebben. Dergelijke getuigen doen niet wat van hen wordt verlangd en zijn zelden tegenwoordig bij de doop.

 

inheems personeel

ambt van hulpzendeling een voltijdse baan

Hehanussa voldoet als hulpzendeling evenals Angkoe die is aangesteld tijdens het bezoek van Van Rhijn als inspecteur. Het salaris moet voldoende zijn om een hulpzendeling in staat te stellen zich volledig voor dit werk in te zetten. Al zijn tijd moet besteed kunnen worden aan de verkondiging van het evangelie. Het salaris dient derhalve f 20 per maand te bedragen (de zendelingen verdienen f 150 per maand).

 

behoefte aan contact met andere Europeanen

De zendelingen  betreuren het dat het hoofdbestuur hun verzoek om een periodiek Europees verlof afwijst. Verlofgangers kunnen propaganda maken voor hun werk en misverstanden die jongelieden ervan weerhouden zich als zendelingen aan te melden wegnemen. Tijdens afwezigheid nemen de andere broeders waar. Het hoofdbestuur vindt ook de hoge kosten een bezwaar. Nu er in Rotterdam een kostschool is opgericht voor kinderen van zendelingen, moeten zij hun kinderen missen. Herhaald verzoek aan het hoofdbestuur om een Europees verlof toe te staan.

 

 

1858, 20-21 juli

aanwezig: allen

 

bijbelvertaling

Het Ned. Bijbelgenootschap twijfelt of het wel mag doorgaan de gewone Maleise vertaling van de Bijbel te verspreiden. Verzoek aan het hoofdbestuur om nog eens 2.000 exemplaren van deze Bijbel op te sturen. Tevens wordt een verslag opgezonden over de bijbelverspreiding in de Minahassa (bijgevoegd in het dossier).

 

lager onderwijs – leermiddelen

Het hoofdbestuur wil dat de op Ambon en in de Minahassa gebruikte Maleise leer- en leesboeken worden verbeterd. Het streeft naar een gezuiverd Maleis. Dit wijkt af van het op Ambon en in de Minahassa gebruikt Maleis. Het bestuur heeft br. Ekris naar de Minahassa gestuurd met de opdracht de bijbelse geschiedenis van dr. Barth in het Maleis te vertalen. Het Laag-Maleis en het bijbelmaleis zijn niet goed. De broeders vrezen echter dat het gezuiverde Maleis door hun gelovigen niet verstaan wordt. De zendelingen zijn teleurgesteld dat de door br. Wilken gemaakte vertalingen van het Oude en het Nieuwe Testament terzijde worden gesteld en dat br. Ekris opnieuw begint. Derhalve zenden zij de vertalingen van br. Wilken op met verzoek deze ongewijzigd te doen drukken, want het gaat anders wel erg lang duren. Br. Ekris kan overigens rekenen op medewerking. De zendelingen leggen het bestuur de vraag voor wat het onder ‘zuiver Maleis’ verstaat. ‘[W]ij meenen dat men vreezen moet weldra even zoovele standaarden voor het zuiver Maleisch te zullen hebben als oriëntalisten’; Zij pleiten voor een vertaling waarin bepaalde Hoogmaleise woorden worden verklaard door middel van een noot.

 

belijdenisboekje

Vanuit Rotterdam wordt voorgesteld om aan nieuwe lidmaten na het afleggen van hun belijdenis een boekje mee te geven zoals in Nederland op veel plaatsen gebruikelijk is. Dat lijkt de zendelingen een goed idee.

 

inheems personeel

De zending boekt goede resultaten, maar er zijn meer zendelingen nodig. Weliswaar heeft elke negorij zijn meester, maar dezen behoeven een krachtige leiding. Thans zijn er zeven zendelingen in de Minahassa werkzaam. Recentelijk stierven vier zendelingen en werd er één arbeidsongeschikt terwijl er nog een werd overgeplaatst. Br. Schwarz is uitgeput door ouderdom.

 

 

1858, 17-18 november

aanwezig: allen

 

inheems personeel

hulpzendelingen

Het hoofdbestuur wil meer weten over het examen dat de hulpzendelingen Pangkej en Item is afgenomen. Antwoord: de aangenomen kandidaten zijn door de zendelingen zelf voorgedragen met het oogmerk dat zij hen in hun ressort kunnen assisteren. De afgewezen kandidaat is niet door een der zendelingen voorgedragen. Degene die voordraagt let vooral op ‘zijnen handel en wandel zoowel als zijne arbeidzaamheid in de gemeente; hij zal onderzoeken of die persoon aan gezond verstand, eenigzins opgeklaarde kennis paart – doch vooral acht geven op opregt en eenvoudig geloof in en warme liefde tot den Heer’. De andere broeders moeten zich op de voordragende broeder verlaten. Tot nu toe zijn vier hulpzendelingen aangenomen. De ondervraging duurde steeds enige uren. Er zijn vragen gesteld over de bijbelse geschiedenis, tijdverdeling en dergelijke, maar het belangrijkst is de kennis van het leven en lijden van Jezus, de verlossing, het geloof, de bekering, het gebed enz. De ondervraging geschiedt in een open en vrije atmosfeer en is niet aan vormen gebonden. Daarna wordt de kandidaat weggezonden en volgt beraad waarna besloten wordt over aannemen of afwijzen. Op Java leidt ook iedere zendeling zijn helpers op.

 

schrijven hoofdbestuur aan alle christenen

Het schrijven van het hoofdbestuur aan de christenen van de Minahassa zal door br. Wilken worden vertaald in het Maleis en worden uitgedeeld aan alle zendelingen en meesters. Het zal overal worden voorgelezen. De broeders kunnen als zij dat nodig vinden de brief in het plaatselijk Alfoers vertalen.

 

inheems personeel

hulpzendeling Hersteld Evangelisch-Lutherse gemeente

De zendelingen nemen kennis van het besluit om Lambertus Mangindaan als hulpzendeling toe te voegen aan de Minahassazending en van de correspondentie met het Hulpzendelinggenootschap van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente. Mangindaan is geboren in Amoerang, is een bekeerling en in Europa opgeleid. Hij heeft het diploma van godsdienstonderwijzer. De zendelingen hopen dat hij zich in de Minahassa aan kan passen. Br. Tendeloo heeft door de conferentie gedeelde bezwaren tegen plaatsing in Amoerang omdat daar zijn familie onder wie hoofden zijn woont. Er volgt een passage uit een brief van Tendeloo aan de vereniging. Wanneer Mangindaan in Amoerang gaat werken, wordt hij door zijn familie ingepalmd. De controleur in Amoerang streeft naar de oprichting van een Hollandse School voor zijn enigst kind, andere Europese kinderen en en de kinderen van inlandse hoofden. Hij zal Mangindaan tot meester van deze school willen maken wat voor deze verleidelijk is wegens het salaris. Besluit om hem in het district Menado aan te stellen. Dat is onontgonnen gebied maar biedt ook veel kansen.

 

zangbundel

Er is behoefte aan nieuwe gezangen en herziening van de bestaande, maar niemand van de zendelingen heeft dichterlijke gaven. De broeders Schwarz en Linemann maken op basis van de Psalmen gezangen. Iedereen wordt uitgenodigd om nieuwe gezangen te maken.

