[gemarmerde omslag]
[gemarmerde omslag met het etiket '1826']
[archiefaantekening: Verzameling de Clercq]
[geen handschrift van de Clercq]
1) Register op 't Journaal 1826*
2) verschillende berichten
3) othodoxie
[geen pagina]
[inhoudsopgave, niet afgeschreven, zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
16. 6 Verh de Jonge in Diligentia. Staat der conversatie in den Haag - Geb Isaac Jacob daCosta - Weymar - Gied J B Retem
17. Diner bij V Royen Membrede Lantsheer[??] - Generaal van den Bosch. Imp. Nijverheid - Mahomet - Brondgeest - Over het imp
15 Av bij Rappard
16 Lering preek ter Borg over Gethsemané
17. Reis na Amst ter bijwoning v het avondmaal. H D Gild bij ons & vertrek met hem.
Voorjaarsreis na Amst 18 & 19.
18 Visite bij Papa Boissevain - Vis PdC. Over dezen - Vis Miecoo[?] - Pauly Margo - Voorbereiding bij Muller - Vis bij DC. Dood v zijn jongste zoontje. Zijn vers Immanuel - Logeeren bij J B Ret - Lublink - Avondmaalviering bij ter Borg - P&M
19 Claude - Muller over ter Borg - Over Steven. Vis Rah - Vis Oom de Vos. Vis H & M - Verhand ter Borg Muller, Capadose anecd wegens een eenvoudig vrouwtje. Verkoeling DC en Wolterb[eek].
20 20 Terugkomst. Vreugde des wederziens - Beduchtheid in mijne betrekking 21 Over mijzelve - Stilling en Lavater - Over het hoogdste - Rijkevorsel. 22. Mijzelve - Bureau. - 23 Mijzelve - Gerrit & Caroline. Dagboek v Lavater.
21. 24 D Hogendorp - Messchert - Stoomboot v Indie - Lemmers Leer,. ter Borg Moordenaar in het paradijs. 25 Steven hier. 26 Reis na Rotterdam - Neerlands Koning - Ingevallen huizen.
22. 27 Leerrede Dermout - Bosscha Carbasius - Lemmers bij ons. ver Steven. 28. Avond bij 's Jacob. Anecdote - 29 Middag bij Scho;ten - Delprat - Fockestaert. Imp over de vrouw onder Scholten[??]
23. 30. 31 Mijn vertering? - Resultaat vergadering Staten Generaal - Verandering administrateurs. Wat de Ministeries? hier zijn.
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
[vervolg inhoudsopgave; niet afgeschreven; zie afbeelding]
80/ Cah littéraire.
Stevenson. Hist du prog des découvertes
Mémoires de Elisabeth Stuart.
Travels in Western Africa 1818-1821 by N. Gray
Voy[age]s de Weddel
W Scot [Scott] hist des Romanciers - Richardson [onder Richardson een rij namen:] Johnstone, Henry Fielding, Smollet, Robert Bage, Horace Walpole Clara Reeve
Sur la Méthode de Hamilton
81 over Alexander - Rusland - Staatkundige bijzonderheden - Java - Staatkunde.
Orthodoxie
[leeg]
[leeg]
[geen pagina]
[leeg]
Verschillende Berichten
July 12
Java
Du bus [Du Bus de Gisignies] schijnt de pil niet verguld te hebben, maar integendeel krachtig te werk te gaan. Hij is begonnen met de verandering van het Muntstelsel zeker eene der moeilijkste hervormingen die zich immer laten doen. De Indische Gulden die dezelfde gehalte als de Nederlandsche had, zal nu voortaan niet meer 25 st hebben terwijl de ander er maar twintig heeft doch worden gelijk gesteld. Hiermede staat de gehele regeling van het Muntstelsel in verband. Het papieren geld wordt gedeeltelijk ingetrokken en de verdere intrekking toegezegd. - Over deze verandering van het muntstelsel moet in Java veel gemor zijn vooral weges de Bonken of stukken gestempeld Japansch Koper waarvoor slechts een waarde wordt teruggegeven die veel verlies laat. Misschien kunnen deze maatregelen gevaarlijk zijn op een oogenblik waarin de opstand nog maar gansch niet schijnt gedempt te zijn. De duitten worden op centen gepromoveerd en honderd op een Gulden gerekend.
Alle de stukken weges de Entrepots op Java zijn nu zoo wel aan de Mij als aan de Kamers v Kooph. verbonden. Moeilijk is het zonder locale kennis onderwerpen van eenen diergelijken aart te beoordelen.
Staatkunde
De Pruissische Prinsen zijn hier geweest, waarvan men echter weinig gemerkt heeft. Bij het nieuwe Engelsche Parlement zullen de Katholieken en Ierland en de Graanwetten wel de hoofd leuzen zijn. De oogen zijn op de zeeen van Griekenland gerigt en op hetgeen aldaar door Cochrane met zijn dampflotille zal uitgerigt worden. De nieuwe Staten v Amerika schijnen nog vrij wankel te staan. Men zoekt Venezuela en Nieuw Granada als nog niet geheel afgescheiden te doen beschouwen. Francia schijnt nog te Paraguay te regeeren en Bonpland nog zijn gevangene te zijn.
[leeg]
[geen pagina]
[leeg]
Orthodoxie
Dikwijls overwoog ik wat toch de reden mogt zijn, dat in de eeuw waarin wij leven zoo vele woorden, als het ware eene toverkracht hebben, terwijl dezelve onderpanden schijnen van al den zegen en geluk waarop het menschdom aanspraak kan maken, terwijl daarentegen andere woorden zoodanig gebrandmerkt staan, dat men dezelve bijna niet op de lippen durft nemen zonder tevens door eene verachtende bijvoeging of door eene zoo 't schijnt veelbeduidende glimlach te kennen te geven, dat men geensints de schijnbare bedoeling van dit woord toegeeft. Zeker behoren de namen van Vrijheid en verlichting onder de eerste, die van Orthodoxie & Legitimiteit onder de twede Klasse van woorden.
[leeg]
[geen pagina]
[later bijgevoegd tussenvel met archiefaantekening: Verzameling De clercq F XIII B
Memoires 1826
(jan/1 juli)]
[later bijgevoegd tussenvel met archiefaantekening
F XIII B]
Mémoires 1826
(Jan 1 julie)]
[geen pagina]
1826
Jan 1 Zondag
Ps 86 v 11 Leert mij Heere uwen Weg, ik zal in uwe waarheyt wandelen; vereenig mijn harte tot de vreese uws naams.
Het jaar begint met een Zondag. Als ik in den geest v Lavater denk zoude hij zeggen, mogt het een zondags jaar zijn. God geef uw zegen op hetzelve.
Zonderlinge mengsel van geestelijk & wereldlijk heden kerk & felicitanten. Bij Molenaar was de preek over En ik zal U tot een God zijn en gij zult mij tot een volk zijn. Het was waarlijk regtzinnig alles aan de genade Gods toeschrijvende doch niet deze genade werkzaam makende op onze harten. Ik deed nu en dan regt mijn best om attent te blijven maar kwam er dan iets toepasselijks op het gebruik dat ik van het jaar wilde maken dan dwaalde ik af. Molenaar meent het, geloof ik regt goed.
Een verschillend toneel leverde het Gala bij de Koning op. In eene grote zaal was alles wriemelend vol van menschen van allerley rang en costume. Vele loci communes zoude ik hier bij kunnen voegen over de ijdelheid van zulke plegtigheden &C doch voor wie is zoo iets iets nieuws. De Koning stond met zijne twee zoons agter hem, verder omringd van zijn gehele stoet. Toen defileerden de oude Vrienden van Oranje, de erfvijanden van hetzelve en de mannen van de nieuwe generatie zoo als ik en anderen voor Z M. Als men voor denzelven kwam boog men. Ook de Koning boog op zijne beurt en hiermede liep de zaak af. Gobelschroy [Gobbelschroy] zag ik voor de eerste maal. Zijn uiterlijk maakt geen bijzondere indruk.
Verder directe visite inschrijving bij de Prinse[n], eindelijk
een stille en genoeglijke avond.
Brieven en gelukwensching v Amst. Alles regt goed gemeend. Ik wil geen geforceerde zoo genoemde Vrome uitdrukking met geweld bezigen, doch meer & meer zie ik toch hoe Christus uit alles gedreven is & hoe het Christendom van vele wel menende menschen zonder Christus is. O wat is hiervan de oorzaak als dat men alle werking van Christus met zijne hemelvaart heeft doen ophouden. Maar neen, God is nog thans vermenschelijkt in Christus & het werk der Verlossing & zaliging is niet voor 1800 jaren gesloten maar werkt nog thans voort. O, wie het vermogt de zaken zoo intezien, wie zich thans nog in de nabijheid van Christus geloven kon, dien toch ware alle[s] heerlijk.
Messchert schreef gisteren over zijn onderhoud met Dom Messchaart. Waar moet dit op uitlopen. Alles zij Gode bevolen.
Het Nieuwjaar vond ons bij J Bosscha. Het bijzijn van de Kruif was mij niet aangenaam. Ik heb niets tegen hem, maar zoo in zulk een oogenblik te wezen met iemand met wien men niet in de Kristelijke geest kan praten, is niet aangenaam. God, waarom gelooft nu deze niet? O mogt ik toch vasthouden wat mij gegeven is want wat is die wereld van gekleedde rokken en uniformen. Dat ziet men hier vooral. Met de Kruif sprak ik nog veel over de ministeriale wereld.
Jan 2. Maandag
En het twede deses gelijk is dit gij zult uwen naaste liefhebben als u selve. Daar en is geen ander Gebodt groter dan dese (Marcus 12. v. 31.)
Mogten wij dit alles toch altijd voor oogen hebben. Deze dag is genoeglijk door huislijk geluk door eene genoeglijke wandeling met mijne vrouw bij ene helder vriezende lucht, waarbij het in het Bosch nog heerlijk was, eindelijk van rustige werkzaamheid des avonds. Ik schreef brieven aan oom de Vos & Oom v Heuk. [Van Heukelom]. God geef dat zijn zegen op dezelve zijn moge.
De Geest op de Mij beviel mij niet. Het grote doel gaat hoe lange[r] hoe meer verloren.
Ik had eene zwakheid, door op te merken dat twee bedienden van het bureau, waaronder een vooral, met wien ik eens eene onaangenaamheid gehad heb, geen kaartje bij mij gebragt hadden. Zwakker was ik nog dat ik dat wegblijven van het kaartje van de eene aan twee menschen deed opmerken. Te huis komende vond ik beide kaartjes.
Na eene ruwe overslag in deze week gemaakt, begrijp ik dat ik in 1825 dat het proefjaar was, nog te veel verteerd heb. Wie weet welke andere finantieele tijden mij te wachten staan & hoe ik mij zal moeten inkrimpen. Ik heb dus onder ande[re] reeds besloten om niet alleen het getal der reizen tourtjes &C hoewel dezelve luttel geweest zijn te verminde[ren] maar ook in eenige huislijke algemeene zaken eene vermindering intevoeren & geen duurder huis als ons tegenwoordige te huren ten ware het op eene kleinigheid aankome niets te kopen dat eenigermate onnodig is, gene boeken dan bij hoge noodzakelijkheid te kopen & met 1e Febr. een naauwkeurig budget te maken.
Jan 3. Dingsdag
Rom. 12 v 11 Zijt niet traeg in 't benaarstigen. Zijt vurig van Geeste dient de Heere
Een stille rustige dag waarvan niet veel te zeggen valt als dankbaar tot God te wezen. Zal het altoos zoo stil zijn. Dit geloof ik niet. Maar laten wij ons deze stille dagen ten nutte maken. Moge ik van den eenen kant nog altijd veel nog regt veel te doen hebben van den andere kant waar God mij ene ander werk geeft niets. De dag was weder heerlijk helder & vriezend. Het was uitmuntend in de omstreken der stad.
Dezen middag was ik aan het uittreksels maken en uitschrijven uit Lavaters leven. Dit boek heeft mij zeer getroffen en heb ik er veel uit geleerd. Lavater & daCosta, hoe nabij in sommige opzichten hoe verre verwijderd in andere. Gods zegen heeft echter op Lavater de getuige van de waarheid door moedige[r?] lijden gerust. Laat ieder dus in het Rijk Gods op zijn post dienen maar niet zijne individualiteit verlochenen voor die van een ander, hetgeen ook onmogelijk is. Sommige dingen heb ik wel eens gevreesd te onderzoeken en ondertusschen dit is Kristenpligt. In sommige opzichte heeft Lavater veel aantrekkelijks voor mij. Ik had hem vrij wat liever gezien dan Goethe. Hem en Stilling had ik gaarne gekend.
Gister[en] schreef ik over de Economie & dat is en was goed, doch ik moet echter zorgen tot gene ultra zuinigheid te vervallen, niet overdaad te doen, en alleen uit zucht naar pligt, zuinig zijn. God heeft mij zoo veel geholpen dat ik f 6/m heb durven verteeren toen er niets verdiend wierd & moet derhalve thans mijne zuinigheid pligtmatig niet schroomvallig zijn en geen inbreuk maken op het vertrouwen op hem die mij in diergelijke gelegenheden zoo wonderbaar gered heeft & dien ik niet verzoeken, maar ook niet wantrouwen mag.
Woensdag. Jan 4
Wie goeds doet, is uit God en wie in de Liefde blijft, die blijft in God, en God in Hem
Heden mogt ik Lavaters leven het 4e deel eindigen. Het was met uitstekend genoegen en aandoening. Juist op den dag af is het zesentwintig Jaren geleden dat Lavater gestorven is. God mogt ik zulk een heerlijk sterfbed hebben als het zijne. O mogt ik toch werkzaam zoo als hij in het rijk van Christus kunnen wezen. O van dit uur doe ik de gelofte mijnen tijd nog veel beter dan voorheen te besteedden, niet door juist machinaal zoo veel meer te schrijven maar door te trachten door pligtvolbrenging in alle betrekkingen nog veel meer te wezen. God laat mij toch erkennen welk een zegen welk eene vreugde Gij mij in deze rust hier geeft.
Ik lees in Lavater ook nog Wie overtuiging niet eerbiedigt wat eerbiedwaardigs zal hij eerbiedigen? Laat ik dit toch voor oogen houden, niet denken dat allen zoo moeten geloven als ik. God geef mij hierin wijsheid geen afdwalen ter regte of ter linker. Eene is de waarheid maar mijn standpunt egter kan ik niet aan anderen opdringen. En nu vaarwel boek waaruit ik veel geleerd heb. Mogt ik dit geleerde in mijn leven toepassen. Ik moest wat hierover zeggen en improviseerde hartelijk over dit onderwerp hetgeen vooral het laatste goed uitviel. God heilig alle deze waarheden aan mijn hart.
De Jonge verhaalde mij met Van den Bosch gegeten te hebben en wat mij regt veel genoegen deed, dat deze uit overtuiging tot het Chistendom gekomen was. DC zou nu misschien zeggen of dit het ware Chr is. Ik hoop ik geloof ik bid ja: Gaarne zou ik dezen merkwaardige man leeren kennen. Hoeveel goeds heb ik niet
van zijne liefderijkheid & praktische menschenliefde gehoord, nog bv. van dien Joodsch translateur waarmede wij in 1824 na den Haag reden. Nu God zij hiermede. Een zij Christus in alles ook daar waar hij nog onder een deksel vereerd wordt, mits het maar de ascendante lijn zij.
Grote tribulatie Pauly & Margo komen mijn Verjaardag niet helpen vieren. Pauly zit diep in de zaken van Gerbet[?]. Dit was voor Caroline & mij eene grote teleurstelling. Alles is door de dames nog aangewend om hen van plan te doen veranderen.
Donderdag Jan. 5 Vrijdag Jan 6
Lucas 17 v 5 Ende de Apostelen seyden tot den Heere Vermeerdert ons het geloove.
6 Ende de Heere seyde So gij een gelove haddet als een mostaertzaat Gij zoudt tot den moerbesieboom seggen, wort ontwortelt en in de see geplant ende hij soude gehoorzaam zijn.
De dag v Donderdag was rustig, merkwaardig in de Gesch. der Handelmij. Wij zagen het huis waarin de nu overledene Hr Hanegraaf gewoond heeft. Het zelve beviel mij geenzins was zeer groot doch zonder orde of regelmatigheid.
'S avonds was ik alleen 'tgeen mij in lang niet gebeurde. Een poos tijd hield mijn zoon Daan mij gezelschap. Een heerlijk kind indedaad. Hij was allerliefst en zette oogen die mij onvergetelijk zijn. God zegen dezen lieven kleine jongen. Hoe treffend kan zulk een kind zijn.
Ik las Capadose's Lofrede ook met veel genoegen. Veel kan men uit dezelve leeren. Er zijn uitmuntende brokken in, hoewel het geheel voor al in het begin mij minder dan die van V der Boon bevalt
Ik voelde mij opgewekt aan hem te schrijven ook aan daC die mij een hartelijke brief geschreven had en voluit bekende dat hij ontevreden op mij geweest was. Ja hij meent het zoo waarlijk goed & Christelijk zijn raad en waarschuwing zijn zoo practisch & waarachtig. Alleen in zijn oordeel over ander[en] kan ik niet met hem overeenstemmen. Hij maakt de menschen te consequent en gevoelens van anderen te beoordeelen dit dunkt mij zoo ontzettend gevaarlijk te zijn. Tot wezentlijk genoegen verstrekten mij deze eenzame uren.
Heden was het weder nog al een werkzame dag. De dames haden het geweten willen zien van Iffland. Ik voelde mij verpligt 's avonds na het bureau te gaan & kwam eerst later. Veel gevoelde ik bij het zien van dit stuk. Het is aklig & het is de zonde in hare verschriklijke gevolgen zonder den balsem van Christus en dit is duister en droevig. Ja het prangde mij ook nog nu ik bedacht & geheel doordrongen was van de waarheid aan welke draden onze eer & onze goede naam hier in de wereld hangen. God medelijdende Vader in Christus. Aan U, aan U alleen ben ik verschuldigd, wat ik ben wat ik mogt blijven daar ik door u zoo boven alle denkbeeld[en] begenadigd wierd. God had gij gene wonden opeengestapeld in 1820 en de volgende jaren wat was er van mij geworden. O heilig den indruk die gij mij nog zoo levendig deed gevoelen. Mogt ik alle mijne goede voornemes houden en mijn leven zoo geheel aan U toewijden en erkennen dat ik alles alleen aan U te danken heb. Nog is er een duister punt, doch ook dit is zegen, gij toont mij dat ik nog niet vrij ben, dat nog uwe liefderijke genade mij moet redden in zoo vele. O God vergeef mij wat ik zoo dikwijls misdoe dat ik zoo dikwijls afwijk en laat de vernedering die ik in mij zelve dezen avond ondervond, heilzaam zijn. Laat ik dit en alles aan U opdragen.
Wat zal ik nu verder van het Geweten zeggen, hier en daar wel wat waars, doch dikwijls ene gemene natuur. Het vijfde bedrijf gedurende het welk Dalland[?] sterft is folterend.
God laat mij in alles regtvaardig zijn. Leer mij hoe ik de mensche[n] behandelen moet. Wees mijn leermeester in alles.
Zaturdag Jan 7.
Salig zijn die treuren want zij zullen Godt zien Matt. 5 v 3
Zoo dacht ik gister avond, toen wij bij Kool zaten alwaar zich onder anderen de goede Mirandole [Mirandolle] ook bevond die zoo sterk beproefd is geworden doch die[n] God den zegen gaf om aan hem te mogen geloven & die hij op deze wijze zeer na tot hem voert. God zegen & troost dien braven man. Het was een gezelschap in den trant van dat nu een Jaar geleden doch de goede Gine[?] ontbrak. Er waren de Heer en Mev Nicolai, die mij beide veel beter dan in het verleden Jaar bevielen Carbasius & zijne vrouw & zuster, de zuster v Mirandole, Jufr Decourt[?] de aanstaande van Cris Kool. Het was eene vereeniging van goede menschen. Ik had mijn Ganzebord medegebragt en hierdoor coupeerden wij de partijtjes, 't geen geloof ik tot genoegen van velen was. Ik sprak toen nog hartelijk met Mirandole. Op het dessert improviseerde ik over Wilhelm Tell 't geen maar eene soort van aanleiding was om tot hogere en troostende denkbeelden te komen waarin de gedachte van de liefde die ineenzoude smelten & op genot hoopt & van de liefde die nu eenzaam treurde ineengesmolten was. Van harte dank ik God voor den zegen mij in dezen gegeven om weder[onder?] zijn naam onder menschen die hem liefhebben en die er door getroffen worden te verkondigen O Vader mogt ik mij doch geheel aan uwe leiding overgeven, O moge ik uwen troost en kracht in alles afbidden. Laat mij doen wat ik kan alhier & zoo veel mooglijk mijn tijd goed gebruiken. Het verheugde mij dat ik dezen avond aan die goede fam Kool genoegen had kunnen doen, daar dit toen in het vorige jaar mislukt was.
Jan. 8 & 9. Zond. Maand.
Zekerlijk ik heb grote reden van dankbaarheid tot God hier zoo te mogen zitten als ik nu nederzit. Laat ik het tog erkennen. Laat ik mijn tijd zoo goed mooglijk besteedden. Maar waarin bestaat dat besteedden. Zeker om mij zoo veel mogelijk geschikt te maken 1) als Christen voor het rijk Gods. 2/ als mensch voor den post die mij hier te beurt gevallen is. Laat mij dus trachten in beide dezer betrekkingen door oplettendheid & naauwkeurigheid & ijver verder te trachten te komen op dat ik beide betrekking[en] ieder in hare soort meer & meer leere waarderen. Dus is het mijn pligt te leven te werken wanneer ik kan en dit met ijver & genoegen maar het is geen pligt een oogenblik terug te wenschen wanneer ik hetzelve weder in andere betrekking tot genoegen van vrouw & kinderen besteed heb. Ik beschuldig mij wel eens niet genoeg origineel te schrijven. Is dit juist. Mijne gedachte omtrent het gene ik in betrekking zie & in mijn eigen leven opmerk druk ik tog uit. Waartoe dan te forceeren & weder te zoeken om te laten drukken het geen reeds vroeger andere gedrukt hebben. Waar ik zal moeten spreken daar zal God er mij wel lust & kracht toe in 't hart geven. Mijn leven & alles wat ik bezit geef ik in zijne hand. Waarom ook niet mijne reputatie. Moet de zelve zich uitbreiden dan wordt dat door hem bewerkt. Moet dit niet geschieden dan is het ook goed.
Gister[en] niet ter kerk. In daC. Aantekeningen over de Hand[elingen] gelezen & daarvan uitgeschreven. Het staat dunkt mij niet hoger dan zijn Coll over de Kerk Gesch. Over de Propheten &C & over het gehele typische van het O T. zijn de denkbeelden heerlijk. Veel is er dat meer bekend is. Het weder was zeer koud doch helder. Met genoegen waren wij in het Bosch 's avonds las ik met veel plezier eenige Oden v. Horatius. Ik dacht niet dat ik dezelve zoo goed zoude verstaan. Den Pollio las ik ook met veel genoegen en kwam daarna nog in discussie met Bosscha over de gevolgtrekking[en] die daaruit worden
getrokken, wegens het verband met de komst v Christus.
DC moet het Heym zeer verweten hebben zoo iets daarin niet te hebben gezien.
Heden eerst hoop van het huis van den Graaf v Reeden meester te worden dat mij goed geconvenieerd zoude hebben. Toen er weder afgezien uit hoofde & dat is eene goede reden dat het te duur is. 'S avonds weder met dC. aan den gang. Veel leer ik er tog uit. Voorts naderhand uit Coquerel gelezen, maar hoe valt dit tog af. Dit is de leer van het historisch geloof omtrent de Bijbel maar die van dC het zalig makend geloof.
Over Indie ook nog veel gelezen. Ik moet nog meer weten zoo daar als in Zuid America wat er al voorgevallen is, ten einde het terrein nog beter te leeren kennen.
God ik dank u weder voor dezen dag. Het was een dag van stil & rustig genoegen. Mogt ik u als God en Verlosser maar voor oogen houden & gene gelegenheid verzuimen om mijn pligt te doen en anderen van nut te wezen.
Jan 15 (Zondag)
Hand. 4. v 11. 12 Deze is de steen die van u de bouwlieden veracht is welke tot een hooft des hoeks geworden is.
En de saligheyt en is in genen anderen. Want daar en is ook onder den hemel genen andere naem, die onder de menschen gegeven is, door welke wij moeten salig worden.
Goddank dat ik dezen dag weder mag vieren, dat hij mij vind oneindig rijk gezegend door mijn God & Verlosser zoo veel beweldadigd boven verleden jaar. Langzamerhand tog heb ik mij aan de Haag gewend en ied[ere] reis na Amsterdam heeft mij doen gevoelen hoe goed het mij was hier te zijn. In mijne gezondheid ontving ik merkbare & heerlijke zegen was daardoor in staat mijn huislijk geluk meer te waarderen & mijne vrije oogenblikken weder met genoegen & zegen te besteden. Met Gerrit gaat het regt goed & dan bezit ik boven het voorleden jaar den zegen onzen kleine Daan te bezitten zulk een alleraardigst gezond en lief aanvallig kind, alwaar dunkt mij geest & ligchaam nog meer in harmonie staan dan vroeger bij Gerrit het geval was. Wat was de kraam van Caroline gelukkig[.] Hoe wierd zij gezegend door zelve en zoo voldoende den kleine jongen te kunnen zuigen. Hoe bleef hare gezondheid bloeiende trots al het 's nacht zuigen & optrekken met de kleinen Jongen. Hoe smelten onze gevoele[n]s nog meer tot elkander, hoe stuurde de huisselijke godsdienst dien ik onder Gods zegen hoop door te zetten nog weder eene nieuwe kracht op onze heilige verbintenis. Hoe zegende mij God daardoor dat ik alle mijne vrienden hier mogt zien en dat trots het opkomen der twisten ook in zoo veel nade[re] betrekkingen, dat ik niettegenstaande alle de worstelingen die daaromtrent ook in mijn binnenste plaats hadden met allen nog op zulk eenen goede voet sta, hetgeen ik bij mijne laatste reizen na Amst. nog meer dan ooit ondervond. Onze betrekkingen hier hadden
zeker nog meer uitgebreidheid kunnen verkrijgen. Doch het was de tijd niet & hoeveel tijd heb ik daardoor nog tot eigen oefening gewonnen. Mogt ik deze zoo lang ik moed & kracht heb goed besteeden.
Nu mijne betrekking aan het Bureau. Dat deze nog zoo geheel niet is als ik hartlijk wenschte, blijkt uit mijne aantekening deswegens. Ik zal tog egter niet vergen dat Gods plan met deze zonderlinge & raadselachtige inrigting zich naar mijn wil zoude schikken. Het moet mij reeds genoeg zijn dat ik zoo weinig onaangenaamheden in dezelve mogt aantreffen, dat ik met Schim. [Schimmelpenninck]op een goeden, met V d Poll op eenen zeer wenschelijke & met v d H [Van der Houven] op enen waarlijk intimen voet sta, dat zich mijn gezichteinder doch verder uitstrekt, dat ik meer & meer gelegenheid heb mijne kundigheden te vermeerderen, dat ik in Goudzwaard een waarachtig Vriend blijf vinden. Het overige zal zich ontwikkelen op den voet van ontzettende ontwikkeling naar buiten & van inwendige schijnbare rust kan het niet lang blijven. God heeft mij daar geplaatst, het is mijn pligt te zien & op te merken.
Wat nu de toekomst betreft, laat ik met God beginnen met de eenige onveranderlijke God die zich in Christus geopenbaard heeft. Mogt ik kunnen bidden Uw wil geschiedde Mogt hij mij door zijne Genade niet alleen het historisch maar het waarachtig zaligmakend geloof aan Christus geven, op dat ik worde voorbereid tot mijn sterfbed naar de wijze die hij bepaalt op dat ik dan door zijne genade boven de menschelijke zwakheid verheven mijn God en Verlosser met brekende oogen aanschouwen moge. God wees daarin met uwe kracht in mijnezwakheid. Vergeef mij alle mijne afwijking[en]. Laat mij naar uwen wil leven. Doe mij steeds denken dat al dit aardsche voorbijgaande is[.] Moge mijne betrekkingen in u geheiligd worden. Moge ik toch waarachtig met het hart menen het geen ik met mond of pen uitdruk. Zegen onzen Eerdienst[?] & zegen mij door de Vriendschap met menschen met wie ik over deze zoo heilige zaken kan spreken, uit de volheid van mijn hart.
Laat het doen van de wil van God, het opwekken van de Liefde tot hem bij mij zelven & bij anderen, het volbrengen mijner pligten als Christen, als Secretaris der H M, als man & vader bij mij het hoofddoel zijn & laat ik het mij ook geen oogenblik berouwen, indien het voldoen daaraan de gehelen mensch vorderde & mij eens niet toelaat voor iets ander[s] werkzaam te zijn. God zal alles wel maken maar mijn hart zij op hem gericht & leere mij vooral het ijdele van alle menschelijke roem inzien. Moge ik Gods zegen afbidden om ook ander[en] van nut te kunnen zijn.
Laat ik in mijne betrekking niets verzuimen, doch ook niet voorbarig zijn & mij zelve niet verhogen, wachten tot God zulks doet. Vooral moet ik in deze betrekking voorzichtig zijn, op kleinigheden letten, bedachtzaam zijn in mijne woorden, de vrede bewaren, niet meer zeggen dan ik bewijzen kan. Wijsheid is daar meer dan ergens nodig.
Laat ik, zoo God mij gezondheid &n kracht geeft, moedig improviseeren vrij van menschelijken invloed, het heilige niet voor de zwijnen werpende, maar ook de kleinigheden dienstbaar makende in het rijk van Christus.
Laat ik vooral mij meer en meer bezig houden met de opvoeding & ontwikkeling van Gerrit; alles aanwenden, om zonder overspanning de bijzondere talenten die God hem in sommige opzichten gegeven heeft te zoeken optewekken, & teves het zaad Gods in zijn boezem te strooien.
Laat ik mij versterken tegen tijdingen van onaangenaamheden uit Amsterdam tegen de kleine onaangenaamheden des levens.
Laat ik God om wijsheid bidden, in mijne betrekkingen tot anders denkenden. Laat ik nog ter regter nog ter slinker mijne gevoelens verlochenen & dezelve meer & meer toetsen aan den wil & het woord van God. Moge alles wat ik daarover denk en zeg in de Liefde zijn, maar ik daarom in niets afgaan van mijn geloof in het zoogenoemd orthodoxe
Christendom, maar eigentlijk in het oorspronkelijke, het apostolische Christendom, en zoo als het waarachtig in den Bijbel staat.
Alles wat nu liefhebberij is staat op den tweeden grond. Van den eenen kant heb ik genoeg gelezen al sloeg ik nooit weder oogen in een boek, van den anderen kant weet ik alles tog maar half & kan ik alles aanvullen. Zie hier de voornaamste punten daar ik opmerkzaam op wil zijn.
Bijhouden van mijne aantekeningen, (de dagelijksche,) & die voor de H Mij & dit naauwkeurig te doen, om mij zelven rekenschap te geven van mijne gevoele[n]s hoewel steeds bedenkende dat ik nog tot bewaring op mijne geheugen nog op mijne annotatien vertrouwen moet, dat dit alles in handen van God is.
Zoo veel mooglijk den Bijbel mij tot een daaglijks boek maken & ook de boeken lezen over deszelfs uitlegging geschreven. Thans wensch ik in dien trant te lezen te Extraheren Broes over den invloed der Eng Kerk. Dan wilde ik wel Stilling lezen over de Openbaring, Hesz over de leer van Gods Koningrijk Vitringa over J[?] &C.
zoo veel mooglijk alles wat eenigzints van belang is over Indien &C & de nieuwe staten v America &C lezen. Hierover heb ik nog Crawford, Southey, Hall onder handen & ook Luzac Hollands rijkdom &C. Hierin is nog veel te leeren dat mij te pas kan komen. Raynel durf ik niet wel aan daar ik weet hoe oppervlakkig hij is, maar ik durf voor Cénie die het grootste gedeelte zijner Indische wijsheid uit Reynel geput heeft er niet voor uitkomen dat ik hem niet gelezen heb.
Nu het is tijd met wenschen en voorneme[n]s op te houden. Moge God mijn hart verlichten dan zal het overige wel gaan. De Studie der talen hoop ik niet te verzuimen. Geeft God het mij in 't hart, dan kan er nog wel eene verhandeling voor den dag komen, doch ik heb anders voor het oogenblik mijne tijdgenoten niets bijzonders te zeggen.
Ziedaar dan denkbeelden van wegen het voorleden en de toekomst. Nu keer ik tot de gebeurtenissen der laatste dagen weder. In de vier eerste dagen ging het al zeer rustig. 'S ochtends bureau, 's avonds regt genoeglijk onderhoud stille werkzaamheid & lectuur. Eindelijk zoude Steven Vrijdag avond komen. Met Pauly & Margo was het geheel in de war gelopen, door onaangename werkzaamheden van zijnen kant, Diakenschap &C. Na vergeefsche onderzoekingen & proefnemingen van huizen bleven wij provisioneel voor een Jaar weder in het onze alwaar wij veel goeds genoten hebben. Vrijdag kwam Steven met de diligence, alles was wel te Amst & wij verheugden ons in het denkbeeld van den verjaardag van den ondergetekende regt aangenaam te vieren. 'S ochtends aan het bureau ontving ik de treffende & grievende tijding dat de goede Julie Bel, na eenen allergelukkigste kraam plotseling was overleden. God dat moet eene ontsteltenis geweest zijn. O dit zijn oogenblikken waar het menschlijk denkbeeld geheel verstomt. God geeft gij troost en kracht. Voor allen tot Christus. Gij alleen kunt hier troosten. Voor haar is de verlossing gemakkelijk & gezegend zeker geweest. O mogen wij alles in het licht van God's regering zien. Hoe wreed is het leven zonder Christus. Maar hij is het die verdoemt, hij die voor ons gestorven is. O, wie dit geheel kan inzien & aanbidden.
Kort daarna kwam Steven met een treurig ge[é]chauffeerd gelaat bij mij. ik dacht dat hij deze treurige tijding vernomen had doch het was er eene van een anderen aard. Hij had berigt dat kort na zijn vertrek de Engelsche posten te Amst waren uitgegeven & onder anderen de tijding gebragt hadden dat V Roy te Hull gesuspendeerd had. Dit was de eenige waaraan S & P dC eene som van eenig belang konden verliezen. In 1822 of 23 ik geloof het laatste jaar waren wij door Lohman met hem in kennis geraakt. In het eerste jaar deden wij veel met hem doch caschte toen voor het
grootste gedeelte Crediten op Londen. Wij waren naderhand overeengekomen om hen Crediet voor één lading te geven. Dit was toen f 8000 doch door de meerdere waarde der Lep? Koeken (het articul dat wij voor hen verkochten) steeg de waarde nu laatst tot f 12000 & zoo liep er nog een wissel, waarbij tot overmaat van ongeluk zich nu nog juist het bedraag ener Avarij van f 2/m à f 3/m voegde, waarvoor S & P dC toevallig geaccepteerd hadden. Zulk een reeks ongelukken als dit huis vervolgen, zag ik nimmer. Ik was er sterk door getroffen. 'S avonds had men de tijding nog aan Oom Piet gebragt & ik besefte hoeveel deze zenuwachtige & geheel factice man daardoor geleden moet hebben. Toen ik in Amst. was, was er reeds zulk ene soort van voorgevoel van doch, zou nu juist deze man, de eenige waarmede S & P dC bijna in Engeland handelden, failleeren moeten. Wie kon dat denken? God geef allen wijsheid hierin want nu zal het tog eens tot eene Explosie moeten komen. Nu kan de zaak niet verder zoo voortgaan. Wat zal dat weder een onderhoud vol droefheid & herinnering uitlokken. Moge bezadigdheid daarbij voorzitten. Moog PdC eindelijk zijne positie leeren inzien. Voor Steven zie ik er geluk in. Voor mij zelven nog meerder moeilijkheid, want nu kan het dunkt mij tog zoo niet voort lopen. Wij zullen zien. De Goede Steven moest nu weg, ten minste voor dezen ogtend. Cato kon bij het weinige uitzicht op goed transport ook niet blijven. Beide zijn zij derhalve vertrokken en ten twede male rust mijn verjaardag geheel op Haagsche krachten. Wij bragten met Steven & Cato doch nog enen aangename en vertrouwde avond door. Wij lazen nog eenige vroegere stukken omtrent den langen Epos van ongelukken die S & P dC doorleeft hebben. Zou het nu eindelijk de Explosie zijn. God reken het degenen die zoo veel voor ons gedaan hebben ten goeden. Reken het hen tot regtvaardigheid aan & versterk mijn broeder in de moeilijke post die hem thans weder voor de deur staat. Gaarne had ik hem hier langer gezien.
Deze dag was in vele opzichten egte[r] verrassend. Om twaalf uur des avonds, begon zij met hartelijken wenschen van Cato & Steven. De eerste gaf mij eene portefeuille. De twede een hartelijk vers en Condé's Geschichte de[r] Mauren.
Levendig verheugde mijne goede vrouw zich in dezen dag. 'S ochtends verraste mij Gerrit die maar niet had kunnen zwijgen & van zijn vers & zijn moois gesproken had met het opzeggen dezer regels:
Geluk Papalief, met uw feest
Wat ben ik nu verblijd!
Het is voor mij een dag van vreugd
Om dat gij jarig zijt.
O vier nog dikmaals dezen dag,
Die ons zo zeer verheugd
En vind in Gerrit en in Daan,
Het hele jaar uw vreugd.
Daan had ook nog een horloge band in zijn vuistjes geklemd dien hij ongaarne los liet.
Pauly zond een hartelijke brief & het 3e deel der Floresta. Hij schreef mij dat al waren zij gekomen, een nieuwe aanval van beroerte van hunne Mama hen tog weder terug zoude hebben geroepen. Hij schrijft mij nu zelfs dat het leven geen grap is. Ook hij is in de school van God.
