Dond Jany 4.
Een stille dag. Ondersteuning van God in de gezondheid ook bij de scène met V d M [Van der Meersch]. De positie met Freyss is nu al zeer moeilijk. Verder geen uitsluitsel nog van den Min, nog van den kerkenraad.
Met de V Lenneps was de Comp. aangenaam. De Heere bewaarde in alles. Zie de brief van d C [da Costa] vooral ov V Hall niet geheel juist & wat hard, doch echter opmerkelijk. Mijn gemoed was rustiger.
Vrijd. Jan 5. Onderhoud bij mij met Ds Mounier
Belangrijk was een avond gesprek met Mounier die nog eens geheel vriendschappelijk over den bewuste brief kwam spreken. Men was verlegen geweest en er was besloten geworden om de zaak in handen eener Commissie te stellen, waarvan hij lid was, en nu kwam hij nog eens geheel vertrouwlijk over de zaak spreken en eenige uitlegging vragen. Wanneer eene gemoedelijke uitstorting tot een officieel stuk of aanklagt gebragt wordt is het moeilijk aan alles zijne ware betekenis te doen behouden. Het deed hem leed ik vroeger er niet met iemand had over gesproken. Denkbeeld van de Kerkelijke organisatie. De kerkenraad heeft eigentlijk geen werking hoegenaamd met opzigt tot het Synode. De daartoe benoemde als lid van de Waalsche kerk, doet nimmer eenig rapport. Vraag wat ik met het protesteren meende. Is het alleen non-concours of betuiging dat ik wil afbreken. Zijn niet de beschuldigingen tegen het Synode wat te los en hard daargesteld zonder behoorlijke adstructie. Wat meende ik met de klachten ontrent de Dominés ontrent de relâchement dans la prédication. Wat was die Neologie wierden daaronder de Waalsche Dominés ook begrepen &C. Deze en diergelijke ware de bedenkingen ontrent de brief die men nu begon te spellen. Mijne uitleggingen waren van dien aart dat hij er mede genoegen nam en zeide dat zoo het van hem afhing, hij geene zwarigheid had om mij
als Ouderling zitting te zien nemen. Ik wierd door alles doorgeholpen, want aan zulk een onderzoek had ik bij het opstellen van den brief wel niet gedacht. Ik moest er nu toe komen om mij over al de Dominés uittelaten en dit ging waarlijk gemakkelijk. Ik gevoelde mij met Mounier bijzonder vrij. Dit zag ik dat hij van oordeel was, hoe genaamd niet verantwoordelijk voor de daden van het Synode te zijn, dat er daar geen lastbrief hoegenaamd gegeven wierd, en verder bleek het mij toch, dat hoe zeer niet parlementair er toch practikaal nog eene vrijheid der Waalsche Kerken plaats heeft. Ik zeide dat ik met mijn protest eigentlijk meer individueel een getuigenis had willen geven dat ik mij niet verantwoordelijk wilde geacht hebben; dat zoo die verantwoordelijkheid niet bestond, zoo de kerken raad geen forum was, men mij daarvan konde berigt geven en mijn stuk afwijzen. Voorts zeide ik dat ik mijne beschuldigingen niet angstig formularistisch gemeend had. Mounier was in dat alles zeer opregt en wij eindigden met de gezamentlijke overtuiging dat de zaak uit onze handen was en de Heere eene leiding aan de harten zoude geven. Ik had niet gedacht dat het nog zulk een langdradige zaak zou kunnen worden, en dat bevalt mij gantsch niet. Naar den mensch moet ik zeggen waar zal dit alles op uitlopen, doch ik vertrouw op Hem die niet zal verlaten, en die ook in dezen licht zal geven. Vooreerst moet nu deze Commissie zelve nog tot een besluit komen en dan rapport aan den Kerkenraad (Dominés & Ouderlingen) doen. Gaat daar de zaak door dan moeten de benoemden nog weder aan den double consistoire worden voorgesteld, 'tgeen anders wel een blote vorm is, doch nu ook weder van meer gewigt zou kunnen zijn.
DECLERCQ025_UBARAFXXV_004
DECLERCQ025_UBARAFXXV_004