 

leerboeken voor de catechisatie

Br. Graafland legt de vergadering twee vragenboekjes te gebruiken bij de catechisatie voor. Zij zijn geschreven door de predikanten van de Ned. Hervormde Gemeente van Leiden. De boekjes worden door de vergadering afgekeurd als zijnde te moeilijk. De antwoorden zijn te lang en er zijn te veel blinde vragen. Sommige zendelingen hebben vroeger eigen vragenboekjes gemaakt, maar men streeft naar één overal in de Minahassa gebruikt boek. De catechisatie wordt bijna altijd gedaan door de meesters, niet door de zendelingen of hulpzendelingen welke laatste geen vaste standplaats hebben. Aan jongere mensen kan nog wel wat gevraagd worden, maar de meeste deelnemers aan de catechisatie zijn ouderen die meestal niet kunnen lezen en minder makkelijk van buiten leren. Vanouds beperkte men zich daarom tot het van buiten laten leren van het Onze Vader, de Twaalf Artikelen des Geloofs en de Tien Geboden. De vergadering wenst daarom een vraag- en antwoordboekje over voornoemde drie teksten met een aanhangsel over doop en avondmaal. Br. Rooker is bereid zo’n boekje te schrijven. Verder moet er een boekje komen over de bijbelse geschiedenis te gebruiken op scholen en tijdens catechisatie.

 

 

1859, 25-26 mei

aanwezig: allen

 

herdenking br. Schwarz

Uitvoerige herdenking van de overleden br. Schwarz die voorzitter was van de vereniging. Tevens melding van het schrijven van het hoofdbestuur over de afval van br. Ganswijk [Java-zending]. Protest tegen de verdenking in het schrijven dat ook Schwarz had willen afvallen.

 

reglement op de kinderdoop

Het vastgestelde reglement zal worden vertaald en worden afgekondigd.

 

inheems personeel

hulpzendelingen

Het hoofdbestuur wil meer zeggenschap over de benoeming van hulpzendelingen. De vergadering is ontsteld. Br. Tendeloo draagt een hulpzendeling voor en vraagt om ondanks de brief van het hoofdbestuur de kandidaat na examinatie te benoemen omdat hij dringend assistentie nodig heeft. Met algemene stemmen wordt aan dit verzoek gehoor gegeven. De brief van Tendeloo aan de vereniging met de voordracht wordt meegezonden naar het hoofdbestuur. Volgt uitvoerige rechtsvaardiging van dit besluit dat ingaat tegen de beslissing van het hoofdbestuur. Benoemd wordt Samuel Walintuka en verzocht wordt aan het hoofdbestuur het besluit in te trekken. De positie van de zendelingen wordt zo ondermijnd. De bevolking zal hen aanzien als lieden zonder macht en gezag.

 

vervanging br. Schwarz

Europese cultuur is een gevaar

Islam

Dringend verzoek om meer zendelingen. De vijf door wijlen Schwarz bediende gemeenten worden nu verzorgd door twee andere zendelingen die zich beperken tot de godsdienstoefening en toediening van de sacramenten. De rest van het werk wordt gedaan door de hulpzendeling, de helper en de meesters, terwijl ook de weduwe Schwarz daar blijft wonen en helpt bij de avondmaalsvieringen. Wellicht kan de zoon Hendrik Daniel Willem Schwarz zijn vader opvolgen, maar hij is te oud bevonden voor de kostschool in Rotterdam. Uitgebreid voorstel hoe alle posten te bemannen. In Tonsawang is een controleur aangesteld en neemt de Europese invloed toe. Het is beter als de zending eerst komt en daarna de Europese invloeden omdat anders ontaarding dreigt. Men ‘verhoede dat de kanker van Mohammedanisme niet verder om zich grijpe en verslinde wat nu voor het Evangeliebereid is. Het Alfoeren heeft in de Minahassa uitgediend; alles duidt dit aan’. Nu zijn er zes zendelingen op 100.000 zielen.

 

bijbelvertaling

Het hoofdbestuur wordt dringend verzocht Nieuwe Testamenten te zenden. De bezwaren tegen de bestaande Maleise bijbelvertaling moeten volgens de zendelingen wijken voor de grote behoefte. Op prediking volgt lezen of voorlezen van de Bijbel. Ook aan andere leerboeken is behoefte. Het bestuur wordt gevraagd hoe het staat met het vragenboekje van br. Wilken met bijbelse geschiedenissen en zijn vertaling van het boek van dr. Barth.

 

 

1859, 4-5 oktober

aanwezig: allen behalve br. Tendeloo

Er zijn geen brieven ingekomen van het hoofdbestuur; dit is een gevolg van de crisis binnen het NZG.

 

inheems personeel

hulpzendeling

Br. Wilken stelt voor een hulpzendeling te benoemen wegens het vele werk en het hem opgelegde verbod om veel paard te rijden. De vereniging draagt de kandidaat voor aan het hoofdbestuur met het beleefde verzoek hem te willen benoemen.

 

 

 

 

 

Archivalie elders

In het archief van het Ned. Zendelinggenootschap bevindt zich enige correspondentie tussen het genootschap en de vereniging. Daarin ook de concept-statuten van 1922. (1102-1, inv.nr. 1084). Verder bevinden zich hier de verslagen van de conferenties van zendelingen over de periode 1845-1937 (inv. nrs. 1076-1082).

 

Verwijzing naar andere archiefvormers
Informatiewaarde Groot

Geschiedenis

Korte geschiedenis

In 1845 richtten de in de Minahassa werkzame zendelingen van het Nederlandsch Zendelinggenootschap (NZG) een vereniging op die meestal jaarlijks een conferentie belegde om te spreken over onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Het bestuur van het NZG erkende de vereniging echter niet als rechtspersoon. Later ging zij te niet. In 1922 werd een nieuwe vereniging opgericht om de onderlinge band tussen zendingsarbeiders in de Minahassa te versterken, ook omdat de Zendingsconferentie in de Minahassa in die tijd niet meer functioneerde wegens verschillen van mening. Niet bekend is tot wanneer deze vereniging bestond. Als einddatum is derhalve het jaar 1942 aangenomen.

Organisatie

Leden van de vereniging moesten zijn uitgezonden door het NZG of een daaraan verwante organisatie. Men koos uit de leden een voorzitter, secretaris en penningmeester. Het bestuur functioneerde drie jaar waarna de leden herkiesbaar waren. Voorzitter was in 1922 ds. Stap, secretaris mej. Veenink, penninmeester br. Hykoop.

Doelstelling

Het doel der Vereeniging is:

a. Versterking van den onderlingen band

b. Bevordering van het geestelyk welzyn harer leden en van de bevolking.

c. Behartiging van de stoffelyke belangen der leden.

d. Het corresponderen met de Zendingsbesturen betreffende algemeene en byzondere belangen.

Taken en activiteiten
  • Zendingscoördinatie
  • Zendingsstudie en missiologie
Voorloper
  • Zendingsvereeniging in de Minahassa (1845-1917)

Geografie

Continenten
  • Azië
Lokatie
  • Nederlands Indië
  • Minahassa

Niet-archivalische bronnen


Het archief

Meer over het archief
Beschrijving archief

De vindplaats van het archief is onbekend.

Nadere Toegangen

Nederlands Zendelinggenootschap (NZG)

 

Notulen conferenties van zendelingen in de Minahassa, 1847-1859.

 

 

uit:

Het Utrechts Archief

Raad voor de Zending. Rechtsvoorgangers

toegangsnummer 1102-1

inv. nr. 1076

Verslagen en berichten 1847-1886

Notulen van de conferentie van zendelingen in de Minahassa.

 

 

 

Beschrijving van de bron

De Zendelingsvereniging

In de Minahassa bestaat sinds 1845 een vereniging van zendelingen die, zoals verwoord in de notulen van 1855, formeel geen rechtspersoonlijkheid heeft maar wel als zodanig handelt. De organisatie wordt meestal Zendelingsvereniging genoemd. Aanleiding tot de oprichting is een conflict tussen zendeling Wilken en een ambtenaar van het gouvernement. De zendelingen verenigen zich dan om sterker te staan tegenover het hen niet altijd welgezinde Binnenlands Bestuur. De vergaderingen worden tot 1855 twee keer per jaar gehouden en alle zendelingen nemen er aan deel. In 1855 wordt besloten voortaan maar één keer per jaar te vergaderen. Uit de notulen blijkt niet dat de vrouwen van zendelingen en Indonesisch hulppersoneel de vergaderingen bijwonen. Er is een bestuur bestaande uit een voorzitter, een vicevoorzitter en een secretaris. Het hoofdbestuur van het NZG in Nederland benoemt de voorzitter en vice-voorzitter (notulen 9-10 november 1853).