Van da Costa had ik een merkwaardigen & belangrijke brief met Neande[r]'s Chrysosthus. Mijn laatste brieven heeft hij kristelijk & broederlijk beantwoord. Gods genade moge met hem zijn; ja, ik gevoel dat zij hem niet verlaat. Wat hij van V d H [Des Amorie van der Hoeven's] Chrysosthus zegt, hoewel wat sterk uitgedrukt naar zijne gewoonte, is in den grond maar waar, hoewel dat V d H het zich zelve misschien niet bewust geweest zal zijn dat hij meer had kunnen doen. Ik heb dit gevoeld toen ik het
boekje las doch het mij zelven niet duidelijk gemaakt. Laat ik tog vrij omtrent mij zelven in zulke gelegenheden zijn. Ik had gisteren DC geschreven, hem Ségur gezonden. Merkwaardig is in onzen verbintenis de verjaardag op de twee agter een volgende dagen.
Caroline had haar best gedaan, om mijne Bilderdijkiaansche Collectie te vermeerderen.
Een Engelsche brief v Goudzwaard met de leereden van Straus, eene Elog[ia?] Meermanni als gedachtenis van de Jonge verraste & verheugde mij. Ook hier doet God het zaad ontkiemen van Vriendschap & genegenheid. Mogt ik tog altijd op Hem Hem alleen zien.
Mijne goede zuster Mie zendt mij van haar schilderwerk.
O God moge uw zegen tog ook op het overige van dezen dag rusten. Dan is zij weder bron van Lofzang & erkentenis.
Ik was even in de Ger kerk. Het was avondmaal ik hoorde de bekentenis van het Credo dat mij trof, het grootste gedeelte van het formulier dit is tog allerheerlijkst.
De Van de[r] Houvens komen nog. Die menschen zijn waarlijk onze vrienden. Dit is toch ook uit hoofde van zijne betrekking een dubbele zegen.
De afloop van dezen dag was allergenoeglijkst. Bosscha & zijne vrouw, François en de zijne & de twee Jufr Voute [Voûte] waren onze gasten. Het was weder regt familjaar & dubbel zeer genoeglijk vond ik het dat er geen drie knechten achter tafel stonden. Men at hartiger, dronk beter sprak genoeglijker. Aan het dessert had Bosscha eenige Coupletten die ik niet zonder aandoening kon horen. God het was uw geest die hier gewerkt heeft Neen, in zulk een godsdienstigen toon des harten had Bosscha voor
twee jaren niet gesproken. Het was zoo meer die godsdienst des harten en op bijzonderheden toegepast. Het algemeen gevoelen is niet het Christelijke. God ik dank u voor dezen vriend en voor alles van dezen dag, doch nu eens verder.
16 Jan. Maandag.
'S ochtends beviel ik mij zelf niet zoo als ik wel gedacht en gehoopt had. Ik ga zo naar oude gewoonte van mijn verjaardag af een heiligje willen spelen, maar het was mis en de ochtend beduidde niet veel. Ik vormde het plan van ene analysis van de daden der Mij waaraan nog al veel te kluiven zal zijn.
'S avonds las ik Caroline alles voor wat ik in de laatste weken geschreven had & dit maakte dan een regt goede indruk op haar. God hoeveel hebt gij deze betrekking niet gezegend. Hoe veel beter verstaan wij elkander. Hoe komt zij tog veel meer in dat zog dat ik zoo zeer gewenscht had, in vroeger tijd, toen zij veel meer haar quant à moi hield & zich zoo in het geheel niet overgaf. Het is regt goed zoo eens weder alleen te zijn. Cato was ons ondertusschen uitmuntend bevallen. Zij is indedaad lief heeft een hart dat open staat voor Godsdienstige uitdrukken, heeft wel niet die zachte vormen van de Boissevains, doch is innig braef.
Veel brieven had mij mijn verjaard. gebragt. Ik hield mij dien dag reeds aanvankelijk bezig dezelven te beantwoorden want dit mag men waarlijk niet uitstellen. Steven is te Amst gelukkig aangekomen en heeft P d C nogal redelijk gevonden. In Rusland schijnt het nog te spoken en de zaak schijnt veel erger te wezen dat men dit had willen voorstellen. Cela n'est pas encore tiré au clair.
17. Jan. Dingsdag.
Een brief v Steven. Zij hebben nog hoop dat V Roy nog niet fai[llie]t is &
zij met de schrik vrij zouden zijn doch ik vrees er voor. Oom P d C was sterk getroffen doch wilde de zaaak maar weder in de geboorte smoren, of Steven het spits laten afbijten. Tegen beide voorneme[n]s had zich egter de laatste mannelijk verzet. Heerlijk ontwikkelt Steven zich, door Gods genade in alle opzigten. Welk een schoon mannelijk geloof verrijst er in hem.
Het schilderijtje van Mie kwam aan. Het is heerlijk lief en strekt mij tot eene aangename gedachtenis.
Zeer wierd ik dezen avond toen ik weer aan mijn geschrijf wilde gaan, verrast door eene visite van Dom. Van der Hoeven [Des Amorie van der Hoeven] een gezegend man. God zij met hem & laat hem niet toegeven. Hij plag zoo als streng berispt of bewonderd te worden & nu alle die Dacostiaansche zaken opkomen staat hij weder op eene geheel ander grond. Dat hij de waarheid in liefde predikt, dit geloof ik van harte. Zoo meen ik het ook. Moge wij nu maar op onzen weg voortgaan, het goddelijke in DC & C erkennen zonder ons aan het geen wij voor het menschelijke houden, te ergeren. Wij spraken eerst over geheel andere & onverschilliger zaken, doch moesten wel gelijk wij beide gevoelden op dit punt nederkomen. Ik verhaalde hem de gehele geschiedenis der leiding Gods omtrent de kennismaking tusschen ter Borg & dC. Hij ziet van alle kant nieuwe krachten in het Christ[endom] verrijzen & wilde zoo gaarne eene vereeniging der Protestanten vis à vis de Roomsche[n] van wien hij vervolging & moeilijkheid tegemoet ziet, gene vereeniging egter door menschelijke middelen maar door Kristelijke geest. Zoo iets wilde ik ook regt gaarne, maar ik zie zoo dat het niet gebeurt & dat het goede onder zwakke & bedorven menschen niet in de Zefyrs maar in den stormwind komt. V d H is innig Christelijk doch dC['s] blik in de H S is dunkt mij heerlijker, vaster, grootscher. Dit weet ik egter dat ik V d H als mijn lieven broeder in Christus regt hartelijke bemin. God zegen onze betrekking in Hem. Hij heeft zijne zwakheden van die soort als de mijne. God leide ons in zijne waarheid, & beware ons van den bozen. Amen.
18. Jan 19. Jan 20. Jan 21. Jan 22 Jan. [onder elkaar geschreven, Jan. eenmaal geschreven, voorts aangehaald, bijeengehouden door een accolade waarachter de opsomming:] Woensdag Donderdag Vrijdag Zaturdag Zondag*
Kort zal ik het gebeurde in die dagen zamen vatten kunnen, zoo ik hoop, daar alles meer innerlijk dan uiterlijk was.
Woensdag av begonnen in Broes te lezen het character van Cranmer dat ik nog al zwak geschetst vond. In Harmonie met deze lectuur begon ik toen Schlosser Peter Martyr waaruit weder veel te leeren was. De denkbeelden van dezen over de Predest. bevielen mij geenzints. Dit is het fatum der Ouden en niet Gods voorbeschikkende liefde in Christus.
Donderdag de Van der Houvens bij ons Stokvischmaal. Naderhand lectuur van mijne verzen tot dat ik geheel schor was. Het zijn indedaad regt goeden menschen. De toon in deze famille is zeer goed.
Vrijdag weder in de stilte. Lange brief aan S & P dC geschreven. Hoeveel uitkomst heeft mij God niet reeds in dit alles verschaft sedert het oogenblik toen ik zonder God's hulp vertwijfeld ware, toen ik namenlijk in 1824 terug kwam & toen God mij redde toen het water aan de lippen stond.
Gisteren veel geschr. over den brief aan de Mij ontvangen. 'S av bij Carbasius, indedaad een goed mensch doch tot wien ik mij niet bijzonder aangetrokken voel. Mev Scheffer & Beelo [Beeloo] waren er. Wij spraken genoeglijk over een & ander vooral over Bilderdijk. De brieven die Carb. van hem bij gelegenheid van zijn huwelijk had zijn indedaad uitmuntend. Een Extract uit de corresp van Bild met Uilenbroek thans onder Biber berustende) over de Elius is ook belangrijk. Veel omtrent zijne vroegere toespelingen op de famille zijner eerste vrouw wordt daardoor duidelijk. Carb. schonk mij nog een & ander.
Bilderdijks Napoleon vinde ik zelfs in zijne gewone denkbeelden aller gemaklijkst te begrijpen. Hij zingt als dichter die zich
een oogenblik boven de personaliteiten verheft. Hij zag in de overwinningen van Napoleon de oprichting eener nieuwe wereld Monarchie welke door de oprigting van het Gods rijk gevolgd zoude worden.
Heden een zeer goede & krachtige Leerrede van Dermout over den 4e Zondag 's menschen elendigheid gehoord. Caroline & ik waren er zeer door gesticht geworden. O God mogen wij op u vertrouwen & de goede weg in het geloof aan Jezus nemen.
Correspondentie
Steven schrijft veel over de gebeurtenissen van den dag. Oom v Heuk [Van Heukelom] is door P dC er in geroepen doch aan maatregelen van gewigt schijnt men niet te denken. Wegens n Roy is nog eenige hoop & alles schijnt nu weder den oude sleur te gaan. Bij de goeden Thijs allen ziek. Cato heeft de waterpokken.
Dwars schrijft hartelijk & stichtelijk. Hij schijnt verder van dC af te zijn dan vroeger, en oordeelt nu dat hij de liefde niet heeft. Ik zou dat niet durven zeggen.
Doyer sch[rijft] belangrijk & Kristelijk over de zoo genaamde Rookmaker.
V Dijk meldt zijn goede broeder eindelijk bezweken is. (P V Dijk)
Klijn schr over de zaken der Mij, vindt ook de Letterkunde haare belangrijkheid verliest.
D Westendorp v Leiderdorp[?] wenscht mijne verhandeling over de Sprookjes in de Antiquiteiten te plaatsen.
J B Retemeyer voelt zich gelukkig & komt in 't beheer van Surinaamsche plantages.
Maandag Dingsdag, 23. 24 Jan. 1826
Twee dagen zonder bijzondere voorvallen. Hartelijk & genoeglijk wierden dezelve doorgebragt. God ik geniet veel. Mijne avonden vliegen om en hoe lang waren dezelven toen ik hier eerst was.
Gisteren was ik wat nedergeslagen. Ik had mij zelve in eenige handelingen in 't bureau voorbarig gevonden. Pieters kreeg een voordeel op mij in de discussie, schoon ik overtuigd was het even zoo goed te meenen.
Gister avond weder Bureau. Ik deed dit met genoegen schoon het alleen om te tekenen was. Mijne tabellen & inrigingen aan het Bureau gaan goed voort doch hoe veel meer konde ik doen. Doch laat dit alles aan God aanbevolen zijn.
Mietje 's Jacob was gister avond bij ons. Het is indedaad eene regt lieve vrouw.
Ik extraheerde Peter Martyr 's leven van Schlosser.
De Jonge verhaalde mij dat een zekere Becker die zich bij ons geadresseerd heeft om Supercargo naar China te worden en die een allerdwaast voorkomen heeft, zoo danig dat ik, waaraan ik egter kwalijk deed niet kon nalaten hem uittelagchen een wezentlijk genie is, die zonder meester de vreemde talen leert groot penningkundige is & en zelfs in de opschriften (Arabische) op penningen het zoo ver gebragt heeft, dat hij met Hamaker daarover correspondeert. d J. zeide mij dat hij zeer bij de Vries bekend is & nu herinner ik mij ook dunkt mij dezen daarover te hebben horen spreken.
De goede V der Poll lijdt ontzaglijk in zijne famille. God laat ik voor hem bidden & in mijnen omgang met hem tog daaraan denken.
Heden in Southey de colonisatie van Maranhao[?] & Pasa[?] gelezen niet zeer belangrijk, doch nu ben ik aan het hollandsche tijdperk. Met veel genoegen las ik Carol. mijn Extract
uit Robertson voor. Nu ik mijne Extracten begin te gebruiken zie er ik nog meer het nut van in. Aan mijn Verh over de Midden eeuwen werkte ik ook nog. Of er nog wat goeds van komen kan, weet ik niet.
Corr. Ik was zeer aan het aanzuiveren door aan Dom Westendorp & aan Bouterweck te schrijven. Steven schrijft mij heden. Alles gaat weder den ouden gang. Eindelijk zal dit alles tog eens stuiten. Menschelijker wijze gesproken, kan het zoo niet gaan. Steele schrijft weder doch eenigzints wantrouwend even als zijne vorige briev[en]. Bowring schrijft hartelijk. God zij met hem, ik geloof dat op het hart van den man veel zegen rust.
Jan 25. Woensdag
Een all[e]zints gezegende dag. 'S avonds een oogenblik ontmoediging door het nadenken of ik wel aan mijne bestemming hier beantwoorde & was ik bedroefd in mijne betrekkingen van geen meer direct nut te kunnen zijn. Dit alles liep egter gezegend & hartelijk af, en nu ben ik weder verheugd deze strijd er geweest is.
Ik ga met mijne Extracten over het geen America betreft voort. Broes over Knox beviel mij regt goed. Hoe dC dit boek egter kan prijzen begrijp ik niet. Ik las aan mijne vrouw uit la Martine doch deze beviel mij minder dan voorheen.
Hoewel geen liefhebber van uitgaan, vinde ik thans dat ik voor mijne jaren te stil leeft. Zoo het anders nodig is zal God er in voorzien. Iedere demoediging is goed doch het valt practisch moeilijk te begrijpen. Schim [Schimmelpenninck] verhaalde mij dat dC op de Audientie geweest was. Ik kan mij niet verbeelen dat het waar is.
Donderdag 26 Jan 1826
Een dag verheerlijkt door den zegen van God waarvoor ik uiterst dankbaar ben. Moge God mij in mijne betrekkingen aan het bureau wijsheid geven. Deze is daar nodig, en al leerde ik er niets dan geduld en menschekennis zoo ware het nog eene goede aanwinst & oefenschool.
Met mijne vrouw had ik het regt gelukkig heden onze gesprekken beginnen steeds overtrouwelijker & belangrijker te worden & zoo God ons voor elkander spaart zal ik op het laatst wel geen ander gezelschap nodig hebben.
'S midd bij Scholten ene hartelijke visite bij dezen goeden man; gehoord onder andere eenige schandelijke anecdotes over David wat zijne bloeddorstigheid in de Omwenteling betreft. Nieuwland was bang voor het onweder tot zijn 20e Jaar. L W van Merken had dit ook zoo sterk volgens Mev Scholten, dat zij bij het opkomen van een onweder terstond het huis waar zij een oogenblik te voren op bezoek was gekomen, verliet.
Verhaal van V der Poll dat toen na Doggersbank het schip Holland gezonken was alle de schepelingen in een veel te klein vaartuig zamengepropt wierden. Er kwamen vervolgens fregatten om dezelven over te nemen doch men moest de matrozen met het pistool op de borst dwingen om het kleine scheepje te verlaten, daar zij niet van de eer wilden afzien om bij hunne aankomst aan de Helder erkend te worden als Equipage van het schip dat in den slag van Doggersbank geweest was.
Drukke & belangrijke ontvangst v brieven - van den ouden Grégoire - van daCosta - Prof Tideman - Steven- Messchert genoeg op een dag. Die van daC & Messchert regt in den goede toon. Wat geniet ik tog zegen in alle opzichten.
Gelezen, in Southey met belangstelling doch met
droefheid over het gedrag van de Hollanders in dien oorlog van Brazilie. Ik zoude thans gene lust hebben de historie daarvan te schrijven.
Met veel belangstelling las ik de Gedeeltes in het eerste deel van Broes over Methodisten & Kwakers. Zij zijn dunkt mij met belangstelling & waarheidsliefde geschreven.
Scholten verhaalde mij nog dat Nieuwland hem gezegd had nog twee jaar te willen lezen, & dan nooit weder een boek in zijne handen te zullen nemen.
God zij gedankt voor dezen dag O mogt ik hem tog meer in Christus erkennen, meer schuld gevoelen en behoefte tot Christus[.] Die oude menniste met zich zelven te vreden, man zit er nog in. Mijne vrouw is daarin meer gezegend zoo ik geloof dan ik. Doch God zal ieder geven wat hij nodig heeft.
27- 29 Vrijdag - Zondag. 1826
Vrijd. & Zat drukke conferentie aan het Bureau. Goddank dat ik er thans veel beter tegen kan dan voorheen.
Veel nog in Southey's Hist of Brazil gelezen. De Holl[anders] hebben het daar tog niet goed laten liggen. God is niet met hen in de kolonien geweest. Southey is egter onregtvaardig tegen hen.
Een hartelijke br v Retem [Retemeyer]. Jammer dat hem nu weder die geschiedenis van Claude's Epigram bekend geworden is. Zoo blijft er tog niets verborgen. Hoe voorzichtig moet men zijn. Juist toen ik hierover dacht, & dit beantwoorde wordt mijne kamer deur opengedaan & daar was Claude die uit Antw. kwam. Ik hoorde & vernam weder veel van hem.
Hij is waarlijk een man die veel beter denkt dan hij schijnt. De H M is & blijft hem altoos een doorn in het vleesch. Het deed mij regt veel genoegen dat hij dezen nacht bij ons sliep. Dien morgen wandelde ik met hem. Het was een allerheerlijkst[e] ochtend. Het Bosch was verrukkelijk ik had behoefte tot beweging. Ik dacht naderhand na, of ik ook misschien iets te veel toegegeven had, of of zoo een enkel kras woord dat aan Claude een meer godsdienstig[en] toon had aangewezen ook goed geweest ware. Van den ander[e] kant hij had zo veel van dat, misschien wel eens op eene overdrevene wijze te huis gezien dat hij ligt partijgeest zou vermoeden of zucht op hem te werken & dat is niet goed. God geve mij daaromtrent zijne wijsheid en mog[e] ik zoo het goed is hem nog eens hartelijk deze week schrijven.
De goede Coquerel lijdt zwaar door het verlies van een kind & door dat van zijne egtgenote, eene stille huislijke en eenvoudige Vrouw. God zij met hem. Hij moge de overtuiging van het waarachtige der onzienlijke wereld meer & meer bevestigd zien & het rijk Gods ontwikkele zich meer & meer in hem.
Deze middag las ik met veel stichting twee preken van Strausz vooral eene Die zijne hand aan den ploeg slaat. kere niet terug o God gelei mij tog in mijne zwakheid moge ik de heilige voornemens voor de toekomst, nu genomen tog getrouw blijven. Mogt ik tog Christus steeds voor oogen hebben. Vader wees met mij ten goeden.
Maandag 30 Jany
'S avonds, des Zondags namentlijk, kwamen Carbasius & Bosscha elk met zijne vrouw & ook nog Beêlo. Wij lazen eerst uit K & V. Het onderhoud aan het Souper, hoewel zonder bijzondere verheffing was genoeglijk. Het was eene uitspanning. Carbasius is rond & oprecht en heeft tog indedaad veel goeds. Beelo is niet genoeg zelfstandig, eerst te veel opgewonden & nu zeker in eenen moeilijke toestand.
Aan 't bureau vond ik onder andere een hartelijke en verstandige brief v Lublink die hoewel weinige menschen zich zelven misschien naauwkeuriger & duidelijker rekenschap van den ontvangene indrukken geven, nog altoos ter Borg regt gaarne blijft horen. Wat hij van deszelfs verhandeling zegt, is geloof ik in vele opzichten waar.
'S avonds schreef ik mijne Annot. over de Mij bij & dit met genoegen. Eerst had ik eene Visite van Bax gehad, die ik beter begon te leeren kennen en meer te waardeeren. Hij schijnt een man van een oprecht eenvoudig hart te zijn. Wij spraken zeer genoeglijk, vooral over de Auctores Classici.
Gerrit was regt stout en driftig dezen dag zoo dat wij indedaad bijna niet wisten wat met hem uitterigten. Hij heeft een allerbest hart want toen hij des ochtends mondzeer had & boven moest blijven, had hij geheel uit zich zelve er al over gebeden. Dit kind heeft een ontzettend vlug begrip van geestelijke zaken & vooral al hetgeen het bidden betreft schijnt bij hem volsterkt gene zwarigheid te vinden. Hoe toont ons dit tog dat wij niet mogen uitstellen de kinderen godsdienstige indrukken te geven en hoe zij er indedaad voor vatbaar zijn.
Dingsdag 31 Jan.
Neen gene historie schrijven Gods werken afwachten de tijd goed opvatten waarin wij leven. Nadenken & aan bezigheid zal het niet ontbreken.
Deze morgen kwam er een bekeerde Jood bij mij Bernhard genaamd met een brief ter recom. van J P Lotz de professor of Exprofessor & wat meer is van Dwars. Dit alles was zeer gunstig. Ik schaam mij over mijne eerste opwelling, die was dat het mij speet dat zich een gedoopte Jood had opgedaan om bij de H Mij geplaatst te worden daar ik vreesde dat dit bij de Deliberatie aan het bureau ergernis en spotternij zoude veroorzaken. Nu kan de man bij ons toch niet geholpen worden. Hij kwam goed voor.
Aan het bureau brief van Claude om mij te verhalen dat Wolterbeek te Pernambucco is. Een groot nieuws voorwaar! Ik voelde mij gedrongen Claude eens te schrijven, want hij is waarachtig niet gelukkig, hij schaamt zich voor het gene goed in hem is & wil zich daaraan niet overgeven zoo de but en blanc hem echter te schrijven daartoe voelde ik mij niet aangespoord, doch nu was er eene gelegenheid om in de beantwoording v zijn brief het een & ander te laten invloeien. God geve daarop zijn zegen.
Bij het lezen van den Brief v Prof Rask ging mijn hart weder open voor het leren van talen & dringen in derzelver grond. Ik maakte plan om in toekomende week bij leven & welzijn eens aan taal gelijk deze aan historie te wijden.
'S midd. vind ik enen brief v Bernard mij een zonderlinge ontmoeting verhalende, die hij op zijn reis gehad had. (Zie zijnen brief) Zoo dit alles gelijk ik niet twijfel waarheid is, ontstaat daaruit misschien weder een nieuwe reden om God te verheerlijken.
Genoeglijke & stille avond. 2 lectures geeindigd waaraan ik nog al lang bezig geweest was.
Southeys hist of Brazil het eerste deel. Er behoort veel
moed toe om het door te lezen. Men vindt er echter veel belangrijks in, als in eene Compilatie, maar wat eigentlijk de naam historie betreft die kan men er moeilijk aan geven. Ik leerde er veel uit, daar het werk eigentlijk met regt agting verdient, wat de geleerdheid betreft die er in gevonden wordt. De Geschiedenis van het rijk der Hollanders in Brazilie leerde ik er uit kennen & was dit eene aanwinst in mijne aanteken[ingen] omtrent Zuid Amerika.
Ook het werk v Broes eindigde ik gisteren. Met veel genoegen heb ik hetzelve gelezen & veel wat de Engelsch[e] & onze Kerk Gesch betreft er uit geleerd. Ik ben het egter op verre na niet in alles met den schrijver eens & zoude er een geheel boek als Recensie over kunnen schrijven. Het eerste deel is quâ inleiding te lang. In het twede is veel scherpzinnigs hoewel het dan tog maar schijnt dat de invloed der Eng Kerk sedert Jacobus 1 tot aan de Oprigting der Genootschappen zeer gering geweest is op de onze. In het geheel heerscht er hier & daar eenige zwakheid in het boek. De onregtzinnigen worden tog zoo met ene zekere bijzondere Vorliebe behandelt. Het eigentlijk belangrijke punt over den invloed der Roomschen geloof ik dat het onvoorzichtig is zoo te behandelen, daar het de gehele zwakte van de tegenwoordige protestantsche kerken vis à vis de Roomsche bloot legt, en alle middelen door Broes voorgeslagen op eene menschelijke eenheid en menschelijke hulp gegrond zijn. Het vermoeden dat eens een afstammeling van het huis v Oranje Roomsch zoude kunnen worden, had men niet moeten uiten. De beschuldiging tegen Capadose & daCosta als de roomschen in de hand werkende is onjuist ; dit ware het systema van Bossuet toegeven. God zal zijne Kerk niet
laten overweldigen & Predik het waarachtig Christend[om] dit is de troost & de les in onzen tegenwoordige tijd. Een groot punt ontbreekt er aan namentlijk het bewijs dat de Sadduceën & de Pharizeen zich tegen de ware Kerk vereenigen & hierdoor het gevaar van den kant der Roomsche[n] nog vergroot wordt. Hierin heeft dC gelijk. Van veel gewicht is het voor de onpartijdige beschouwing der zaken, dat een gematigd man als Broes zonder Afgoderij van Oldebarneveld & de Witt spreekt. Over vele zaken zal dit boek voor velen licht verpreiden & is derhalve deszelfs verschijning zeker nuttig.
Ik las enkele stukken uit de Middeneeuwen door du [?]. Zulke verhalen v rampen & wreedheden geisoleerd genomen, zijn gevaarlijk & boezemen ongeloof aan God in, die zoo veel gruwelen heeft toegelaten. God ik vraag er u vergiffenis voor. Zonderling dat men zulk eene verschrikkelijke Chrestomathie niet uit de zoogenoemde Classische historie, maakt. Dit zou er lief uitzien. Doch daar zorgen de heeren liberalen wel voor.
Da ihr noch die Schöne Welt regiertest
O wie anders, anders war es da?
[leeg]
February 1.
Van der Houven niet aan 't bureau zijnde was er dus geene aanleiding om zaken van groot belang te aanvaarden en alles liep dus bijzonder stil. 'S middags was ik met mijne Vrouw in de kerk en wij hoorden Van der Broeke met genoegen over de verheerlijking op Thabor. Er waren juist niet veel nieuwe oogpunten in maar hij ging van een Christelijke standpunt uit & ik hoorde zijne voordragt met stichting. Volgens hem scheen het maar alleen op overlevering te rusten dat de hier bedoelde berg de Thabor geweest zijn zoude.
'S avonds las ik nog in Crawford en begon mijne herneming van de taal studie, met Ingermans Masaniello [Inglemans Masaniello].
In Correspondentie niets belangrijks. Lange redeneeringen over Allibi & D Hooft & aanvraag of indien S & P dC daarna door de Courtage rekening het een & ander verhulden dit wel voor de helft voor mijne rekening zoude zijn. Ik wierd daarom eigentlijk een weinig boos. Was het nu de tijd om daarover te denken?
Het was weder bal aan het Hof bij gelegenheid van de Verjaardag van Princes Frederiek. Ik had nog geene invitatie om mij te laten presenteeren & bleef dus stil t'huis.
Verder blijft alles stil in onze betrekkingen. In de H Mij wordt men het meer & meer eens dat wij hier als op een eiland zitten, dat wij slecht geinformeerd zijn en buiten de gelegenheid om met eenige kracht te kunnen werken. Het ontbreekt ons aan vrijving aan de aanraking met de commercieele wereld & duizende omstandigheden ontgaan ons. Het is de eerste maal dat men den handel uit de diepte van een oostersch paleis heeft willen regeeren.
February 2 (Donderdag)
Weder een dag v. stilte. Eene jonggeboorne bij Pieters. Onze Correspondentie zonder bijzonder belang.
In mijne Corr. veel over ter Borg van Steven. Deze goede man schijnt het nu erg bedorven te hebben. Ik bid God voor hem, maar meer nog voor Muller die het niet meer schijnt te kunnen aanhoren wat ter Borg preekt. De brief is belangrijk. Zoo onverdraagzaam is men bij de verdraagzamen.
Dezen middag bij 's Jacob. Wij vonden aldaar de Heer Pabst, lid van den Staats raad, de Heer Metelerkamp, en Van Heyne alle drie met hunne Vrouwen en voorts nog Warin en den Heer Beelaerts van Blokland. Het was mij aangenaam eens over Staten Generaal algemene zaken &C te horen spreken. Ik zat naast Mev Metelerkamp die mij zeer goed beviel daar ik in haar een zeer vrouwlijke vrouw vond, die openhartig en gul over alles medesprak zonder zich op iets te laten voorstaan en die met hart en ziel aan haar man scheen te hangen. Ik improviseerde met warmte over Voltaire & Rousseau hoewel minder uitgewerkt als ik het nog had willen doen. De Geest was echter goed voor een auditorium dat men niet genoeg kent om alles te durven wagen. God ik dank er u voor. Naderhand spraken wij nog over Stat. Gen over de bekwaamheden & reputatien van bijzondere personen onder hen, 'tgeen dan weder zoo eenigzints la carte du pays geeft. Thans zit ik weder bij Lina en denk en schrijf zo over het een & ander na. Aan God alleen zij alles aanbevolen. Ik gevoel dat ik meer zoude kunnen doen als ik thans doe. Doch ook dat mindere is mij heilzaam. Van God komt een kracht werkzaamheid in een woord, alles. Hij weet wat ons nodig is.
Febr. 3. 4 5. Vrijdag - Zondag
Kort kan de inhoud dezer dagen zamengetrokken worden. In sommige opzichten waren de twee eerste nog al dagen v. beproeving daar ik een Geest die niet goed was bij de Directie meer & meer veld zag winnen, daar ik mij werk zag opgelegd hetwelk eigentlijk door het onbekookte van het geen men vorderde, nimmer iets goeds konde opleveren. Ook met S. P d C zag het er voor de toekomst weder eenigzints onrustiger uit. God geef in dit alles geduld & bedaardheid en tevens erkenning hoe veel zwaarder zoo velen om mij heen beproefd worden bv. de goede Van dre Poll door het lijden van zijn huisgen, die brave de Jonge door de ziekte zijner vrouw.
De Zondag werd regt aangenaam doorgebragt. 'S ochtends was de Correspondentie belangrijk & gaf het weder tog nog aanleiding tot eene wandeling. 'S middags leerrede van de Jonge Mounier over de ladder Jacobs. Stijl en voordragt waren duidelijk helder en zonder zigtbare navolging van den een of ander. Eens meer op zich zelve staande, en meer door de ondervinding geleerd, kan hij veelligt nog veel worden in het rijk v Christus, nu was alles nog te veel met bloempjes opgesierd & miste derhalve dien indruk dien men van eene preek verlangt, na mijn denkbeeld te veel.
Inglemans Masaniello las ik met veel genoegen uit ter oefening in het Deensche. Nieuws is hier niet. Eenige mompelingen wegens verdere moeilijkheden in Rusland, eenige droevige sterfgevallen hier zoo als in Amst. ziedaar het voornaamste. De goede Van der Spuy de holland[sche] leermeest[er] der Kroonprinces heeft zijne vrouw verloren, die regt beminnenswaardige hoedanigheden bezeten moet hebben. Met Gerrit zagen wij de Kruisvaarders die mij bij het Ideaal dat ik mij na de vertoning die ik van het zelve in mijne jeugd in de holl. Com zag, bijzonder afvielen. Zoo veel indruk als Karel de Stoute deed het bij Gerrit niet. God geef mij uwe kracht & wijsheid in deze week.
Feb. 6. & 7.
Aan het Bureau gaat alles goed. In mijne aantekening over de H Mij noteer ik waarom ik geloof dat aldaar voor het eerst geduld nodig zal wezen.
Maandag regt genoeglijk & huislijk. Met een brief aan Ret [Retemeyer], en wat lectuur in Crawford & voorlezen aan mijne vrouw was den gehele avond voorbij. De ogtenden beginnen weder iets te worden. Ik nam heden een stuk uit Leviticus.
Wij lezen thans 's ochtends het Ev v Joannis. Ik lees thans den Bijbel met lust. Mogt het mij maar meer indruk voor de gehelen dag overlaten. Mogt ik ene meerdere hebbelijkheid hebben in alles meer aan God te denken. Hoe zwak ben ik nog in dit alles.
Heden middag ontmoette ik bij 'S Jacob deszelfs zwager J Rochussen die door den Koning tot Secretaris van de Kamer v Kooph & opvolger van Westrik benoemd is, hoewel Hecman [Hekman] de tegenwoordige Amanuensis door de Kamer boven aan was gesteld geworden. Het is niet aangenaam zoo in eene zaak te komen. Egter is zijne keuze waarschijnlijk daarop gegrond dat hij eens voor een paar jaren eene Memorie over den handel heeft opgesteld, die door den Heer de Mey destijds aan den Koning is aangeboden. Ik toonde hem nog een & ander van mijn secretariaat & na mijn te huis komst kwam spoedig Scholten opdagen met wien ik nog regt aangenaam over den oude tijd sprak.
Naauw begon ik zoo het een en ander over deze dagen ter nedertestellen of reeds spoed de dag ter einde. Mogt hij in de vreze Gods begonnen & geeindigd zijn. Van Coquerel had ik enen regt goede brief in antwoord op mijne Condoleantie. Ik dankte God hiervoor. In Amst heerscht nog vele finantieele ongerustheid. Steven schrijft dan men Lublink voor suf houdt. Nu, die hebben het geloof ik ook mis. Pau? is dankbaar voor het souvenir.
Feb. 8. & 9 Woensdg & Donderd.
Rust Opgewektheid tot God. Laat het zoeken van zijn rijk het eerste al het overige bijwerk zijn. Overtuiging dat ik mijzelven het eerst moet overwinnen dat het geluk bestaat in lijdelijk te zijn, mij met geduld in Gods wil te voegen in alles & geene gel[?] van eerzucht of wat het zij buiten hem te willen hebben. De avonden t'huis - gene brieven - de Correspondentie wat aangezuiverd dies in alles geheel op eigen kracht of liever op troost & genoegen dat van God & niet van den mensch afstamt, steunend.
Feb. 10 - 14. Vrijdg - Dingsdg
Steeds hetzelfde, strijd tusschen eerzucht & lijdelijkheid. Ik weet dat ik mijn tijd goed besteed heb Vrijdag & Zaturdg avond. Maar dat ik nu juist mij niet kan herinneren wat ik toen gedaan heb, dat hindert mij. Tegen Maart nam ik hier een spreekbeurt aan denkende als dan hetzelfde stuk te lezen, hetgeen ik in Amsterdam zoude voordragen. Nu ga ik niet na Amst. Wat hier nu te lezen. Een afzonderlijk nieuw stuk te maken, daartoe voel ik in het oogenblik zoo gene roeping. Bij mijne tegenwoordige betrekking behoorde dit niet. Ik had het niet moeten doen. Nu moet ik mij redden zoo als ik kan.
Zaturdag avond zaten wij stil & genoeglijk. Het was reeds laat. De deur gaat open & daar staat opeens mijn vriend Durègo voor mij. Hij was diep getroffen door eene tijding dezen ochtend ontvangen dat zijn eenig dochtertje was overleden. Het speet mij regt. Ik had hem zoo gaarne in high spirits
gezien. Ik improviseerde nog voor hem over moed 't geen hem genoegen scheen te doen. Wij spraken over oude zaken en hij werd weder opgeruimder. God wees met hem. Hij wordt zwaar beproefd & weet zich tog altijd boven op te houden. Zijne kindere[ren] moeten zeer knap zijn. Hij heeft veel goeds. Zijne eerste komst, toen hij zijne famille hier bij elkander dacht te vinden was aan het Sterfbed van zijne vriend & zwager Smit die zijn zuster als weduwe met eenige kleine kinder[en] nalaat. Nu komt er dit weder bij.
Het was Zondag heerlijk hemelsch weder. Ik bragt Durego op de schuit na Delft. Hoe contrasteert zulk een trekschuit met de gehele geest der Eeuw. Het weder was regt uitlokkend, ik maakt[e] er ook gebruik van. In het eerst voelde ik mij weder niet vrij genoeg. God hoe hang ik in alles aan menschen & zelfs aan derzelver [onl] oordelen.
'S middags na Wijsz, een goede preek schoon niets bijzonder treffends. Ik was echter Goddank in ene goede & dankbare stemming en wat kan ik meer wenschen.
'S avonds Bosscha hartelijk over een & ander gepraat. Wij konden niet aan Horati[u]s komen. Mijn stijl is te veel, te weeldig, ik wil als ik ene verhandeling schrijf er altoos te veel zaken in brengen. Ik las nog eens mijn vergelijking van Natuur & Kunst. ik weet waarlijk niet hoe men dit heeft kunnen aanhoren.
Vrijdag te voren waren V Hemert & Rappard hier geweest. De laatste is iemand die mij zeer goed bevalt. Mev van Hemert is indedaad eene meer dan gewone vrouw.
Gister Maandg allerlei bezigheden. Aan H[h]et bureau mijnen pligt gedaan op de heete tribune der Stat. Generaal een vervel[en]d discours van Barthélemy gehoord ter verdediging van het project wet, dat omtrent de Wissel voorgesteld was. Hoe veel woorden ontvangt men ook niet in zulk ene Verg. der Staten hoe is er ook geloof ik op het laatst eener discussie de belangstelling zwakjes & hoe is het mogelijk dat sommigen die geenzints orateurs zijn, dan de attentie nog denken te kunnen boeien. 'S av. zag ik bij v Hemert een goochelaar en las [Walckina over de Cortes da fés waarin ik iets vond doch veel meer had verwacht te vinden. DaCosta schreef mij regt hartelijk & J B Ret [Retemeyer] meldde mij veel belangrijk nieuws. De eerste opwelling bij zijn groot nieuws was niet goed. God wij mogen tog gene partij hebben. Christus alleen zij onze Heer.
Heden alles stil. Deze avond vloog weder daar henen. Hoe, weet ik bijna niet. Niet onnut toch zoude ik mij dit verwijten Volstrekt niet, zoo maar de avond zoo maar iederen dag nader tot God voert & er niets verwaarloosd is geworden. In mijne werkzaamheden moet ik meer praktisch werken, minder plannen maken.
Margo schreef vrij melancolicq. Ik antwoorde haar godsdienst[ig?] God geve daarop zijnen Zegen dan is het zeker goed. De bloesem tijd van onze Coterie is verdwenen. Het moet nu de rijpe zomer worden. God ontwikkele bij ons allen de zaden des hoger[en] levens & moge eens Christus ons allen onder de zijne[n] tellen.
15. 16 Woensdag & Donderdg.
Woensd. geheel maatschap[pij]. Ik zag nieuwe uitbarstingen van susceptibiliteit daar waar zulks het geval niet moest zijn. 'S avonds laat was ik nog aan het bureau & vond te huis de dames Van der Houven met wie wij het overige van den avond zeer genoeglijk sleten.
Heden het bureau van weinig belang. Genoeglijk was eene wandeling naar het kanaal hetwelk voor de omstreken van den Haag een nieuw sieraad zal opleveren.