In 1855 komt het tot een conflict tussen het hoofdbestuur in Rotterdam en de vereniging over diverse zaken. Het hoofdbestuur trekt in 1855 het bestaansrecht van de vereniging in twijfel en meent dat deze geen intermediair kan zijn tussen de zendelingen en het hoofdbestuur. Het hoofdbestuur volhardt in zijn standpunt omdat het vreest dat de zendelingen zich te autonoom gaan opstellen. Het bepaalt in 1858 bovendien dat de aanstelling van hulpzendelingen de voorafgaande goedkeuring van het bestuur behoeft (notulen conferentie 25-26 mei 1859; brief van 31 augustus 1858). De vereniging stelt desondanks een nieuwe hulpzendeling aan.

 

Werkwijze en karakter van de notulen

Na voorlezing van de notulen van de vorige vergaderingen werden de binnengekomen brieven van het hoofdbestuur besproken en daarna de andere zaken. Deze brieven werden vaak van tevoren rondgezonden aan de leden zodat deze zich een mening konden vormen over de door het bestuur aangekaarte zaken. Er zijn aanwijzingen dat niet alles wat besproken werd ook werd genotuleerd. In de notulen van 28-29 november 1848 wordt vermeld dat maar een deel van de behandelde zaken is verwerkt in de notulen die naar het bestuur van het NZG zijn opgezonden. De secretaris verwijst voor meer bijzonderheden naar zijn journaal, maar dit document bevindt zich niet in het archief van het Nederlands Zendeling Genootschap. Bestonden er wellicht twee series notulen, een voor het hoofdbestuur in Nederland en een voor intern gebruik? Niet bekend is waar het archief van de vereniging zich bevindt, àls het er nog is.

 

Inhoud van de notulen

De meeste tijd wordt besteed aan de behandeling van de ingekomen brieven van het hoofdbestuur. Wanneer deze, als gevolg van de crisis van 1858/59, er niet zijn, heeft de conferentie van 4-5 oktober 1859 weinig om handen. De notulen handelen over onderwerpen van bestuurlijke, financiële en inhoudelijke aard. Het onderwijs vraagt vanaf het begin veel aandacht. Het culturele aspect komt geregeld aan bod, maar minder frequent dan in de notulen van de zendelingenconferentie op Oost-Java. Het dossier bevat naast de notulen ook ingekomen brieven van het hoofdbestuur en van zendelingen. Later verschijnen er ook nota’s over problemen. De oudste notulen beslaan doorgaan vier tot zes bladzijden, maar die van april 1856 tellen al 24 pagina’s. In de jaren zeventig wordt melding gemaakt van een commissie voor spoedeisende zaken, mogelijk een dagelijks bestuur in wording.

 

Een nieuwe vereniging?

In het dossier bevindt zich een rond 1872-1873 opgesteld reglement voor een nieuwe vereniging die tot doel moest hebben de verkondiging van het evangelie buiten de Minahassa (‘stelt zich ten doel, het Evangelie der genade Gods in Christus bekend te maken aan Heidenen en Mohammedanen buiten de Minahassa’ (art. 2). De vereniging wil personen uit gaan zenden, bij voorkeur zij die opgeleid zijn aan een kweekschool van het Genootschap. De president van de Zendelingsvereniging is tevens president van het bestuur van de nieuwe vereniging die leden, afdelingen en onderafdelingen kent. Het stuk is niet gedateerd of ondertekend, dus misschien is de vereniging niet opgericht.

 

 

1847, 22-23 maart

Aanwezig: allen

De notulen zijn ondertekend door L.J. van Rhijn, die toen een inspectiereis maakte door de archipel. Heeft hij soms de zendelingen bijeengeroepen?

 

godsdienstonderwijs

De zendelingen hebben bij de Gouverneur-Generaal geprotesteerd tegen een besluit van de resident van Menado van februari 1844 waarbij het godsdienstonderwijs op de scholen wordt verboden.

 

bijbelvertaling

De resident nam ook een besluit ten aanzien van het gebruik van de Soerabajase bijbelvertaling. De andere residenten zijn ook tegen dit besluit; men wil blijven bij de oude sinds 1827 gebruikte Hoog-Maleise vertaling. De vertaling van het Soerabajase Genootschap wordt in de Minahassa slecht begrepen.

 

overheid (BB)

De zendelingen hebben ook bezwaren tegen de door de resident voorgeschreven schoolboeken die ‘deels onverstaanbaar, deels in het dweepachtig godsdienstige vallende, zeker voor kinderen onpassend’ zijn. De resident handelt hier in tegenspraak met zichzelf. Scherpe kritiek op de resident die onkundig is. De inspectie van de 67 scholen stelt niets voor. De resident verplichtte kinderen van 6 tot 14 jaar ook om naar school te gaan maar bekommert zich niet om de naleving van deze maatregel. De hoofden halen kinderen uit de school zonder te overleggen met de zendelingen die inspecteurs zijn. Wenselijk is een geregeld schoolexamen in aanwezigheid van de hoofden waarna zendelingen met de hoofden overleggen welke kinderen van school af kunnen. Sommige scholen laten meisjes niet toe. De zendelingen vragen om meer schriften en goede prenten, liefst bijbelse.

 

zondagsrust

Er is een rekest gezonden aan de resident tegen herendiensten op zondag waardoor de christenen de dag des Heren niet kunnen houden. De resident nam daarop geen effectieve maatregel. De vrijstelling moet ook gelden voor hen die nog geen christen zijn maar onderwijs willen genieten of naar de kerk willen gaan. Door de week zijn de mensen door het zware werk te moe om naar de zendeling te luisteren.

 

huwelijk

De overheid eist voor een wettig huwelijk zegelrechten en dat kan de inlander niet opbrengen met als gevolg dat het concubinaat wordt bevorderd. Echtscheiding moet worden tegengegaan door toepassing van de kerkelijke tucht.

 

taal

bijbelvertaling

Het Maleis dient volgens de zendelingen de voertaal te worden, maar het zal nog 20-30 jaar duren voordat de inheemse bevolking, die andere talen spreekt, het Maleis beheerst. De zendelingen moeten het Alfoers leren beheersen. Br. Hermann beheerst de plaatselijke taal al goed en heeft ontdekt dat deze geschikt is om christelijke ideeën over te brengen. Br. Hermann wil de Bijbel in het Alfoers vertalen, want de vele zogenaamde talen zijn eigenlijk dialecten van één taal. Hij werkt aan een vertaling van de ‘harmonie der Evangelien’. De andere broeders willen niet zover gaan.

 

gezangboeken

De zendelingen vinden het jammer dat de aangevraagde 4000 gezangboeken nog niet aangekomen zijn. De toegezonden kleine gezangboeken zijn voor de meeste mensen ongeschikt.

 

 

Evenals op Ambon is een kweekschool te duur; men heeft liever meer zendelingen en dat een zendelingen  zelf kwekelingen opleidt. De proef om samen te werken met Roskott die een school op Ambon heeft is mislukt. ‘Ambonees verdraagt zich niet met den Alfoer’.

 

ambtsgewaad

Men acht het gewenst dat iedere zendeling een toga draagt.

 

 

1847, 20-21 april

Voorzitter: inspector Van Rhijn.