'S middags bij V Ewijck alwaar ik de Jonge & zijn vrouw & jufr Meyer, de heer Swellengrebel & zijne schoondochter de jonge weduwe een geboren Mijnsse vond nevens de Geer van Freis Keverberg & den jonge Rappard. De middag was zeer genoeglijk het onderhoud verscheiden & nog al belangrijk zonder veel bijzonders. Diergelijke uitgangen gemultipliceerd zouden niet goed zijn, een enkele nu en dan is eene aangename verscheidenheid.
Over het algemeen is de staat van zaken gespannen. De Effecten dalen sterk zonder dat men juist weet of vrees voor belangrijke failliten of vrees voor staatkundige gebeurtenissen de oorzaak daarvan is. Het schijnt vooral daardoor veroorzaakt te worden dat er importante partijen effecten ten verkoop na de Amsterdamsche beurs gezonden wordt. In Rusland schijnt alles egter nog niet effen. Onder de zaken die in het kort het meest de attentie gewekt hebben, behoren de discussie in de stat. Gen over de Wissel, de project wet over de erfenissen in Frankrijk en de vrij cavaliere brief door den Directeur van de Roomsche eeredienst alhier, de Heer Gobau [Grobau] aan den aartsbisschop van Mechelen vroeger prins bissch[o]p v Luik gezonden & die zeker velen ergeren moet. In het midden van alle de ongerustheden die overal heerschen dank ik God dubbel dat hij mij hier gesteld heeft. Hij zal uit alles het goede ontwikkelen doch den loop die de zaken der Mij thans nemen, spijt mij.
Zondag 19 Feb 1826
Zien wij nog eens even op deze vervlogene dagen terug. Zij waren voor ons God zij dank, kalm op de Mij woelig, zonder bijzondere beweging, doch voor Amsterdam treurig. De Geldwereld die nog zoo kort geleden op zulke hechte zuilen zoo het scheen rustte, scheen nu geheel en al ondermijnd, en alles wat groot in dezelve was scheen ten ondergang te neigen. Men hoorde spreken over huizen die tot nu toe geheel buiten alle blaam van opspraak gebleven waren. Over Goll &C wierd over het algemeen ook veel gesproken. De Granen huizen schijnen thans van te weinig belang te zijn zoo dat hier naar niet gehoord wordt. In 't gene ik over de H Mij schreef heb ik deze Commercieele zijde dezer zaak beschouwd, doch uit een hoger standpunt is er ook veel in te vinden. Nu zijn het niet meer de hutten der armoede zoo als in het voorleden jaar die bij het voortrukken der vloeden de prooi der verdelging schijnen, maar de rijken zien datgene aan zich ontvallen hetwelk zij als onvernietigbaar beschouwd hadden. Deze wereld die een commercieel rijk uitmaakte en op de zuilen van papier & crediet onwrikbaar gegrond scheen wordt nu als door eene aardbeving aan het schudden gebragt. Dat zij vallen moest was door velen voorspeld, doch daar men deze zoo gevreesde schok nog niet gevoelde, begon men te begrijpen dat zij indedaad niet komen zoude. Ondertusschen was haar val besloten [en?] moest naderen want geen rijk dat tegen God bestaat kan bestaan blijven & het rijk der Rothschilds was even onheilig als dat van Napoleon en moest even als zijn rijk vallen. Nog zijn de Effecten niet tot hunnen vorige stand teruggekeerd en reeds is het kwaad onafzienbaar. Te voorzien, te vertrouwen dat God niettegenstaande deze nieuwe ramp die Amsterdam treft, niettegenstaande het gehele verval van deszelfs handel, tog nog
Amsterdam redden kan, dit wordt voortaan een onderwerp van het Geloof, menschelijke wijsheid kan daarin gene uitkomst zien. Veelligt is het oogenblik nog niet gekomen de ontbinding van deze geldwereld, veelligt is het nog maar eene waarschuwing veelligt ook zal de slag beslissend zijn. Juist herinnerde ik mij hoe Bilderdijk mij eens de gehele instorting dezer wereld voorspelde. Nu moet een twede Thelwall optreden en met mannelijke kracht, doch tevens met Christelijke liefde allen voorhouden hoe alles van God komt hoe hij alle kracht & rijkdom geeft & hoe tot hem alleen & tot genen aardsche afgod het hart gekeerd moogt worden. Laat mij aan mijzelven vernedering & verlochening voorprediken en dan kan ik ook gerust mijnen vrienden mijne stadgenoten aanspreken bij deze rampen die hen thans treffen en hun moed kracht en opzien tot hooger troost mededelen. Welk menschelijk inzigt had het vooruit kunnen zien dat de Aandelen in de H Mij die toen deze nog niet bestond 10 à 15 pc premie golden, thans zonder dat er nog eenig resultaat gebleken zij, Ca 20 pc onder pari zouden staan.
Bij het faill. van Weimar moeten weder vele zaken gevonden worden die niet zijn zoo als het behoorde. Het schijnt dat in deze commissiehandel in Effecten niets gevaarlijker is dan den teruggang terwijl men alsdan om maar surplus te fourneren alles toelegt wat men maar in zijn bezit heeft, en eindelijk zelfs de heiligste onderpanden niet spaart daar men altijd denkt dat dit surplus tog nimmer ingebrokkeld kan worden. God beware allen die aan zulke gevaarlijke verleidingen zijn blootgesteld. Niemand schijnt beklaagd te worden. De overige Reder[s?] Jacobs zijn proportioneel alleen kleinigheden schuldig maar de onrust is nog niet ten einde, & zie daar het grote Kwaad.
Donderdag 23 Feb 1826
Zondag was een aangename dag.Ik was eerst bij Wijs [Wijsz] in de kerk. Het was Jezus voor Cajafas. Hij had veel vuur & ik woonde met veel genoegen de godsdienstoefening bij. Op de preek was wel wat te zeggen geweest. Hij verdedigde om dus te spreken de zaak v Christus & zulks met warmte, doch het was zoo niet het zachte kinderlijke geloof & die toon geschikt tot opwekking van hartelijke overtuiging waarbij men voelt dat allen die vermoeid & beladen zijn tot Christus moeten komen.
'S midd schreef ik brieven. 'S avonds was ik bij den goeden Bosscha den eenigen waarmede ik zoo vrij uit alhier kan spreken, zoo dat dan ook die Zondagavonden daar henen vliegen eer wij zulks vermoeden, gelijk dit thans met mijne dagen in het geheel gaat.
Maandag Een dag geheel aan het bureau gewijd. Het duurde dien ogtend met vergaderen tot half vier, en 's avonds met notuleeren tot half elf. Dit is ook regt goed tusschen beiden
Uit Amst waren de berigten rustiger. Bij de suspensien van Weimar Niemann & W & J de Jonge schijnt het te blijven Men zegt dat de Koning Effecten koopt. De H Mij houde zich weder staande boven de 84 pc.
Dingsdg Diner bij V Hemert alwaar ik Rappard & zijne vrouw & bovendien de Adv de Jonge & egtgenote de Archivaris & Juff Koopmans vond & den Adv de Bruyn. Het onderhoud was levendiger als ik dit nog in den Haag ergens bijna gevonden had en liep meestal over Practizijns advocaten &C waardoor ik een & andere bijzonderheid wegens deze judicieele wereld opdeed vooral over Carbasius & Schonk &C.
Veel wierd er ook nog gesproken over Engelbronner de bekende of ten minsten gereputeerd[e] als Schrijver van de Zedige Bedenkingen tegen DC en redacteur van de Weegschaal. Het procès van dezen moet
daarom belangrijk geweest zijn, dewijl er gehele factive geschiedenissen van personen die nooit bestaan hadden in kwamen, en hij deze met eene bewonderenswaardige vlugheid, om dus te spreken wist te improviseeren.
Gisteren Woensdag was de dag zeer stil. Wij maakten zamen ons financieel budget en zaten regt genoeglijk bij elkander.
De finantieele wereld in Amst gaat beter, doch de juichtoon wordt reeds aangeheven, hoewel de zaken, na mijn inzien, nog geenzints liquide zijn. Bij Weymar springt de famille bij. Claude moet zich daar in volg[ens] een brief v Pauly zeer goed gedragen hebben zoo als Dit altijd in grote gevallen met hem is. Zie brief v Dwars over de toestand der fam Weimar.
De brief v Dwars gisteren over de kennismaking met ter Borg is allerbelangrijkst. Deze twee goede & christelijke zielen waren wel geschikt om elkander te ontmoeten. Het is voor beiden een troost. Belangrijk was de brief van heden van J B R [Retemeyer]. Dat het centrum van den strijd in de Meniste kerk [zich] vertonen zoude, was na al het gebeurde wel te vrezen doch wie had dit voor weinige Jaren toen alle de Menisten in hoge bewondering voor ter Borg stonden (ten minste op weinige na[)] kunnen vermoeden. Ik schrikte er van dat Oom de Vos aan het hoofd der practicale oppositie stond en dat Muller zich zoo danig had uitgelaten tegen t B. Laten zij niet getuigen tegen den geest Gods. God zij met dit alles. Laat ieder er voorzichtig en met huivering over spreken en in handelen. Het eenige dat ik vrees dat ter Borg misschien te veel de Godheid van Christus zonder deszelfs menscheid gepredikt zal hebben, en dat dit aanleiding tot ergernis & lasterij zal geven. Aan dC en Dwars schreef ik heden eenigzints daarover. Veel staat er in dezen te vrezen, doch God heeft gezegd dat de poorten der helle zijne kerk niet zullen overweldigen en het rijk Gods zal uit alles weder heerlijker te voorschijn komen. Nog zie ik mijnen Goeden vader met de steek in het zwart terug komen uit de kerk, toen de vereeniging met de Zon plaats gevonden had.
en nu wie weet welke scheiding weder te wachten staat, want zoo kan het zoo niet voortgaan. Dat voelde ik wel toen ik in Amst was, dat alles palliatif was en dat het verder moest komen. Hoe gelukkig dat ik thans niet in Amst woon. Ook daarin had Gods zegen mij kracht en volharding in alles kunnen geven, doch mijn hart zou op te vele wijzen verscheurd zijn geworden.
De Jonge verhaalde mij dat het algemeene gerucht in den Haag was dat Dirk Hogendorp, zich volstrekt aan alle gezelschap en omgang onttrok, alles als zonde beschouwde en zich alleen met deze boeken ophield die over de hoogste begrippen van theologie handelden. Dit kan ik mij voorstellen, maar dat hij sprekende met een ander gezegd had dat men hier weten kon of men uitverkoren was, & dat hij dit indedaad was, dit moet op een misverstand rusten. Ik wil hier geen praatjes omtrent den eene of andere verzamelen, doch ik reken het tot pligt alles wat de zoogenoemde DaCostianen betreft, gelijk ik zulks van den beginne gedaan heb. Ik heb Dirk Hog. niet gezien nog ergens ontmoet, sedert mijne komst alhier. Toen ik te Amst was zag ik hem een oogenblik bij DC.
Theobald v Stilling viel mij om dus te spreken in handen. Zonderling is de waarschuwing tegen dweeperij door iemand die bij velen zoo zeer de naam had van Dweeper te zijn. Veel leert men in dit boek vooral wegens de mystiken in Duitschland in het midden der vorige eeuw. Zonderling is het hoe deze meestal ook het denkbeeld van het duizendjarig rijk v Christus op aarde en van de wederherstelling van alle dingen hadden zoo dat dC. eigentlijk de grondbeginselen der Orthodoxen en de Mystiken uit dien tijd schijnt te vereenigen. Men ziet uit de gruwelen die de menschen door een beginsel van Vroomheid begingen, hoe de Satan, want deze bestaat toch, ons overal strikken legt & hoe de kiem tot het boze zelfs in het heiligste verborgen ligt. Goede God geef mij licht in dit alles.
Maandag 27 Fe.b 1826
Donderdag avond 23 f gingen wij souperen bij Carbasius en vonden aldaar D. Dermout met zijne vrouw & dochter, Mirandolle & zijne zuster & Mev. Scheffer. Over Dermout schreef ik vroeger nog al. Door de DaCostiaansche partij wordt hij al vrij zwart afgeschilderd doch ik begreep dat ik hier niet op af mogt gaan, en met opzien tot God door eigen oogen zien mogt. Het Resultaat is dat mij Derm. wat het uiterlijke betreft, goed beviel. Over het innerlijke kan tog niemand oordeel[en]. Wij spraken onder andere veel over de Godheid v Christus in welk leerstuk hij veel belang scheen te stellen. Ik geloof eigentlijk dat Dermout orthodoxer in zijn hart is dan hij het zelfs weet. Misschien heeft de lust tot behagen in die algemene duizeling die in zijnen tijd bij het horen der woorden van verlichting & beschaving heerschte, hem veel medegesleept. Zijn uitspraak is nu en dan wel eenigzints gezocht; op andere oogenblikken treft dit echter weder minder. Hij heeft wel iets paussigs zoo als Lange bv. Zijne gebeden voor & na de tafel bevielen mij zeer goed. Ik sprak vrij uit en noemde ook dC. & C zonder het tot strijdpunten te brengen. Over ter Borg sprak ik nogal uitvoerig daar Dt. scheen gehoord te hebben dat het bij ter Borg meer ene bazis van filosofie als van Bijbelkennis was, 'tgene ik natuurlijk tegensprak. Dt prees zeer de preken van D. Messchaart over Joannes & vond dezelve wat het eerst[e] Kapittel van Joannes betreft, bijzonder eerlijk gesteld. De anecdote van Schim. [Schimmelpenninck] dat V. d Palm hier Agent van de opvoeding zijnde, geheel den lust tot zijne vroegere studie verloren had, bevestigde hij geheel en al & zeide hoe dat V d P hem dikwijls gezegd had door hem weder aan het kerkgaan te zijn gekomen. Verder liep het nogal over anecdote[n], gebeurtenissen van den dag &C Dermt. gaf mij tot stof van improvisatie op de liefde volgens het Evangelie.
Ik droeg zorg de Liefde niet van het Geloof en de hoop te scheiden. Het scheen goed geweest te zijn, hoewel het mij naderhand speet dat ik er vele zaken niet ingebragt had. Wij scheidden in eene zeer goede stemming en was ik dankbaar voor dezen avond. Tot grote vreugde was mij een nieuwe blik in het hart van Mirandolle geweest. Dit is waarlijk een man naar Gods hart, en Christen in geloof en werken en terwijl men zich over zijn ongeluk bedroeft, kan men niet nalaten met hartelijke deelneming en aanbidding Gods zijne nedrigheid zijn ootmoed zijn heerlijke eenvoudigheid gadeteslaan, die moeten doen uitroepen Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen God zien. Gods genade is met dien man die ook in de diepe droefheid gezegend is het geen ook Derm. [Dermout] volmondig erkende.
Vrijdag 24 feb 1826 Dag aan het bureau, niet zoo zeer druk, als door het talmen & de gedurige afwisselende luimen van Cénie onaangenaam gemaakt. Hoe klein ben ik egter mij dit alles nog aantetrekken. Die zulke kleine onaangenaamheden, die eigentlijk niets betekenen kan overwinnen, weet veel & sluit zijn hart voor menige verleiding ten kwaden.
'S avonds met Caroline naar Diligentia waar de jonge Gevers een gedeelte van zijn reisverhaal & dit wel over Sicilie voorlas. Het was voor iemand die niet als autheur optrad zeer goed geschreven, hoewel de aanmerkingen over den invloed van het slechte gouvernement de vadsigheid der monniken &C niet nieuw waren maar wie kan juist altoos wat nieuws in ene reisbeschrijving leveren. Zeer verwonderd was ik mijn eigen naam te horen toen hij meldde ene slecht[e] improvisatie te hebben gehoord. Dit was geen Scriggi van Rome, geen de Clercq van Amsterdam. Ik was er confus van, & wist niet hoe te kijken. Hoe ijdel ook zulk een roem is zoo iets doet tog altoos genoegen en er lag deste meer beschaming voor mij in want ik moet openhartig bekennen dat toen hij de naam van Scriggi het eerst uitsprak er zoo een klein gevoelen
van jalousie bij mij opkwam, als of ik zeggen wilde Nu, hij kon van mij toch ook wel eens spreken. O wat is ons hart arglistig & hoe bedriegt het ons. Hetgeen deze lezing bijzonder aangenaam maakt[e], was, dat het teves eene tentoonstelling van door den Autheur gemaakte, & na mijn inzien fraaie tekeningen weges deze reis was, waardoor nu oor en oog te gelijk genoten & deze avond eene zeer aangename herinnering aan Trinakria bij mij achter liet.
Men had dezen avond een pakje bij mij te huis gebragt & dit reeds vroeger, waarin ik het gesche[n]k van twee werkjes van da Costa vond namentlijk zijne Dichterlijke Krijgsmuzijk en de vertaling van de preek van Dom Bähler. Dezen laatste ken ik niet. Hij heeft vroeger, ik geloof bij gelegenheid van het boekje van da Costa eene preek gehouden ten gunste van hetzelve uitgegeven, die, zoo ik mij niet bedrieg nog al aanleiding tot spotternij heeft gegeven. Zijne Vrouw heeft verzen uitgegeven, welke door da Costa gecorrigeerd zijn. Het vers voor deze preek zoude ik nimmer gezegd hebben dat van dC was. Er is dunkt mij iets flaauws in & minder dan ik bijna ooit iets van hem las. Van de drie verzen van zijne Krijgsmuzijk kende ik Jericho en Oorlog & Vrede die regt krachtig zijn. Het Oostersch is er misschien meer in gebragt dan onze poezij het gedoogt. Zijn Israel & Nederland beviel mij minder. Moeilijk is het dezen vaerzen te beoordelen. Zij zullen zijne vrienden gene nieuwe kracht geven, zijne vijanden niet bekeeren. Het is meer zoo eens op de trompet blazen ten einde te tonen dat hij er nog is en nog in volle kracht op de wacht staat.
Zaturdag 25 feb Ik had dC. en Dwars geschreven dat ik vreesde dat bij het verkondigen van de Godheid v Christus men niet genoeg met den geest van onderscheiding zoude verkondigen en daardoor gelegenheid tot misverstand geven. Schoon ik t B niet had aangeroerd begreep d C zeker wel dat het daarop doelde en schreef mij een langen
brief over dit belangrijk leerstuk. Goede God geef mij een eenvoudig & krachtig geloof.
Aan het bureau nieuwe kleine onaangenaamheden van C[Cénie]. Mogt ik mij dezelve tog maar niet aanttrekken.
Op de Tribune der Stat. Generaal hoorde ik nog een gedeelte der discussie over de negotiatie der 20 /mill. V Alphen had zoo ik hoorde toen ik kwam, reeds over de twee uur gesproken. Hij had de gehele geschiedenis onzer kolonien, het gehele Indische staatsbestuur doorlopen. Het moet te lang geweest zijn; nu en dan sprak hij zeer zwak (wat zijn stem betreft). Zijne conclusie was krachtig. Corver Hooft deed een hevigen aanval tegen de wet en nog meer tegen de H Mij & ging zelfs zoo verre dat hij zeide te geloven, dat de onlusten, die thans in Java heerschen reeds ontstaan konden uit de geforceerde verkopen die aan de Mij gedane wierden. Verre dat deze aanval eenig effect gehad heeft deed zij zelfs vele zuidelijken, die alle deze door zoo weinig daadzaken gestaafde aanklagten kwalijk namen de parij van het Gouv kiezen. Heden (Maandag) is de discussie voortgezet. De H Mij is door vele Brabanders onder andere door den heer Le Hon van Doornik die haar als zeer nuttig voor de fabrijken beschouwende sterk verdedigd & met 72 stemmen tegen 6 is de wet doorgegaan. Indien is voor de Brabander[s] gewichtig daar zij aldaar eene der belangrijkste débouchés voor de fabrikaten van het Zuiden ontwaart & hierdoor is derhalve het belang van Noorden & Zuiden omtrent dit punt éen.
Thuis vond ik Messchert, met wien ik zeer genoeglijk dien & den volgen[den] dag doorbragt & gelegenheid had meer & meer de opregtheid van zijne godsvrucht & de zuiverheid van zijn hart te waarderen. Ce n'est pas un homme brillant maar het is een juweel van een mensch. Hij bragt zijn portefeuille met aantekeningen mede & wij rescontreerden nu onze DaCostiaansche annotatien sedert wij elkander het laatst gezien hadden. Hij had bij zijn verblijf
in Amst dC & C veel gezien. Hij had met Mev Bild, & Thelwall & Hogendorp bij dC gegeten. Deze had hem toen nog herhaald volstrekt gene scheuring in de kerk te willen maken, doch te begrijpen dat er eene afscheiding van zelve zoude komen & dat er een nieuwe kerk ontstaan zoude, waar de Orthodoxie gepredikt zoude worden, zonder formulieren. Zeer genoeglijk had Messchert met den jongen Frans Smeer gesproken die zeer hartelijk voor den Godsdienst gezind schijnt te zijn. De gevoelens van Tollens schijnen nog zoo in dezelfde ebbe & vloed te blijven. De arme Nierstrasz sukkelt nog al. Dom. Cock deszelfs grote Vriend, moet wegens zwaarmoedigheid, van den predikdienst afzien. Met Messchert stemden mijne gevoelens over vele punten overeen. Wij deelden elkander mede, wat wij dachten wat wij vreesden maakten egter gene algemene besluiten en voornemens op en waren van gevoelen dat ieder zich zelven moest onderzoeken en dat de tijd veel ontwikkelen zoude.
Limburg Brouwer schrijft aan Messchert uit Luik & beklaagt zich over den gruwelijken toestand aldaar met opzigt tot den Godsdienst terwijl er gene middenweg tusschen het grofste Pharizeismus & Sadduceismus, tusschen Jezuiten & Atheisten schijnt te vinden te zijn. En dan Kinker tot Collega! God geleide hem daar en doe hem dienstbaar zijn tot verspreiding der waarheid.
Zondag 26 feb Ook van dezen dag wierd het grootste gedeelte in regt aangenamen gesprekken doorgebragt. Wij beide geloven dat die leer welke de Bijbel op de zoo genoemde orthodoxe wijze verklaart daarom de ware is, dewijl alles daar in kan worden opgenomen, niets verdraait behoeft te worden en Oude & N Test volmaakt op elkander sluiten. Duister blijft er egter in ieder opzigt nog veel over. Dit zijn wij ook eens dat de poezij van dC verband in vele zaken zoekt, waar wij
waar wij dit wel voor mooglijk houden, doch niet geloven dat zulks nodig ter zaligheid zij. Bij C. erkennen wij dezelfde opregtheid wel is waar doch een zekere hang tot dweperij.
Wij hoorden bij del Prat eene goede preek over Christus voor Pilatus. Het was meer eene preek voor het verstand dan voor het hart. Er waren goede argumenten voor de waarheid en geloofwaardigheid van het Christendom, en practische lessen wegens het zien op de vernedering v Christus, wanneer wij eens zelve ons weges kleinigheden vernederd wanen, die ik zeer tot mijn eigen nut gebruiken kon. Medeslepen kan deze man nooit.
Van daar af deeden wij eene uitmuntende wandeling over Klucht & zoo het bosch terug. Wij genoten dezelve regt. Tehuis lazen wij in Smits & Van der Pot & verplaatsten ons in den geest dier tijden. Messchert had twee delen Navonkelingen van Bild. meegebragt er is veel uitmuntendst in hetgeen hij mij daarvan voorlas. Holland en Amsterdam bevielen mij zeer goed. Geschreeuw zal er weder genoeg over komen.
'S avonds toen wij Jan Bosscha & zijne vrouw wachtten, kwam er met eene recommandatie brief van den Heer Grégoire, een franse Docter Gaymar genaamd, die met Capt Freycinet op de Urania die de wereld omzeild & en bij de iles Malouines gestrand was, de reis gedaan had en zich nu weder in April in Toulon op de Astrolabe zou inschepen. Het doel was voornamentlijk om Nieuw Guinea te bezoeken den Straat van Torres nader te leeren kennen en ook eenige informatie van la Peyrouse in te nemen. Hij verhaalde nog al een & ander van het verblijf op de Malouines waar zij van Pingouis en van zeekalveren hadden moeten leven, van zijne verdwalingen op Nieuw Holland 'tgene hij nog niet idealiseerde, van de fraaye Messen en kannen die zij nu voor de Papous op Nieuw Guinea hadden medegenomen, van de zucht der Indianen om in het rood te worden.
geportraiteerd en eindelijk van deze opmerking door hem bij de wilden gemaakt, dat hoe lelijker de vrouwen hoe jaloerscher de mannen waren. Te Owyhio bieden nog de mannen hunne vrouwen aan de vreemdelingen aan.
Maandag 27. Hartelijk afscheid nam ik van Messchert. Onze gesprekken waren voor ons beiden goed geweest, daar wij ons hart eens hadden kunnen luchten en daartoe, voor deze onderwerpen niet altijd gelegenheid is.
Een brief van Jan Retemeyer die mij weder veel stof tot denken gaf, het schijnt dat de laatste preek van ter Borg over Jezus voor Pilatus alles in het harnas heeft gejaagd zoo dat niet alleen Muller & Koopmans zich zoo sterk tegen hem verklaard hebben, maar ook eenige der Diakens hem bezocht hebben om hem tot andere begrippen te brengen en hem verantwoordelijk te stellen, voor de scheuring die door hem zoude kunnen ontstaan. God gij zult dezen gemoedelijken Christelijken man in dien strijd ondersteunen. Uw bijstand alleen kan hem hierin kracht geven, doch hoe hoog en hoe vast staat hij ook dan. Hoe is het mooglijk dat de man anders zoude kunnen prediken om menschen maar te behagen. Ik heb mij bij mijn verblijf te Amst. in deze zaak voorbarig gemengd. Ik kon hier geen hersteller van de Eendragt zijn & de toon waarop ik mij desweges bij deze en gene gelegenheid heb uitgelaten is misschien niet goed geweest. Jan Ret [Retemeyer] schreef mij dat ik een klein hart had. Ik nam dit kwalijk in het eerst & bij het nadenken vind ik tog maar dat hij gelijk heeft. Ik wil dat alle ten allen tijde even zeer met mij ingenomen zullen zijn. Dit is immers onmooglijk.
Ik leide heden in eenen brief aan F. [Fock] mijn post in het Vijfmanschap neder. Dit was nu de tijd; thans is het nog kalmte & wie weet welk een onrust ook daar in kan komen. Het is moeilijk bestendige inrichtingen in de onbestendigheid te maken, en wie weet hoe vele onrust & moeilijkheden deze inrigting nog verwekken kan.
Feb. 28. Dingsdag.
Belangrijk is het uittreksel dat mij Lublink heden uit eene verhandeling van ter Borg geeft. Het was weder Democritus & de Abdesch de man had weder gelijk & zijne bedillers & veroordeelaars hadden hem niet begrepen.
Steven schrijft weder handelnieuws. Tot mijn leedwezen verneem ik, 't geen ik lang vreesde dat Van Kooten zijn betalingen weder had moeten opschorssen. Ziedaar dan een man, die met het eerlijkste hart van de wereld voor de derde maal faillleert.
Wij hadden Diner bij de Jonge de Advocaat heden, en vonden aldaar den Heer & Mev van Hemert, den Heer & Mev van Lange van Wijngaarden, den Heer Quarles een Zeeofficier zoo ik geloof, den adv de Bruin, en Heer Van Balverden [Van Balveren] Adjudant des Konings, de heer Bijleveld Burgemeester van Middelburg Lid der Staten generaal en eene Jufr van Oudshoorn bij den Heer Cau die zich ook aldaar bevond, gelogeerd[, en] eindelijk de jonge Gevers. Ik herkende de heer Cau niet en had mij bijna bijzonder onvoorzigtig omtrent hem uitgelaten 't geen eene goede les was. Uit pligt en discretie moest ik wel improviseeren vis à vis Gevers en dit gaf mij ook den moed om Sicilie te behandelen, daar ik er anders weinig lust toe gehad zoude hebben. Er was veel goeds en vooral in het laatst. De rijkdom der materialen hinderde mij in het begin, waardoor dit minder vlot ging. Naderhand zong Bruintje regt goed. Het grootste gedeelte van het gezelschap verliet ons reeds vroeg; daar het´s avonds partij aan het hof was. Ik heb indedaad veel vriendschap voor de Jonge & zijne vrouw & Mev v Hemert & ook voor haar man die geloof ik wel waard is meer gekend te worden. Indien ik nu echter deze overige haagsche wereld beschouw, zoo is dezelve al heel droog & zonderling. Over mijne Memorie &C kreeg ik veel complimenten, niemand sprak van het hogere alle van het sterke. De Heer van Balverden, die misschien nimmer van mij, nog over improviseeren had horen spreken begreep volstrekt niet wat het was. Hij scheen meer met de helden dan met de barden bekend te zijn. God hoe arm is deze wereld, hoe rijk daarentegen is het leven van die genen die Christus liefhebben en die zijne gemeenschap zoeken te verwerven.
Maart 1-4. Woensdag - Zaturdag
De dagen zijn stil naar het uiterijke & dit dubbel dewijl Cénie na Antwerpen is; wat er in de Mij passeerde heb ik opgegeven.
Mijne avonden bragt ik genoeglijk door. Theobalds twede deel beviel mij zoo goed niet dan het eerste. De Maconnerie komt er op het laatst zonderling in als ook de plotselijke verheffing van den held.
Vele goede voornemens nam ik of ik dezelve zal uitvoeren weet ik niet vroeg opstaan & mij eens geheel aan mijne Extractomanie te ontheffen ten einde meer oorspronkelijk te werken. Dezelve heeft mij veel goeds gedaan, doch het zou nu slavernij worden en dat moet niet. Het zal mij moeite kosten dewijl het denkbeeld van lezen & extraheeren bij mij zoo danig tot een gesmolten is, doch wij zullen het beproeven.
Heden ontving ik een brief v. Thijs die ook in de tegenwoordige omstandigheden niet gespaard is geworden. God zij met hem in kracht van ziel & ligchaam want hij heeft het beide nodig.
Welk een toestand voor een man als V. Bommel, bezitter van zulk een alleraanzienlijkst fortuin, meest door zijn huwlijk verkregen, en die nu op eenen reeds gevorderde ouderdom, met dertien kinder[en] voor zijn famille voor den dag komen & bekennen moet, dat hij zijn geheel zoo aanzienlijke vermogen verspeculeerd heeft. Tegen zoo iets is tog geen fortuin bestand. God! hoe weldadig hebt gij mij gered in 1820.
Onze goede Vriend Kerkhoven is dan in de Letteroeff als rijmelaar behandeld. Het spijt mij maar indedaad toen wij in K & V nog als jongens bij elkander zaten dachten wij geen van allen dat zoodanige verzen gedrukt zouden kunnen worden. Gelukkig dat men zijn Aan een standvastig gebleven meisje niet onder handen genomen heeft.
Maandag 6 Maart 1826
(vervolg - Zaturdag)
Zaturdag avond was het nog prié bij ons. De fam Kool was nog niet in haar geheel bij ons geweest. De oude man is waarlijk een joviaal & rond man, die mij wel bevalt. Deetje is regt lief Chris viel mij zeer toe & wist over vele dingen te praten. Het is waar dat middenmatige menschen dikwijls meer voldoen als grote Genien. Zij vallen toe, & de anderen dikwijls af. Ook de Heer Huet & zijn vrouw waren bij ons. Zij is eene jufv Huet van zich zelve eene levendig[,] een aardig klein brunettetje die vroeger Caroline gekend & haar hier beleefdheden aangedaan had. Ik was echter van allen kanten zoo ondergerigt geworden dat Huet niet iemand voor mij was, dat ik volstrekt de zaak van mijn kant niet durfde aanvatten. Toevallig ontmoette ik hem op het lees college & had toen gevonden dat hij nogal liefhebberij in geschiedenis & letterkunde scheen te hebben. Zijn toon en manieren vond ik juist wel wat ruw, doch alles laboreert hier in den Haag zoo zeer aan eene te grote afschaving dat men wel eens een Contrast wil zien. Wij zagen Platen & boeken en daardoor was er tot tien uur volstrekt gene behoefte tot kaartspel, het welk dan ook, zonderling genoeg nog geloof [in=ik?], niet in huis zedert onze komst alhier figureerde. Aan tafel ging het goed dewijl (Francois & zijne vrouw waren er ook) alle elkander kenden & er dus honderde kleinigheden van den dag verhandeld wierden. Ik geraakte nog aan het improviseren & dit wel over het niet zeer rijk onderwerp van Numa Pompilius. Ik kwam in mijne twede gedeelte goed te huis op den godsdienst van Christus, die bij de rijpheid der tijden, die van Numa verving & dat op het tijdperk toen de Heidenen zelven het aanbreken van een nieuw tijdvak vooruit zagen. In alles zit tog wat heerlijks, konden wij maar altijd het goede standpunt vinden.
Zondag. 5 Maart.
J Fo [Jacob Fock] schreef mij hartelijk; de nederlegging van mijne hoedanigheid in dezen is aangenomen. Dit had ik niet gedacht dat bij leven & welzijn ik de eerste afscheid uit deze vereeniging zoude nemen. God zij met hen. Kwam er eens eene scheuring dan ware hun post allermoeielijkst. Fock spreekt van openhartigheid. Ik weet niet of het nu mijn pligt is met hen over de zaak van t B [ter Borg] te beginnen te corresponderen?
Wij hadden eenen genoeglijke ogtend, vooral toen het weder nog ophelderde & ik met mijne vrouw na het eind der Waterpartij wandelde. Ik konde nog liever met haar zijn haar nog meer opwekken. Mijne voornemens zijn goed.
Op de Societeit vond ik Daan Crommelin van Haarlem, nog een zeer oude kennis van mij, met wien ik in de particuliere kamer van Wertz nog menig uurtje gesleten had en die mij toen veel boeken leende &C. Het was mij regt lief hem eens te zien. Hij heeft ook al drie kinderen gehad, waarvan er twee in het leven bleven.
'S middags ene preek van Dermout gehoord over Christus veroordeeld voor Pilatus waarin veel stichtelijks was. Het bewijs van de onschuld van Jezus uit de vrijspraak v. Pilatus was goed uit een gezet en alles op eenen gemoedelijke treffenden toon. Nu ik eens aan den dienst der Geref gewend ben sticht mij dezelve meer als vroeger de Meniste[n] (ter Borg uitgezonderd). De Gebeden zijn minder philosophisch & redeneerende, de Gezangen zijn meer godsdienst[ig] meer op Christus toepasselijk, zoo dat alles een Christelijker geheel oplevert.
'S avonds bij Bosscha eenvoudig & hartelijk. Ik dank God voor deze zoo kalme, zoo rustige betrekking. Wij praten over het gebeurde der vorige week, lezen eene enkele Ode van Horatius, eeten & dan is het reeds tijd tot vertrek. Bosscha krijgt weder meer toevloed van privaten als andersints, 'tgeen een grote zegen voor hem is, & die hij ook zeker met volle dankbaarheid zal erkennen.
Maandag 6 Maart 1826
Een lange brief van Steven. Zijn toestand is waarlijk ver van aangenaam, doch het zal zich zoo ik hoop en wensch alles ten goede ontwikkelen, en hij daardoor geleerd worden geheel op zijne eigene beenen te staan.
Ik begon mij met kracht op het Grieksch te werpen en zal eens zien of ik het uithoude. Ik ben ten minsten met veel lust begonnen en wil beginnen met al hetgene natelezen, dat ik vroeger bij Bosscha & daCosta vertaald heb.
Alleraangenaamst was ik verrast geworden door de inzending van twee preeken van ter Borg. 'S avonds las ik mijne vrouw de eene voor over Matt 12 v 29. Dit moet dan nu de zoogenoemde Satans preek zijn die zoo veel ergernis verwekt heeft. Met het uitstekendste genoegen heb ik dezelve gelezen en hoop dezelve nog te herlezen. Nimmer zag ik zoo sterk dat de wijsheid Gods dwaasheid voor de menschen is. Had ik deze preek gehoord, zoo zoude ik tegen Muller bij mijn verblijf in Amst op een geheel anderen toon gesproken hebben. Zoo heerlijk is hier het verderf in onze natuur, de verzoening door Christus en de wijze hoe of God door ons op onze medemenschen werken kan, voorgesteld dat het zeker ieder die behoefte heeft aan Christus ter intentie treffen moet. O mogten wij deze behoefte aanhoudend gevoelen. Toen op dat oogenblik gevoelden wij dezelve ten minstenen& wij hadden eenen heerlijke avond en de herdenking in alle de weldaden Gods, en in het uitzigt op alle de zegeningen Christi in de toekomst. Regt hartelijk zagen wij nu in dat licht alle onze betrekkingen. Goede God zegen de voornemens toen genomen, en heilig ons in uwe waarheid op dat wij mogen zijn als kinderen in de wereld en dat het streven naar uw welbehagen ons het hoogste doel zijn moge. O de lezing van die preek zal ik niet ligt vergeten.
Dingsdag 7 Maart
Geheel anders was weder de wending & het onderhoud van dezen dag. 'S ochtens ontving ik zeer onverwacht berigt dat Thijs en zijne vrouw dien dag bij ons zouden komen, dat mij zeer verheugde. Zij kwamen dan ook om eetenstijd & wij hadden een allergenoeglijkst onderhoud den gehele avond. Het was een genot voor hem zijn hart eens te kunnen uitstorten. Hij wordt in dezen beproefd doch het zal hem alles ten zegen verstrekken, dit vertrouw ik zeker want hij heeft een innig kristelijk hart; zoo dra de doornen van de wereld er eens uit zijn, zal alles heerlijk op bloeien. Hij moest eerst geblaseerd worden van deze wereld die hem omringt en daarvan begint hij nu al het ijdele en elendige intezien, hoe men zich indedaad verbeelt door veel arbeid & inspanning een aanzienlijk Kapitaal verzameld te hebben en hoe dit Kapitaal opeens onder den voeren wegzinkt. God wat is tog deze geld wereld & deze te ver gedreven industrie die als dan wezentlijk een ongeluk wordt & die echter door zoo velen boven God gesteld wordt. Het is verschriklijk eenen man als VB [Van Bommel?] opeens van zulk eene hoogte nedergestort te zien en dan opeens alles wat zoo heerlijk zoo gul, zoo edelmoedig in voorspoed was, listig verraderlijk en verachtelijk in tegenspoed te zien worden. Wat beduidt ook derhalve dit oppervlakkige oordelen over den menschen zoo lang alles hun goed gaat, zij in voorspoed leven &C. Ik merkt dit zoo dikwijls bij mij zelve, hoe anders men den mensch beoordeelt als men met hem in eene eenigzints onaangename betrekking komt. Dit blijft waar dat het verderf overal bestaat, al breekt het overal niet naar buiten uit. Christus alleen verlost ons van hetzelve en geeft ons gelegenheid den sterkeren te binden. Mogten wij daarvoor het wezentlijke gevoel door Gods genade bezitten dan waren wij gene onderdanen van deze wereld maar boven dezelve verheven.
Woensdag 8 Mt
Uitgang bij V d H [Van der Houven]. Dit is zoo regt rustig. Men houdt zich daar precies zoo als men is, behoeft zich niet te geneeren & de overtuiging die ik van den eenen kant van de knapheid van Van d. Hou heb gevoegd bij den aangename indruk van de Godsdienstige toon die in dit huishouden heerscht, maakt mij het zijn aldaar bijzonder aangenaam. Niemand vonden wij aldaar dan Rappard & zijn vrouw menschen die ik waarlijk lief heb & hunn broeder die ook een goed mensch schijnt; voorts nog de dochter v Scholten. Ik improviseerde zelfs twee maal eens over Herculaneum & Pompeji de laatste maal over een lamp om te bewijzen dat de gedachte het sujet & niet het sujet de gedachte vormde. Ik had goede denkbeelden, doch er was niet genoeg eenheid in, het vloeide nu en dan niet bijzonder goed. Na den eeten spraken wij nog veel over de Mij & toen wierd ik wede[r] Voorlezer van den Naprater maar eerst nog over het eerste en laatste gedicht uit het Krijgsmuzijk van dC. Dat was waarlijk een heldenstuk. Zijn vrede & oorlogzang beviel mij thans beter dan bij vroegere lectuur. De Naprater is eene soort van de personeele bladen zoo als de Graauwe man &C die nu & dan in Amsterdam uitkomen. Deze schijnt egter voornamentlijk de eerste coterie tot voorwerp van zijne schichten genomen te hebben en wat algemene trekken betreft, vindt men hier & daar wel wat aardigs, doch personeele allusien zijn altijd ten hoogste aftekeuren daar iets zoodanigs de vertrouwelijkheid geheel stoort.
Het onderhoud was v[?] zeer huislijk, genoeglijk, & van die uitgangen waar men indedaad verpoost. Dit is nu weder een groot Contrast met de grote Societeit die hier bijna dagelijks dan hier dan daar vergadert, in Thé's met 33 speeltafeltjes. Dit gaat hier alles in een roes voort, tot na Paaschen op eens het uitgaan in die coterie, als met een interdict getroffen wordt & de buiten lucht weder fashionable begint te worden.
Donderdag 9 Maart
Maart scheen op eens in Juny veranderd. Het was een heerlijke helder[e] dag. Reeds 's ochtends waren wij op de buitensingels. Gerrit had eene kinderlijke vreugde in alles wat hij zag. Ik erkende den oneindigen zegen die ik geniet.
Weinig beduidende brieven. Aan Steven eens mijne opinie geschreven over het lange uitbijven eener nota. Het spijt mij, maar zijne exactitude valt mij niet toe. Hij erkent het zelve wel, maar moest het spoediger zien te verbeteren.
'S avonds bij Francois alwaar de volgende waren. Zijn broeder & zuster. De eerste kwam eerst p Diligence terug v Amst. De vrouw is eene Juff Wegers. Bij hen was gelogeerd & derhalve mede aanwezig eene Juff Hooft die zich egter Mevrouw liet noemen. Zij is vroeger met een Heer de Ridder getrouwd geweest doch van dezen weder gescheiden & nu gaat zij een Colonel Heshuyzen trouwen. Zij had een klein postuur doch nog al veel vivaciteit & scheen zich vooral voor oudheden & ruines nog al te interesseeren. Voorts waren er Bosscha met zijne vrouw & moeder, Carbasius & egtgenote een jong advocaat Hamelsveld, en Beelo [Beeloo]. In het begin zaten wij vrij prozaisch en ongeregeld om den haard. Francois kwam niet los. De Recensie wegens Kerkhoven, de val in de fondsen en eenige anecdotes die door Francois nog al gerekt wierden bragten ons aan het Souper op eene nog al sleepende wijze. Het was gelukkig geene Collation, en alles ging geanimeerder dan de vorige maal in die Kamer waar men benedenwaards gaande inkomt & die volkomen gelijkheid met de Kajuit van een schip heeft. Nu begon alles levendiger te worden. De vertellingen van Francois wierden minder langzaam hoewel zij nog mysterieus bleven. Van allen kant aangevallen wordende beriep hij zich altoos op zijne vrouw. Een verhaal van alle de heerlijkheden op een vrijmetselaars broedermaal waar Smits en de Kruyf
zich onder ander[en] hadden laten horen, deed nu een discours over de Vrijmetselarij geboren worden, waar veel gewone argument[en] heen en weder vlogen en de schermutseling eindelijk tusschen de twee broeders levendig wierd waarvan de eene verklaarde veel in den geopenbaarde godsdienst te stellen, doch echter verre te zijn van het systema van den Heer Bilderdijk door daCosta nog gepurifieerd, aan te hangen. Ik improviseeerde over het door Mev. Hooft opgegeven onderwerp van Alexander (den Russische). Het begin met eene terugvoering tot het oordeel der doden bij de Egyptenaren[,] scheen mij toe goed te zijn. Naderhand kwamen hier & daar nog goede denkbeelden, doch misschien wat te veel concessies, gene eenheid genoeg. Nu regende het weder geschiedenissen over mij & herinnering. God geve dat ik altijd geheel met het oog op hem gerigt mogt improviseeren. Men gaf pijpen & nu wierd het plakken zoo dat wij eindelijk om een uur de vlugt namen.
Vrijdag 10 Maart.
Laat na bed gaan geeft laat opstaan. Goed dat dit dus niet allen dagen gebeurt. Wij zitten nu weder bij elkander. Zulk eene drukke week als deze wat uitgaan betrof of mensch[en] zien, hadden wij nog niet. En egter is het zoo goed weder op rust te komen. Hoe dwaalt men weder af van de stemming waarin ons Maandag avond de preek van ter Borg bragt. Het gehele leven & vooral dat wat men conversatie noemt, hangt van gedurige concessies aan elkander en men stemt in concreto zoo veel meer toe, als men in abstacto toe zou willen geven.
Zoo even kom ik Diligentia terug, waar de Jonge verhandelde. Het was over de redenen waarom de verbintenissen tegen Philips 2 in de zaak der vrijheid door Noord en Zuid Nederland te zamen, zoo bij de Unie van Brusse, als de pacificatie van Gend gesloten
zoo weinig uitwerkselen gehad hadden & daarop de scheiding van tweehonderd jaar tusschen de 7 & de 10 gewesten was gevolgd. De Jonge ziet helder in de geschiedenis. Hij is onpartijdig & bezadigd & ontwikkelt goed het standpunt waarop hij zich plaats[t.] De hogen invloed Gods ziet hij echter nog voorbij. De naaijver der edelen tegen Willem v Oranje & den haat wegens den Godsdienst zag hij dan & ik geloof met recht als de hoofdoorzaken van den geringen invloed der verbintenissen aan. Maar nu hij daar begon het denkbeeld van eenheid v Kerk & staat als een der vooroordelen aan te zien, gelukkig sedert de Fransch[e] omwenteling bijna uitgeroeid huiverde ik. Uitsluiten wilde ik zoo weinig mooglijk & ook zoo weinig mogelijk pecunieele voordelen aan orthodoxie verbinden 't geen slechts huichelaars vormt, doch in een Kristelijk land moet niet alleen de Koning individueel maar ook de Staat een Kristelijk persoon zijn, want wat kan de kracht van wetten handhaven op Conventie gegrond of op meerderheid van stemmen in eene vergadering waar ook deCelles & Stassart de hunne hebben. Ook in die diepe droefheid dat Nederland voor tweehonderd jaren niet reeds één rijk geweest was kan ik niet delen. God wilde naar mijn denkbeeld juist door deze afscheiding tonen dat zijn zaak en niet deze eener staatkundige oppositie tegen Philips gezegenvierd had. Wat hervormd was verkreeg ook de vrijheid. God gaf meer roem meer zegen, aan dat kleine zwakke altijd verdeelde gemeene best, dan de 17. ooit hadden kunnen verwachten. Ik veroordeel de Jonge geensints, hij meent het goed, doch ziet nog niet in dat men van Christus moet uitgaan & de wereld in zijn licht beschouwen, en niet de wereld als ideaal als rigtsnoer stellen & de geestelijke betrekking eigentlijk slechts aanzien als voor een volgend leven geschikt daar zij ook reeds hier het roer moet wezen dat het grote schip der wereld bestuurt.
Zaturdag Zondag Maandag
11. 12. 13 Maart
Deze dagen verliepen er zonder vele bijzonderheden. Mogt een dankbaar opzien tot God, een erkennen zijner oneindige weldaden mij gedurende hetzelve vergezeld hebben, zoo ware het winst. Doch hoe spoedig wordt men in alles door denkbeelden wegens wereldsche zaken medegesleept & vergeet hem die ons alles zijn moest. Den Haag is in dat opzigt gevaarlijk. Innerlijk is men misschien even te onvreden als te Amsterdam doch deze ontevredenheid, verbergt zich altijd onder den vorm der goedkeuring. Op het uiterlijke af vindt men hier niets anders dan bescheidene bedaarde menschen die den Koning boven alles liefhebben & opregte protestantsche verlichte Christenen zijn vijanden der Jezuiten. Enthousiastme vindt men hier volstrekt niet, & alles schijnt in de volmaakste rust en order te gaan, de bureau uren 's ochtends de diners, en tot de kerk toe. Gelijk Uilenspiegel dit met het vaatje geld aanraadde tast niemand te diep. Middenmaat is in alles het beste zegt men en ieder heeft een middenmaat op zijne eigen hand. Er zijn hier verschillende coterien de eerste ziet malkander onophoudelijk, vooral op Thés & Soirées, de twede ziet elkander somtijds. In de eerste coterie eenmaal geintroduceerd behoeft men met zijne avonden niet verlegen te zijn. De Thés & Diners volgen elkander op en er is geen einde aan al het plezier. Dat begint zoo omstreeks Nieuwjaar. In de stille week voor Paaschen houdt alles eensklaps op. Men gaat na de kerk op die dagen om het Av. bij te wonen & dan schijnt de Zomer reeds in het land te zijn & de wintervermaken hebben een einde. Over het hof hoort men hier weinig vertellen. Ieder vindt de aldaar gegeven partijen allervervelendst, doch is egter wel tevreden met te kunnen doen zien, dat hij op dezelven genodigd wordt.
Terwijl alles hier dus rust kentekent, zoo niet innerlijke ten minsten uiterlijke, blijft in Amst dezelfde woeling heerschen. De zaak der prolongatien drukt ieder & houdt ieder bezig. De haat tegen de H M wordt er voortdurend aangevuurd, terwijl dit alles hier slechts als een afgelegen donder gehoord wordt. De Haagsche Courant alleen is enthousiast over alle onze verbeteringen en Concerten en Vrijmetselaarsfeesten, terwijl de hagenaars zwijgen. Sedert eene week heerscht er over het algemeen in alles meer rust. De Effecten zijn weder aan het rijzen & zoodra zij nog maar een paar pc hoger zijn vergeet ieder weder de lessen van den tegenspoed.
Te Amst blijft alles in dezelfden toestand zoo wij vernemen. Trots al de slechte tijden vindt men er Kinderpartijen bij de eerste coterie & instuifpartijen bij de jonge lieden. De zaak van Weymar is nog geensints geschikt en schijnen de crediteurs, wetende dat er eene rijke famille agter de schermen zit, niet genegen om zich gemakkelijk te tonen. Bij daCosta is op den 10 dezes een twede zoon Isaak Jakob tot zijne grote vreugde aangekomen. Thijs is weder op reis na Braband & zoo de Effecten rijzende blijven zal het met hem ook zijn Nox refuit vates. Henri & Mimi worden bij hunne aangroeiende famille steeds huisselijker & meer op zichzelve. Gied is vrijende & de rupture tusschen zijn aanstaande Zwager David & eene jufv Gleichmann waarmede dezelve trouwen zoude verspreidt veel onaangenaamhed[en] zoo het schijnt in deze famille. Jan Retemeyer leeft nog altijd met grote uitzigten in de toekomst. Over de Menist[e] kerk schijnen nog zware wolken te hangen. Mogt ons verbijf hier ons maar nader tot God brengen, zoo zullen wij verheugd kunnen zijn van vele kwellingen des Geestes, door ons afzijn uit Amst ontvlucht te hebben. Ja, zoo als de huzaar Zwartmantel zegt, Wat God doet, is welgedaan.
Maart 14 (Dingsdag)
Wij zouden bij V. R. [Van Rappard] eeten. 'Tgeen daar voor twee jaar gebeurde gaf ons nog altijd eene huivering. En egter liep alles ditmaal goed af. Ik vond groot gezelschap bij V R, ene burgemeester of Kommandant van Antw. militair & gedecoreerd (Membre de), de Heer Lantsheer Directeur der Marine & zijne vrouw , de heer Van Hoorn & zijne vrouw (famille v Claude) Mevr. van Assen de Heer Brondgeest & eindelijk de Generaal v den Bosch & zijne vrouw & nog eenige anderen. Dezen laatsten had ik verlangd te zien. Hij heeft iets verbrands zoo als de Oostindie[n?]rs zijn hoofd is eenigzints nedegebukt, zijne Conversatie is belangrijk doch echter zonder veel vuur. In ieder geval is het tog een van die menschen zoo als men dezelven in den Haag weinig ontmoet, die zoo niet in den alledaagschen toon redeneeren. Wij spraken daar ik nabij hem zat veel over Indien. Hij heeft alle onze kolonien aldaar zelve in oogenschouw genomen begreep dat men den moed moest hebben onze posten die geen voordeel hoegenaamd meer verschaften als Celebes, Guinea &[C] te verlaten. Hij begreep dat het verbreken van het oude stelsel waar door de Suprematie der Indische vorsten over hunne onderdanen gehandhaafd werd, oorzaak van de tegenwoordige onlusten was, die hij reeds lang voorspeld had. Hij geloofde, dat, zoo als de stand onz[er] zaken thans is het beste was om de zaken in de Molukken zoo te laten als zij zijn. Het voortplanten der kruiderijen in andere gewesten beschouwde hij als onmogelijk zeggende dat deze specerijen alleen op eene vulkanischen grond kunnen voortkomen. Met Mev van Assen die ontzettend veel van hare zuster verschilt sprak ik veel over de fzam Kemper, Gied &C. Merkwaardig is het gebeurde met het kind van V Hoorn dat tegen de waarschuwing zijn[er] ouders, een zogenoemd klappertje gekocht hebbende juist, door den angst die het gevolg dier ongehoorzaamheid was, daarmede zoo onhandig omging, dat hij zijn oog daardoor verloor. De Heer Landsheer schijnt een zeer bedaard fatsoenlijk man te zijn. Zijne vrouw heeft een zeer mooy figuur wel iets imposants doch
niets dat aantrekt. Op 't dessert kwam de Imp aan de Order van den dag & ongelukkig vroeg V R. [Van Rappard] een onderwerp aan den zwaarlijvige militair die over hem zat & die natuurlijk niets beters wist dan de Nat Nijverheid, gebleken door de tentoonstelling v Haarlem. Zelfs, nu de hogere wereld uitgesloten, van het poetisch genot heeft men geen denkbeeld. Met weerzin doch onderwerping nam ik deze taak op. Hoge vlugt was er niet in, doch het was duidelijk & helder goede vaerzen eenige klassieke allusien & een loyaal, schoon niet vleiend, slot. Ik wilde toen nog eens impr. want ik had er behoefte aan & toen nu de Generaal V d B mij vroeg de invloed der H M op de O I kolonien, vond ik dit zoo antipoetisch dat ik maar zelve het onderwerp van Mahomet nam & dit na mijn genoegen behandelde. Er was eene beschrijving van den Oosterling in, waarmede het begon & die goed uitviel. Ook het einde, hoe het Christendom in het westen de halve maan moest doen zwichten, was goed. Nu het was dan ook maar wat fraai, maar gevaar om bedorven te worden door deze loftuitingen liep ik weinig. Al dat roepen over de Memorie over dat zonderlinge van zoo in vaerzen te kunnen spreken is mij een walg & dan eerst wanneer de poetische eenheid den blik van het hogere leven er in erkend wordt & door enen handdruk, door ene enkele uitdrukking te kennen gegeven wordt dan eerst voel ik zegen & genade & dit weet ik dat zoo God wil ook hier het Zaad niet vergeefs gestrooid wordt. Dom Dermout voelde wel wat het is. Mirandolle niet minder & zelfs Jan de Kruif Bep Boreel was het ook veel meer dan in vaerzen spreken. De menschen zijn over het algemeen hier egter gewoon over den Godsdienst in de kerk te horen spreken & daar zij op een Diner gaan om zich zoo goed als zij kunnen te diverteeren, zoo kunnen zij niet begrijpen dat iets op zulk een diner tot verwondering der aanschouwers opgezegd, tot hetzelfde einde zoude kunnen leiden als de preek v Zondags.
Maaart 15 Woensdag
'S avonds bij Rappard waar ook 's Gravesande van Rotterdam was & Mev van Goor (de weduwe) ook ene zuster van de 's Gravesande's uit Leyden. Wij waren zeer genoeglijk doch zonder bijzondere genoegens. Rappart liet mij eerst zijne handtekeningen zien waaronder nog al veel aardigs was. Die van Willem 3 en Frederik 2 vond ik zeer knap. Mev van Goor scheen nog al iemand van veel lectuur, die nog al als geleerde vrouw in haren kring bekend is. Zij sprak zeer wel doch maakte weinig indruk op mij & het was misschien het gevoel dat zij op mij gevraagd was, dat mij eenigzints koel maakte, daar ik mij verbeelde dat hetgeen ik zeide nu den krans door moest & getoetst wierd. Van improviseeren kwam derhalve ook niets, daar ik er volstrekt geen lust in had.
Maart 16. Donderdag
Dien avond vergeet ik niet licht. Ik las met Caroline de preek van ter Borg over Gethsemane waardoor wij innig getroffen wierden. Zoo had ik het nog nimmer beschouwt. Christus' zielelijden om al het zielelijden dat wij anders hadden moeten dragen, weg te nemen. Dit is geheel iets anders dan dat wringen van deze plaats het geen men tegenwoordig doet om dit lijden alleen door zijn vooruitzien van zijn ligchaamlijk lijden, het verlaten zijner vrienden &C te doen geboren worden. Doch dan zeggen wij met ter Borg Is Christus minder dan Paulus? Deze preek had veel indruk op ons gemaakt, meer dan ooit een preek op mij deed. Wij beloofden op nieuw trouw aan God en om elkander in deze heelijke hope des geloofs te stichten en te onderhouden. God zegen deze voornemes. Neen het is hier gene menschelijke theologie het is de leer der saligheyt maar eerst moet deze fontein des leves geheel over ons gesprengd worden eer wij kunnen inzien dat het meer is dan dat droge beekje waaraan men ons laven wil.
Maart 17. Vrijdag
Ik had oogmerk na Amst te gaan ter bijwoning van het Avondmaal. Pligt moest mij daartoe roepen want bij al hetgeen over ter Borg en over de Mij gesproken wierd had ik er weinig lust in. Bosscha vierde Zondag zijn verjaardag en deze had ik gaarne bijgewoond. 'S avonds te huis komende, vond ik tot mijn grote verwondering Henry Gildemeester van eene reize na Braband teruggekeerd. Hij behoort niet tot de slapende Amsterdammers. Hij is in vele opzichten gezegend. Regt genoeglijk spraken wij over het een & ander & hij was zeer verrast dat wij tezamen naar Amst zouden gaan 't geen dan ook indedaad plaats had.
Voorjaars Reis naar Amsterdam
Wij zaten 18 Mt in de Diligence rustig agter in, met weinig gezelschap, spraken over handel & famille zaken, oude & nieuwe tijde met een bijzonder genoegen. Toen we het vak der Effecten aanraakten mengde zich een lang droog man, die tot dit vak scheen te behoren in ons onderhoud en begon ook over de laagte der aandelen in de Mij te spreken zeide dat de Directie volstrekt er geen verstand van had hoe de beurszaken te behandelen & dat in de plaats gehad hebbende advertentie nog zeer duidelijk gebleken was. Deze beoordeelde nu de Mij geheel en al uit het standpunt van Effecten handelaar, zoo dat [als?] de Koopman de fabrijkant &C weshalve men dan ook niemand te vreden kan stellen. Alleen het laatste end weegs na Halfweg viel lang. Mijn eerste bezoek was bij Papa, waar ik hartelijk begroet wierd. Wij spraken over de H Mij en de Linnes. Papa wilde dat ik een groot diner met de fam Walré aanstaande Dingsdag bij hen zoude bijwonen. Vele der kinder[en] waren sterk gegroeid, de kleine Willem zag er regt goed uit. Toen bezocht ik Oom P dC. Na het uiterlijke was daar veel veranderd. In de Zg binnen kamer, alles gemoderniseerd voor hunne huisrekening en nu het kantoor indedaad zoo ruim & prachtig ingerigt dat ik er mij niet genoeg over verwonderen kon.
Diep is de man te beklagen. Wat moet er van dit alles worden. Hij was onthutst mij te zien, en stamelde nu dat hij na twee maanden mijn brief nog niet beantwoord had, dat hij het best vond 't gene nog tusschen ons af te doen was maar p correspondentie te behandelen. God geve uitkomst in dit alles; ik zie er weinig. Ik sprak nog eenige oogenblikken met hem & zijn vrouw doch er waren punten die wij niet aanraken konden. Raad & troost zou ik hen bijna niet kunnen geven. Het belang van anderen voor dit kantoor is geheel weggevallen, en zoo dra zij zich zelven niet redden kunnen, zal niemand anders dit ook doen. Bij Miecoo wierd de Verlossing te gemoet gezien, bij Mie West: alle[s] wel haar kindje blijft zwak. Mimi was regt verheugd mij te zien. Bij Pauly & Margo kwam ik juist op de tekenles aan. Het was even zoo als of wij elkander een paar dagen geleden gezien hadden en ik nu in Amsterdam wonende, eens aan liep. Te half vier was ik bij Oom Jan, waar weldra Steven ook kwam & waar ik regt hartelijk ontvangen wierd. Over ter Borg spraken wij veel. 'S middags wandelden wij kerkwaards. Muller had de voorbereiding & predikte over den 1 brief v Joannes 1e Cap v 5-10 enen heerlijke text, ik deed al mijn best om gesticht te worden, maar het ging niet het was alles zoo vlak, het drong niet door. De langzame wijze van zingen in de Meniste kerk hinderde mij ook alsmede het zittende bidden. Ik was in strijd of ik opstaan zoude of niet. Dit te doen ware uit komen geweest dat ik mede tot den vreemden behoorde, die daaraan onderscheiden wierden. Daar ik in de oud Diakens bank zat, begreep ik de gewoontes die daar gebruikelijk waren, te moeten eerbiedigen en bleef zitten. Uit de kerk gingen wij na da Costa. Deze had dien ochten zijn kindje begraven & was wel bedroefd doch teves in de overtuiging dat alles zoo goed was, verheugd over de beterschap van zijne vrouw. Mijn kindje zeide hij, is immers bij God. Hij zeide dat heden morgen bij de begrafenis v zijn kind juist de text van zijn huisselijke Godsdienst de Capittels van de 1ste brief uit de Corinthiers geweest waren. Ik heb zeide hij mijn toekomstig huis gezien. Toen hij merkte dat dit denkbeeld
mij schokte, zeide hij Dit is immers goed. Hij was regt hartelijk & liefderijk sprak met veel genoegen over zijne komst bij ons, & spraken wij zeer openhartig over het gebeurde tijdens mijne laatste reis. Wij spraken over het boek v Broes. daC vond het ook ontzettend uit & in, hier en daar wel onpartijdig doch bijzonder zwak. Nu bang wezen zegt hij daar de kerk v Christus door Gods zegen overal weder herrijst. Meer & meer zegt hij ben ik voor de onzigtbare kerk, en tog houde ik vast aan de formulieren. Broes heeft het alles op den dwang der Roomsche[n] geladen, niet op het gene afgoderij bij hen is. Als zijn huid dies maar gespaard wordt is hij te vreden, het moge verder met hen gaan hoe zij willen. Over het onderscheid tusschen de Roomsche & Paapsche Kerk. Kracht tot Zaligheid in de eerste. Hij las ons zijn vers Emmanuel voor eigentlijk eene uiteenzetting der Drieeenheid. Wie daaraan niet gelooft zal het zeer dogmatisch vinden, anderen die de waarheid omhelzen vinden het zeker heerlijk. Er is een uitmuntende voorzang bij. Hij leeft nu stiller, heeft minder aanloop. God hij is rijk gezegend. Vele opmerkingen deelde hij mij mede, waarvan ik mij er nu maar een herinner over het Vertrouwen in alle dingen. Ik twijfelde zeide hij aan iets & wist dat er boeken genoeg in mijne kamer waren waarin ik den twijfel kon oplossen. Ik wilde dit egter niet doen maar in mijzelven de Solutie met vertrouwen zoeken, en toen die eens gekomen was, vloeiden van alle zijden de bewijzen toe. Aangenaam wandelden wij na Ret's [Retemeyer] huis. Ik vond daar Lublink die regt verstandig is dien ik altijd gaarne hoor en spreek, doch wiens abstraheren mij toen na het bezoek van da Costa afviel. Jan Ret. is nu weder te veel & te geheel ter Borg. Vermoeid zijnde ging ik vroeg na bed. Avondgebed en rust waren gezegend. 'S morgens vroeg vond ik bij Ret. den Bijbel & een preek van ter Borg voor mij liggen. Ik las de brief van Joannes
die echter weinig indruk op mij maakte. Toen zij beneden kwamen (Jan & Ida namentlijk) spraken wij zoo nog al over een & het ander 'tgeen mij eenigzints verstrooide daar ik te veel op mijne stemming vertrouwd had. Toen ik in de kerk kwam wekte mij bij het eerste opkomen van de stem van ter Borg deze tot stichting & aandacht. Hij preekte uitmuntend & stichtelijk over Joannes 7 v 53-58, hoe hij die het vleesch van Christus eet & zijn bloed drinkt, het eeuwige leven heeft, hoe hij die het vleesch van Christus eeten wil ook zijn lijden deelen moet &C. Bijzonderheden weet ik er mij weinig van te herinneren, zoo als met de meeste preken van ter Borg smolt het met mijn innerlijk te zamen. Dat denkbeeld van lijden stoot mij egter altijd af, ik wilde er zoo, nu Christus tog eens geleden heeft, zonder dat afkomen. God bestier gij dit alles & mogt ik aan u mij geheel overgeven. Ik had oogenblikken van ware stichting doch dat denkbeeld van dat onderscheid tusschen de Menisten, tusschen Muller & ter Borg lag mij te veel in 't hoofd en ik zat al te denken wat of ik aan ieder die mij deswegens vroeg zoude zeggen, en had daarop allerlei bijzonder fraaie antwoorden bedacht, die zoo als zulks altoos in diergelijke gevallen gebeurt niet te pas kwamen. Ik bad voor Muller of het goed was of misschien eene aanmatiging was, weet ik niet. Reeds de vorigen avond had ik de Diakens bij het binnenkomen horen chuchoteeren dat het zoo ledig was. Families ontbraken zoo als de Van Eeghens Van Heukelom Fock &C. Dit deed mij wel leed. Ik zat naast Huidekoper & spraken wij nog al over deze zaken. Na de kerk ging ik na Oom van H [Van Heukelom]. Wij onderhielden ons nogal lang over W. d Cq [De Clercq], R[?] &C zeer hartelijk, ook over de Mij, onze advertentie wordt algemeen misprezen, vooral het vastleggen der nommers voor eenen maand. Ik was innerlijke blijde dat hij niet over t B sprak & ik mijne schone gezegden niet behoefde aan te brengen.
Ik bleef lang bij hem. Toen na P. [Pauly] & M [Margo], daar was weder Claude, dus bleef het bij algemeenheden. De toon van dezen is als de Noordewind die in het voorjaar de te vroeg ontluikende bloemen doet bevriezen. Muller had ik willen ontlopen maar hij hield mij den vorige dag staande in de kerk. Ik ging nu bij hem daar ik het als pligt beschouwde, maar had het liever ontdoken. Eerst spraken wij over mijnen toestand, toen over t B. Ik voelde mij sterker dan voorheen herinnerde mij gelukkig nog hoe ik mij de vorige reis naderhand geschaamd had zoo veel toegegeven te hebben, en kwam er nu voor uit, hoe uitnemend mij de twee in den Haag ontvangen preken gesticht hadden. M. kwam met de oude zaken & beschuldigingen voor den dag, dat t B alle gezonde uitlegkunde verwierp, dat hij alles van ingeving verwachtte, dat hij het even erg maakte als de Patupatianen die zoo als Tertullianus verhaald als onzinnigen uit de Kerk geworpen waren, dat hij gezegd had dat God in Gethsemane geleden had, dat hij, zoo als hij ditmaal het Avondm. bediend had, zich zeer goed met hem kon vereenigen, doch dat men niet onstuimig mogt zijn dat ieder zijn denkbeeld kan hebben over de waarheid, doch dat men niet hetgeen men zelve beleid voor waarheid boven alles moest aanzien gelijk Mietje Hulshof die eens tegen hem zeide Ja Dominée wij staan niet gelijk, want ik heb het licht & gij niet. Dat de kerkenraad hem had kunnen berispen gezegd te hebben dat door de leer der borgtochtelijke Genade allen zondig in de openbaring kwamen & hem niet geoorloofd was dit te zeggen, dat hij wel wist dat t B dC & C niet zag doch het waar was wij[?], dat zij in vele punten overeenkwamen; dat hij niet wilde beoordelen in hoeverre niet uit dit alles nieuw licht & belangstelling in het Christendom konde ontstaan, doch dat het maar te bejamme[ren] was hoe nu onze gemeente verliep, de achtingswaardigste mannen uit de & Familles uit de kerk bleven & de gallerijen vol waren met catechiseer -
meesters, die hunne eigen leeraars verketterden en wel alle 28. voor een ter Borg zeiden te willen geven. Voorts dat hij van vrome catechiseermeesters & vrouwen bezoeken ontving zijne eigen gemeente niet bezocht. Teves beklaagde Muller zich over de onwetenheid die hij thans bij zoo vele leden der Gemeente bemerkte hoe de Bijbel niet gelezen wierd. Hij zeide mij dat hij hoopte dat alles nu zoo blijven zou als dien dag bij het avondm. Ik zeide dat ik het ook wel hoopte, doch niet geloofde. Dit alles refuteeren konde ik niet. Na de wereld is er veel waars in tog het is mijne innige overtuiging, op de toetsing van mijn hart aan de Bijbel gegrond dat t B de woorden des eeuwigen levens heeft. Er is zulk eene hemelsche naiviteit in den man. Zoo zegt hij tegen de Ger. wordt dat nu bij u zoo geleerd en dat van jongs af[,] want hij is tot de Dogma's gekomen, zonder dezelve ooit dogmatisch geleerd te hebben, een bewijs dat dezelve dieper zitten dan de formulieren. Muller scheen mij zich de zaak nog al zeer sterk aangetrokken te hebben. Wij scheidden hartelijk. Hij zeide mij meer dan ooit te onderzoeken. Ik verzocht hem zijne overtuiging te volgen, doch niet tegen te werken. Daarop was zeide hij geen denkbeeld. Hij sprak er niet gaarne over doch op zijne catechisatie daar moest hij toch verkondigen hoe hij het inzag. De Kerkenraad zeide hij zou nimmer eenen maatregel over deze zaak nemen. Toen kwam ik weder bij Ret. [Retemeyer] daar ook Steven was. Dezen komt goed aan God zendt hem (schenkt hem had ik eerst geplaatst en in den hogeren zin is het zeker waar) eenen moeilijke post, doch zal dezen ook tot ontwikkeling leiden. Hij ziet de waarheid, heeft echter niet minder menschevreesch dan ik & is vooral bang voor Oom de Vos. Wij spraken hartelijk & wel 's middags nam ik een bron[?] en reed eerst na Oom Rah. [Rahusen] Deze man heeft ook veel geleden & lijdt dit nog. Veel heeft hij voor mij gedaan. Laat ik het tog nooit vergeten! Wij spraken meest
over handel; het denkbeeld dat er veel te veel papier in omloop was, scheen nu weder zijne topic te zijn, waarover hij veel sprak. Van daar na Oom de Vos, bij wien zijne geheele famille vergaderd was, waar wij over zoo algemene zaken spraken een brief van Thorbecke lazen maar waar ook ter Borg onaangeroerd bleef. Eindelijk reed ik toen nog na H & M waar ik de avond genoeglijk doorbragt. Ik had wel voldoening van mijn avondmaal, doch had echter op lang na die stichting niet teruggevonden, die bij de voorlezing van ter Borgs preek aan mijne vrouw in de verleden week plaats gehad had. Ik had dan nu wel neiging om over stichtelijke zaken te spreken, doch de regte warmte was er niet; ik sprak met Henry & Mimi over t B, over het zondige van ons gedrag jegens God, doch het was meer betoog dan innig gevoel het scheen bij hen goed te doen doch bij mij zelven voelde ik wat er nog aan ontbrak. Nog een oogenblik bleef ik praten bij mijn Gastheer & daarmede liep de Amsterdamsche reis af.
Over ter Borg's verhandeling is veel gespot geworden, daar men dezelve niet begreep en de inleiding weges de vreugde van een kind, dat een taartje van koekdeeg ontvangt, dan al zeer triviaal was voorgekomen.
Muller moet eene verhand. over Athanasius gedaan hebben die men gezegd heeft tegen ter Borg gerigt geweest te zijn.
Capadose blijft pijnlijk. Hij heeft Prof Bosscha laten komen & toen deze hem vroeg hoe juist zijne keuze op hem gevallen was zeide hij dat dit was dewijl hij de eenigste docter, was die hem nog groette.
Over vele zaken konde ik nog spreken, over den gehele droevige toestand van Amst; over de ongelukken van velen doch dit alles wordt van eene te tedere aart[?] waartoe daarin te ver te willen treden, al wat gebeurt te willen verhalen & beschrijven. Het bovenstaande zij toereikend.
Dom Roll had op een dag zeer vele burgerlieden moeten aannemen. Een oud vrouwtje wist maar volstrekt op niets van 'tgeen hij haar vroeg, iets te antwoorden. Eindelijk gevraagd hebbende of zij niet bidden kon zeide zij ja en zeide nu het Onze Vader met zoo veel kracht op, dat alle de andere personen die in het vertrek waren, om dus te spreken machinaal mede begonnen te bidden. Hij vroeg haar daarop of zij dan geene kennis van de Bijbel &C had, waarop zij antwoordde Och neen Dominé ik heb het alles van hooren zeggen.
dC zeide dat ter B op eene gevaarlijke hoogte stond.
Van de afscheiding v Wolterbeek van dC vernam ik nu iets meer. Deze moet zich daarin niet zeer rond gedragen hebben, had bezwaren, sprak er met anderen over in hoe verre hij bij dC kon blijven komen & ging ook bij hem. Deze expliceerde toen verschillende uitdrukkingen als hebbende daaraan den zin niet gehecht die W er in gevonden had zoo dat alles desweges in orde kwam, doch zeide W toen dat hij nu als regter aangesteld zijnde niet wel meer bij dC kon gaan 't geen deze hem zeide ook niet kwalijk te kunnen nemen, maar toen moet er weder meer gebeurd zijnde zoo dat nu ik vernam W. bij zijn vertrek de hand aan dC aanbiedend deze dit weigerde en zeide zulks niet te kunnen doen. Ik had van 't begin af aan nooit kunnen begrijpen dat deze menschen met elkander konden omgaan & verwondert het mij nog dat hunne vriendschap zoo lang geduurd heeft.
[leeg]
Maandag. 20 Maart 1826
De reis na Amst. was afgelopen. Met vreugde & hartelijk verlangen nam ik de terugtogt aan. Veel is er van de vorige dagen te zeggen. God nu en dan voelde ik kracht, doch ook zoo dikwijls zwakheid. Ik heb het heerlijk bij Jan & Ida gehad, wij waren zoo regt eenig gezind. Zij hebben beide veel goeds. De diligence was zeer leeg het was koud. Er wierd gerook, eene dame was mislijk. Kort om gene gelegenheid tot onderhoud. Van de natuur ziet men uit zulk eene kast dikwijls niet veel. Ik las nog al veel in Stillers [Stilling] verhalen & met genoegen vooral daar waar hij de Kristen deugd in de hutten der armoede vindt. Stof tot nadenken had ik genoeg doch ik denk in een rijtuig altijd slecht en verward. Spreken gaat beter. De weg viel mij niet lang. Innig gelukkig was ik toen ik Gerrits stem hoorde bij het aankomen der Diligence. God wat hebt gij mij niet gegeven, mogt ik het doch met hart & ziel erkennen. Ik blijf nog regt zinnelijk dit merkte ik ook weder thans. Met vallen & opstaan anders komen wij er niet. Goede God sta mij bij, om mijne voornemens van gister[en] getrouw te blijven.
Aan de Mij had eene zekere betrekking welke uit hoofde van eene zekere aanmerking ontstaan was (duidelijker kan ik het hier niet zeggen[)] eenen treurige indruk gemaakt. In God tog alleen is ons heil & onze kracht. Gisteren nog vergeleek ik mijn lot in de wereld met dat van anderen en nu zie ik hoe zwak ook dat staat, dat vele[n] thans als onwrikbaar aanzien. Onze goed Pi [Pietersen] was sterk door dit alles getroffen. De goede man doorloopt wel de lijdensschool in alle rigtingen. Moge Gods genade met hem zijn.
Nu zit ik weder zoo stil als ware ik niet van hier geweest. Ik schrijf mijne aantek[en]ing bij, maak het een & ander in order doch heb nog veel te doen.
Dingsdag Maart 21. 1826
In 1824 koos ik ieder[en] dag een spreuk. Lavater zie ik deed het ook. Ik wil het nu weder beproeven.
Matt 19 v 14. Maar Jesus seyde Laat af van de kindekens en verhindert ze niet tot mij te komen: want den sulken is het Koninkrijk der hemelen.
[Griekse vertaling van deze speuk]
Ja dat kinderhart dat ter Borg zoo aanbeval is moeilijk te verkrijgen. Als men zoo iets leest zoo als de geschiedenis van Langendorf (de eerste) in Stillings verhalen dan voelt men hoe de armen nabij God zijn & hoe de Rijken door hun geld van hem af gehouden worden.