Aanwezig: de resident van Menado (bij de eerste drie punten)

NB: deze notulen maken de indruk van een uittreksel te zijn.

 

zondagsrust

De voorzitter stelt aan de orde dat de hoofden de bevolking dwingen op zondag te werken en mensen straffen die zich daar niet aan houden. De resident belooft de opzieners aan te schrijven over de zondagsrust.

 

huwelijk

De resident verklaart de inlander niet vrij te kunnen stellen van zegelrechten. Van Rhijn gaat hogerop.

 

kerkelijke tucht

Deze zaak met de resident wordt in der minne geschikt.

 

gezangboeken

Br. Hermann wordt aangewezen als redacteur voor een nieuwe voor de Minahassa bestemd gezangboek met een selectie van psalmen e.d. Hieraan moeten formulieren worden toegevoegd.

 

bijbelvertaling

De inspector praat met br. Roskott over de Hoog-Maleise woorden.

 

lager onderwijs

De zending moet het volledige gezag hebben over de scholen van het Genootschap. Twee maal per jaar moet examen afgenomen worden.

 

ambtsgewaad

Deze zal in de Minahassa gemaakt worden.

 

inheems personeel

Goedgevonden om ‘nationaalhelpers’ [bedoeld wordt inheems assisterend personeel] aan te stellen. Zij worden plechtig ingewijd in aanwezigheid van alle broeders.

 

 

1847, 24-25 augustus

aanwezig: Schwarz (waarnemend voorzitter) Herrmann (secretaris), Wilken en Linnemann

afwezig: Riedel

 

 

huwelijk

Voorstel om geen toestemming te geven voor een huwelijk met een persoon ‘één of één andere, dan waarmede zij reeds vleeschelijk verbonden waren’ [niet duidelijk wat hier bedoeld wordt]. In voorkomende gevallen mogen broeders daarvan afwijken als er zich in hun ogen bijzondere omstandigheden voordoen.

 

lager onderwijs

Verzoeken van zendelingen aan de directie in Nederland om boeken toe te zenden worden vaak geweigerd. Te schrijven aan de directie om terstond de aangevraagde boeken te zenden. De zendelingen kunnen heel goed beoordelen waaraan ter plaatse behoefte bestaat. Er volgt bestelling van schoolboeken, papier en schrijfgerei.

 

lager onderwijs

Het aantal scholen neemt toe en de onderwijzers hebben meer salaris nodig omdat zij geen tijd meer overhouden om door middel van landbouw er wat bij te verdienen. Aan de directie van het NZG wordt f 5.000 per jaar gevraagd.

 

 

1848, 28 maart

Aanwezig: dezelfde broeders als de vorige conferentie

 

 

kweekschool

De zendelingen willen in Sonder een kweekschool oprichten.

 

lager onderwijs

De vereniging is blij met de toegezonden boeken, maar er is nog veel meer nodig. Een toegezonden boekje getiteld Babarapa perkara bewerkt door de bestuurder van de beide zendingsscholen in Rotterdam staat vol taalfouten. De zendelingen verzoeken dit niet te doen herdrukken. Er is nog steeds een groot gebrek aan Maleise gezangboeken. Een deel van de toegezonden boeken is verkocht.

 

Bijbelvertaling

het Soerabajase Nieuwe Testament bevat veel woorden die in de Minahassa onbekend zijn en behoeft dus verbetering. Met name veel Arabische woorden uit het Hoog Maleis moeten worden vervangen door gewone begrijpelijke Maleise woorden. De zendelingen komen met verbeteringen.

 

 

1848, 28-29 november

Aanwezig: Riedel (voorzitter), Schwarz, Hartig, Herrmann (secretaris), Wilken, Linnemann en Bossert

 

 

lager onderwijs

overheid

De resident Van Olphen heeft een aanzienlijk aantal negorijscholen opgericht. De negorijen moeten deze op bevel van de resident bekostigen. Na rijp beraad hebben de zendelingen besloten deze scholen, waarvan de oprichting aan hen niet is medegedeeld, te beschouwen ‘als niet te bestaan’, maar dat elke zendeling deze scholen wel mag helpen. De zendelingen hebben eigen scholen en er bestaan ook nog gouvernementsscholen.

 

 

1849, 12-13 april

Aanwezig: niet vermeld.

 

 

overheid (BB)

Van elke plaatsing of verplaatsing van zendelingen wordt goedkeuring van de resident gevraagd.

 

lager onderwijs

Met grote teleurstelling namen de zendelingen kennis van de reactie van het hoofdbestuur op hun verzoeken om meer schoolboeken en meer geld. Besloten is hierover te schrijven aan het hoofdbestuur en in deze notulen niet verder uit te weiden over deze zaak. De zendelingen zijn ook bedroefd over de reactie van de directie aangaande de plaatsing van de nieuw aangekomen zendeling Linnemann. Ook hierover wordt geschreven. Men is ook ontevreden over het te lage budget voor woningen voor de nieuwe zendelingen.

 

 

1849, 21-22 november

Aanwezig: alleen behalve br. Herrmann

 

 

lager onderwijs

Lang beraad over een brief van het hoofdbestuur over het onderwijs; discussie niet weergegeven. Besloten te antwoorden in een brief (deze brief van 14 december 1849 bevindt zich in het dossier)

 

 

huwelijk

overheid (BB)

Nieuwe wetgeving heeft het huwelijk van inheemse christenen onder de burgerlijke stand gebracht. De zendelingen hopen dat de kosten niet veel hoger zullen uitvallen.

 

 

1850, 1-2 oktober

Aanwezig: allen

 

 

lager onderwijs

Aan het hoofdbestuur wordt nogmaals gevraagd om meer geld teneinde scholen te kunnen stichten. De behoefte eraan is groot en de band tussen verkondiging en onderwijs is nauw. De salarissen van de onderwijzers zijn te laag zodat zij met handenarbeid bij moeten verdienen.

 

lager onderwijs

De eis dat het bestuur alle aanvragen om boeken terstond moet honoreren laten de zendelingen vallen. Zij sluiten weer een lijst in van benodigde boeken. Anders dan in Ambon en op Timor is er in de Minahassa geen drukpers.

 

zondagsrust

De viering van de zondag laat nog op veel plaatsen te wensen over. Wettelijke maatregelen van het gouvernement hebben niet veel zin omdat de hoofden deze naar goeddunken interpreteren. De negorijscholen missen nu de schoolopziener vertrokken is hun doel. De resident staat niet toe ze op te heffen, maar ze zullen vanzelf in verval raken nu het gouvernement de bijdragen eraan niet meer verplicht stelt. Beter zou zijn als de zendelingen ze over konden nemen.

 

 

1851, 30 april – 1 mei

Aanwezig: alleen behalve br. Hermann

 

 

lager onderwijs

De vergadering betreurt het dat het budget voor scholen niet is verhoogd. Mocht verhoging niet mogelijk zijn  -en het bestuur dringt juist aan op bezuiniging-  dan moeten er scholen gesloten worden.

 

kweekschool

Br. Roskott heeft aan het Ned. Zendelinggenootschap en de regering in Batavia een plan voorgelegd om voor de hele archipel in Buitenzorg een kweekschool op te richten. De conferentie schrijft aan het bestuur dat men daartegen is. Volgt een reeks argumenten: veel te kostbaar, de kwekelingen die naar Java gezonden worden zullen niet terugkeren omdat het daar voor hen beter leven is, op de leefwijze van Roskott, die nu in Sondano woont, valt wel wat aan te merken, zijn kweekschool op Ambon levert geen goede kwekelingen af, de verbindingen tussen Java en Menado zijn slecht, en de bevolking zal niet geneigd zijn kwekelingen die uit Java komen als onderwijzer te aanvaarden. De hoofden zijn geneigd lieden die enigszins geschoold zijn tot onderhoofden (hukums ) te benoemen.