Geen zorgen voor de toekomst god is met ons zoo wij zijn geboden liefhebben, en op hem boven alles vertrouwen.
Stilling & Lavater beiden kampvechters door God geroepen om bij den indruischende stroom der goddeloosheid in Duitschland pal te staan. Uw naam was en toevlucht en kracht voor velen Beschuldig[den] door de wereld die Christus in zijne hoge heerlijkheid niet zien kon, stond gij daar in de kracht Gods. Uwe zwakheden wierden nu en dan aan de wereld bekend. Een van u wierd door zijne Physionomie, de ander door zijne Geisterkunde de spot der wereld & velen kennen u alleen als zoodanig, maar Christenen waart gij Colossen die alle het indringend[e] hier terug hield en hoe hebt gij niet door alle de beproeving[en] heen den schonen strijd des Geloofs volstreden; hoe was uw beider sterfbed tot leering van de Christenen van alle tijden. O God wees gij met mij in uwe genade gelijk gij met deze mannen geweest zijt. Er ontbreekt mij nog zoo veel, maar ik wilde zoo gaarne in gemeenschap met u staan.
De dag liep rustig in werkzaamheden der Mij bijna geheel af. Zoekt eerst het Koninkrijk Gods, en alle dingen zullen u toegeworpen worden. Reeds zijn mijne betrekkingen veel belangrijker, en het doet mij veel genoegen om niet op twee gedachten te hinken & nu geene letterkundige werkzaamh[ei]d er bij te hebben, want dan heeft men nimmer rust, of gelegenheid om over de hogere belangen des levens te denken.
Rijkevorsel [Van Rijckevorsel] was gister avond bij mij. Hij heeft veel goeds maar na al dat gemaatschappij had ik toch liever een paar uur met mijne vrouw of in eenige lectuur doorgebragt als om nu de Mij weder van onder op te halen.
Woensdag 22 Maart.
Alles wat uw hart vint om te doen, doet dat met uwe macht: want daar is geen werk, noch versinninge, nog wetenschap, nog weijsheyt in het graf, daar gij henen gaat. Predik. 9 v 10.
God dit is waarheid. Laat mij tog daarnaar streven. Ik heb heden den gehelen dag geen uitzicht als op het werken voor de Mij, daar wij eene avondvergadering zullen hebben, naar alle waarschijnlijkheid. En tog nog kan deze zaak in vele vruchtbaar zijn. Mogt ik de erkenning hebben van 'tgeen ik boven velen geniet en de wil ten goeden.
De afloop van deze dag was zoo als ik vermoed had en nog meer dan ik gedacht had was dezelve aan het Bureau gewijd al waar ik 13 uren doorbragt. God zegende mij egter in deze betrekking op velerleie wijze. Hoe aangenaam is niet het gevoel dat men zijn brood verdiend heeft zoo als dit gisteren het geval was & verder vond ik mij zoo sterk & opgeruimd dat ik zelfs na die ontzettende lange zittingen geene vermoeidheid des geestes gevoelde. Mogt ik nu maar niet in dat werk des daags wegzinken maar bij hetzelve het oog op God gerigt houden. Dit heb ik ook nog opgemerkt dat hoe minder men zijn eigen werk met vuur verdedigt, hoe beter dit gaat. Van eene door mij gestelden brief had ik heden veel voldoening.
Donderdag 23 Maart.
Het weder is helder. Ik heb uitzigt op eene minder bureau dag dan gisteren. God geve dat deze dag niet zonder waarachtigen winst blijve. Mijne lieve vrouw heeft dan regt veel genoegen in onze tegenwoordige huisselijke manier van leven. Het lezen van Lavaters Leven & Dagboek heeft ook op haar veel indruk gemaakt.
Gerrit vroeg mij gisteren dat hij mij wel eens hoorde bidden dat Christus voor ons gestorven was & vroeg daar de uitlegging van. Ik wilde hem dezelve geven naar zijne kindelijke bevatting doch dit gelukte niet. Hij heeft veel begrip van alle dingen doet alle vormen die hij van het menselijk leven ziet, na onthoudt alles maar in alles wat werk der handen tekenen &C betreft schijnt hij mij even onhandig als ik geweest ben. De drift buyen zijn veel minder dan voorheen. Sedert deszelfs Verjaardag heeft hij zijn broer Daan weder bijzonder lief.
Sints mijne t'huiskomst heb ik nog geen woord om dus te spreken, gelezen.
Matth 7 v 1 En oordeelt niet op dat gij niet geoordeelt worde. Dit zij mijne spreuk heden die ik wel bedenken mag. Laat ik de Directeurs ook niet oordelen, als ik hiertoe kon komen, was ik reeds een eind weegs gevorderd.
Er was veel werk heden en ik was er dankbaar voor. 'S avonds kwam ik eindelijk los & sprak weder zeer hartelijk met Caroline waarbij wij ons hart elkander geheel openlegden. Lavaters leven & dagboek hebben ons beide geloof ik veel goed gedaan; nu egter niet te appesantiseeren alles als wenk niet zooals mijn zoeken altijd is als navolging ons zelven te onderzoeken, maar geen Roman van ons eigen hart te maken.
Vrijdg 24 Maart
Het is reeds laat. Dezen ogtend werkte ik voor het Bureau & had veel satisfactie. Met Schim. [Schimmelpenninck] begin ik mij beter te verstaan.
Opnieuw hoorde ik dat Hogendorp mijmeren zoude of zoo men zegt getroubleerd zijn. Nog gelove ik dat dit ene Abderitische geschiedenis & alleen van de verschillende wijzen van beschouwing van hem & van zijne famille ontstaat. Mijn eerst[e] gedachte was natuurlijk Laat ik tog oppassen dat ik ook niet uit vroomigheid zoodanig worde. Zoo zijn wij.
Messchert schrijft voor zijn innerlijk gevoel dat hem dringt geref[ormeer]d te] worden.
De grote stoomboot voor de Indien bestemd zoude aflopen, doch is onderweegs zitten gebleven, tot grote verwondering der van allen kant toegevloeide aanschouwers.
Bij Kool leerde ik Lemmers kennen, een vriend van Steven ook een jong dichter. Zijn stem & uiterlijk interesseeren wel. Bij Kool sprak men veel goeds van hem.
Wij lazen 's avonds nog ene heerlijke preek van ter Borg over de moordenaar aan het Kruis of het troostwoord Gij zult heden met mij in het hemelsch paradijs zijn geldt allen die hunne zielsbehoudenis de gekruiste heere toebetrouwen. Het is waarachtig de leer der waarheid men voelt hoe men zoo danige stemming met geen half Christendom vereenigen kan en hoe zalig men zoude zijn, indien men zich zoo geheel schuldig erkennen en in de handen van Christus geven kon. In dezen geest kan ik wel begrijpen dat een orthodox leeraar eens gezegd zoude hebben die ongelukkige braafheid niet op zich zelve maar als steun waardoor men zich niet geheel op Christus verlaat maar nog een kruk buitendien heeft. Goedentieren God ver[s]terk deze gezindheden bij mij. Ik wilde zoo gaarne niet afdwalen en bij u in uw paradijs komen doch ik geef in alles
mijne zinnelijkheid te veel toe. O laat ik tog sterk worden.
Zaturdag 25 Maart.
Met goede voornemens opgestaan, doch dit had vroeger kunnen geschieden & dan had ik meer alles wat ik doen wilde kunnen uitrichten. Steven wacht ik heden. Het zou mij eene grote teleurstelling zijn als hij niet kwam, en ondertusschen is het toch zeer mogelijk. Gerrit [onl] druk comedie. Hij heeft daarin veel geest en veel gelijkh[ei]d met mij. Ik vrees dat hij ook de kiem tot mijn dwaasheden in zich zal hebben. Nu een spreuk voor heden Het geloove nu is een vaste gront der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet en ziet. Hebr 11 v 1.
Steven kwam 'tgeen mij veel genoegen deed, doch wij hadden nog veel afterekenen wegens onze likwidatie, die eindelijk tot stand kwam. Dit bragt mij zoo in eenen meer dagelijksche toestand en het was zoo als voorheen & wij redeneerden zoo over koetjes & kalfjes, zoo dat toen ik naderhand met Caroline nog sprak ik gevoelde dat ik krachtiger in alles had kunnen wezen en daardoor op mijzelven en op Steven misschien ook meer invloed zoude gehad kunnen hebben.
Zondag 26 Maart (1e Paaschdg)
Staat op uit den dooden, gij die slaapt & laat Christus over u lichten.
Mogt dit waar zijn & ik hoewel ik heden niet na de kerk maar met Steven na Rott gaande, alwaar ik het schip Neerlandsch Koning wenschte te zien, waartoe ik anders gene gelegenheid had tog in eene goede kristelijke stemming blijven en mij dezen dag ten nutte maken. Moge de stichting van mijne vrouw gezegend zijn, & zij niet afgetrokken nog verstrooid worden, gelijk helaas bij mij ll Zondag nog weder het geval is. God zegen mijne voornemens desweges. Mogt zijne genade in Christus mij in alles voor oogen zijn.
Thans zijn wij Goddank behouden & vergenoegd te huis gekomen van een togt na Rotterdam, stad die Steven nog nimmer gezien had. Er was een nieuwe wagen ingerigt die voor een Gulden over rijdt, 'tgeen dit plan[?] veel gemakkerlijker maakte. Hoewel de zon scheen was [het[ snerpend koud. Wij kwamen in een zeer hossende en togtige wagen van zessen of zoogenaamde bijwagen te land en het was een gevoel als in het midden van den Winter. Te Rotterdam zochten wij Kerkhoff onzen Agent op waar wij hupsch ontvangen wierden en die ongesteld zijnde ons zijnen zoon, die waarschijnlijk te Luik gaat studeeren & nog al liefhebberij schijnt te hebben als Cicerone mede gaf. Het gezigt uit hun huis buiten de Poort aan de Maas gelegen is alleruitmuntendst. Ik verheugde mij heerlijk in het gezicht van de Maas en in dat van den schonen nieuw volbouwden Neerlands Koning die in de boompjes lag. Dit schip zag er wat uiterlijk & innerlijk betreft heerlijk uit en het was mij regt veel genoegen het gezien te hebben. Kapt Schinkel kwam mij voor zeer fashionable te zijn & had iets Engelsch.
Wij zagen de treurige overblijfselen dier in deze week ingestortte pakhuizen van den Heer de Bruine. De muur bij eene reparatie niet genoeg gestut zijnde is bezweken en de pakhuizen zijn gedeeltelijk op straat gedeeltelijk op de daar naastbijzijnde huizen gevallen. In het eene bevond zich Mev Van der Heim & hare dochter juist te huis gekomen en die zouden gaan Souperen. Het was tien uur. Op eens geschiedt de nederstorting een knecht die de lamp bragt valt zoodanig dat hij hoewel zwaar gekneusd, nog een uur daarna gelukkig gered wierd. De beide vrouwen egter schijnen terstond bezweken te zijn. Bij Young aan den ander[en] kant is de redding bijna wonderdadig geweest & hoewel ook een gedeelte van zijn huis instortte heeft hij gelegenheid gehad om zich met zijne vrouw en tien kinderen geheel te redden. Het geval v Mev & Mej van der Heim is schrikkelijk. De man & vader had van zijne ik geloof Elf kinderen er nog maar twee overgehouden, waaronder deze. Hij is reeds zeventig jaar en heeft dezen slag zoo ik vermeen met de uiterste bedaardheid ontvangen.
Wij gingen nu nog daarna op andere werven rond en zagen de Neerlands Koningin van Varkevisscher groot C 250 L & de Neerlands Kroonprinses een brikje van 150 Last op stapel staan. Beide schepen moeten van eene zeer schone constructie zijn. Wij zagen ook de Industrie, waarover nu zoo veel te doen is, liggen, en daar juist den Reeder van dit schip het ongeluk weges de instorting der pakhuizen getroffen heeft vrees ik of de uitrusting van hetzelve wel met dien spoed zal voortgaan, als anderzints het geval geweest zijn zoude.
Hierna teruggekomen zijnde, zoo dineerden wij zeer genoeglijk bij Kerkhof [Kerkhoff]. Er was aldaar zijn vader een rentenier die reeds 83 Jaar oud is, in den Haag leeft & daar de Societeit als zijn bureau aanmerkt. Hij scheen nog al veel gezien te hebben in zijn leven en in allerhande betrekkingen te zijn geweest. Hij verhaalde zoo dikwijls in vroeger tijd met een of twee anderen een schip gebouwd te hebben, doch dat er toen geen haan na kraaide, en het niet zoo als thans in de krant gezet wierd, dat er een man was die twaalf schepen had, doch niemand eenige opmerking van hem maakte. Hij verhaalde voorts van al de vetjes aan de Reederijen verbonden doch dit was alles vóór den Engelschen oorlog. Er was voorts de fam v Kerkhoff & een zwager v hem Driebeek, aan de Jagt geemployeerd.
Veel wierd er in Rotterdam gesproken over den mislukte afloop van den voor O I bestemde SStoomboot die in de vorige week ten aanzien van duizenden aanschouwers zoude aflopen en ondertusschen onder weg was blijven zitten niettegenstaande alle pogingen dezelven verder te trekken. Dit onderhoud wierd ook nog voortgezet in d maker het gebruik dezer vaartuigen sterk verdedigde, en staande hield dat er zoo vele menschen aldus aan de kost kwamen als er schippers en beurtlieden waren die dezelve daardoor verloren.
Te huis gekomen vond ik een brief v Dwars die mij weder tot de plegtigheid van den dag bepaalde en die ik nog denzelfden avond beantwoordde.
Lundi 27. Maart Twede Paaschd[a]g
Rom. 8.1 Zoo is er dan geene verdoemenisse voor degenen die in Christo Jesu zijn, die niet nae den vleesche en wandelen maar nae den geest.
Moge ik indedaad Stichting van dezen dag hebben en het gevoel der weldaden Gods in Christus levendig in mij zijn.
Bij Dermout eene preek gehoord over het eerste gedeelte der Emmaüs gangers. Jammer dat dit onderwerp gespli[t]st word, het eerste gedeelte alleen geeft nu moeilijk stof tot eene leerrede op. D. had goede aanmerkingen over de innerlijke waarheid van dit verhaal en de blijken daarvan uit de Characters der personen, de bijzonderheden van het verhaal &C, het was echter te weinig eene feestrede, sprak te weinig tot het hart. De aanbeveling om tog in onze huisgezinnen veel over Chr. te spreken, was nuttig, doch had nog op ene treffender wijze aangedrongen kunnen worden.
Er was veel op het Bureau nog al te doen. 'S avonds hadden wij Bosscha & Carbasius met hunne vrouw & de jonge Lemmers, de vriend van Steven die mij zeer goed beviel. Door dezen die zich natuurlijk nog niet zoo vrij was, kwam er eene zekere dubbelheid in het gezelschap. Ik was zelve niet bijzonder opgewekt, zoodat wij wel zeer genoeglijk waren doch echter deze bijeenkomst in geen opzigt eenig Resultaat opleverde.
Zeer genoegelijk was het mij dat Steven hier eenige dagen doorbragt. Hij is in 't geheel niet veranderd. Even bedaard en zelfs tot in kleinigheden toe geheel de zelfde als toen hij bij ons in huis woonde. Verwonderen doet hij zich niet ligt, en hoe gelukkig het ook zeker voor ons beiden geweest is, tezamen gewoond te hebben, zoo zoude dit thans zeker zoo goed niet meer gaan en ons huislijk geluk zoude vooral wat de vertrouwelijkheid tusschen Caroline & mij betreft er zeer door lijden. Hij is een beste jongen maar de omstandigheden zullen hem nog veel ontwikkelen. Wij maakten nu eindelijk onze finantieele zaken in orde.
Mardi 28 Maart 1826
Eene goede spreuk wil ik zoeken, ik heb deze nodig. Ik stond laat op wijl ik laat na bed ging en kon nu wel eene goede opwekking voor dezen dag gebruiken.
"Strijdt om integaan door de enge poorte; want velen, seg ik u zullen zoeken integaan en sullen niet kennen. Luc. 13. v 24.
Deze dag was ik voornamentlijk bezig om het discours van de President op te stellen & was daarmede bijna de gehele dag bezig.
Met V d H [Van der Houven] wandelde ik nog. Deze man heeft bijzonder veel goeds. Sch [Schimmelpenninck] begrijpt hem niet.
'S avonds zoude ik bij 'S Jacob komen waar wij een Souper dachten te vinden, & eene Soirée vonden. Aldaar waren de Staatsraad V Gennep, de Administrateur Vollenhoven & zijne Vrouw, de Heer Metelerkamp & een zekere heer Hogendorp. Wij zaten zoo over elkander en er wierd niet veel geredeneerd. Het grote doel van deze invitatie was dat Pietje van Eeghen er gelogeerd was. Nu, zij is dan waarlijk toch eene allerliefste vrouw. Zij animeerde druk dat ik verzen uit zoude geven. Nu aan die verleiding te wederstaan is voor mij tegenwoordig gene kunst. Plus j'ai pesé ce mot plus je l'ai trouvé vide. Veel dacht ik nog na hoezeer de wereld hoewel onschuldig tegen de Kristelijke wereld streed. Zoo over den toon die weder verschillend tusschen de steden heerscht hoorde ik ook nog aanmerkingen die waar waren, hoe een Amsterdammers altoos bij het horen spreken wegens een ampt vraagt hoeveel of het geeft en hoe v. Gennep eens bij een aandoenlijk verhaal van den Heer de Kruze[?] over het bijna wonderdadig ontkomen aan den ramp van Leyden waarbij hij echter zijn huis verloor een Amsterdammer hoorde vragen En Mijnheer was het geassureerd?
Woensdag 29 Maart.
Veel goeds heb ik van dezen dag te melden. Ik had wat langer te lang geslapen 'tgeen mijn ontbijt minder genoeglijk maakte. Aan 't bureau ging alles eerst wat doornig, naderhand goed. Steven meldde mij zijn terugkomst. Miekoo de Vos is bevallen.
Wij gingen eeten bij Scholten en vonden, behalve zijne famille daar de famille Rappard Ewijck, de Heer Collot d'Escury, de Heer Del Prat advocaat Fockestaart v Dordt, twee V d Houvens, eindelijk eene Jufv. Pompe van Medervoort [Pompe van Meerdervoort] uit Leyden. Ik voel mij bij Scholten altijd te huis en ben daar regt genoeglijk. Alles liep wel het discours was aangenaam en verscheiden. Ik sprak met Collot d'Escury over zijn werk zonder valscheid, ofschoon wel eenigzints flatteus. Volgens hem moet V d Palm niets met excerperen op hebben. Hij is een zeer beschaafd & wellevend man, die veel gelezen heeft. Hij kwam meer uit & beviel mij beter dan in het verleden jaar bij Ewijck & de H V der Poll. Mev Ewijck is indedaad ene goede vrouw en solider als zij schijnt. Zij heeft veel natuurlijk verstand. De goede Jufv. Pompe heeft veel ongelukken in hare famille, het schijnt een zeer levendig en onschuldig meisje. Zij zoude nu met eene zekere Heer Vader, die over Tubero zijne dissertatie gegeven heeft, in Zeeland gaan trouwen en aldaar, op Noordbeveland gaan wonen. Met mijn discours ging het nog al redelijk hoewel ik eene aardigheid zeide die in de verte zinspelende op V Bommel, die ik had kunnen en moeten zwijgen. Wegens de Imp. wilde Scholten heden niets vragen, & zoo als hij zeide geheel discreet zijn. Het liep er egter op uit en ik behandelde, de wijze waarop de Vrouw bij de oude volkeren beschouwd waren geworden, het geen goed afliep. Eerst was het de Grieksche toen de Romeinsche eindelijk de Hebreeuwsche vrouw & het eindigde in den lierzang met de beschouwing der Kristen vrouw 'tgeen alles onder Gods zegen goed afliep. Naderhand had ik nog
éénige regels over het verhuizen van Scholten die dezen bijzonder aangenaam waren, 'tgeen mij ook veel goed deed, daar ik waarlijk eene hartelijke liefde voor deze man heb. De schild. Kruseman zoude deze dag daar gegeten hebben en eigenlijk un des héros de la fête geweest zijn doch was juist ongesteld geworden. De jonge del Prat zoon van den Predikant alhier en broeder van dien te Rotterdam, is een zeer levendig jong mensch, die mij dunkt nog al veel gezien scheen te hebben. Over het algemeen was mij dezen dag genoeglijk; bij Scholten is de stemming in een Kristelijken toon en dit doet altoos goed.
Donderdag. 30 Vrijdag 31.
Twee dagen van rust & meer als ik zulks had kunnen denken. Mogt deze rust geheiligd zijn in God. Dit wenschte ik doch niet altijd is dit het geval & wanneer het werk ontbreekt wordt het meestal een inzinken en niet een zich verheffen boven de dingen des daags. Voor den ontbijt maakte ik gistere[n] mijne staat van betalingen over 1825 gereed: het bedroeg f 6300 het moet dit jaar minder zijn; in vergelijking met het uitgegevene te Amst viel het mij nog al toe. 'S avonds schreef ik aan C het een & ander las Caroline nog al voor, doch de regte opwekking ontbrak. Ik kreeg lust de Bezwaren nog eens intezien. Zonderling is het dat ik er veel meer waarheid in vond als tijdens derzelver eerste verschijning. Er zijn vele zaken in die maar waarachtig zoo zijn, en er komt een tijd waarin men zich nog zal verwonderen dat er zulk een heirleger van vervloekingen ontrent dit boek ontstaan is.
Heden begon ik courageus met Grieksch. Deze avond las ik veel belangrijks in de Monthly Magazine.
Zie daar nu wat het werk des daags betreft. Laat ons nu een oogenblik tot hoger betrekking opklimmen.
De Staten Generaal zijn gescheiden. Bij hun afscheid heeft de Min v. Bin Zak hun de grootste Compliment[en] over hunne vaderlandsliefde en hunne aan dat vaderland bewezen weldaden gedaan. Deze weldaden zijn:
het arresteeren van eenige titels der wetboeken; of dit weldaad heten kan, daarover verschillen de denkbeelden nog zeer & vele geloven dat nieuwe moeilijkheden uit dit alles geboren zullen worden.
de autorisatie tot de Lening d. 20 mille. Hieraan wordt nog sterk getwijfeld of dit eene weldaad heten kan.
het nieuwe tarif Dit schijnt de Brabanders te bevallen. In het Noorde[n] wordt er sterk over geklaagd. Ik kan hetzelve niet beoordelen daar ik de discussie niet genoeg gevolgd heb. Het denkbeeld egter om manufacturen goederen[?] en ook granen bij het gewicht te doen betalen komt mij al zeer ongerijmd voor. Men leze nu na dit alles het articul van da Costa over de Constitutie nog eens over.
Er zijn weder veranderingen in de Administratie voorgevallen. Cronbrugge [Van Crombrugge] Administrateur bij Binn Zaken retireert zich en wordt Burgemeester v Gend terwijl hem op zijne beurt Vollenhoven vervangt. Aan de Bie die zoo als men zegt met Prins Fredrik zich volstrekt niet verstaan kon, worde het Armen wezen afgenomen & alleen de Gevangenissen gelaten.
Het Ministerie van binn zaken concentreert zich weder meer & meer onder Gobelschroy [Gobbelschroy] die den Koning kent & gewoon is met hem te werken. De Administrateur die vroeger met den Koning werkte schijn[t] nu daarvan te moeten afzien & de Minister van binn zaken wordt weder meer de trechter waardoor alles gaat.
Men spreekt altoos v constitutie & kent waarlijk de zaken niet. Ten minste het Constitutioneele denkbeeld van dat de Ministers verantwoordelijk zijn, is waarlijk op hier
niet toepasselijk. Zij zijn hier ministri in de eigenlijke zin des woords de uitvoerders van 's Konings bevelen & niet meer. Bij eene nog versche gelegenheid vroeg Z M onzen Pres. omtrent een zekere zaak die hangende was, waarop deze antwoorde, wij deswegens van het Ministerie van Kolonien nog geen antwoord hadden ontvangen waarop Z M eenigzints driftig zeide Maar er was immers middel om zich aan mij te adresseeren & ik zoude u wel antwoord verschaft hebben.
De Stoomboot de Atlas is eindelijk te water.
April
Zaturdag 1.
'S ochtends verraste mij een souvenir van Van der Houven ter betaling eener discretie. Aan het Bureau had alles een andere aanschijn dan de vorige dag en er was zoo eene opeenstapeling van kleine druktens, dat ik dacht dat ik nimmer na huis zou kunnen komen, alwaar juist prié was. Eindelijk kwam ik aan & vond reeds allen vergaderd namentlijk de Heer & Mev v Ewijck, de Heer & Mev 's Jacob Pietje van Eeghen die aldaar gelogeerd was, en de Baron v Keverberg aan wie ik nog een schuld wegens alle zijne vorige vriendelijkheden verschuldigd was. Ons diner was zeer aangenaam, het was veel eenvoudiger dan ons laatste. Geen eeten van de kok, geen extra knecht en ondertusschen was het even aangenaam & zelfs veel vrijer en meer geanimeerd dan het vorige. Pietje is dan tog waarlijk allerliefst. Het is eene vrouw om gekheden voor te doen. Zij heeft eene zeer goede dosis van verstand, en in eene goede school zou zij zich heerlijk meer & meer ontwikkelen.
Men bleef vrij lang praten & scheidde eerst om tien uur. Toen wierd ik nog verrast door eenen regt hartelijke & gezegende brief van da Costa te vinden, die ik mijne vrouw met veel genoegen voorlas. Zijn denkbeeld over de zaligheid der kinderen is zoo duidelijk & teves zoo troostend. Het was mij nu weder een wenk tot hoger onderhoud met mijne vrouw & wij ondervonden hoe de wereld hier zoodanig is, dat het zoo lang het duurt ons wel bevalt, doch ook als het eens over is, ons niet langer boeit.
Keverberg schijnt een goed mensch, maar die hier egter zoo mij voorkomt, niet veel consideratie geniet. De relatie met zijne vrouw, die er allerliefst uitzag & die wij te dien tijd te Gend ontmoetten moet zonderling zijn daar zij nu voor eenigen tijd na Engeland gegaan is, aldaar ook in de kraam heeft gelegen en hij derhalve dit kind nog nimmer gezien heeft. Zijne finanti[en] war[en] tijdes zijn verbijft te Gend, niet in de beste staat, & bij zulke menschen zijn dergelijke deficits zoo zij eens ontstaan, moeilijk te herstellen.
K zeide dat hij een boek wilde schrijven over les Sociétés religieuses & politiques & leur influence mutuelle surtout dans les pays bas. Ew. [Van Ewijck] verhaalde bij deze gelegenheid dat de Professors aanschrijving hadden ontvangen om in hunne cursussen het onderwerp dier genootschappen te behandelen. Nu dat is regt ministrieel door zulke slagen zal de Roomsch[e] Hydra wel vallen. De Jezuiten hadden er eene fijnigheid op bedacht om te maken dat de jongelieden die het Collegium philosophicum bijwoonden, niet op Paasschen tot het gebruik van het Avondmaal zouden worden toegelaten. Het is hier egter ruse tegen ruse geweest, en alle de jonge lieden zijn bij den Pastoor te Leuven ten boven bedoelde einde toegelaten.
Ik had geimproviseerd over Despotismus dat ik dan op ene geheel andere wijze behandelde & toonde dat een despoot het elendigste & zwakste wezen was, dat zij die magt over de ziel hadden en niet die dan alleen het ligchaam beheerscht[en] despoten waren. Hieruit volgde nu het Despotismus der kunst, der schilderkunst in het schilderij v Raphael, der Dichtkunst in het tu Marcellus eris van Vergilius, der Vrouw in de magt der liefde en van het Geloof eindelijk in de eerste Christen[en] die in de Katakomben van Rome de vervolging van Nero trotseerden.
Met zeer veel genoegen las ik heden in de Metamorphosen de geschiedenis van Phaethon.
Zondag Maandag Dingsdag 2. 3 4 April
Als een naderend onweder kwam ook de komst van de Comm. nabij & het liep op het laatst druk. Zondag ochtend maakte ik eerst mijne corr in order, schreef aan dC & M. &C & wilde na Dermout gaan doch juist vond ik bij den Pres. veel dat gekomen was & daar nog over gesproken moest worden zoo dat ik op het bureau bij Cénie verviel, 'tgeen mij naderhand niet aangenaam was. Ik las nog de preek van Saurin over de Divinité de Jesus Christus die hoewel niet zoo treffend als die van Massillon egter belangrijk is over de wijze waarop de Kerkvaders dit leerstuk altijd beschouwd hebben, & de valsche tegenwerpingen die de vijanden dezer leer daaruit getrokken hebben daar zij ('tgeen ook bij de Predest. het geval was) zich anders daarover uitlieten vóór dan na het geschil en évidence gekomen was. Paley over de coincidences & overeenkomsten tusschen de gebeurtenissen der wereld uit de gewone historie schrijvers & die van 't N T is belangrijk; voor een Christen is het regt aangenaam zoo iets te lezen - wie het echter niet is wordt niet daardoor bekeerd. Bij Bosscha met veel genoegen uit het 2e boek van Horatius eenige Oden gelezen. Hij is nu weder druk in de privaten.
2. Dien dag geagiteerd met de komst van Comm. Er zijn zoo vele kleinigheden & men krijgt dan van alles natuurlijk de schuld. Daarbij kwam de stroom van brieven zoo dat er aan lezen geen gebrek was. Ik was opgeruimd doch voelde mij te gejaagd en onbekwaam om toen ik 's avonds thuis kwam om half tien, iets voor mijn genoegen te doen. Het werk dat men eenigzints op order van anderen doet, vermoeid ons meer als wanneer men geheel zijne eigen leiding volgt.
3. Dezelfde vertoning. Ik moest lang aan ene Nota werken voor de Memoirie van Olisl. [d'Olislager] wegens de aandelen. Er waren eenige argumenten in, die ik zelve niet regt begreep en dan stelt men niet helder. Toen bij ieder weder te resumeeren, daar
elk zijne argumenten beter dan die van andere vindt, is niet aangenaam. Door dit alles kwam ik te huis minder goed gemutst, als dit in langen tijd het geval geweest was. Bij het nadenken over de oneindige weldaden Gods gevoelde ik tog het zondige eener diergelijke stemming, en de storm werkte niet na buiten. 'S avonds kwam ik weder laat doch echter nog opgewekt te huis zoo dat ik in Walter Scott in[?] Bethrothed las & nog begon te schrijven, voorts met Lina genoeglijk sprak.
Aangenaam was het mij heden eenen brief v Gied te ontvangen. Met leedwezen zag ik daaruit dat Dietje niet regt wel was. Laat ons ten minsten het heden genieten. Dit was zoo een beetje in den trant van Anacreon meer dan van Christus, zoo dat ik nu mijn denkbeeld hem uiteenzette hoe naar mijn inzien de stemming van een Kristen moet wezen. God geve dat het geschrevene in goede aarde valle, en ook aan mij zelven geheiligd worde.
Woensdag. Donderdag 4 & 5 April
Woensdag eindelijk een dag van rust hoewel de stormen om de Mij nog bleven woelen. 'S middags was het mij vergund bij mijne vrouw te blijven, doch ik zat nog druk in de Mij te werken, want deze dagen zijn belangrijk & 't geen op dezelve gebeurt verdient goed uiteengezet te worden. Met veel genoegen studeerde ik nog in mijne oude Annotatien wegens de Mij uit den tijd der afgevaardigden waarin nog veel belangrijks is. Ik eindigde met in de bethrothed van Scot [Scott] te lezen. Behalve de aankomst bij de oude Saxische Dame heb ik er nog weinig in gevonden, dat mij bijzonder trof.
De Letteroef. vallen weer zwaar op het Krijgsmuzijk en de preken v Bähler neer. Hunne toespeling op den laatste Paam Bäh 't geen hen hem bij een schaap doet vergelijken, is al zeer laf.
Gistere[n] was het Diner bij den Presidt met al de Commiss. Zij wilden volstrekt dat ik zoude improviseeren, doch het kwam er niet toe daar ik er weinig lust toe had & mij het Diner te officieel daarvoor was. Ik zat naast Berg & wij spraken zeer genoeglijk. Hij schijnt egter door alles wat met hem gebeurd is, nog al neergedrukt te zijn en ziet nu, om dat hij geld verloren heeft, de hele wereld door zulk eenen bril aan, als of alles & overal even elendig was. Blankenheym vond ik nog al zeer gemonteerd & hevig. Met Valentijn Pfeifer sprak ik nog al veel. Hoe zonderling deze er ook uit ziet, hij heeft zijn verstand regt goed en ik ben het met hem eens, dat de handel op Java met de tijd geheel in onze handen moet komen, doch dat de Particulieren die van de W.I. & de nieuwe staten van America beter dan wij kunnen doen & wij dien dan gezamentlijk met hen kunnen doen, of hun ten minsten daar in den weg wijzen. Het diner was brillant. Bijzonders viel er niets voor. Ik was nog al goed gezind toen ik tehuis kwam en onderhield mij nog aangenaam met mijne goede vrouw, wien ik een & ander voorlas.
Vrijdag 7 April
Eindelijk volgde de rust op alle de druktens & dit was weder een bedaarde dag. Laat ik tog deze oogenblikken van rust te baat nemen.
Geweest bij de Jonge. Zijne vrouw was beter. Hij heeft door ruiling met de Domeinen belangrijke eigenhandige brieven van Maurits over de jaren 1617-20 (niet 1618) aan den Stadhouder v Vriesland verkregen, die veel licht over de geschiedenis van dien
tijd verspreiden, en die, naar zijn zeggen bewijzen dat Old[?] zoo geheel onschuldig niet was aan al het geene in dien tijd, schijnbaar buiten zijn toedoen, gebeurde. Zijne bedoeling is ook om deze brieven uittegeven. Veel verzamelt hij nog uit de Provintie over deze gewigtige zaak.
'S avonds meest een & ander gelezen & doorbladerd. Begonnen met Car. de brieven tusschen daCosta en den Roomsch[e] Pastoor te Haarlem, die zeer belangrijk zijn.
Zaturdag. 8 April
De zon scheen terug te komen, met de Lente. Na den middag wandelden wij buiten de Loosduinsch[e] poort & voelden ons gelukkig van in den Haag te wonen. Gerrit was mede. Hoe spoedig begint zulk een kind al meer & meer belangrijk voor ons te worden. Welk een onderscheid reeds sedert een jaar.
Brieven uit Amst. De stormen schijnen er voorbij & nu weder vergeten te worden. T[?] koopt weer schilderijen en ziet zijn Vrienden.
'S avonds liep de tijd pijl snel voorbij. Ik las veel in de Edinburg Review. Deze Reviews zijn tog altoos zeer belangrijk, en onder de boeken daar men het meest uit leert.
Ik las Caroline DaCosta's vers Emmanuel voor. Hierover nader.
Ik eindigde The Bethrothed van Scot[Scott]. Het is geenzins een zijner besten. Er zijn stukken in die den meester verraden. De ontmoeting van Eveline in het Saxisch Kasteel, de valkenjagt, het character van den Vlaamschen wever & van zijne dochter, doch verder boezemt de geschiedenis weinig belang in, & men ziet van het begin hoe het af moet lopen & dat Eveline met Damian de Lacy zal trouwen. Groot is het onderscheid bij de Legend of Montrose.
Zondag 9 april. 1826
Brieven v. Messchert die nog maar altoos begrijpt eigentlijk niet langer in de Meniste kerk te kunnen blijven, van Zwaardemaker die Veenhuizen bezocht heeft & hoopt dat ter Borg even zeer tot zijn genoegen zal preken als voorheen, van Engels die gehoord heeft de Mij een groot capitaal in Rusland besteeden wil.
Het was allerheerlijkst weder compleet Solvitur acris hiems zoo dat wij den schone dag in de tuinkamer te gemoet juichten.
Bij Mournier te kerk, ik had veel verwachting eens eene krasse preek te horen 'tgeen nog vergroot wierd toen ik de text hoorde over 't geen Christus tot Maria over het eene nodige zegt. Het was lief en wel goede taal aardige tableaux doch verre van kras. Dit had ik er nog nooit uit horen afleiden dat Martha door Christus niet berispt wierd maar alleen voor zoo verre zij Maria van hare wijze van liefde tot Christus wilde aftrekken & wij daaruit leeren moesten een ander niet te veroordelen hoewel zijne uiterlijke wijze van Godsverering niet met de onze overeenkwam. Naderhand kwam er wel over Maria, doch dit was niet zoo als het behoorde op de voorgrond geplaatst. Nu hij is hier waar zijn meisje woont nog al in de wereld en kan zoo kras niet preken als hij zeker eens zal doen; als hij staat waar hij moet.
In 't bosch alles te zien behalve bladeren aan de bomen. 't Hooft was bij mij. De arme van Kooten schijnt door den Brabanders weder bedrogen te zijn. Ik beklaag den man hartelijk. Hij gaat nu stil te Cleef wonen. Welk een lot om op zulk een ouderdom, bij zooveel lust tot werken door zijne famille te worden onderhouden. Zijn Vader Dom Van Kooten moet in Dordrecht zeer veel achting genieten.
'S av Bosscha. Wij lazen nog het vers van dC. Er is veel schoons in doch de voorzang is het schoonst hoewel minder dan die van de voorzienigheid. Het vers is om dus te spreken bijna eene belijdenis in verzen. Veel is er in met bijzondere juistheid & kracht gezegd
maar er komen te veel daadzaken, & te veel texten in, dan dat het poeetisch kon blijven.
Met Bosscha veel over opvoeding over het lezen van slechte boeken, door kinderen & jongens [gepraat]. Naderhand praatte ik met Caroline nog veel over het slaan, niet om meerder magt of kracht te tonen zoo als bij Gerrit wel eens het geval is geweest, maar systematisch als straf. Dit nooit hebbende bijgewoond in onze familles zoo hebben wij het niet ingevoerd. Bij Bosscha is het het tegendeel. Caroline & ik zijn het Goddank over de wijze van opvoeden volkomen eens.
Van opvoeding gesproken hoorde ik met veel leedwezen dat de kinderen van den Kroonprins daar hun oude Gouverneur dikwijls ziek is, bijna geheel in het wild opgroeien & in alle opzigten geheel verwaarloosd worden. De Koning zelve moest daarvoor zorgen. Allerzonderlingst is het, hoe alles in dit rijk ligchamelijk geregeerd en begrepen wordt & hoe de geestelijke kracht, waarvan zoo veel afhangt niet medegerekend wordt.