 

 

1851, 30 september – 1 oktober

Aanwezig: allen behalve Riedel die ziek is.

 

kweekschool

Discussie of er een kweekschool moet komen; sommige leden vinden dat zij heel goed zelf schoolmeesters kunnen opleiden. De meerderheid is het daar niet mee eens en vindt echter dat deze taak aan één broeder en wel br. Graafland moet worden opgedragen. De leerlingen moeten buiten schooltijd in een eigen tuin werken. Zij worden onderwezen in lezen, netschrijven, rekenen, geschiedenis van het oude en nieuwe verbond, begrip van de christelijke leer en zingen. De praktijk wordt geleerd door hen les te laten geven aan scholen in Sonder en omgeving. De schoolmeesters moeten het geleerde ook kunnen overdragen. Besloten wordt br. Graafland te vragen met drie of vier leerlingen een proef te nemen. Hij heeft een Maleis spelleesboekje geschreven volgens de methode Van den Hoonaard. Verzoek aan het hoofdbestuur dit boekje te doen drukken. Br. Graafland wordt verzocht nog zo’n boekje te schrijven.

 

 

1852, 21-22 april

Aanwezig: alleen behalve Riedel die ziek is.

 

taal

Het hoofdbestuur wenst te komen tot één Alfoerse taal, zodat boeken daarin gedrukt kunnen worden en er zo meer eenheid ontstaat. De zendelingen hebben daar bezwaren tegen omdat er negen of tien van elkaar verschillende dialecten gesproken worden en niemand het dialect van een ander accepteert als omgangstaal. Men kiest dan liever voor het Maleis; ‘De Maleische taal is in dezen door het Islamisme met vele woorden en denkbeelden verrijkt die der Alfoersche noodwendig vreemd moeten wezen’. Het gebied waarin de verwante dialecten gesproken worden telt naar schatting slechts 100.000 inwoners. De andere op Celebes gesproken talen zijn niet aan elkaar verwant. De broeders zijn wel bereid een van hen een grammatica en een woordenboek van de in de Minahassa gesproken talen te laten maken.

 

lager onderwijs

De gedachte van het hoofdbestuur dat de zendelingen zorgen voor betere schoolboeken en meer werk maken van onderwijs aan de inheemse bevolking wordt besproken. De zendelingen zijn niet optimistisch; maar weinig bewoners van dit gebied zijn bereid om te leren, de meesten geven zich liever over aan vadzigheid. Het NZG heeft f 5.000 toegestaan voor onderwijs. Verdeling van dit bedrag over de zendelingen. een bedrag van f 500 wordt bestemd voor de negorijscholen, de rest is voor de scholen van het genootschap.

 

kweekschool

Br. Graafland is wegens een heersende epidemie en omdat de huisvesting ellendig is nog niet met de kweekschool begonnen.

 

gezangboeken

Plan om de bestaande bundel uit te breiden.

 

 

1852, 26-27 oktober

Aanwezig: allen behalve Riedel die ziek is.

 

bijbelverspreiding

Naar aanleiding van een vraag van het hoofdbestuur over het beleid inzake de verspreiding van bijbels onder hen die nooit naar de kerk gaan, antwoorden de zendelingen dat het in de Minahassa er heel anders aan toegaat. Alleen aan reeds bekeerden worden bijbels verkocht tegen een lage prijs. Ook worden zogenaamde ‘Alfoersche Mattheussen’ verkocht.

 

kweekschool

Men is ingenomen met de brief van het hoofdbestuur over de kweekschool, maar meent anders dan het bestuur dat één jaar onderwijs te weinig is.

 

 

1853, 6-7 april

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel die ziek is.

 

bijbelvertaling

Het hoofdbestuur wil worden ingelicht over het Alfoerse evangelie van Mattheus. De zendelingen kunnen deze vraag nog niet beantwoorden omdat er nog te weinig van deze boeken zijn verspreid. Het Maleise evangelie van Mattheus is meer gewild.

 

kweekschool

De kweekschool begint weer op 1 mei 1853.

 

 

1853, 9-10 november

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel.

 

bijbelverspreiding

Op herhaald verzoek van het hoofdbestuur maakt iedere zendeling voortaan jaarlijks een verslag over de verspreiding van Bijbels. De broeders kopen de Bijbels in en verkopen ze tegen een hogere prijs wat het mogelijk maakt af en toe Bijbels gratis weg te geven.

 

lager onderwijs

De zendelingen zijn niet enthousiast over het plan van het hoofdbestuur om het boekje Babalapa Perkara  te gebruiken in het onderwijs. Zij hebben liever een Maleise vertaling van de bijbelse geschiedenis van Zahn of Barth.

 

taal

Aan voornoemd boek is weinig behoefte omdat zij die lezen kunnen dat beter doen in het Maleis dan in het Alfoers.

 

inheems personeel

De zendelingen vragen het hoofdbestuur om salarisverhoging. Lange uiteenzetting over de gestegen kosten van levensonderhoud. Veel geld kosten de jongens en meisjes die zij in huis opnemen en als christenen opvoeden. Hieruit komen de schoolmeesters en hun echtgenoten voort. ‘[D]oor die jongelieden toch komt beschaving en godsvrucht onder het volk’.

 

 

1854, 18-19 januari

Buitengewone vergadering.

Aanwezig: allen behalve broeders Hartig, Ulfers en Graafland.

 

Geen onderwerpen die betrekking hebben op culturele interactie.

 

 

1854, 25-26 juli

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel die ziek is.

 

stichtelijke boeken

Het hoofdbestuur wil een bundel met preken in het Maleis uitgeven. De bestaande bundel van de dominees Carron en Burder zoals bewerkt door Kam is volgens de zendelingen onbruikbaar. De zendelingen vinden het geen goed idee om dit in Nederland te laten doen omdat men daar niet kan beoordelen wat voor de Minahassa geschikt is. Zij willen de bundel alleen verspreiden als de preken zijn geschreven in het Maleis dat in de Minahassa in zwang is.

 

taal

Wat de voorstellen tot bevordering van de kennis van het Maleis in Nederland aangaat, merken de zendelingen op dat het Maleis door hen in de Minahassa ingevoerd is en dat het zich heeft vermengd met Alfoerse woorden. Men betwijfelt of het verstandig is in Nederland een Maleise vertaling van de Bijbel te laten maken.

 

 

 

1855, 27-28 juni

Aanwezig: alleen behalve br. Riedel.

Tussen 25-26 juli 1854 en deze bijeenkomst heeft geen vergadering plaatsgehad.

 

 

bijbelvertaling

Het hoofdbestuur wil nog een poging doen het evangelie te vertalen in het Alfoers. De zendelingen benadrukken nogmaals dat de dialecten zeer verschillend zijn en dat een vertaling in een dialect in andere districten niet bruikbaar is. Zij zijn in beginsel voor het Maleis. Er volgt een lang betoog ten gunste van het Maleis en tegen het Alfoers, met vermelding dat de zendelingen al 20 jaar in dit gebied werken. De Alfoerse dialecten worden alleen gesproken, er is geen literatuur zoals bij het Nederlands. De bewoners van de Minahassa zijn geen volk. Het gebied is opengelegd en staat in verbinding met de rest van de archipel waar men overal met Maleis terecht kan. Wanneer de jeugd wordt opgevoed in het Alfoers, dan raakt dit ‘volkje’ geïsoleerd.

 

bijbelvertaling

De vraag is in welk Maleis men de Bijbel wil vertalen, want het Maleis dat op Java wordt gebruikt verschilt sterk van dat op de Minahassa. De bestaande vertaling in het Hoog Maleis wordt in de Minahassa zeer goed verstaan.