Men zegt dat de Koning bij het nakijken van een gebouw te Brussel door het kantelen van een balk of iets diergelijks in groot gevaar geweest is & aan zijne handen een poos heeft moeten hangen.
Maandag 10 April.
Geheel H Mij & zoo kan het nog wel eenigen tijd duren. Homerus ligt geheel ter neder voor het oogenblik. Voor het ontbijt liep alles met bijschrijven dezer Annot af. 'S middags bij Pieters geheel Commissariss[en] diner & dus ook Commissariss[en] discours. Heemskerk valt mij wezentlijk toe & geloof ik dat hij indedaad wel knap is, maar zijn toon is scherp & onaangenaam en neemt hij de dingen te hoog op. Onze goede Amsterdamm[ers]
schijnen weder even als voorheen Conciliabules te houden het is te hopen met eenen beter[e] uitslag. Met Biolley kan ik goed praten. Het schijnt mij wezentijk een knap man, zijn vak is belangrijk, en ik heb meer achting voor een knap fabrikant dan voor een knap Commissaris wijl ik de werkzaamheden van den eerste als veel moeilijker als voor meer ontwikkeling vatbaar, en tevens als van meer algemener nut beschouw. Wij hadden een zeer goed diner maar à la Françoise met truffes & Macaroni & Champignons die er altoos bij schijnen te behoren. In kleine kringetjes wierd er nog al over de propositie van dezen ogtend gesproken. Aan tafel wierd er weder over de Pol[?] tusschen Van Halteren & Heemskerk gesproken, & dit liep zelfs wat hoger dan de toon van de tafel zulks toelaat. Treffends & belangrijks hoorde ik niet veel.
Dingsdag 11 April.
Wij vrezen dat de wereld ons van God zal afleiden. Integendeel wie haar wel beschouwt voelt zich nader aangetrokken tot de waarheid erkent meer & meer hoe er gene waarheid is dan in Christus. God geopenbaard God in hem[,] heilig in mijn gemoed uwe waarheid, want zij alleen overwint de wereld.
Wat zal ik verder van dezen dag schrijven. Half handelmaatschappij. Veel gelegenheid is er om opmerkingen te maken. Deed ik het maar altoos. Gaarne schreef ik ook van den ogtend tot den avond, in plaats van al die redeneeringen en lamme discussies, doch het is Gods wil & ik zal er mij derhalve niet tegen verzetten.
Wij waren dezen middag ten eeten bij den Heer Schimmelpennick
& vonden aldaar Pieters & zijn vrouw, Van Royen & zijne dochter, Van der Sleyde & 3 dochters & een oude & jongen Heer Van Pabst. Ik zat naast Juff v Royen en eene juff v der Sleyde, die mij zeer goed beviel & zeer spraakzaam was. Alles was bijzonder prachtig doch niet overdadig. De wijn was goed & vooral een glas Chypre wijn had iets zuidelijks waarop ik wel had willen improviseeren. Dit gebeurde egter nog naderhand toen wij allen reeds opgestaan & in de zeer goed verlichte zij & binnekamer overgegaan waren. Ik had niet gedacht er iets goed[s] van komen zoude & hoewel ik mij egter toch in eene goede stemming gevoelde. Cecar was het onderwerp. Mijn thema was eigentlijk dat Brutus & de zijnen vergeefs de vrijheid zochten te herstellen, dat daar waar dezelve op de deugden van een volk en op deszelfs onafhankelijkheid van macht & grootheid niet rustte[,] het eene ijdele hersenschim was. Het was waar en ik voelde het, & doch er bestaat nog eene hogere wereld nog eene hogere waarheid. God die mij hier in uwe oneindige wijsheid gezonden hebt, gij weet hoe & waar ik uwe wegen verkondigen moet. U zij de eere & de heerlijkheid. Sterker dan de indruk der wereld zij uwe kracht in onzen boezem en mogen wij leven door U, als alles om ons heen sterft & vergaat. Ik sprak met warmte. Wij waren reeds van tafel opgestaan & zonderling is het hoeveel moeilijker het dan is tot eene eenheid te komen. De vereeniging van tafel zelve heeft iets heiligs en allermerkwaardigst is het hoe men dan van waarheden kan spreken die wij niet zouden durven verdedigen met denzelfde moed, wanneer het gezelschap weder op de gewone wereld verspreid is.
Woensdag Donderdag Vrijdag
12. 13. 14. April
De Commissarissen zijn nog aan de Order van den dag. Ll. Donderdag dineerde ik er met eenige Zuidelijke bij Biolley in de Doelen. Het was zeer fransch Calombaies[?] geen gebrek doch ik mag dit zoo nu & dan wel eens bij variatie en steekt dit goed bij de deftigheid der Haagsche Diners af. Ik had gemaklijk improviseeren, daar twee van mijne toehoorders er niets van verstonden en de ander zoo wel juist de hollandsche woorden niet [rooide?]. Het onderwerp was eene gesupponeerde reis van Olislager na China 't geen goed uitviel & een Compliment aan Biolley. Zonderling dat ik met deze menschen, daar ik eigentlijk noch met Olislager nog met eenigen hunner, behalve Cénie & Pieters familliaar was het terstond in een comiquen toon & zelfs met personeele allusie kwam[,] daar ik met de Ewijcks de 'S Jacobs de Van Hemerts & zoo velen die ik nu reeds zoo dikwijls gezien had, dit niet zoude hebben durven wagen. Zonderling is onze roeping nu en dan. Ik zong hier om dus te spreken voor de Barbaren en ben van mijn eigen Hellenen geheel afgescheiden.
Mogt ik tog maar oplettend zijn, op 'tgeen mij omringt & God in alles voor oogen houden.
Met een bijzonder genoegen las ik de laatste Edinburg Review vooral over Pepys' Memoirs. Ik las & extraheerde geheel het leven van Anschar v[?] Kruse dat belangrijk is. Het begin van den Talisman van W Scot [W. Scott] is zeer gelukkig & characteristicq. Aan Caroline begon ik mijn Ext uit Moskew & het College v daCosta voor te lezen, als ook Tartuffe. De Corr. ging ook nog al druk. Steven schreef mij veel. Van Holm had ik een zeer belangrijke brief. DC Wapenkreet is in het Deensch vertaald. Thetzell kan zich niet voorstellen, hoe ik de post van Chef van het achtbaar huis van S & P dC tegen die eener Beamte had kunnen verwisselen.
Een kreet stijgt thans op Missolonghi is gevallen.
Zoo het waar is moet het bloedbad verschrikkelijk zijn. Wie ijst er niet van. Vloek op de franschen die onder de bannieren van den pacha gestreden hebben. Vloek op de hoofden der staatkundige partijen in zoo verre zij sedert de laatste jaren deze gruwelen hadden kunnen verhoeden. God vergeve de zonden aan de Directie der Mij voor zoo verre ook uit de geweren door ons aan den Pacha geleverd de kogels tegen de muren dezer ongelukkige stad gesist hebben. God God is regtvaardig & almagtig wij menschen begrijp[en] het niet. Maar wie in de hoogte gesteld is moet werken waar zijne pligt hem wenkt. Wat levert verder Europa. Commercieele rampen in Engeland. Strijd der partijen in Frankrijk. De wet der eerst geboorte gevallen. De Keizer v Oostenrijk hersteld die v Napels ziek die v Portugal overleden en voor als nog door eene regentes geregeerd. Spanje nog aan al de anarchistische ongelukken van eene regering zonder eenheid & kracht overgelaten. In Egypte verzwaring van despotismus & monopolie. In America zoo genoemde vrijheid der nieuwe republieken - nog geene zeden veel wind. Buenos Ayres in oorlog met Brazilie. Keizer Pedro verlaat Rio v Pernambuco in & Bahia[?]. Letterkunde overal flaauw.
Zaturdag 15 April
Eindelijk mijn voornemen volvoerd & vroeg opgestaan. Genoeglijk schreef ik een paar uur reeds aan mijne aantekeningen. Moge God verder met deze dag zijn.
De briev. van Petrus & Joannes zijn toch heerlijk. Uit de laatste die wij heden begonnen te lezen wil ik eene spreuk voor dezen dag nemen.
1. J. 1. v 25 En dit is de belofte, die hij ons gegeven heeft, namentlijk het eeuwige leven.
Nu met moed den dag in gegaan. Mogt God met mij zijn, & mij voor zonde bewaren.
Aan het Bureau was alles flaauw & bijna om in den Geest er dat van te hebben 'tgeen in 't ligchamelijke walging is. Ik had geen werk genoeg van den eenen kant & geene kracht genoeg van den anderen kant om mij met surrogaten bezig te houden. Eindelijk nam ik den brief van Holm bij den kop & dit gelukte. Als ik zoo dingen van zulk eenen omvang op een zoo kleinen voet behandeld zie, en zoo door zulke geheel en al vreemde beweegredenen geinfluenceerd zie, dan word ik weemoedig.
'S middags bij Kool waar de ziekten nu wat hersteld waren. Dien [ik] ook zijdelings mismoedig vond omtrent de maatregelen die nu wegens Java genomen worden. Men moest liever de kolonien geheel & al verlaten, alleen factorijen voor den handel oprigten. Dit dus ook niet aanmoedigend voor de Mij.
Mansfeld was op de thee bij ons. Een regt goed mensch zoo het schijnt, die wel door zijne betrekking als geemployeerde aan de Rekenkamer daar niets verandert, den moed & lust verliezen moet.
'S avonds gelezen de Revue van Sept. daaruit nog al veel genoteerd & zoo de gehele rei der omstandigheden van deze eeuw voorbij mijne oogen laten gaan. Hoeveel illusie is er in de wereld. God bij u alleen is waarheid.
Zondag. 16 April.
Zephanja 2 Soekt den Heere alle gij sachtmoedigen des lants, die sijn recht werken; soekt gerechtigheyt, soekt sachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den dag des toorn des Heeren.
Ja mogten wij waarachtig God soeken, doch wij hangen aan alles behalve aan hem.
Eene preek van Wijsz gehoord over Rom 14 7-9 dat het zij dat wij leefden, wij Christus leefden, en hetzij dat wij stierven wij hem stierven. Ik had verlangd na de kerk te gaan,
doch bleef niet opgewekt. In de toepassing waren zeer goede zaken doch bij de preek kon ik mijne aandacht niet houden daar er zulk eene herhaling van hetzelve gedurig in was & dit zelfde altoos maar de Paraphrase van den text was. Er ontbreekt voorts iets aan Wijs [Wijsz] hij heeft wel vuur voor het Christ en waarachtigen ijver doch zoo niet dat stille ontvangen van de wijsheid die van boven is dat zich in nederigheid uit. Ik wil niet zeggen dat hij niet nedrig kan zijn, doch hij verwekt deze stemming niet.
Van den eenen kant zijn wij met Gerrit uitnemend gezegend. Hij heeft tot nu toe een engelachtige opregtheid doch van den andere kant een drift waarin er volstrekt met hem niets uitgericht kan worden en geene rede eenige vat op hem heeft zoo dat ik mij zelf heden genoodzaakt zag hem eenige fiksch[e] klappen te geven. Daar ik juist 's ochtens met hem gewandeld & 's middags hem verteld had trof mij dit bijzonder & was ik er recht bedroefd om.
Uitgaande na de Societeit trof ik P Simons uit Amst. In Amst. had ik misschien minder bedaard geantwoord toen hij over alles op eene Cynische of liever zoo geheel corporeele wijze begon te Redeneren & zeide hij meer belang stelde in een pleidooi over vier duiten dan in het heerlijkste vers van de wereld. En tog nog is dat alles uiterlijk[e] affectatie & gene waarheid bij den man. Hij verhaalde mij, 'tgeen ik niet wist dat de Geer iets over Plato geschreven had 'tgeen in Duitschland veel opgang had gemaakt. Van zoo iemand kunnen wij tog ook weder leeren al ware het alleen maar onafhankelijkheid van opinie iets waaraan wij zoo dikwijls schipbreuk lijden.
Ik eindigde heden de Corr. van dC met de Roomschen pastoor, hoewel ik er niet alles van las. Ik leerde er veel uit. De Roomsche is slim houdt zijn streng vast & laat buiten die punten die hij aanroert alle de argumenten van dC onaangeroerd.
Meer en meer heeft mij deze lezing weder overtuigd hoe moeilijk het is tot eenige conclusie in een diergelijk dispuut te komen, wanneer men schrap Argument tegen Argument overziet. Het zoude mijne zaak in het geheel niet zijn zulke Argumentatie[n] te voeren. Ik heb genn scherpzinnigheid genoeg om het valsche van een argument te ontdekken, & daarvoor het tegen-argument terstond gereed te hebben. In deze Correspondentie stuitte het daarop dat dC. geen onfeilbaar uiterlijk gezag wilde erkennen als nodig tot het behoud der reine leer. Waar krachtige tegenwerpingen gemaakt worden zegt de Roomsch[e] altijd dit is de leer van de kerk niet. Zijn grote punt waarop hij dC aanvalt is de tegenoverstelling van zijn gevoelen over de wettigheid der macht & van zijn goedkeuring der opstanden onder Philips 2 & Jacobus 2 ik beken dat dit een moeilijk stuk is.
Laval was een protestant geestelijke die overal de Neologie zag heerschen bij de protestanten & zich toen in de armen der Roomsche Kerk uit vertwijfeling wierp. Hij heeft een boekje ter verdediging van zijnen overgang geschreven.
'S avonds waren wij met de Van der Houvens zeer genoeglijk bij Bosscha. Aan V d H scheen de preek van Wijsz zeer goed bevallen te zijn &beschaamde hij mij toen hij zeide dat ik als scherpzinnige & verder in logica &C er misschien zulk een schik niet in gehad kan hebben. Ik hoor slecht daarentegen en als het mij eens begint te vervelen, kan ik niet meer luisteren. Ik wilde het zo gaarne mooi & regt christelijk vinden laat ik zien in hoe verre het aan mij zelven ontbreekt maar ik kan niet tegen mijne overtuiging spreken.
Wij lazen de Verzen van het Gansebord & was overigens deze bijeenkomst zeer vrolijk & aangenaam. Men verkrijgt meer achting voor de fam V d H naarmate men dezelve meer leert kennen.
Maandag. 17. April
Dien dag was voornamentlijk aan de Mij gewijd, waar eene bijzondere drukte was, & waar om dus te spreken door de aankomst van schepen & die van een groot getal brieven uit bijna alle werelddelen, alles te gelijk kwam. Over de Vertaling der aan Commissarissen aangeboden stukken, was ook veel te doen men wilde nu mij verantwoordelijk maken dat dit niet geschied was; ik wierd daarop driftig waarin ik ongelijk had. Hoe weinig toon ik mij een Christen in dit alles. Laat ik zorgen dat morgen alles daaromtrent beter zij.
'S avonds v bureau komende kwam Oudermeulen met wien ik mij voornamentlijk over de Mij onderhield. V. Pfeiffer schijnt zijn denkbeeld om iets weges de West-Indien voortestellen nog niet opgegeven te hebben.
Nu noteerde ik nog over de Mij & was vermoeid zoo dat zelfs Scot's [Scott's] Talisman mij niet uit den slaap kon houden. Wij hebben ons zomerverblijf weder betrokken dat indedaad heerlijk is doch het is nog ver van zomerächtig te zijn.
Aan het Grieksch wil ik dan eerst beginnen wanneer de Commissariss[en] vertrokken zullen zijn, want voor dien tijd zie ik er weinig heils op & indien de Prest. ieder nieuw voorstel dat er in den Raad gedaan wordt, weder in Sectien wil laten onderzoeken dan weet ik indedaad niet hoe lang zich hun verblijf hier rekken kan.
Met veel genoegen las ik gister[en[ in de Etoile de beschrijving van de improvisatie v 'Sgricci. Zijn onderwerp was le siège de Missolonghi en moet indien men die beschrijving geloven mag verrukkend geweest zijn. De Fransch[en] zullen dan nu tog eindelijk moeten geloven dat er geen bedrog achter steekt en heeft hij daartoe ook de verschillende Journalisten uitgenodigd om zich van de waarheid te verzekeren.
Dingsdag 18 April
Geheel Mij en werkzame dag & naderhand nog zeer genoeglijk na mijn annot. over de Mij bijgeschreven te hebben met Caroline gesproken, & haar voorgelezen van mijne Extracten. Ook onze denkbeelden teruggevoerd tot hem, die men zoo spoedig in de drukte der wereld, uit de oogen verliest.
De Jonge verhaalde mij dat hij aan Willems te Antw 3 a f had medegedeeld van annot. door Gerard over de Rederijk[er]s verzameld & dat Willems denkelijk over dit onderwerp zoude schrijven.
Missilonghi schijnt niet gevallen & de fransche tijdingen voorbarig geweest zijn.
Woensdag. 19 April
Eindelijk tijdingen v Amst. Was er bewezen dat wij hier eenige millioenen verloren hadden, de zaken hadden niet slegter kunnen staan, want onze aandelen worden gedurig weder gedrukt & zijn nu reeds weder 83 3/4. Men kan tegen den stroom niet opzeilen. De onaangenaamheden tusschen Wolt & Wijl zijn weder een nieuw bewijs hoe slecht zich de Nederlanders buiten 's lands met elkander kunnen verdragen.
Cénies vrouw blijft zeer sukkelen ik heb hartelijk medelijden met hem doch kan egter niet nalaten boos op hem te worden, wanneer ik zijne zucht zie om alles te beknibbelen, overal kwade trouw te vermoeden, en alles wat hollandsch is te deprecieeren. Daarbij zijn zijne opinies zoo dikwijlsmagtspreuken die op niets rusten dat men eigenlijk als men naar zijn gevoelen wilde handelen niet zoude weten hoe te handelen.
'S midd. bij Bosscha komende, vond ik aldaar den oude D. De Kruyf. 75 Jaar oud, nog een rustig man, zijn
broeder een geheel krom verdraaid persoon & nog eene dame van die famille met ene heer Hana gehuwd.
Thuis schikte ik papieren in Order & las met veel genoegen in de Q R [Quarterly Review] een articul over de Reformatie en een over een Amerikaansch Zendeling uit het rijk d Burmans. Dit laatste beschaamde mij door mij te tonen hoe sommigen al de vreugde van hun leven aan Christus opofferen & hoe flaauw wij nog zijn in het midden van alle de geneugtes die ons omringen, in het aan de gene die om ons zijn te verkondigen.
Een groot bewijs van zwakheid was het dat ik het mij aantrok, toen ik meende dat de oude Hr. de Kruif van mij zeide, dat ik er niet florissant uit zag. Dat is iets anders als Sir Kenneth daar W Scot [Scott] in zijn talisman van spreekt, die niet eens met de oogen knipte, toen Richard zijne strijdbijl boven hem hield opgeheven om hem de kop in tween te slaan.
Donderdag 20 April Vrijdag 21 Zaturd 22.
Het was een warme Maatschappij dag & vergadering v den Raad. Om vijf uur kwam ik eindelijk t'huis & vond Van der Hoop die dezen avond de spreekbeurt in de Mij v Kunsten & Wetenschp. waarnemen zoude. Ik had hem tijdens mijn zijn te Rotterdam maar even gezien gezien & wij spraken dien middag zeer genoeglijk over letterkunde waarin hij zeer te huis scheen bij verschillende volken. Om zeven uur gingen wij drie van der Houvens afhalen, & kwamen in de Mij. Het gaat daar alles al vrij famillair toe. V der Hoop wierd niet eens door den Directeur gerecipieerd & bevond zich weldra op den Catheder. Hij gaf eerst eene kleine levensbeschrijving van Körner & vervolgens verschillende uit zijne dichtwerken vertaalde stukjes. De Legende van de Heilige Dorothé & een Jagerlied waren zeer gelukkig uitge-
vallen. Hij reciteert goed & indedaad was zijne voorlezing naar mijn inzien zeer onderhoudend. Ik had half beloofd om daarna te improviseeren & nu ging het daarop los. Ik weet juist niet hoe ik er toe kwam, want à priori zou ik er nimmer bijna toe hebben durven besluiten. Met het opschrijven der onderwerpen duurde het lang & kwam er weinig goeds te voorschijn. Eindelijk trok ik Gellert & Missolonghi. Zoo als meestal als ik meer in publiek improviseer was er zeer veel brillants hier & daar doch ook slappe regels. Het schetsen van Gellert was verdeeld als fabeldichter, zedeleeraar, Christen. Het Contrast tusschen hem & Frederik de grote, maar ongelovige man was gelukkig. Ik had reeds veel geimp. wilde met Missolonghi niet te lang zijn. Eerst had ik in regels van tien & elf lettergrepen eene Improvisatie tegen de oorlog & toen een Gebed aan God voor de rust v Griekenland. Kasteele volgde toen met eene deftige invocatie aan de Lente. 'S avonds hadden wij nog een impromptu broodje van V. d. Hoop de gehele famille V der Houven, de jonge Knottebelt, François & Carbasius met hunne vrouwen Bosscha & Vlaardingerwoud een student in de Theologie een vriend van V der Hoop. Het was regt vrolijk & ik improviseerde nog half boertig half ernstig over de Zeven wonde[ren] der wereld daar Keetje v d. Houv. daar volstrekt wat over horen wilde. Met v der Hoop sprak ik nog veel. Hij heeft veel vuur veel enthousiasmus voor Vrienschap & Liefde & is verstandig genoeg om intezien hoe dwaas dat oppergezag in de Kunst is dat Tollens & nog meer Nierstrasz zich aanmatigen willen. Over het zeggen in het vers aan mij van den Geest die van boven komt & over het spellen van wereld op zijn Bilderdijksch is hij bijna als Bilderdijkiaan verketterd geworden. Ik verheugde mij & dankte er God voor hoe onafhankelijkheid van geest & opwekking van zucht tot Christus zich overal vertoont. Des spreke[n]s & improvisere[n]s zat, zonk [ik] in eene aangename en verkwikkende rust ter neder.
Reeds vroeg moest V d Hoop den volgende dag vertrekken spoedig hoop ik hem eens weder te zien, daar wij zeer genoeglijk gesproken hebben. Vrijdag was Oom Jan bij mij & over vele belangrijke stukken onderhielden wij ons. Aan deze gesprekken was bijna al de tijd gewijd die van de Mij overschoot & dit was niet veel.
Zondag 23 April
De Zondag was daar, eigentlijk Rustdag, doch dit nog maar half, daar er nog veel van al het gebeurde met den Raad was bij te schrijven. Het weder was donker, nattig & koud. Ik bezocht den Heer v. d P. [Van der Poll] die zeer te vreden met de afloop van alles was, of liever, dat alles was afgelopen want ook hem woog het besluit van Zaturd[a]g zwaar op het hart. In de Societeit spraken wij Berg die dan in alles elende & akligheid zag. Ik kwam in eene droevige stemming niet zoo zeer voor mij voor het oogenblik als voor zoo velen. Een aangename troost was het mij dus bij Wijsz in de kerk te gaan hoewel het er regt koud & onaangenaam was. Zijn preek over de Opstanding van Jezus was nuttig & wierd met veel vuur uitgesproken. Zijn nagebed was overheerlijk, vooral de bede voor den ongelukkige die binnen eenige dagen zijn leven op het schavot zoude moeten eindigen. 'S avonds las ik met Oom Jan. Bosscha kwam. Wij lazen oude verzen & prozastukken die ik had gecolligeerd & bragten onze avond genoeglijk door.
Maandag 24.
Als men de aantekeningen wegens de Mij op deze dag nagaat zal men wel kunnen begrijpen ik deze dag niet vrolijk kon zijn. Zoo spoedig tog had niemand kunnen vermoeden dat de zwarte dagen van de Mij zouden komen[,] alles was dezen dag al zeer zwart om mij heen. Koning Directeurs Deelhebbers Commissarissen niemand verstond elkander. Jan Ret. [Retemeyer] was na Leyden geweest. Des avonds geraakten wij aan het praten & de wolken dreven langzamerhand voorbij. Te Leyden scheen men over onze advertentie nog al te vreden. Men zit daar nog al diep in de H [M]ij. De zaken van V Bommel schenen nog altoos zeer slecht te staan. Hoe bedriegt men zich tog in al dat uiterlijke. Weinig richtte ik alle deze dagen uit. Meestal ging ik twee keer na de Mij & had genoeg te doen met mijne aant. bij te houden.
Dingsdag 25.
Alles scheen heden tog weder iets helderer. Ten minste de Natuur was dit. Mijne vrouw & Jan kwam[en] mij afhalen. De lente in het Bosch was heerlijk. Ik leerde nog Kruseman kennen, die mij toeschijnt veel vivaciteit te hebben. Deze wandeling was mij weldadig & deed mij veel genoegen. 'S avonds na het Bureau snoepte ik met Jan nog een paar bedrijven van de Aballino die ik nog nooit gezien had. Het is monsterachtig & aller onnatuurlijkst en tog boezemde het mij nog al belangstelling in. Het denkbeeld is tog piquant. Genoeglijk zaten wij nog te praten. Jan is tog een beste vent. Zonderling dat ik wel over dC &C maar eigentlijk zoo over Christelijke zaken niet regt met hem praten kan.
Woensdag 26. April 1826
Eindelijk is alles weder bij & bijna sints een paar weken is het de eerste avond dat ik weder rustig bij Car. zit. Hoe veel meer zijn wij aan elkander gewend geworden. Hoe veel meer genieten wij bij elkander te zijn. God zege[n] nu weder deze avond in heerlijke harmonie en ineensmelting.
Gerrit blijft nu en dan regt driftig. Heden gaat het nog al wel. Hij kan er over redeneren als Plato, wij zoeken hem nu weder eens wat straffer te houden. Het is geen gemakkelijk kind om te behandelen.
Steven schrijft mij over zijn pique nique. Het moet dan à l'instar van onze oudejaarspartij bij Papa B geweest zijn.
Fock schrijft mij dat den post die ik eenige tijd vervulde nu door zijn zoon bezet wordt. Het was mij wel eene onaangename aandoening mij nu ook uit dien betrekking gescheurd te zien.
Missolonghi schijnt gevallen. Van den andere kant schijnt men tog ook krachtdadige maatregelen tegen de Turken te willen nemen.
Volgens J B R [Retemeyer] moet de staat v den Godsdienst in Luik al zeer droevig zijn Akkersdijk moet in zijn College zich daaromtrent op eene bedroevende wijze hebben uitgelaten. Wat toch zijn de wetenschappen zonder God.
Het boek van La Mennais is veroordeeld.
De wet op de 40/mille is te gelijk met onze Advertentie uitgekomen & schijnt deze laatste geheel & al te hebben verdrongen. Deze wet is zoo duister dat men indedaad dezelve bijna niet begrijpt, nog veel minder eenige berekening kan maken hoe men indezen kan handelen en of men al dan niet zal inschrijven waartoe ik nu ook gene verleiding heb.
Donderdag 27. April. 1826
Gisteravond was de eerste ik weder te huis was. De uren vloden te spoedig heen, eer ik het vermoedde.
Aan de aantekeningen is genoeg te schrijven, zoo lang de omstandigheden wegens de H M zoo onrustig blijven als dit in de laatste weken het geval geweest is.
Wij gevoelden hoe zelf[s] zulk een aangenaam logeeren als dat van oom Jan, ons weder van God afbragt, hoe wij op alles steunen behalve op hem. Zoo gaat het toch maar. Goede hemelsche Vader wees met ons & doe ons waarachtig in uwe genade leven.
Ik eindigde Anschar v Kruse. Het is een belangrijk werk dat ik met veel genoegen gelezen heb.
Ik las Van Assen's recensie der Bibl. Critica met genoegen. De partieele Recensies waren mij te geleerd.
Ik las Resema's [Van Reesema] Atticus 't geen ik een sober stukje vond. Bijna een analyse van Nepos. En dan het Resultaat. Voorheen sprak men weinig over het Christendom, nu zoekt men het overal in tebrengen en nu moet Atticus er[?] dat hij de kunst bezat of de wijsheid gevonden had van Schepper van zijn eigen geluk te zijn, een soort van Voorloper wezen van de leer die het eigenlievend hart vernedert en ons toont hoe God alleen bron van ons geluk is & den dood des kruises smaakte om ons dat geluk te verwerven.
Ik eindigde De talisman v Scot[Scott]. Het is beter dan de Betrothed maar ondertusschen nietegenstaande het character v Richard de eerste ontmoeting aan de dode zee en veel partieele stukken belangrijk zijn, gelijkt het teveel op eene toverhistorie met alle die gedurige verkledingen & veranderingen. Scot de tijd is daar dat uw roem op het Zenith is. De wereld kan thans niet meer van U verdragen. Ook gij moet rusten.
Ik maakte een vers voor de Van der Houvens. Dat is moeilijk werk hetgeen ik in langen tijd niet bij de hand gehad had & hetgeen ik ook zeker niet voor veel menschen doen zoude. Het viel redelijk uit.
Gisteren wierd hier een ongelukkige ter dood gebragt. Het was reeds een man van vrij hoge jaren, die eene vrouwspersoon waarmede hij sedert eenen langen tijd geleefd had, vermoord heeft. Bijzonderheden weet ik er niet van. Er is veel over gesproken. Hij schijnt zeer gelaten gestorven te zijn. Het is iets verschrikkelijks wanneer iemand zoo ter dood gebragt wordt.
Mileentje Haackman was deze middag bij ons. Zij is wel lief, hoewel wij tog zoo geheel famillair nog niet met haar zijn, & zij dunkt mij ook minder levendig is, dan zij voorheen was. Wij lazen zeer genoegelijk vaerzen van mijzelven en van daCosta, Le [onl] de la V[onl] &C.[Dit moet eigenlijk ook wel een naam zijn gezien de zinsopbouw] Hoe verschrikkelijk ook las ik met genoegen in La Martines Pèlerinage de geschiedenis of liever het tafreel der Grieksche vrouwen die zich in den afgrond stortten.
Het Artikel heden in de Etoile over Indie is belangrijk. Het spreekt van eene algemene zamenzwering waaronder Java ook begrepen zijn zoude van afgezanten door de Javanen aan den Koning van Ava gezonden; van een nieuw rijk aan het Noordwestelijk gedeelte van Indostan. Zoo er wezentlijk een vereenigd plan tegen de Europ. bestond, zoo Java viel wat wierd er van de Mii. Aan God alleen zij alles aanbevolen.
Eenige regels heden in Cheever[?] gelezen ontstichtten & verontwaardigden mij. God bewaar mij doch door uwe Liefde in de waarheid.
Vrijdag & Zaturdag 28 & 29 April.
Het was nog koud & bedrukt weder, als of het in Januari was. 'S middags te huis komende, vond ik Jan & Ida met hunne
broeder & Zuster Hartung uit Rotterdam; zij is eene allerliefste vrouw zoo 't schijnt, die veel beproefd wordt & die het mij dus bijzonder aangenaam was, eenig genoegen te kunnen doen, dat egter door de bijzonde[re] koude zeer gestoord wierd. Hij is een goed man, tabaksmakelaar in Rotterdam, doch die zoo geheel in den gewonen sleur medegaat.
Wij bleven deze avond te huis spraken nog veel, lazen uit Bilderdijk & zag ik ter loop[s] sens[?] in wat Baruel in het twede deel van zijn Jacobinisme over de vrijmetselaars geschreven heeft.[*] Schrik & aakligheid bevangt den gene die dit leest. Volges hem is in de drie eersten graden alles zeer onschuldig en slecht[s] in de hogere wordt de haat aan alle tronen & altaren geleerd. Het geen hij zeide weges de Initiatie in ik geloof de Rosecrux waarin Christus stervende wordt voorgesteld maar de applicatie wordt gemaakt dat Christus juist de dienst van den eenen God heeft weggenomen waarvan dan ook Inri wahrzeichen is (de woorden naamlijk die boven aan het Kruis stonden) herinnerde mij aan het geen B[onl] mij eens zeide Nous célébrons chez nous (les Maçons) le mystère de la religion Chrétien[ne]. Zoo wel kan het gene dat eerst ter aanbidding v Christus was naderhand tot andere oogmerken misbruikt geworden zijn.
Over mijn imp staat nu weder veel moois in de Oracle te lezen. Het woord van Missolonghi schijnt alleen de aandacht getrokken te hebben & is de goede Gellert geheel vergeten geworden. Zonderling is het dat nu het relletje weder opkomt.
Z M is geopereerd geworden aan de gevolgen der wonden te Brussel ontvangen bij gelegenheid van zijn val. Hij heeft in deze ook weder bijzonder veel bedaardheid & koelbloedigheid getoond & men heeft hem bijna met geweld moeten dwingen een oogenblik met werken te verpozen.
Zat. las ik 's ochtends in Raumer de Geschiedenis van Saladyn na. De historieele schets van dezen vind ik bijna treffender dan die van Scot [Scott]. Hij schijnt daar te veel een goochelaar & waaghals. Richard is daarentegen bij Scot in veel te gunstige trekken geschilderd.
In een zwaarmoedig oogenblik nadenkende over de toekomst van de N H Mij & over dat van den handel indien deze poging mislukte verraste mij de inzending door da Costa van zijn God met ons waarvan hij een Exemplaar met veel hartelijkheid aan Caroline was toegewijd. Bij de nalezing bevalt mij nu het eerste gedeelte ten minsten weder uitmuntend.
Gisteravond waren wij in de fransche Comedie daar wij den gehele winter niet geweest waren. Hoewel ik mij bij deze gelegenheden niet zo geheel vrij amuseer als vroeger heb ik tog hier in den Haag zulk eenen vrolijke avond in de Comedie niet doorgebragt. Sints ik Lavater gelezen heb, ben ik veel scrupuleuzer op dit alles geworden doch zie er tog geen kwaad in, wanneer men zulks niet te veel herhaalt, & er niet aan verslaafd is. Mijne Vrouw deed het veel genoegen de kleine Bourson eens te zien, een tienjarig meisje dat in la [onl] Clary zeer aardig voor een Auvergnatsch meisje speelde. De On fait ce qu'on peut mais non ce qu'on veut is een stuk waarin er door een zoo veel verschillende rollen vervuld worden & dat ik meer zag. De Préceptions dans l'embarras & Maison de loterie waren zoo geheel fransch[e?] onderwerpen die op zichzelven niets betekenen & waaromtrent men zich moet verwonderen over de wijze waarop van een fonds dat niets betekent zoo veel aardigs heeft kunnen gemaakt worden. De rol van een gebogchelde klerk v een Notaris in eene kleine stad die er zijn genoegen in schept om de geheimen der gehele stad te weten & alle plannen in de war te werpen werd uitmuntend door eenen zekeren Auguste uitgevoerd. Deze & de kleine Bourson wierden uitgeroepen.
Dingsdag. 2 Mey
Reeds weder Dingsdag avond. De Zondag was stil Jan & Itje vertrokken. Genoeglijk waren wij bij elkander geweest. De dag was somber, ik was gaarne t'huis gebleven, doch gevoelde het was pligtmatig na de kerk te gaan. Het was in de Nieuwe Kerk bij de Militairen. V den Broeke predikte over het zoeken der dingen die boven en niet dergene die op de aarde zijn. Het was goed en ernstig zonder bijzonder te treffen. Ik wilde na de Societeit gaan doch ook dit was ene verstrooying. Waartoe deze als zij niet nodig is. Christelijk beter is het toch zeker Zondags in zijn huis te zijn. Nu dit berouwde mij ook niet. Ik schreef een & ander bij. 'S avonds bij Bosscha. Zijn Lexicon was af. Hij was wars van Latijn & Grieksch. Wij lazen derhalve zoo het een & ander na & kwamen in het Godsdienstige nog al meer aan elkander dan vroeger. Wij hebben altijd stof tot onderhoud.
Maandag ochtend vond ik een zonderlingen brief aan het Bureau vol met texten en in vaerzen & waarvan ik volstrekt niets begreep. Aan het Bureau weinig merkwaardigs. De Koning is aan de beterhand.
Mevrouw Van der Houven zoude verrast worden. Dit was reeds lang afgesproken. Om half zeven was reeds een groot getal gasten in de zijkamer vergaderd. Agter een kraamschot zaten Muzikanten een soort van scherm was in de scheiding tusschen de zij & binnenkamer gemaakt. Toegewijd aan de beste der moeders stond met bijzonder grote letters op dit scherm geschreven. Eindelijk kwam de vrouw des huizes verrast & verrukt & zag op eens alle die toebereidsels. Het scherm ging op & een reus trad als Northumberland op vergezeld met een dwergje quâ Palmo die gedurig zijne handen stelselmatig als een beeld uit de 4 kronen bewoog. Weldra trad
Keetje V der Houven als Lady Gray op reciteerde hare 700 regels indedaad met veel waardigheid. Enfin zou Oom de Vos zeggen om kort te gaan alles liep goed af. Een vers van mij wierd er naderhand nog gereciteerd. Toen volgde de verrassing van eene impromptu collation. Wij hadden eene Improvisatie verzen & boutsrimés & ik dacht indedaad dat ik in Amst. was. Zoo eene famille kring, waar alles zoo door elkander spreekt, dat vindt men hier weinig.
En nu deze dag. Wat zal ik zeggen. Goed & kwaad Den ogtend was moeilijk & onaangenaam. Misverstanden kleinigheden met den ouden & Jongen Cénie. Lange discussies over het innerlijke onzer bureau inrigting waarin onze Pres[iden]t doch nooit eene verandering zal durven maken & die derhalve tot niets brengen. Een schrik toen ik aan het Bureau kwam. Lusteloosheid en moedeloosheid in alles, dat alles werkte zamen. Mogt ik alle deze zaken uit het oogpunt Gods beschouwen, uit het menschelijke oogpunt ziet het er droevig uit.
Aangenaam & verrassend was mij de komst van Muller de boekverkoper hedenavond nadat ik hem dezen ochtend even gezien had. Hartelijk & genoeglijk spraken & wandelden wij. Het was een der eerste lentedagen. De snerpende noordewind was geweken. De zon ging verrukkelijk onder. Veel over het in verband brengen van ons leven met God kan ik nog van dezen man leeren. O moge de opvoeding mijner kinder[en] kristelijk zijn. Er ontbreekt mij nog zoo veel. In hoeveel zaken durf ik mij niet aan mijn gevoel overgeven & ben ik nog een kunstmensch. Letta is zwak & lijdende. Het geen Muller van hare brieven voorlas was treffend. Ach hoe verwijderd ben ik nog van zulk eene stemming.