 

stichtelijke boeken

De zendelingen herhalen dat zij de preken van Carron en Burder afkeuren wegens de vorm, de inhoud en de stijl.

 

kweekschool

Repliek van de zendelingen tegen een door br. Roskott geschreven nota waarin betoogd wordt dat de kweekschool niet in de Minahassa maar op Java moet komen. Doel van de grootschalig opgezette school is kinderen van zendelingen grondig en christelijk op te voeden, maar daar zal weinig van terecht komen. Een argument van Roskott is dat er op Java zoveel onwettige kinderen zijn met arme Javaanse moeders en gegoede Europese vaders die niet aan hun lot mogen worden overgelaten. De zendelingen menen: ‘De geheele inrigting zal door zulke verwaarloosde kinderen  besmet worden’. Zij willen hun kinderen daar niet heen sturen. Gevaar voor zedeloosheid bij opvoeding op Java. Kinderen van rijke ouders met veel zakgeld bederven het klimaat. Java is een haard van onzedigheid. Een school op Java zal winst opleveren maar is ongeschikt voor onze kinderen. Een kostschool voor kinderen moet ver van de grote steden afliggen zoals ook in Nederland trouwens het geval is. Ingesloten is een lijst van kinderen die in aanmerking komen voor een kostschool. De zendelingen willen hun dochters niet naar Java sturen en maar enkele van hen zijn bereid hun zoons te laten gaan.

 

 

1856, 2-3 april

Aanwezig: allen behalve br. Riedel die ziek is.

 

multiculturalisme

Het hoofdbestuur legt de vereniging de vraag voor wat men vindt van de gedachte om Alfoeren in Europa op te leiden en dezen vervolgens te plaatsen in de Minahassa. De zendelingen hebben grote bezwaren. De Alfoer wordt weggerukt uit zijn natuurlijke omgeving en dat zal nefast uitwerken. Hij zal door zijn volk na terugkeer niet meer geaccepteerd worden. Hij voelt zich de meerdere, het inheemse volk beschouwt hem als gelijke. Wil men op een lagere trap van beschaving staande mensen ontwikkelen, dan kan dit beter in eigen kring gebeuren. Minahassers die op Java miliatir geweest zijn, blijken na terugkeer in de Minahassa het werken te zijn verleerd. Voorbeelden in het verleden van mislukte Europese opvoeding. Pogingen door de zendeling-genootschappen in Barmen en Basel om inlanders Europees op te voeden zijn mislukt. De oorzaak: ‘dat het licht hen te hel was’. Ontwikkeling naar een hogere trap van beschaving neemt generaties in beslag. Eer zullen conflicten ontstaan tussen de Europees opgevoede teruggekeerde Alfoeren en de hoofden die vaak als despoten heersen. Zo ook met de zendelingen aan wie zij zich dan gelijk achten. Wij hebben hier alle posten bezet en dus is er voor hen geen plaats meer. Advies aan het hoofdbestuur niet deze heilloze weg in te slaan. Beter is een weg van geleidelijkheid zoals wij doen: wij kiezen uit onze beste schoolmeesters, die op onze kweekschool zijn opgeleid, de hulpzendelingen.

 

tucht

Naar aanleiding van een brief over de tucht merken de zendelingen op dat de tucht in de Minahassa niet zo kan worden uitgeoefend als in Europa. De leden van de nieuwe gemeenten moeten als kinderen worden beschouwd en dus moet de tucht strenger zijn. Bovendien geldt ‘dat wij in geen het minste opzigt  ons aan maatschappelijke verordeningen hebben te bekreunen omdat die [in de Minahassa] niet bestaan’. In de bergen kan het huwelijk gemakkelijk gehandhaafd worden, maar aan de kust is de gewoonte om buitenechtelijk te leven diep ingeworteld. Streng optreden is dus noodzakelijk want anders gaan de nieuwe christenen ertoe over om buiten echt samen te leven en kinderen te verwekken. Aan deze kinderen wordt daarom door de zendelingen de doop geweigerd. Dit werkt want grote aantallen mensen willen nu voor de kerk huwen. De zendelingen leggen het bestuur een algemeen reglement op het huwelijk voor.

 

inheems personeel

Br. Linemann wil graag een hulpzendeling en stelt voor meester Hehannussa uit Kema aan te stellen. Hij wordt ontboden en er worden hem enige vragen gesteld die tot tevredenheid van de vergadering worden beantwoord.

 

lager onderwijs

Volgens de regels van het NZG en de zendelingenvereniging mag niemand zonder toestemming van de vereniging een nieuwe school oprichten. De zendelingen willen oprichting van concurrerende negorijscholen tegengaan omdat zij daarover geen of weinig gezag hebben. De hoofden benoemen dan de meesters en dat is niet goed voor het christendom. Aan het hoofdbestuur wordt voorgesteld 10 nieuwe scholen op te richten.

 

verhouding zendelingen tot inheemse bevolking

De zendelingen hebben behoefte aan contact met vrienden en verwanten in het vaderland; zij werken ‘te midden van een verblind heidendom of een zeer kinderlijk christendom […] waar zij geene harten vinden om hen te verstaan, met wie zij wezenlijke gemeenschap des geestes kunnen oefenen’. Er moet gewerkt worden ‘in een ligchaam en ontzenuwend en geest-doodend klimaat’. Gebleken is dat de in Nederland soms levende vrees dat een verlofganger niet naar Indië terug wil keren ongegrond is. Met Europees verlof gaan is een natuurlijke menselijke behoefte. Na verloop van tijd raken de zendelingen afgemat. Het klimaat is uitputtend en er zijn veel chronische lichamelijke ongemakken. Het geheugen werkt minder goed.

 

 

1857, 16-17 februari

aanwezig: allen

 

inheems personeel

Het hoofdbestuur vraagt zich af of de zendelingen wel zoveel jongens en meisjes in huis moeten hebben (z.g. moerids). Uitgelegd wordt dat iedere zendeling gewoonlijk 8 tot 12 jongens in huis heeft en daarnaast meisjes. De jongens doen de huishouding. Iedere zendeling heeft drie tot vijf paarden op stal staan en houdt 40 tot 50 koeien voor het vlees en als trekdieren. Er zijn hier behalve in Tondano geen markten en geen groentevrouwen. De kinderen worden in huis genomen wanneer zij 13-15 jaar oud zijn. Ze hebben veel toezicht nodig en moeten alles leren. Wanneer zij 18 jaar oud zijn worden zij door de hoofden opgeroepen om mee te werken aan de door het gouvernement verplichte cultures. De slimsten worden dan naar de kweekschool gestuurd en deze levert weer de onmisbare schoolmeesters af. Zonder de moerids kunnen de zendelingen hun werk niet doen: ‘zoo moeten zij door woord en voorbeeld toonen, dat de godsdienst welke zij verkondigen de belofte heeft des tegenwoordigen en des toekomende levens’. Wanneer zij deel uitmaken van huishouden leren zij meer dan op een kweekschool.[niet vermeld wordt wat de meisjes doen].

 

huwelijk

De huidige regeling van het sluiten van huwelijken voor de wet is omslachtig en brengt velen ertoe ongehuwd samen te wonen. De aanstaande echtelieden moeten ver reizen en soms maanden wachten op een ‘consent’ van de ‘opziener’. De zendelingen vragen het hoofdbestuur er bij de regering op aan te dringen dat de zaak weer wordt geregeld zoals vroeger toen de zendelingen deden wat nu een ambtenaar doet.