Over t B was ons onderhoud minder aangenaam. Er bestaat bij hen veel liefde voor hem maar het zijn nog de oude Grieven. Volgens hen zoude ter Borg ook in zijn huis zijne opgeruimdheid verloren hebben. Ik kan het niet geloven, God geef gij licht in dat alles. Het is zoo hard wanneer men menschen ziet, geschikt elkander lief te hebben in Christus & dan beiden met &[?] uit ijver tot zijn naam van elkander zich verwijderen
Ik improviseerde gister[en] op Esther & van daar op Jane Gray & Mev v der Houven. Het leek nog al wat, maar er waren ondertusschen weinig oorspronkelijke denkbeelden in & ik geloof het wel beter gedaan te hebben.
In Engeland opstanden in vele fabrijkplaatsen, waarna de arbeid stil staat. Men begint de looms weder te vernietigen.
Muller verhaalde mij dat Denner hier in Holland C f 1200 à f 1300 had opgedaan. Falcke is gestorven. Het Institu[u]t egter schijnt onder ander[e] door de bemoeyingen van den Hertog van Weimar te zullen worden voortgezet.
Ik las over al hetgeen tijdens de 3e kruistogt gebeurde Schlosser & Raumer na, doch moet toch den eersten verre de voorkeur geven. Hij dringt veel meer in het verband der gebeurtenissen in, terwijl de laatst[e] wel de uiterlijke gebeurtenissen goed verhaalt, doch wegens derzelver oorzaken zeer oppervlakkig is.
Woensdag 3 Mey
De ogtend was geheel aan de Mij gewijd. Van eene confidentieele brief aan de f[actor]ij had ik veel voldoening & was er God dankbaar voor. De werkzaamheden volgden elkander op. 'S avonds had ik bezoek van 's Gravesande [Storm van 's Gravesande]. Wij spraken genoeglijk over daCosta Bilderdijk, het Secretrarieeren, zagen het hemelsbreed onderscheid tusschen de Alexandrijnen van daCosta & die v 's Gravenweert, & moet ik zeggen hij mij over het algemeen zeer toeviel.
Donderdag. 4.
Het was hemelvaartsdag. Nooit heb ik in mijne jeugd deze dagen als eigentlijke feestdagen leeren beschouwen, en dit is oorzaak dat zulks er ook nu dikwijls nog moeilijk in wil. De dag begon droevig met koude & nattigheid. Bij Wijs [Wijsz] in de Kloosterkerk was het bijzonder vol. Ik kon niet alles verstaan & vond er over het algemeen weinig voedsel in. Het blijft zoo bij algemeenheden en dringt niet door. Toen weder bureau & laat eerst kwam ik vrij & kon het genoegen hebben mijn goede broeder & zuster Pauly te verwelkomen. Ik ben regt verheugd dat zij hier zijn & hoop onder Gods zegen eenige dagen genoeglijk met hen doortebrengen. Pauly is nog geheel de oude. Margo ziet er ook voor haar doen wel uit, doch wat onderscheid bij dat bloeiende meisje met d[an?] die heerlijke naar agter gekamde lokken. Mijn God wat mist de mensch wanneer hij schoonheid mist. 'S middags deed ik met Pauly nog eene heerlijke wandeling. Bij onze thuiskomst lazen wij ene preek v Saurin op den hemelvaartsdag die indedaad uitmuntend & stichtelijk was, krachtig & dit met de grootste eenvoudigheid zoo dat er indedaad rijkelijk voedsel in was voor verstand & hart. O God schep mij toch een nieuw hart. Naderhand las ik de Tasso v 's Gravenweert. Er zijn goede verzen in, maar er is tog geene ziel in, er is zoo niets in dat iemand die de geschiedenis kent, niet even goed had kunnen bedenken. Toen moest ik na bed door migraine en ondervond op nieuw hoe gering de afschaduwing tusschen ziekte & gezondheid is. Nu ik dit schrijf voel ik mij weder hersteld, mogt ik er tog innig dankbaar voor zijn, en mijn tijd ter eere Gods besteeden. Hij geve mij daartoe de kracht en het innig vertrouwen op hem tegelijk met de innige overtuiging van zijne opstanding in het vleesch & verheerlijking.
Mey. 5 Vrijdag
Ps 25 v. 7 Gedenckt niet der sonden mijner jonckheyt, noch mijner overtredingen, gedenckt mijner nae uwe goedertierenheyt, om uwer goedheyt wille o Heere
Nu weder met nieuwe moed aan het werk. God geve daarop zijne zegen.
In Engeland nemen de opstanden een ernstige keer. De weefgetouwen worden vernield. Men vreest voor verdere verspreiding van dezelve & denkt dat de koornwetten veranderd zullen worden. Zie daar de gevolgen dier als een afgod aangebedene industrie waar zij te ver gedreven wordt. De wereld ziet er zonderling uit. God weet wat er gebeuren kan & moet. Laten wij ons aan hem vasthouden. Hij is de eenige star der hoop in het midden der stelsels. Hij zal deze wereld waarvoor hij gestorven is niet verlaten. God in de hemel wees ons, wees de volkeren die hun eigen geluk willen stichten zonder U, genadig.
Belangrijk is de beschrijving v. Dwars v het gebeurde in de Kwakers kerk. Dezelfde vrouwen waarvan daar gewaagd wordt waren ook bij Letta Muller geweest. Men spreekt nu altoos van dweeperij bij daCosta & ter Borg doch dezen gronden zich op de H S & mij dunkt dat dier wijze van godsdienst oefening toch zeer veel van dweeperij heeft. Men kan & mag Christus overal verkondigen doch dit zoo te doen, als of men oogenblikkelijk zich geinspireerd gevoelde door den H G. dat kan er dunkt mij niet in. Mollet moet dunkt mij een Zonderling contrast met dit viertal gemaakt hebben, daar tog zijn geest in het contact met de wereld, zulk eene geheel andere plooi heeft aangenomen.
De Commercieele horizont blijft zeer duister. Tegen de Mij schijnt alles zamen te zweeren & de ongerijmdste geruchten ten hare opzichte in omloop gebragt te worden.
Zaturdag 6 Mey. 1826
Met Pauly & Margo zijn wij aller aangenaamst & rustig. Werken wandelen & praten, alles heeft zijn tijd. Moeilijk is het met logeergasten, van den eenen kant altoos even vriendelijk te zijn & van den andere kant zijne individualiteit niet te verlochenen.
Het was reeds Kermis. Apen en beeren & Muzijk & Polichinels van alle kanten.
Het tekenen begint weder doch zal nu niet lang duren. Ik studeer met Pauly in den Metamorphozen waarin tog regt veel moois is. Welk eene gemakkelijkheid van Versificatie & uitdrukking
Een brief van daCosta regt hartelijk. Nu houdt hij mij weder te goed. Zoo erg als hij het toch inziet kan ik het niet inzien. Allen doen wij veel dat verre van goed is & wijken geheel van God af. Doch ik kan nog niet zien dat in vergelijking van andere eeuwen wij zoveel slechter zijn.
In de fransche Comedie was het hier assaut de Siflets dewijl een Directeur rollen wilde vervullen die men achtte dat niet onder zijn bereik vielen weshalve dan ook het publiek door eenige kwade jongens gerepresenteerd een verschrikkelijk geweld maakte.
Altijd blijft er nog twijfel of Missolonghi gevallen is of niet. De Etoile verhaalt nu ook dat ik geimproviseerd heb, hoewel zoo vele bekenden in den Haag er niets van wisten.
Allerzonderlingst is de brief in texten dien ik van eene zekere Kleck alhier gekregen heb. Tot elucidatie heb ik er den brief van Carbasius bij laten zitten.
Goede God mogen wij dankbaar blijven bij de onverdiende weldaden die wij genieten. Mogen wij vooral blijven geloven aan uwe Voorzienigheid & Liefde, bij zulke omstandigheden, als wij thans op vele plaatsen zien gebeuren.
Mey. 7. Zondag
De dag begon opgewekt; ik las op den raad van dC waarin indedaad veel toepasselijk is. Ja men beschouwt de wereldsche zaken niet zoo als het behoort uit het oogpunt van God.
Ik ging met lust na de kerk, doch vond mij nog al in mijne verwachting bedrogen. Naar aanleiding van een text uit de Hebr. handelde Dermout over de Christelijke hope. Voor zoo veel ik er van hoorde, want dat is niet altoos gemakkelijk vond ik er zeer goede aanmerking[en] in doch ik kon moeilijk mijne aandacht er bij bepaald houden want het stuk was te lang te veel in algemeenheden & de hoge beeldspraak van de Schrift wierd duidelijk gemaakt zoo het heette door omschrijvingen & beelden, die mij dan maar volstrekt niet bevielen.
De goede Kasteele vond ik weder grotelijks hersteld. Moge God hem voor zijn talrijk huisgezin bewaren. Chris Kool & Juff Decourt trouwen. Kool reist weder na Dordrecht ter bijwoning der bruiloft. God geve dat ook zijne terugkomst ditmaal gezegend zij.
'S avonds nadat wij 's ochtends nog het heerlijke van het Bosch genoten hadden, een aangename vereeniging. Behalve Bosscha & zijne vrouw hadden wij den jonge Rappard, Beêlo [Beeloo], Kruseman, den Adv Delprat, Charlotte Voute [Voûte] & Mieleentje Haackman. Aan het Souper was het indedaad al zeer vrolijk. Wanneer ik Bosscha zoo opgeruimder dan voorheen zie, dan ben ik regt dankbaar. Kruseman sprak zeer aangenaam & met geestdrift. DelPrat is een levendige prater. Ik improviseerde nog over Virgilius. Ik wilde in het beschrijvende vallen doch dit ging niet maar het bleef in een hoger kring. Het denkbeeld dat Dante juist Virgilius als Leidsman nam om dat deze reeds in zijn Pollio de toekomst v Christus voorspeld had was gelukkig, als ook dat Eneas & Dido moesten scheiden daar de namen v Carthago en Troje vereenigd, te groot zouden geweest zijn.
Maandag Mey 8. - Woensdag Mey 17.
Eindelijk komen wij weder tot onszelve. Dezen middag om 4 uure deden wij Pauly & Margo uitgeleide aan de Diligence die bijzonder vol was. Het is geen aangenaam afscheid wanneer men zijne vrienden in die grote machine, als pakgoederen ziet instoppen. Enfin alles diligence en bijwagens reed eindelijk voort, en nu wandelden wij heerlijk voort in het Bosch dat ik in het gehele jaar zoo niet genoten had. Ik was opgetogen van vreugde & genoegen & voor Lina was het ook regt aangenaam, om na herinnerd te zijn geworden aan het gene den Haag het grievendst voor ons oplevert namentlijk de scheiding van geliefde Vrienden ook weder dat te genieten dat haar zoo zeer boven Amst. doet uitmunten, namentlijk hare schone natuur. Wij doorwandelden de minder bekende wegen van het Bosch & dronken thee aan het Roomhuis & kwamen dankbaar en genoeglijk terug. Hoe lief wij Pauly & Margo ook hebben, Het is ons goed weder eens alleen te zijn. Sedert het begin van de maand April heb ik door de Commissarissen & logeergasten schier mijne gewone studie vergeten & ik verlang zeer dezelve weder op te vatten. Werpen wij nog een blik op de voorleden week.
Uitstap naar Amsterdam.
Dezelve had plaats in de verleden week. Ik verlangde bijzonder de bruiloft van Louise le Chevalier met Petit Pierre bij te wonen. Van weinige menschen buiten mijne famille ontving ik zoo vele bewijzen van hartelijkheid, De reis derwaarts was zeer zoor. Hartelijke ontvangst bij Papa. Karel, nu bij Laurin schijnt zich moeite te geven. Gied was nog niet geheel waar hij wezen moet. Bij PcC veel verwarring. Hoe het daar moet aflopen weet ik niet. In de Handel vele verslagenheid doch
nu eenigzins verlevendigde hoop wegens de Granen. Klachten wegens de grote Thé Expeditie der Mij. Horstmann [Horstman] keurt de Visscherij in de Indische zeeën als schadelijk af, raadt de zaken op Amerika niet geheel te laten varen, zoo als men te Amst. vertelde. Claude wordt nu weldra alleen meester van zijn huis. En tog niet gelukkig! Bij Chevalier vond ik zijn broeder & zuster met de Jufr v gezelschap, Charles met Daatje Sluiter nu zijne vrouw, Rodolph Annette Fanny Dom L'Ange Gordon van Ile de France jufr Dull, Fanny & Philippon Schlute Gos Jufr. van Rossen v Haarlem Jufr. de Koning bij Mev le Chevalier gelogeerd jufr Drost v Haarl. Schäfer die bij Chev. op 't kantoor is. Sophie Mollet eindelijk de bruid & bruidegom. Zij waren hartelijk, doch niet zoo smaniosi als hier de gewoonte is. Het was regt goed niet zoo brillant als een haagsch Diner, 'tgeen mij goed deed. Waarom is tog die eenvoudigheid in alles geweken. Petit Pierre deed ene soort van aanspraak, die regt goed was. Waarschijnlijk zal hij wel te Dordrecht waar hij beroepen is, terugkeeren. Er was een regt vrolijke en doch godsdienstigen geest over de plegtigheid. L'Ange [Teissèdre de l’Ange] zag ik met genoegen. Ik improviseerde onder Gods zegen niet ongelukkig ik schilderde eerst Louise onzeker van hare toekomst op de oevers van den Zond, Petit Pierre op dezelfde wijze op de Neufchatelsche bergen. Toen[?] Holland het gastvrije, door God gezegende, als punt van vereeniging. Het einde was een hymne op de voorzienigheid na dat boert en ernst als in het leven er in door elkander waren gemengd geweest. Ook op de fam le Chev. & de Kon van Den[emarken] imp ik nog Conditien[.] Charles sprak in het Deensch. Gos had een vers & was een regt goed ceremoniemeest. Men scheidde om twaalf uur & het was wezentlijk een dag geweest dien ik niet ligt vergeten zal. Vrij vermoeid keerde ik den volgende dag na 's Hage terug en was verheugd alles in goede welstand weder te vinden.
Met Pauly & Margo hadden wij het goed geheel in den ouden vriendschappelijken toon. Te ver moet men niet gaan met wijs boven mate willen wezen. God werkt hoe hij wil. Wat ik in mijne brief aan Margo vroeger gemeld had, konde ik wel schrijven, doch niet zeggen. God geve hen & ons het ware te zoeken & te vinden. Pauly knutselde, ik tekende meestal. Wij lazen nog een paar avonden uit Ovidius en eens, de laatste de beschrijving der spelen uit het 6 boek v Virgilius.
Een avond waren wij bij Huet alwaar Pols met zijne vrouw & zuster was. Hij is geemplooyeerd bij de Posterijen en verhaalde nog veel merkwaardigs over de invoering v diligences & stoomboten & over den strijd welke overal tusschen deze nieuwe inrichtingen & de plaatselijke besturen ontstaat op verscheiden plaatsen vooral in Noord Brabant hebben de Schippers zelve een stoomboot aangelegd, & en dit is vast het verstandigst, ook onze ouder[en] hebben de bakens verzet als het tij verliep.
De Pinxter liep geheel anders af als ik gedacht had. Dwars en Claude zouden komen & ik wist niet hoe zich dezen beide vereenigen zouden. Geen van beiden kwam. Messchert schreef ik zelve af. Wij hoorden een preek van Certon die indedaad Py. [Pauly] & mij goed beviel daar wij in eene goede stemming in de kerk kwamen, hoe veel hangt toch in dit alles van ons zelven af. Al de Van der Houvens waren dezen dag bij ons met Bosscha. Py was in zijnen ouden trant lagchte om zijne eigen aardigheden & diverteerde zich een weinig ten koste van den goede Feith & van de dames die zijne Lady Gray ten toneele hadden gevoerd. Alles liep in de vreugde af. Ook eene Jufr. d'Osy kwam nog met Koosje Bosscha mede en trof mij niet
bijzonder. Ook ene Jufr Henriette Chabot was door de V. d H geintrd. geworden.
Maandags lag Pauly misschien wel voor zijne pekelzonden met migraine te bed. Wij wandelden zonder einde & zagen des middags de duizenden bijwoners van de Scheveningen Kermis voorbij de rotonde van het Bureau passeren.
De vier Reizigers na Braband Daan Boissevain, Steven, Cris de Vos, en Berkhof verschenen Maandag avond. Het zijn hupsche jongens. Zeer verheugde het mij Steven te zien. Er hangen hem nog zware wolken boven het hoofd, maar met Gods hulp zal hij er doorkomen.
Eindelijk wordt het zoeler. Tot 15 Mey heeft men met het grootst genoegen kunnen stoken.
Letta Muller zag ik nog in Amst. Zij heeft iets lijdends doch teves iets zachts opgeruimds. God zij met haar in alles.
Ik had zoo gaarne Dwars hier gezien om van hem te leeren Christus in de natuur te vinden. O er ontbreekt mij nog zoo veel in het geloof.
Over ter Borg hoorde ik sedert eenigen tijd weinig. Ook nog weinig over daCosta's God met ons. Men vindt voor zoo verre ik hoorde de aanhef uitmuntend de Alexandrijnen te weinig dichterlijk te veel dogmatisch.
Klijn heeft weder een treurspel uitgegeven. Hij is met 's Gravenweert op reis. Zonderling is de vereeniging dier twee menschen.
Nierstrasz zond mij heden zijn vers bij de vergadering van de Zed Verb [Vereeniging ter Zedelijke verbetering der gevangenen] dit jaar. Er is veel goeds in doch het Christ als een bezit als eene eigen kracht voorgesteld. Ik kan er mij niet mede vereenigen & ik mag het niet veroordelen.
's Gravesande [Storm van 's Gravesande] heb ik hier nog al gezien. Hij bevalt mij beter dan voorheen, & kan ik wel begrijpen dat hij Messchert nog
al sterk toegevallen is.
De voorgestelde Graanwetten in Engeland schijnen doortegaan. Zoo het schijnt verminderen de onlusten.
Pauly blijft met den Index mijner Verhandeling belast die op dezelve na, afgewerkt was. Ik had nu geen lust dezelven op nieuw geheel doortewerken.
De Kermis leverde hier weinig op. Ik zag met Gerrit den Tapir &c nog eens. De vorstelijke famille maakte er nog al gebruik van, & het nageslacht zal het misschien niet geloven, wanneer ik verhaal dat Pauly ipsis oculis Princes Marianne des ochtends om tien uur, met hare Koets voor eenen Poffertjes Kraam heeft zien stilhouden, en aldaar Hare Hoogheid een bord poffertjes met veel appetyt heeft zien orberen.
Z M is weder geheel hersteld van de gevolgen van den val te Brussel.
Rijkevorsel [Rijckevorsel]heeft hier ook nog een paar dagen gelogeerd & is mij indedaad wel bevallen. Hij is joviaal, hupsch, hoewel hij wel gelooft de zaken nog al goed te weten, het gene misschien wel aan de omstandigheden waarin hij zich reeds vroeg bevonden heeft, is toeteschrijven.
Mileentje Haakman hebben wij bij deze gelegenheid ook nog al gezien. Het is een goed meisje, doch ik houde haar niet meer voor eene soort van prodige gelijk ik vroeger deed & kan mij bijkans niet verbeelen dat ik eens zoo veel met haar opgehad heb. Zij heeft niet veel tact 'tgeen misschien aan de betrekking waarin zij zich bevindt & haren opvoeding toeteschrijven is. Hoe moeilijk is het niet voor een meisje, om in alles altijd met die reserve & delicatesse te spreken die men van haar verwacht.
Bedenkingen in ernstige oogenblikken
2. Pinxterdag 1826. Wanneer men zoo oppervlakkig het leven beschouwt zoude men denken, dat niets gemakkelijker was, zoo lang men gezond is, & het daaglijks brood geniet. En egter hoe moeilijk is dit zelfde leven indien men het in betrekking met God & Christus stelt wanneer men bedenkt wat men als Christen doen moet, hoe men iedere dag, ieder uur om de genade Gods in Christus moest denken. En ondertusschen hoe lui is onze ziel om zich tot God op te heffen, hoe gaan er uuren, halve dagen voorbij zonder dat wij er om denken. Hoe paaien wij onszelven met iedere goede gedachte die ons voorkomt & rekenen wij ons dezelve tot gerechtigheid aan. Hoe verre zijn wij van dat waaken & bidden dat ons aanbevolen wordt.
Wij zijn sterke menschen spreken godsdienstig & wijsgerig over alle de betrekkingen van het leven en hebben de woorden van character en zelfstandigheid gedurig in den mond. En ondertusschen een weinig hoofd of kiespijn de vertrekking van eene enkele zenuw een kleine zwelling van een of ander deel, & ziedaar onze gehele vreugde & kracht ligt daar neder & onze opgeruimdheid is geheel verloren. Dit alles is duizend maal gezegd & ondertusschen kan het niet genoeg herhaald worden.
Ik heb de werken v Luther, waarop ik intekende, eens ingezien. Er is veel troostelijks en krachtigs in. Wanneer men daar maar eenige pagina's in leest ziet men voorts het ijdele in van alle Sophisterijen van de Franschen dat Luthers opstand tegen de kerk eene staatkundige omwenteling was. Neen, zij was waarachtig uit God. O mogt bij ons, zoo als bij dien waardigen man Christus de hoofdzaak zijn.
Mey 18. Ik verwijt mijzelven boos geworden te zijn toen Cénie brieven geweigerd had er met Sch. [Schimmelpennick] & V d H [Van der Houven] over gesproken te hebben. Wanneer zal ik doch eens karakter hebben? Klagen is zwakheid. Laat ik doch onder Gods zegen man zijn.
Eene grote huislijke tribulatie hadden wij heden. Onder Gods zegen kon zij nog goed aflopen. Mijne Vrouw heeft zich uitmuntend daarin gedragen. God zij met haar. Ja, God is met alles.
Berg was heden bij mij, alles droevig inziende in de tijd en egter had hij nu het plan gevormd om eene Agentschap in Frankfurt te solliciteeren en daar de Coloniale goederen die de H Mij ontvangen zoude te debiteeren. Veroordelen doe ik hem niet, hij heeft een bestaan gezocht. Maar dit gaat dan zoo ver dat men ontwerpen aanbiedt waarbij Amsterdam geheel geruineerd zijn zoude!
Doef [Doeff] was heden bij ons. W Willink die in de eerste Verg. van den Raad voor de Directie kroop om Agent te worden loopt nu met eene balans in de zak waaruit hij bewijst dat de aandeelen op 80 pc nog te hoog staan.
Geschrev[en] aan Steven. P dC wil weder le financier zijn, hij bereidt zijn eigen val die lang uitgesteld kan worden doch eindelijk onontwijkbaar wordt.
Geschre[ven] aan daCosta. Te zwart ziet hij onze eeuw aan. Niet met opzicht tot God want daar zijn wij alle schuldig, maar in vergelijking tot vorige eeuwen.
Gelezen Ed Rev [Edinburgh Review] over de Colonies. Er is waarheid in. De tijden zijn veranderd. De productie der Coloniale Artikel[en] wordt nu landbouw geen broeikasCultuur meer en de W I Colonien
met hunne slaven moeten vallen. Wie hier dan egter in de hand der Voorzienigheid wil grijpen en 'tgeen het werk van den tijd zijn moet extrepide daar wil stellen[?] Wat bestaat zoo het niet tegen regt & waarheid aandruischt is door God geheiligd & waar deze band verbroken wordt, geschiedt het nimmer straffeloos. Engeland kan zijn Colonien niet vrij verklaren en mag het niet. Dat America nu vrij zijnde meer handel als voorheen drijft is de vrucht der omstandigheden & niet van de vrijverklaring. De statistiek waarbij juist het gebruik van het Capitaal zoo naauwkeurig berekend wordt, komt mij voor aan vele misrekeningen onderhevig te zijn. Ik vertrouw het systema van Engeland nog niet. Zij hebben minder hunne Colonien bevoordelen dan die der vreemden vernietigen willen. Java & alles wat zij nog niet bezitten lacht hen aan. Zij weten dat in dit oogenblik niemand in het goedkope der voortbrengselen met hen concurreren kan & dit maakt hen trots. Zoodra onze Calicots goedkoper zijn zullen wij hen anders horen spreken. Na dit goedkope hadden wij moeten trachten, wij H Mij. zeg ik. Wij hadden den weg moeten wijzen aan de Fabrikanten doch nog doen wij niets in dit alles. Hartelijk heb ik de Prest. lief doch hij weet niet welke er eene verpligting er op hem ligt, hij gevoelt niet wat aan hem opgedragen was. Zijne handelwijze jegens Sch[Schimmelpennick] is onregtvaardig. Wij zullen niets te doen hebben deze zomer, zeide mij de Pres. Niets te doen hebben in ene inrigting waarop de hoop van zoo velen duizende huisgez[innen] nog gericht is, het laatste plegtanker van Neerland[s] handel. Met den Koning is reeds weder aange[onl]. Zooals thans kan het niet blijven. Het is toch waarachtig niet om f 7. à f 8/m te verdienen dat wij daar geplaatst zijn. Hoe veel dat gedaan konde worden gaat er nog verloren!
In de Ed. Rev. [Edinburgh Review] N. 84 doorliep ik onder ande[re] het Artikul Milton bij gelegenheid der uitgave van een nu ontdekt godsdienstig werk van hem. De man voelt de waarde v de godsdienst, van Christus niet. Ondertusschen is het boek de beschrijving van de Puritein[en] bevattende, uitmuntend geschreven & trof mij. De duivelen zelve zullen de waarheid verkondigen.
De vergelijking tusschen de opstand tegen James 2 met die tegen Karel 1 is belangrijk, ik moet dit bij gelegenheid nog eens nalezen en ondertusschen opmerken hoe moeilijk het is lang vervlogen tijdperken in hunnen waren geest te beoordelen daar onze eigene ons te dikwijls ontsnapt.
Over mijne staatkundige begrippen ben ik nog niet met mij zelven eens. Ja ook de macht der Koning[en] even als alle bezit komt van God. Zijn er echter niet regten die het volk verdedigen mag. Moet men verdrukking in Masse dulden. Is er niet een wederstand die ook zijne heiligheid heeft hoewel niet zoo als daCosta v Philips beweert & die voorts het doodvonnis van zijn geheel volk heeft onderschreven. Er is hier veel moeilijks in. Practisch komt zoo iets Goddank nog niet te pas, doch men mag met opzien tot God ook van geen onderzoek in theorie terugwijken.
Mey 19 Vrijdag
Regt aangenaam was het mij een brief v ter Borg te ontfangen. Hij wil hier komen God zegene deze bijeenkomst.
Met Gied gaat alles goed. Op het Comm maal zullen wij niet kunnen komen, daar Pieters uit de stad gaat.
Er schijnen nu weder ongunstige geruchten weges de val van Missilonghi te zijn. Huskisson spreekt uitgebreid over de Engelsch[e] scheepvaart. Wat eigentlijk het doel is van hunne liberale grondbeginselen omtrent den handel in de Kolonien
begrijp ik niet regt. Het is zeker iets anders dan wat zij opgeven want daarvoor kwam Burdett nog kort geleden genoeg uit dat de Engelschen alleen vrijheid van handel geven, wanneer ook hun eigen voordeel dit vordert. Het is eene herinnering uit den vorigen tijd, wanneer wij Huskisson horen zeggen dat Holland onvoordeliger dan alle andere natien behandeld wierd wijl dit het eenige land was waarvan men de concurrentie vreesde. Er wordt in Engeland eene Comité of emigration gevormd. God op u vertrouwen wij; als wij menschelijke wijsheid volgen, hoe kan & moet het dan met de wereld aflopen.
Het weder was uitmuntend en wij deden weder eene genoeglijke boschwandeling 's middags die altijd eene soort van hymne op de genoeges van den Haag is.
Luthers werken heb ik ontvangen. Zij zijn krachtig. Gelezen in de Q R [Quarterly Review] een stuk over de W I Colonien en de laatste ontdekkingen in Africa in de Ed Rev. [Edinburgh Review] over de mommiers. Alles was belangrijk & ik heb daarvan geext.
In de Mij zoek ik door kleinigheden en naauwkeurige nota's de zaak bij te houden. Men mogt bij ons wel eens het Ça ira spelen want het is er dodelijk. Het is een ligchaam waarin de Geest om dus te spreken uitgestorven schijnt te zijn. Alles gaat bijna mezza voce en het is als of het een zonde was, eene propositie te doen. Met Z M komt de zaak volstrekt niet verder & zal toch eens tot ene explozie moeten komen, want dat zijne millioenen zoo slapende verteerd worden kan den man toch niet bevallen.
Zaturdag 20 Mey 1826
Want het (Evangelium) is eene kracht Gods ieder die gelooft eerst den Joden, en ook de Griek[en] (Rom 1. vs 16).
God geef mij een oprecht & gelovig hart
Gelezen het begin van Wieland's leven v Cicero voor de vertaling der brieven gesteld & [die] mij met genoegen in die tijden verplaatsten. Ik heb de oude Geschiedenis te lang geleden & zoo nog niet met behoorlijke nadenken gelezen.
Matthes na zoo veel jaren koopman geweest te zijn wordt nu weder Dominé, hoewel hij zich jarenlang met de studie niet heeft bezig gehouden. De Moraal zegt hij is tog altijd het zelfde en tot de Exegese heeft men alleen gezond verstand nodig.
"Weder 's ocht betrokken en verder en vroeg heerlijk & helder, nog steeds koude Noordewind".
Aan het Bureau blijft alles even melancolicq. De werkzaamheden der 4e en 5e afd verminderen dagelijks. Ik heb nooit eene diergelijke verslagenheid gezien. God geve mij de kracht mij daardoor niet te laten medeslepen. Wie staan kan & durft in de vrijheid Gods, wat zijn voor hem die vormen des levens. Zonde en jammer egter dat zulk eene inrigting niet meer tot algeme[en] nut zal medewerken & als de laatste steen zal wezen die op het Babel onzer vroegere grootheid nederploft.
'S middags had ik eene Visite van St Martin eene droevige herinnering uit 1820. Hij was veel bezadigder geworden zoo 't scheen, toch nog altijd denkende dat hij in 1820 in vele zaken gelijk gehad had. De Brabander[s], want daar is hij tog genationaliseerd veranderen even min als de Mo[onl]. Welk getal mijner oude Graan kennissen zijn er dit jaar nog gevallen. Clinckspoor, de Waele, de Linge, Frans Hanbrouck &c.
Bosscha was hier. Hij heeft vele zorgen, en zoo Zorgen in dingen, waarvan men zoude geloven niets te vrezen te hebben en die egter bitter zijn. God zij gedankt dat ik hem van eenige troost mogt zijn.
En Missolonghi viel. God weet alleen waarom dit zoo zijn moest. Het is verschrikkelijk. Laat ons de genade Gods die ons spaart aanbidden.
Vrede zoo 't schijnt tusschen Engeland en de Birmans. Even als bij de Romeinen schijnt deze oorlog die hunne magt in Indie zoodanig aan het wankelen bragt, weder tot bevestiging van dezelve te zullen medewerken.
Gelezen in de Reviews over Siam, Singapore &C ook nog de Asiatic Journ v Dec 1825 waarin veel wetenswaardigs, hoe staan wij in alles agter bij de Engelsch[en]. Onze kolonien zijn voor ons gesloten boeken. Zoodra de volledige aandel[en] getekend zijn, zij mijn eerste werk het lezen der memoires v V Alphen.
Zondag 21. Mey.
Rom 1. 17. Want de regtvaardigheit Godts wordt in den zelve geopenbaart uit gelove tot gelove; gelijk geschreven is: Maar de regtvaardige zal uit den gelove leven.
Δικαιοσουη γαρ Θεού έν αύτώ αποκαλυπτεται έκ πισεωσ είσ πισιν: καΘωσ γεγραπται. ‘О δε δικαιοσ έκ πισεωσ ζησεται.
Het weder is heerlijk. Zoo vroeg als ik wilde kon ik niet opstaan. Rijke oogst v brieven. J Bruyn heeft eindelijk een vaste aanstelling van f 600. God zegene verder zijne pogingen.
Om twaalf uur bij Wijs [Wijsz] over den text Mannen broeders wat zullen wij doen 't geen de Joden op den Pinxterdag tegen de Apostelen zeiden. Er was niets bijzonders in maar het was stichtelijk & opwekkelijk.
Bij Bosscha waren wij 's avonds zeer hartelijk & genoeglijk.
Maandag 22 Mey (23. 24)
Want sijne onsienlycke dingen worden van de scheppinge der wereld aen, uit de schepselen verstaen en doorsien beide sijne eeuwige kracht ende Goddelijckheit, op dat sij niet te verontschuldigen en souden sijn. Rom 1 v 20.
tα γαρ άορατα αυτου άπο κτισεωσ κοσμου, τοισ ποιημασιν νοούμενα καΘοραται ητε αιδινο αυτου δυναμισ και Θειοτησ εισ το ειναι αωτουσ [αυτουσ] αναπολογητουσ [?]
Weinig bijzonde[re] voorvallen. Genoeglijk & werkzaam liepen deze dagen voorbij. Maandag avond herlezen met Carol. de annot. v April v dit jaar 'tgeen ik met genoegen deed. In de Asiatic Journal nog al veel belangrijks gevonden. Gister meldde Koo Bruyn mij de dood van zijn eenig kindje 'tgeen regt hard voor hem is. Moge God hem troost zenden.
Een brief van daCosta die kras was, en tog geloof ik indedaad dat hij gelijk heeft. Hij staat veel hoger dan ik.
Gister avond met Bosscha de derde representatie van Snouk namentlijk Michiel Adr. de Ruiter gezien. Zijn masque als de Ruiter is uitmuntend hoewel te oud voor den tijd waarin de R hier voorgesteld wordt. Het stuk is allerlangdradigst & hier en daar meest Drama. Het is mij bijzonder afgevallen.
Heden visite van Reynvaan vriend van Oom Jan, die de Mij in betrekking met zijn huis te Bordeaux wilde brengen, 't geen geloof ik moeilijk gaan zal.
Aan Gied & Dietje zonden wij heden eene bloementafel met een vers. God geve dat zij dezelve lang in gezondheid moge gebruiken. De laatste tijdingen van Dietjes gezondheid waren niet zeer gunstig.
Mey 25 Donderdag
Rom 2 v 1. Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mensche, wie gij zijt die /andere/ oordeelt. Want daarin gij eenen anderen oordeelt, oordeelt gij u selve, want gij die andere oordeelt, doet de selve dingen.
Διο αναπολογητοσ έι, ω ανΘρωπε πασ ό κρινων εν ω γαρ κρινεισ τον ετερον, σεαυτον κατακρινεισ τα γαρ άυτα πρασσεισ ό κρινων.
Met veel genoegen heden honderd regels uit de Chi v Homerus Illias en toen de beschrijving van den dood van Priamus gelezen in de Eneis 2. Er is tog een heerlijke concisie in die oude talen.
Mey 26. 27. 28 Vrijdag Zaturdag Zondag
Ds ter Borg bij mij
Het was Donderdag reeds laat. Ik zat midden in de Asiatic Journals & had geen denkbeeld meer op ter Borg, die ik tegen den volgende dag verwachtte. Op eens wordt er hard gescheld & zie daar, de man staat voor mij. Het was eene genoeglijke ontmoeting. Reeds vroeg op den volgenden dag waren wij uitgetogen en ontbeten in het Bosch al waar hij zich alle de toneelen zijner kindscheid weder voor oogen stelde en zich in het gezicht van al het schone dat ons omringde, verlustigde. Niet minder verheugde hij zich, toen wij des avonds naar Scheveningen reden, en daar het zachte geruisch der golven hoorden en den avondzon zich in deze heldere baren zagen spiegelen. Den volgenden ochtend na het ontbijt, nam de goede man zijn afscheid, & trok verder na Rotterdam. Het was mij een levendig genoegen geweest ter Borg bij mij te zien en op te merken, hoe
God zijne kracht in onze zwakheid werkt. Nimmer heb ik een man gezien die indedaad nederiger mij voorkomt dan ter Borg nimmer iemand, die er eenvoudiger voor uit kwam dat hij vele zaken niet wist, & die dat gene hetwelk hij zich dan als verdienste had kunnen eigenen, minder deed vooruitkomen. Wat de Müllers er ook van gezegd hebben, ik vond nog in den man dezelfde onschuld [onl] opgeruimdheid, & denzelfden zegen Gods op hem verspreid als voorheen. Hoe veel maal zoude men niet uitroepen Is dit de man die zoo veel opzien baart, de man die met zulk eene onverzettelijke kracht op den Predikstoel het Evangelium der Genade verkondigt. Vele zaken en leerstukken zegt hij nog eerst te willen laten rusten. Dan weder zegt hij dat hij eerst den Bijbel moet lezen, dan weder kan hij niet begrijpen hoe hij dit of dat zoo sterk heeft durven prediken. En egter diezelfde toestand van schijnbare onverschilligheid maakt hem zoo vast, dewijl de wereld geen vat op hem heeft, dewijl dezelve zich niet op hem kan wreken. Met dezen man sprekende gevoelt men hoe het innig Christendom door alle tijden een is hoe het bestaat in dat geheel erkennen en ontvangen van den Verlosser, met de gehele kracht onzer ziel. Zulk een Christendom is aan geen stand aan gene geleerdheid verbonden. Als men ter Borg hoort verhalen, hoe zelfs ambachtslieden zijn gekomen, hem op zulk een heerlijken toon van het Christendom hebben gesproken, hem zelfs in sommige opzicht[en] hebben vermaand en raad gegeven, dan ziet men hoe God overal werkt, hoe niet door wijsheid niet door scherpzinnigheid de kennis der Evangelien verkregen wordt, maar hoe dikwijls door God het verachte der wereld wordt uitverkoren.
Reis na Rotterdam
Ter Borg zoude in Rott preken, en ik had groten lust hem aldaar te gaan horen, en kon ik dit thans vrijer doen, dan zulks te Amst. mij nu mooglijk is. De fam Messchert had ons gevraagd. Wij reden p Kales regt vrolijk & fashionable in een paar uuren over & vonden de fam Messchert alwaar nog behalve onzen vriend zes ongetrouwde dochters zijn in gereedheid om kerkwaarts te trekken. De Gemeente was klein, als ook de kerk. Daar V d H [Des Amorie Van der Hoeven] predikte, waren vele zijner getrouwe volgers bij hem gebleven. Ik wierd innig gesticht & verwonderde mij nog meer hoe de man die zoo in zwakheid schijnt te staan op den predikstoel als machthebbende als Apostel der waarheid. Zijn text was 1 Joan4 v. 13. Hieraan kennen wij, dat wij in hem blijven, en hij in ons en dat hij ons sijnen Geest gegeven heeft.