 

Europese cultuur moet worden geweerd

De zendelingen zijn het eens met het hoofdbestuur dat het volk zijn eigenheid moet behouden en dat overname van Europese gewoonten zoals kleding en huisraad ongewenst is. Immers: ‘dat het Christendom te vaster wortel schieten zal onder een volk als het niet zijne nationaliteit oplost, maar met haar wordt ineengeweven’. De inlanders nemen de door de zendelingen gedragen zwarte kleding, die door kooplieden wordt geïmporteerd, over. De ambtenaren van het binnenlands bestuur werken dat in de hand door Europees geklede hoofden te groeten en zij die dat niet zijn voorbij te lopen. Dat de schoolmeesters in het zwart gekleed willen gaan, vinden de zendelingen wel gepast. Voorstel aan het bestuur om in Nederland gemaakte zwarte kleding, met broek en vest, te laten maken voor de meesters.

 

uitbreiding naar Bolaang Mongondow

Br. Ulfers heeft inlichtingen ingewonnen over dit gebied. Dit rijkje biedt perspectieven voor de zending. Verzoek aan het hoofdbestuur om een bijzondere toelating tot dit gebied te regelen. Eerst moeten er scholen komen, daarna zendelingen.

 

onderwijs

Maleis leesboek

Br. Wilken schreef een Maleis leesboek getiteld ‘Barang pengadjaran dan pertanja an akan Elkitab’. Na een revisie door enige broeders wordt het opgestuurd naar Nederland met het verzoek aan het Genootschap het te laten drukken. Br. Graafland schreef ook een Maleis leesboek waarmee hetzelfde gebeurt.

 

inheems personeel

hulpzendelingen

Twee personen genaamd Joseph Pangkej en Silvanus Item die zijn opgeleid door resp. de broeders Ulfers en Rooker, worden geëxamineerd en aangenomen als hulpzendeling. Verzoek aan het hoofdbestuur dit goed te keuren. Genoemde broeders zullen hen ordenen. De sollicitatie van Risakatta, schoolmeester in Tondano, wordt afgewezen omdat hoewel zijn kennis inzake geloofszaken goed is, zijn gedrag niet onbesproken is.

 

 

1857, 9-10 november

aanwezig: allen

 

reglement op de  kinderdoop

Het hoofdbestuur stelt voor in het reglement op de kinderdoop de bepaling op te nemen dat de ouders lidmaat moeten zijn. De zendelingen achten dit ondoenlijk en stellen voor dat de ouders zelf gedoopt moeten zijn. In veel gemeenten zijn zelfs nog geen lidmaten. Voorstel dat aan ouders die een kind ten doop aanbieden de volgende eisen worden gesteld: zelf gedoopt zijn, gehuwd zijn, geen ergerlijk gedrag, geregeld kerkbezoek en dat zij hun schoolplichtige kinderen naar school zenden. De zendelingen willen dat de doopgetuigen bij de doop aanwezig zijn om te voorkomen wat nu soms gebeurt dat de ouders Europeanen of Indo-Europeanen vragen om getuige te zijn omdat deze een hogere status hebben. Dergelijke getuigen doen niet wat van hen wordt verlangd en zijn zelden tegenwoordig bij de doop.

 

inheems personeel

ambt van hulpzendeling een voltijdse baan

Hehanussa voldoet als hulpzendeling evenals Angkoe die is aangesteld tijdens het bezoek van Van Rhijn als inspecteur. Het salaris moet voldoende zijn om een hulpzendeling in staat te stellen zich volledig voor dit werk in te zetten. Al zijn tijd moet besteed kunnen worden aan de verkondiging van het evangelie. Het salaris dient derhalve f 20 per maand te bedragen (de zendelingen verdienen f 150 per maand).

 

behoefte aan contact met andere Europeanen

De zendelingen  betreuren het dat het hoofdbestuur hun verzoek om een periodiek Europees verlof afwijst. Verlofgangers kunnen propaganda maken voor hun werk en misverstanden die jongelieden ervan weerhouden zich als zendelingen aan te melden wegnemen. Tijdens afwezigheid nemen de andere broeders waar. Het hoofdbestuur vindt ook de hoge kosten een bezwaar. Nu er in Rotterdam een kostschool is opgericht voor kinderen van zendelingen, moeten zij hun kinderen missen. Herhaald verzoek aan het hoofdbestuur om een Europees verlof toe te staan.

 

 

1858, 20-21 juli

aanwezig: allen

 

bijbelvertaling

Het Ned. Bijbelgenootschap twijfelt of het wel mag doorgaan de gewone Maleise vertaling van de Bijbel te verspreiden. Verzoek aan het hoofdbestuur om nog eens 2.000 exemplaren van deze Bijbel op te sturen. Tevens wordt een verslag opgezonden over de bijbelverspreiding in de Minahassa (bijgevoegd in het dossier).

 

lager onderwijs – leermiddelen

Het hoofdbestuur wil dat de op Ambon en in de Minahassa gebruikte Maleise leer- en leesboeken worden verbeterd. Het streeft naar een gezuiverd Maleis. Dit wijkt af van het op Ambon en in de Minahassa gebruikt Maleis. Het bestuur heeft br. Ekris naar de Minahassa gestuurd met de opdracht de bijbelse geschiedenis van dr. Barth in het Maleis te vertalen. Het Laag-Maleis en het bijbelmaleis zijn niet goed. De broeders vrezen echter dat het gezuiverde Maleis door hun gelovigen niet verstaan wordt. De zendelingen zijn teleurgesteld dat de door br. Wilken gemaakte vertalingen van het Oude en het Nieuwe Testament terzijde worden gesteld en dat br. Ekris opnieuw begint. Derhalve zenden zij de vertalingen van br. Wilken op met verzoek deze ongewijzigd te doen drukken, want het gaat anders wel erg lang duren. Br. Ekris kan overigens rekenen op medewerking. De zendelingen leggen het bestuur de vraag voor wat het onder ‘zuiver Maleis’ verstaat. ‘[W]ij meenen dat men vreezen moet weldra even zoovele standaarden voor het zuiver Maleisch te zullen hebben als oriëntalisten’; Zij pleiten voor een vertaling waarin bepaalde Hoogmaleise woorden worden verklaard door middel van een noot.

 

belijdenisboekje

Vanuit Rotterdam wordt voorgesteld om aan nieuwe lidmaten na het afleggen van hun belijdenis een boekje mee te geven zoals in Nederland op veel plaatsen gebruikelijk is. Dat lijkt de zendelingen een goed idee.

 

inheems personeel

De zending boekt goede resultaten, maar er zijn meer zendelingen nodig. Weliswaar heeft elke negorij zijn meester, maar dezen behoeven een krachtige leiding. Thans zijn er zeven zendelingen in de Minahassa werkzaam. Recentelijk stierven vier zendelingen en werd er één arbeidsongeschikt terwijl er nog een werd overgeplaatst. Br. Schwarz is uitgeput door ouderdom.

 

 

1858, 17-18 november

aanwezig: allen

 

inheems personeel

hulpzendelingen

Het hoofdbestuur wil meer weten over het examen dat de hulpzendelingen Pangkej en Item is afgenomen. Antwoord: de aangenomen kandidaten zijn door de zendelingen zelf voorgedragen met het oogmerk dat zij hen in hun ressort kunnen assisteren. De afgewezen kandidaat is niet door een der zendelingen voorgedragen. Degene die voordraagt let vooral op ‘zijnen handel en wandel zoowel als zijne arbeidzaamheid in de gemeente; hij zal onderzoeken of die persoon aan gezond verstand, eenigzins opgeklaarde kennis paart – doch vooral acht geven op opregt en eenvoudig geloof in en warme liefde tot den Heer’. De andere broeders moeten zich op de voordragende broeder verlaten. Tot nu toe zijn vier hulpzendelingen aangenomen. De ondervraging duurde steeds enige uren. Er zijn vragen gesteld over de bijbelse geschiedenis, tijdverdeling en dergelijke, maar het belangrijkst is de kennis van het leven en lijden van Jezus, de verlossing, het geloof, de bekering, het gebed enz. De ondervraging geschiedt in een open en vrije atmosfeer en is niet aan vormen gebonden. Daarna wordt de kandidaat weggezonden en volgt beraad waarna besloten wordt over aannemen of afwijzen. Op Java leidt ook iedere zendeling zijn helpers op.

 

schrijven hoofdbestuur aan alle christenen

Het schrijven van het hoofdbestuur aan de christenen van de Minahassa zal door br. Wilken worden vertaald in het Maleis en worden uitgedeeld aan alle zendelingen en meesters. Het zal overal worden voorgelezen. De broeders kunnen als zij dat nodig vinden de brief in het plaatselijk Alfoers vertalen.

 

inheems personeel

hulpzendeling Hersteld Evangelisch-Lutherse gemeente

De zendelingen nemen kennis van het besluit om Lambertus Mangindaan als hulpzendeling toe te voegen aan de Minahassazending en van de correspondentie met het Hulpzendelinggenootschap van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente. Mangindaan is geboren in Amoerang, is een bekeerling en in Europa opgeleid. Hij heeft het diploma van godsdienstonderwijzer. De zendelingen hopen dat hij zich in de Minahassa aan kan passen. Br. Tendeloo heeft door de conferentie gedeelde bezwaren tegen plaatsing in Amoerang omdat daar zijn familie onder wie hoofden zijn woont. Er volgt een passage uit een brief van Tendeloo aan de vereniging. Wanneer Mangindaan in Amoerang gaat werken, wordt hij door zijn familie ingepalmd. De controleur in Amoerang streeft naar de oprichting van een Hollandse School voor zijn enigst kind, andere Europese kinderen en en de kinderen van inlandse hoofden. Hij zal Mangindaan tot meester van deze school willen maken wat voor deze verleidelijk is wegens het salaris. Besluit om hem in het district Menado aan te stellen. Dat is onontgonnen gebied maar biedt ook veel kansen.

 

zangbundel

Er is behoefte aan nieuwe gezangen en herziening van de bestaande, maar niemand van de zendelingen heeft dichterlijke gaven. De broeders Schwarz en Linemann maken op basis van de Psalmen gezangen. Iedereen wordt uitgenodigd om nieuwe gezangen te maken.

 

leerboeken voor de catechisatie

Br. Graafland legt de vergadering twee vragenboekjes te gebruiken bij de catechisatie voor. Zij zijn geschreven door de predikanten van de Ned. Hervormde Gemeente van Leiden. De boekjes worden door de vergadering afgekeurd als zijnde te moeilijk. De antwoorden zijn te lang en er zijn te veel blinde vragen. Sommige zendelingen hebben vroeger eigen vragenboekjes gemaakt, maar men streeft naar één overal in de Minahassa gebruikt boek. De catechisatie wordt bijna altijd gedaan door de meesters, niet door de zendelingen of hulpzendelingen welke laatste geen vaste standplaats hebben. Aan jongere mensen kan nog wel wat gevraagd worden, maar de meeste deelnemers aan de catechisatie zijn ouderen die meestal niet kunnen lezen en minder makkelijk van buiten leren. Vanouds beperkte men zich daarom tot het van buiten laten leren van het Onze Vader, de Twaalf Artikelen des Geloofs en de Tien Geboden. De vergadering wenst daarom een vraag- en antwoordboekje over voornoemde drie teksten met een aanhangsel over doop en avondmaal. Br. Rooker is bereid zo’n boekje te schrijven. Verder moet er een boekje komen over de bijbelse geschiedenis te gebruiken op scholen en tijdens catechisatie.

 

 

1859, 25-26 mei

aanwezig: allen

 

herdenking br. Schwarz

Uitvoerige herdenking van de overleden br. Schwarz die voorzitter was van de vereniging. Tevens melding van het schrijven van het hoofdbestuur over de afval van br. Ganswijk [Java-zending]. Protest tegen de verdenking in het schrijven dat ook Schwarz had willen afvallen.

 

reglement op de kinderdoop

Het vastgestelde reglement zal worden vertaald en worden afgekondigd.

 

inheems personeel

hulpzendelingen

Het hoofdbestuur wil meer zeggenschap over de benoeming van hulpzendelingen. De vergadering is ontsteld. Br. Tendeloo draagt een hulpzendeling voor en vraagt om ondanks de brief van het hoofdbestuur de kandidaat na examinatie te benoemen omdat hij dringend assistentie nodig heeft. Met algemene stemmen wordt aan dit verzoek gehoor gegeven. De brief van Tendeloo aan de vereniging met de voordracht wordt meegezonden naar het hoofdbestuur. Volgt uitvoerige rechtsvaardiging van dit besluit dat ingaat tegen de beslissing van het hoofdbestuur. Benoemd wordt Samuel Walintuka en verzocht wordt aan het hoofdbestuur het besluit in te trekken. De positie van de zendelingen wordt zo ondermijnd. De bevolking zal hen aanzien als lieden zonder macht en gezag.

 

vervanging br. Schwarz

Europese cultuur is een gevaar

Islam

Dringend verzoek om meer zendelingen. De vijf door wijlen Schwarz bediende gemeenten worden nu verzorgd door twee andere zendelingen die zich beperken tot de godsdienstoefening en toediening van de sacramenten. De rest van het werk wordt gedaan door de hulpzendeling, de helper en de meesters, terwijl ook de weduwe Schwarz daar blijft wonen en helpt bij de avondmaalsvieringen. Wellicht kan de zoon Hendrik Daniel Willem Schwarz zijn vader opvolgen, maar hij is te oud bevonden voor de kostschool in Rotterdam. Uitgebreid voorstel hoe alle posten te bemannen. In Tonsawang is een controleur aangesteld en neemt de Europese invloed toe. Het is beter als de zending eerst komt en daarna de Europese invloeden omdat anders ontaarding dreigt. Men ‘verhoede dat de kanker van Mohammedanisme niet verder om zich grijpe en verslinde wat nu voor het Evangeliebereid is. Het Alfoeren heeft in de Minahassa uitgediend; alles duidt dit aan’. Nu zijn er zes zendelingen op 100.000 zielen.

 

bijbelvertaling

Het hoofdbestuur wordt dringend verzocht Nieuwe Testamenten te zenden. De bezwaren tegen de bestaande Maleise bijbelvertaling moeten volgens de zendelingen wijken voor de grote behoefte. Op prediking volgt lezen of voorlezen van de Bijbel. Ook aan andere leerboeken is behoefte. Het bestuur wordt gevraagd hoe het staat met het vragenboekje van br. Wilken met bijbelse geschiedenissen en zijn vertaling van het boek van dr. Barth.

 

 

1859, 4-5 oktober

aanwezig: allen behalve br. Tendeloo

Er zijn geen brieven ingekomen van het hoofdbestuur; dit is een gevolg van de crisis binnen het NZG.

 

inheems personeel

hulpzendeling

Br. Wilken stelt voor een hulpzendeling te benoemen wegens het vele werk en het hem opgelegde verbod om veel paard te rijden. De vereniging draagt de kandidaat voor aan het hoofdbestuur met het beleefde verzoek hem te willen benoemen.

 

 

 

 

 

Archivalie elders

In het archief van het Ned. Zendelinggenootschap bevindt zich enige correspondentie tussen het genootschap en de vereniging. Daarin ook de concept-statuten van 1922. (1102-1, inv.nr. 1084). Verder bevinden zich hier de verslagen van de conferenties van zendelingen over de periode 1845-1937 (inv. nrs. 1076-1082).

 

Verwijzing naar andere archiefvormers
Informatiewaarde Groot