Eigentlijk was de gehele brief zijn text want hij haalde dan dit dan dat vers uit denzelve aan. Eene analysis van een preek van ter Borg te maken is zeer moeilijk. Zie hier het grote doel. De verloren zoon zijne schuld gevoelende kon tot den Vader gaan & van dezen het zinlijk teken der vergeving ontvangen. Ook wij gevoelen ons zondig, ook wij wenschen het bewijs te ontvangen dat God ons in Christus in genade heeft aangenomen. Alleen geestelijk kan ons deze zekerheid geworden & zij blijkt ons uit het zenden van sijne Geest. Deze Geest wordt ons kenbaar in deszelfs uitwerkingen namentlijk 1/Geloof 2/Liefde 3/Vrijmoedigheit. Dit waren derhalve de drie punten afzonderljk behandeld en waarbij telkens een wolke van getuigen uit den brief v Joannes zelve ter staving wierden bijeengebragt. TB. in naam van Christus eischt veel, hij eischt deze gemoedgesteldheid waarmede de wereld vijandschap & God alleen vrede heeft.
Hij eischt eene gehele overgegevenheid aan den wil van God opdat deze in ons woning neme, & de stem van het geweten zwijge bij de erkenning dat het bloed van Christus ons gereinigd heeft van alle zonden. Maar eischt t B [ter Borg] iets minder dan Joannes en sprak niet Joannes in de kracht Gods. Veel nog is mij hard in deze leer, tegen veel nog strijdt mijne wereldsche zin doch ik wensch innig het te geloven & bid God om bijstand. Dit gevoel ik toch dat dit geloof alleen datgene is hetwelk de wereld overwint & dat door de heilige mannen is aangeprezen. O wie zoo in God, in wie God zoo mocht zijn die is zalig. Doch wie kan dit begrijpen, zoo hij niet het Christendom op dezelfde wijze beschouwt. Kan het voor zulk eenen iets anders als dwaasheid zijn. Veel invloed menschelijker wijze kan ter Borg hier niet hebben, men moet hem & zijne preken kennen want het is zoo iets geheel anders dan het gene men gewoonlijk hoort. Ligt egter is er goed zaad gestrooid. God weet hoe & wanneer het op moet komen. Als ik nu agter uit zie hoe ver was ik nog van God & Christus toen ik reeds nabij dacht te zijn, & hoe ver sta ik nog. Mijn God & Verlosser kom mijne ongelovigheid te hulp.
Ik woonde met bijzondere stichting deze leerrede bij, ja hoorde haar zoo ik geloof met minder afleiding dan de Avondmaals leerrede. Hoe anders scheen mij nu de brief van Joannes als toen ik hem bij Retemeyer dezen ochtend gelezen had.
Mijn regtsinnighyt der Mennoniten leende ik aan ten Borg. Ik geloofde bijna dit boek verloren te hebben & had er geloof ik een paar maal tevergeefs na gezocht. Nu greep ik er na, en vond het rustend onder mijne handen.
Ik las t B het Extract uit DC. College over de handelingen gedeeltelijk voor waarin hem ook vele denkbeelden frappeerden & ook het geen ik in 1823 schreef. Dat gene het welk ik toen over
de Predest. ter neder schreef, komt mij nu in vele opzichten philosophisch voor. Dat over het onderscheid der oude & nieuwe leer beviel mij beter.
Na de kerk ging ik met Messchert den jongen Smeer, die ook een bezoek bij dC heeft afgelegd, & Van Heel opzoeken. Beide niet te huis vindende zagen wij nog de ontzettende stoomboot. Welk een gevaarte, doch hoe veel minder fraai dan een schip. En in zulk eene eeuw van mechanica wil men nog dichters hebben.
Bij onze te huis komst vonden wij nog Dom Messchaart die reeds de vorigen avond met ter B. [ter Borg] over de Vriesche Socinianen gesproken had, & zich beroemd had de gemeente waarbij hij aldaar gestaan had tot Arianes gelijk hij zelve was, gemaakt te hebben. Na onze terugkomst spraken wij meer over eenige algemene zaken tot D. Messchaart vertrok. Wij vernamen dat deze die eerst op reis gegaan zoude hebben doch door ziekte verhinder[d] zich nog toevallig onder het gehoor van t B. bevonden had, gezegd had veel stichting gehad te hebben doch zich nog al sterk tegen de zoogenoemde magteloosheid en de Godheid v Christus verklaard te hebben. Mev Messchert zeide dat de beide leeraars het eigentlijk eens waren geweest, en het alleen op de uitdrukking aankwam. T B verklaarde egter vrij sterk dat dit het geval niet was maar het wel degelijk een zaak betrof namentlijk of men zich geheel aan de leiding van God overgaf dan in eigen kracht stond, daar juist dit laatste volgens hem magteloosheid was. Er was gen[e] gelegenheid dit onderhoud verder uittestrekken. Alles liep nu verder gewoonlijk af, met eenen diner zeer eenvoudig & hartlijk gegeven & theedrinken in den tuin die aan de Schie bij die ontzettende azijn vaten ligt. Wij vonden daar onder anderen Mev. Vollenhoven de zuster van den Heer Messchert Mevrouw Monchie & eene Jufv. Schadé uit den Haag.
Messchets positie is nog al zonderling zowel als lid & dienaar der Gemeente waar hij zoo dikwijls tegen zijn gevoelen hoort prediken, als ook in zijn huisgezin op zijne jaren nog zoo geheel in het ouderlijk huis & met al die zusters. Eene derzelver Aagje beviel mij het best & gaf een teken van verstandhouding tusschen broeder & zuster te kennen, dat ook zij met veel stichting de leerrede van ter B. [ter Borg] had aangehoord.
Zaak der Vestingwerken.
Deze moet aan den Koning een ontzettend groot hartzeer berokkenen. Meer & meer wordt deze zaak uitgestrekter & het blijkt dat vele daarin deel genomen hebben. De generaal Krayenhoff is verhoord geworden, doch of hij als medepligtig zal beschouwd worden, weet ik niet. Een generaal Doorman ziek zijnde, is door eene Commissie van het hoog Militair Geregtshof te Utrecht zitting hebbende, verhoord. De Generaal Henniquin die den roem van een braaf man had en die men zegt alleen door inferieuren bedrogen te zijn, heeft zich in zijne gevangenis van het leven beroofd. De bedriegerij in dezen schijnt zoo ver te zijn gegaan dat op vele plaatsen de vestingwerken geen schot zouden hebben kunnen wêerstaan. De zedelijke verantwoording van de Koning voor zijne Geallieerden, voor alle de millioenen tot dien vestingbouw besteed, is nu ook bijzonder moeilijk. Ik beklaag hem, doch is het tevens een les dat het wel een onderscheid maakt of men mannen van bekende godsdienstige & zedelijke principes, dan wel alleen knappe lieden gebruikt. Op dit eerste wierd bij de aanstellingen door onze Koning zoo men vermeent weinig acht geslagen. Van daar dan ook dat wij Professors hebben die openlijk de openbaring wederspreken.
Improvisatie
In het Journ. de Bruxelles staat weder een stuk over mijne Imp. 't geen het vorige daarover in de Brabantsche papieren gezegde moet rectifieeren. Het is een articul van V L denkelijk de redacteur Van Lennep. Er is hier echter nog veel gezwollens in en onjuist in. Het schijnt waarlijk of de fransche taal dergelijke zaken, niet zoo als zij wezentlijk gebeurd zijn, kan uitdrukken.
Indie
De berigten uit Java van het laatst van Dec. melden nog steeds dat de zaken gene gunstiger wending namen, er grote stefte onder de Europeanen was, en in 't geheel gebrek aan volk. Over het terug komen p een Engelsch Compagnieschip de Bombay van den Gouv Van der Capellen beklaagt men zich in Java zeer & wordt dit als een hoon beschouwd, aan onze Marine aangedaan.
Maandag 29 Mey.
Gehele toewijding aan de Mij. Pieters stond op zijn vertrek. De Vergadering duurde 5 uur 's ocht[end]s 's avonds t'huiskomende was mijn werk lust over. De Haagsche Courant nam het articul over mij, & nog wel met een vleiende noot over.
Dingsdag 30 Mey.
Ook deze dag weinig nieuws. 'S avonds had ik willen lezen eerst kwam Delprat eene visite doen toen gingen wij bij Kool al waar wij de avond genoegelijk doorbragten vooral door Mirandole [Mirandolle] een gezegend man. God hij is uwe hand & naar uwe leiding wandelt hij voort. Treffend was zijn denkbeeld dat de herkenning na den dood, gene noodzakelijke vereischte maar bijzonder Genade zijn.
zoude. Hij grondde dit onder andere op de wijze van herkenning van Christus door de Discipelen na de opstanding van dezen. Ja deze man heeft waarlijk bemind. God hoe beschaamd moet ik zijn als ik mij zelven bij hem vergelijk.
Woensdag 31 Mey. 1826.
Heden stroomde het brieven. Van Gied & Dietje hartelijke bedankjes die mij regt aangenaam waren. Ik wilde hen nog verrassen op het Commissaris maal, maar na ruggespraak met Lina vond ik het beter dit niet te doen.
S & P d C steeds wakkelende blijven tog boven. S d C [Steven de Clercq] meldt mij eindelijk de f 5/m voorschot[?] voor de lading van Guear][?] verkregen te hebben. Gemakkeli[jk] was het vroeger bijna 25 à 30/m te bekomen wie had gedacht dat de zaken zulk eene wending zouden nemen.
Onze goede Koning trekt zich de zaak der vestingwerken zeer aan. Hij schijnt nog niet beter te zijn, ten minste het vertrek naar het Loo is onbepaald uitgesteld. Dat sukkelen is tog niet goed.
De avonden blijven koud zulk een doordringende Zeedamp als gisteren heb ik hier nog nooit gezien.
Deze ochtend studeerde ik in de Ed Revi[ew] over de Horden Chinese volken en kwam nu bij met alle deze annotatien. Er zijn steeds zoo vele kleinigheden die zamengevoegd een geheel uitmaken. De tijd aan het Bureau na de Vergadering vliegt om. Men komt laat t'huis wil na den eeten nog eenige beweging nemen & ziet de dag is om. Laat ik dezen avond mijn ziel nog eens tot God verheffen ik heb het nodig & ben deze dag te weinig opgewekt geweest.
Juny 1. (Donderdag)
Wat zal ik zeggen. De dagen gelijken zich. Mogt Gods waarheid maar in ons hart stralen. Zijn wereld is de eenige ware.
Aan de Mij niets ongewoons. Wat zal eindelijk het doel zijn waarop dit alles uitloopt God weet het.
Heden was het de verloving. Nieuwsgierig ben ik hoe alles zal afgelopen zijn, & eigentlijik verheugd ik er niet was. Indien wij nu onder Gods zegen, er met de bruiloft komen is alles nieuw.
'S middags verraste mij onverwacht een bezoek v Nierstrasz wij spraken genoeglijk. Veel is er eigenwijsheid & misschien aanmatiging in dit genootschap doch er is tog ook veel dat van God komt. Ik kan het mij niet uit het denkbeeld zetten. Een verhaal v Nierst. trof mij bijzonder. Hoe velen worden er tog op deze wijze gered. Nu, dat moet ik erkennen. DaC. moge bezwaren hebben, maar wie eens handen aan den ploeg sloeg zal dezelve er niet weder van afkeeren.
Juny 2. (Vrijdag)
De schone zomerdagen beginnen. Onze tuin is verrukkelijk ook die van het bureau, waar de Meidoren, de Sering & de Gouden regen heerlijk bloeien. Wij waren vroeger op & leefden genoeglijk. Mogt ons hart tot God gekeerd zijn. Bij de historie van A. dacht ik hoe zwak toch de mensch was, dat hij zoo ligt door zijne begeerlijkheid wordt mede gesleept. Onze Gerrit was heden zeer lief 'tgeen mij de middag alleraangenaamst maakte. Zondeling is het hoe veel invloed dat kleine goed op deze rust van ons leven heeft.
Juny 3 Zaturdag
Want daar is geen aanneminge des persoons bij God. Rom 2 v 11.
ὀυ γáρ ετσι[ν] προσωπολγψια παρα τᾠ θεον .
Een genoeglijke dag werkzaamheid 's avonds met Lina een ernstig besluit.
Zeer trof mij de brief v ter Borg. Welk eene eenvoudigheid. Ja dit is toch de weg Gods. Zulk een brief moet aan de wereld dwaasheid toeschijnen. Indien ik denzelve aan Oom de Vos liet lezen zoude hij bekennen, daaruit aanleiding te kunnen nemen om ter Borg voor geheel gek te verklaren nevens alle anderen die eenige waarde op zulk een brief stelden. Zonderling is het hoe God alle menschen die Christus liefhebben, tot elkander voert en tusschen hen eene zekere innige broederschap doet bestaan, welke zij niet van zich afwerpen kunnen. God is groot en wij wormen wagen het zijne genade te bepalen. O God geef mij in alles vrijmoedigheid.
De Commissaris-partij heeft plaats gehad & is zonder bijzonderheden, doch egter goed afgelopen, zoo 't schijnt. Bruid & Bruidegom schijnen niet bijzonder opgewekt geweest te zijn. Bij de eerste kan ik mij dit uit physieke bij de tweede uit moreele goed voorstellen. Gied Gied wat is er voor u in die Jaren veranderd.
'S midd. na het bosch, aldaar vond ik Kerkhoven die mij voor de Luthersche Synodale maaltijd uitnodigde. Sterk is de klacht in Amsterdam over alles, doch zij komt dunkt mij niet uit de goede bron. Het is alles onvergenoegdheid en deze leidt nooit tot God.
Met Gerrit naderhand met veel genoegen het Panorama van Algiers gezien v Landlow. Het geeft een goed overzigt der gehele gebeurtenis, in opvolgende schilderingen & zonder de kunst te willen beoordelen heb ik het met veel genoegen gezien.
Na de Preek wierden vele complimenten gemaakt zoo als bv. aan den Heer v Pallandt die het bestuur over de Protestantsche eerdienst heeft aan de Heer Janssens als zijn Secret. aan Dom Dermout als Secreta. van het Geref Synode. Sander voelde wel dat de waarachtige eenheid in het hart en niet in den naam moet bestaan, doch hij wilde het altijd nog door menschelijke middelen hebben & dit komt van God alleen.
Zonderling was het, het geen ik hier opmerkte, dat bij het voorlezen van den text allen zoo vrouwen als mannen opstonden.
Na de preek wierd een soort van Zonden belijdenis voorgelezen waarna eene aanspraak aan boetvaardigen & onboetvaardigen.
Aan de tent kennis gemaakt met Do Salomon v Leyden bij wien Hoffman v Fallersleben gelogeerd had. Hij is thans custos der bibliotheek te Breslau. Hij heeft een gedeelte van een werk aan de academie van Leyden toegewijd & heeft des wegens den titel van Doctor ex honore verkregen.
Van Carbasius vernam ik dat Bilderdijk zijne Spraakkunst zal uitgeven, Hij zeide van kluchten sprekende de kluchten &C van Jan Klaassen van Asselijn gelezen, die voor de zeden zeer belangrijk moeten zijn.
De Jonge zeide mij dat Martinus Rithovius, waarvan Filips van Egmond gewaagt, juist een der grootste vijanden der Staatsgezinden geweest was en gedurende de tijd waarin dit stuk speelt in Gend gevangen heeft gezeten.
Ontving een brief v Steven met schandelijke [Portriesche/Oostersche??] chicanes. Ik had moeite hierbij bedaard te blijven.
Ontvangen een belangrijken brief van Messchert over het verblijf van ter Borg aldaar, over deszelfs bezoek bij Ds van den Ham & zijne correspondentie (van Mess) met D. van der Hoeven [Ds. Des Amorie van der Hoeven] over de preken van ter Borg. Deze vrees van de Roomsch[en] is dat waarmede den Bove zulke andere Christus gezinde gemoederen, als V der Hoeven & ander[e] verblindt.
Juny 5 Maandag
Zonderling ben ik overgesprongen & is daardoor de [verwarring?] tusschen mijne aantekeningen veroorzaakt. Wat zal ik nu zeggen. Het was een zonderlinge dag. Druk was het aan het bureau & moeilijk konden de Heer V de[r] Poll & ik van elkander af komen tegen half vijf. Eenige minuten later stond ik in deze kleine receptie kamer in de twee steden & zag vele vreemde gezichten doch vond ook kennissen weder, onder anderen dien Professor Nieuwenhuis dien ik eens op de audientie gezien had. Wij gingen na beneden, de kamer was somber. Op de houten vloer zoo in den trant als in de Nieuwe Stads herberg te Amsterdam. Ik kwam te zitten naast dezen zelfde Prof Nieuwenhuis en de Hr V Lynden v Luneburg [Van Lynden van Lunenburg] een eerwaardig oud man uit Utrecht die de Maaltijd van 't Ut genootschap in 1824 had bijgewoond, en die zeer bedaard & verstandig over vele onderwerpen van den dag sprak. Voor den eeten was ik nog even aan den Minister van Palland voorgesteld geworden. Voorts vond ik aldaar Horstman, Kerkhoven, Dom Schulz den secretaris van 't Synode dien ik vroeger kende & die wezentlijk mij voorkomt al een zeer goed man te zijn. Loman ook predt alhier die mij minder beviel & voorts Sprö insgelijks een predikt. alhier vroeger Veldprediker een zeer dik man V Gennep en onze Prest. waren er ook. Ds Sander zag ik er. Tot dezen man voelde ik mij aangetrokken. Hij scheen mij even als gisteren in een strijd te zijn. God waar gij u vertoont daar is het immers licht. Ook zag ik er Wenckebach den Secrs v binnenl. zaken & Janssens sec. van eeredienst. Met Prof Nieuwenhuis geraakte ik spoedig over Mattheüs als andersints aan den gang & alles was genoeglijk. In
't midden van het diner kreeg ik lust Dom Sander aan te spreken & wij geraakten spoedig meer aan den gang. Naast V Lynden [Van Lynden van Lunenburg] zat een man met een zonderling deftig & tog eenigsins spotachtig gezicht. Dit was zoo men mij zeide Lagers de President. Wij waren aan het IJs & ik dacht nog niet aan het improviseeren, toen ik mij op eens op den schouder voelde kloppen & met zeer vele omwegen dezen Prest. mij hoorde verzoeken eens te imp. Ik vroeg het onderwerp. Hij zeide ijs. Ik antwoorde dit te koud was, daarop zeide hij de Grieken doch Prof Nieuwenhuis & ik merkten aan, dat men dit reeds zoo dikwijls gehad had. Toen zeide ik dan neem ik liever Luther want wij zijn hier tog onder Lutheranen. Ja, maar zeide hij er zijn Roomsch[e] bediende[n]. Nu zeide ik de bedienden moeten de kamer uitgaan. Dit gebeurde dan ook weinig tijds daarna & ik begon. Alles ging goed. Ik had gister[en] wel dat denkbeeld gehad van te imp. over Luther doch nu wierd alles weder levendig. Eerst kwam de beschrijving van ene poel en toen de zwaan die zich in het midden van dit alles verhief, toen Leo & Luther, de toneele[n] v Worms. Ik had nog veel meer kunnen zeggen maar ik vreesde te lang te zijn ik voelde schor te worden, en ondertusschen ik bemerkte er grote stilte was, & voelde mij nu en dan dankbaar. Lang was men aan het filosoferen wat toch eigentlijk het imp. was, en men zoude bijkans niet opgestaan zijn. Lagers vooral scheen mij toe getroffen te zijn. Hij zeide nu geloof ik aan de oude Profeten. Zonder toeeigening hiervan zij God daarvoor gedankt, doch een leeraar die niet aan de Profeten gelooft, wat is dat en hoe hoog staat daCosta boven alle deze Pygmeeen in het rijk Gods verheven. Nu kwam het nagebed. Ik moet voor God bekennen dat toen
ik de wending van hetzelve bemerkte ik zag dat het op mij zoude nederkomen, doch dat ik het gevaar gevoelde. Het was Lagers die dankte niet alleen voor de gaven des ligchaams maar voor die der ziel, dat God zulke talenten in den mensch gelegd had, die tot onderpand zijner onsterfelijkheid strekten. Ja het is waar, maar in Christus is oneindig meer. Dat komen in het gebed scheen onzen goede Prest. regt te hebben getroffen. God zij daarvoor gedankt. Na het diner viel er over het hoe en wat genoeg te praten. Lagers kwam nog tot mij & zeide mij onder andere dat toen ik in het Nut gesproken had hij met grote gedachte[n] gekomen was, doch dat dit spreken over Moeder de Gans hem boos gemaakt had, & hij mij daarom niet lief gehad had, doch weer bekeerd was geworden. Ik zocht hem te beduidden dat het dezelfde geest geweest was. Hij zeide neen dat was proza & dit poezij. Ik geloof het misschien omgekeerd was. Wenckebach sprak ook regt hartelijk tegen mij, en geloofde dat de uitstortingen zoo geheel inter familiares de regte waren, en men gevaar liep zich anders door den indruk der andere menschen daar men mede in gezelschap is, te laten medeslepen. Ja maar deze middag was tog gezegend. Ik gevoelde Gods zegen. O hoe ontbrak het aan vele menschen hier vooral zoo het mij voorkwam, aan den goeden Sander alleen aan een innig geloof. Mogten wij Christus geheel hebben, hij zou ons immers alles geven. O goedertie[ren] God & Vader heilig dit alles toch aan mijn hart. Merkwaardig zal mij altoos deze middag blijven. Het was zoo ene zonderlinge gebeurtenis waarop ik hier niet had gerekend. Uw naam zij geprezen in eeuwigheid. Gij alleen zijt waarheid. Amen.
Dingsdag 6 Juny.
Weder geheel andere tonelen. Men is aan de H M niet met die rust & met dit gemak dat bij eene inrigting van dien aart het geval moest zijn. De zaak wordt er niet gemakkelijker op. Door velen gehaat wordt de H Mij. ook door velen bespot en het is op zulke oogenblikken niet aangenaam tot eene diergelijke inrigting te behoren, vooral als daar een C [Cénie] bij is met wien men zich in vele opzigten niet vereenigen kan.
Vleyend was het mij eene Invitatie van de Staatsraad Direct[eur] v de Protestantsche Eerdienst te ontvangen om nu weder met de Luthersche op Billioen te eeten. Het is zeer vereerend & ik was lang in strijd of ik aan zoude nemen of af zoude slaan begreep egter eindelijk dat alles nu zoo goed geweest was gisteren, & men nu gene twede vereeniging grotendeels met dezelfde menschen in dezelfde week moet hebben. Daarbij komt dan nog dat ik mijne goede Lina dan bijna twaalf uur alleen laat.
Margo geeft ene largo beschrijving der Partij bij Papa. Het moet zeer goed geweest zijn, doch in high spirits was men echter zoo het schijnt niet.
Gister avond afscheidsvisite van Van der Spuy die nu geattacheerd is aan het huis v de kroonprins. De Princes heeft de lezing van mijn werk weder opgenomen & is nu aan het 4e of 5e tijdperk.
Woensdag 7 Juny
Zwaardemakers famille weder vermeerderd. Hij die eens ook zoo bedroefd bij de dood van zijn oudste meisje was is nu reeds weder in het bezit van 3 kindere[n] God zegene deze goede man doch doe hem erkennen dat er waarachtige verdorvenheid in ons bestaat die door de genade Gods in Christus moet hersteld worden. Laat dit ook bij mij overtuiging van het hart wezen.
Men deelde mij den dood van den oude Vollenhoven mede die 72 jaar oud te Maarsen stierf. Nog lang had hij alle de genoeges des levens genoten, alle partijen bijgewoond en tot voor eenige weinige Jaren was hij nog volmaakt jeune homme. Hij had iets zeer innemends en in poezij & letterkunde eene gekuischt klassisch[e] Smaak. Hij was Mennist in de later[e] trant en ter Borg heeft hem van het begin af nooit kunnen behagen. Vroeger was hij gefailleerd, 't geen hij echter bijna geheel had doen vergeten. Er was eene beminnelijkheid van manieren bij hem, gelijk men die bij weinig mensch[en] van zijn Jaren vind. Bij Grootp de Vos zag ik hem vroeger dikwijls. Zijn zoon Jan de man van Keetje Vollenhoven en IJs mijn vriend & een brave Jongen, zijn hem voorafgegaan. Nu blijven nog Jacob, de Pruissche Consul Cornelis de Administrateur v Binn Zaken, David met eene rijke weduwe de Kock getrouwd & Ingo vroeger met Jan v Heukelom nu met C van der Vlist gehuwd.
H Mij was schering en inslag, ook 's avonds.
Ik betrapte mijzelven op eene onregvaardigheid, vertellen van kwaad, dat ik maar gehoord had, omtrent iemand die goeds van mij gezegd had. Ik zocht het te herstellen.
Met verontwaardigin[g] bij J Bosscha bijzonderheden vernomen wegens de schandelijke Recensie van de Hymne God met ons van daCosta. Ik wil dezelve niet lezen om niet driftiger te worden[,] ondertusschen onder Gods zegen is het goed & hier waar het op geene partijschap aankomt, zal het tog velen de oogen openen.
Met verwonder[in]g vernam ik dat er questie was van Merle d'Aubigné als Onderwijzer bij de jonge vorsten. God indien het gebeurde mogt ik het dan alleen als dienstig tot de uitbreiding van Gods rijk en niet tot de triomf eener partij beschouwen. God, hoe werkt gij, gij alleen zijt groot & ondoorgrondelijk.
Juny 8 Donderdag
Het weder scheen helder & heerlijk. De zucht om van hetzelve gebruik te maken, en de schone wegen bij Zorgvliet waarvan mij V. d H [Van der Houven] verhaald had, op te zoeken dreef mij met Caroline & Gerrit na de Scheveningsche weg 'tgeen geen kleine afstand is. Die bijpaden zijn dan ook heerlijk, doch op het oogenblik wij ons daarin verlustigden zagen wij opeens de lucht achter ons zwart, waarop een lieflijke regen volgde. Gerrit hield zich regt dapper & wij waren zeer dankbaar, dat de onweersbui eerst na onze terugkomst losbrak.
Ik las hetgeen Zwaard. [Zwaardemaker] over Fredriksoord &C geschreven heeft. Er is wel goeds in deze inrigtingen, doch de gehele koude administratie[ve] toon behaagt mij niet. Dat geven van geld alleen in de kolon[ien] gangbaar, die verhuring om dus te spreken der bedelaars aan de boeren vinde ik nog erger dan de slavenstand. Die wettig gehuwd waren zijn thans op den Ommerschans weder vereenigd geworden. Men zeide mij daartoe veel bjigedragen te hebben.
Men bevestigde mij het goede 'tgeen ook Zwa[a]rd v Sylv.[?] verhaalt zeide dat deze man zeer rond was, en hem eens gezegd had dat Z M vele goede eigenschappen had, doch dat het jammer was dat hij niet wist te belonen en te straffen op zijn tijd.
Men hield het brood gedeeltelijk van aardappelen voor ongezond & slecht te verteeren.
Koo Kool die in de Marine is, was onverwacht met den Dolfijn terug gekomen & had aldaar daar hij van het gebeurde met zijne goede zuster Mirandole [Mirandolle] niets wist eene grote mengeling van vreugde & droefheid ondervonden. Zoo is nu egter het menschelijk leven dat toen ik er kwam, ik de kalmte weder heerschende vond, & derhalve dit niet aanraakte. Ik weet niet of het goed was.
Kool verhaalde dat er een zware hekel tegen de Mij. te Batavia voornamentlijk onder de kooplieden bestond en dat deze klaagden men hen op deze wijze het brood uit den mond nam & zich derhalve ook vereenigd hadden om van de Mij niets te kopen. De aankomst van Dubus [Du Bus de Gisignies] wierd met schrik te gemoet gezien. De uitzichten wegens den oorlog met de Inlanders waren thans veel beter hoezeer zij, door gedurig heen & weder te trekken & zich niet te wagen in een gevecht de Europeers eene zeer afmattende oorlog hadden doen ondergaan.
Kool was ook op St. Helena geweest & had het graf van Napoleon bezocht.
Er wierd gezegd dat de Koning Wellington zoude uitnodigen om de vestingen in Braband in oogenschouw te nemen.
Keizerin Elisabeth v Rusland de wed[uw]e van Alex overleed. In 1816 ontmoette ik haar op de brug van Kamenoi Ostrow. Wat gebeurde er niet sedert.
Ik zag ook aangekondigd den dood van den Rector Erler te Almelo wien ik ik geloof in 1813 aldaar dat Examen hoorde houden, dat ik toen nog largo beschreef.
Ik heb gezien dat Sander iets geschreven heeft over de vereeniging van Protestant & Roomsch in het Evangelie.
Van mijne oude zaken bij S & P dC hoor ik ook niets goeds. Nu schijnt het met de masten van G & C[?] weder af te vallen.
H van Dijk & zijne Ottilie Badendick nu ook van Dijk zijn in Amst aangekomen. Ik ben nieuwsgierig haar te leeren kennen. Zoude nu deze arme zwerver toch ook eindelijk in eene goeden haven gekomen zijn.
Vrijdag. Maandag 9 - 12 Juny
Een woord nog eer ik morgen hoop te vertrekken naar Amst. Vrijdag & Zaturdag liepen rustig af. Dezen laaste avond waren wij hartelijk bij Bosscha spraken veel over onze kinderen &C. Gisteren was eene aangenaame Episode. Henry had ons gemeld dat er een partijtje voor Bruid & Bruidegom op Overveen was & had ons uitgenodigd hen aldaar te verrassen.Ik had er grote trek in. P Cales reden wij derwaarts zagen eerst Thijs en de zijne die met de Heere[n] LaCoste vader & zoon reeds om een ronde tafel op het Groen zaten & zoo niet veel variatie voor den dag schenen te hebben. De dag was allerheerlijkst en de rid aangenaam. Te Overveen stonden wij juist achter hen, eer zij zulks vermoedden. De verrassing was regt aangenaam. Het deed mij veel genoegen bruid & bruidegom te zien. Er was zo wat bisbigles geweest zoo als altoos daar waar de famille zich niet kent. Gied is zwak & heeft geloof ik zoo door herinnering en 't gebeurde in de laatste tijden veel geleden. Gods genade zij met hen. Zij hoest & er is weinig abandon tusschen hen. Doch alles kan & zal zich ook misschien regt goed schikken. Ik improviseerde zoo nog in den oude trant Liefde & Vriendschap. Genoeglijk was ons bij elkander zijn & jammer maar dat het zoo kort duurde. Gerrit was dezen dag allerliefst & dit bragt niet weinig tot onze vreugde mede
De Baron van der Capellen kwam gister avond hier terug na tien jaar afzijn.
En nu voor dit maal afscheid aan den Haag met den hoop hier weder gelukkig met de mijnen terug te komen. Goede God, heilig voor mij deze reis & doe mij rijker naar de Ziel & met nieuwe redenen u te danken, weder hier terug keeren.
[leeg]
[leeg]
[leeg]
Bruilofsreis na Amsterdam. 1826.
Dingsdag. 13. Juny
Zoo genoeglijk was de winterreis geweest na Amst. dat ik er aan getwijfeld had of deze Zomerreis zoo aangenaam zoude kunnen zijn. Ja veel moest daaraan medewerken. En egter het gebeurde & hoewel alles bij mijn vertrek duister scheen helderde alles op. Ik had gedacht overal als kampvechter voor de Mij. en daC te zullen moeten optreden, ik zag het bijwonen van de bruiloft in geen zeer aangenaam verschiet en egter door Gods goedheid week alle bezorgdheid hieromtrent. God weet & bestiert alles wij niets. Rijk aan liefde en door twee lieve kinderen mogt ik onder Gods zegen den weg langs snellen in eene open cales. Het lood is van mijn hart gevallen, dat er voorleden jaar op woog. God geeft mij meer vrijmoedigheid en zijn Genade alleen maakt dat trots de H Mij & dC mijne vrienden mij nog lief hebben. Gerrit hoorde aan den Geleerde man voor het eerst een echo en meende het was een vogel was.
Daar waren wij weder in Amst in het ouderlijke huis van Caroline. Grote zegen heerscht daar. Met opene vrolijke gezonde gezichten kwamen de kinderen ons te gemoet. Gied kwam ook nog, het was de laatste dag dat hij alleen aan het huis van Papa Boiss. vermoedelijk eeten zoude. Er is toch een zege[n] op grote huishoudens. Karel zelve die tot nu toe zoo agter bleef, scheen thans als voor het kantoor geknipt en trok daar met vrolijkheid 's ochtends heen. Henry wil ter zee varen. Hij wordt een regt hupsche Jongen. 'S middags ging ik met Daan de buitenkant langs, en daar ging mijn hart weder open bij het gezigt der schepen. Met vlag
en wimpel versierd, lag het schoon verbond aan welks boord juist eene partij was, bij de Nieuwe Stads herberg en gaf dit een heerlijk gezigt. Toevallig trof ik daar Biben aan die mij de Nieuwe Luthersche kerk liet zien. Als een fenix verrijst dezelve uit hare asch. Boven op de Gallerij beviel het mij uitmuntend. Beneden was het wat gedrukt geworden. Het origineele plan, van Suys ontworpen was geweest om maar eene Gallerij te maken, doch men had er twee verlangd. Om den lijst van binnen staat dat er geen ander fundament gelegd kan worden dan Christus. God geve dat diegenen die op deze preekstoel zullen staan dit steeds voor oogen mogen hebben Aan het IJ zag ik nog al eenige schepen, hoewel anders alles bijzonder stil was & gene levendigheid van den handel bijna bespeurd wierd. Aan de uiterlijke schijn zoude men egter nog niet zeggen dat Amsterdam zoo vervallen was. Alles is nieuw opgeschilderd, zelfs op de duurste grachten alles bewoond en genen bijzonderen afslag op de huizen op te merken. In het Park dat waarlijk al lief opgroeit was niemand. Met Daan sprak ik gaarne het is een Jongen, waarin goed zaad ligt dat ook wel zal opkiemen. Bij Papa vonden wij Henry & Mimi. De laatste is wat veranderd sints haar de moederzegen te beurt viel. Zij ziet er thans regt gelukkig uit. Dat huislijk leven bij Papa is gezegend. De kinderen groeien als koolen en het schijnt als of het geen handen vol geld kost, als men het met geweld wil laten leeren[?] aldaar van zelve wast.
Twede Dag. 14 Juny
Ik wilde nu niet gelijk ik voorleden gedaan had den goeden daCosta verzuimen, en om daarvan geen gevaar te lopen trok ik reeds dezen morgen na hem toe. Steven en passant bezoekende
vond ik denzelven zingende onder geleide van M Vock die deze week in de Cantate van het Weltgericht de rol van den Satan vervullen moest. Deze Cantate wierd ter voordele der Grieken in de Remonstrantsche kerk uitgevoerd. Men hoort in deze Cantate de veroordeling der verdoemden en zalig spreking der gezegende[n] des Vaders tot dat ook nog de eerste[n] op de bede van Maria in den hemel worden opgenomen. Men spreekt tegenwoordig altijd van Roomschen in de hand werken, en volgens hetgeen Muller voorgaf zoude het Verkondigen van de Godheid van Christus door ter Borg dit dan zeer sterk doen. Doch wat zal dit nu en is dit in een Protestantsch land geoorloofd. Hier dunkt mij, kan men gerust met Boileau zeggen
De la foi des Chrétiens ces mystères terribles
D'ornemens égayés ne sont pas susceptibles
Het Aesthetisch Christendom was tot zegen in den tijden der laauwheid, thans moet men weder het innerlijke Christendom hebben en die het prediken worden veracht, terwijl zulke dingen cum applausis gezongen worden & dit in eene protestantsche kerk.
Vandaar begaf ik mij naar het huis van daCosta alwaar een knecht dien ik niet kende mij zeide dat Mijnheer niet te spreken was. Ik had om zijne ochtendoefening niet gedacht, denkende dezelve al reeds lang voorbij zoude zijn. Ik wist niets anders te doen dan mijn kaartje over te geven en ontving nu weldra de zoo aangename uitnodiging dat Mijnheer in de Morgenoefening was, maar dat indien ik dezelve wilde bijwonen ik verzocht wierd binnen te komen. Regt welkom was mij deze uitnodiging. Da Costa ontving mij allerhartelijkst. Zij waren aan eene tafel gezeten. Hij aan het einde, naast hem de goede Mev Belmonte, vervolgens Nancy, over deze beiden Chevalier & Henriette en eindelijk aan het einde van de tafel twee dienstboden. De kleine Jongen zat midden in de kamer. DC leest dagelijks uit den Bijbel, maar slechts eens in de week legt hij een Capittel uit. Hij had
vroeger eens in de week, meer in den eigentlijke zin gepreekt doch dit minder doeltreffend vooral wat zijne dienstboden betrof, gevonden. Allergewichtigst was mij het bijwonen van dit uur[?]] want ik zag hier dat regtzinnige geloof zoo dikwijls alleen voor eene specuatieve zaak uitgekreten op de heerlijkste wijze practicaal t'huisgebragt & toegepast. Zelden hoorde ik dC zoo zachtmoedig & tevens krachtig en nimmer zoo populair spreken. Juist had hij het 13e Capittel van den brief aan den Hebreen gelezen en trad daarover in uiteenzetting. Treffend was zijne uitlegging zijne aanprijzing der liefde. Herinnering hoe wij wanneer onze broeder onze hoogmoet beledigt of onze plannen in den weg staat steeds genegen zijn hem te haten en hem werkelijk haten, hoe wij daardoor schuldig zijn voor het oog van God, doch hoe deze schuld uitgedelgd is door Jezus Christus, en wij door het geloof aan Hem, tot de vrijheit geroepen zijn. 2 & 3 korte maar hartelijke aanprijzing der herbergzaamheid, en werken der liefde ontrent de gevangenen. 4 voorstelling van de heiligheit des huwlijks, doch hoe wij tevens alle inonkuischeid gezondigd hebben. 5 Waarschuwing tegen Geltgierigheyt. Het geld ons door God gegeven om ons te voeden, ons te kleeden, onze kinderen mede op te voeden en er van uitdeling te doen aan onze broeders doch is geldgierigheyt de wortel des Kwaads geld en het werkzaamste middel in handen des Satans. 7 Eerbied voor de Voorgangers en leraars ingescherpt. 8 Bewijs door deze bijvoeging die zegt dat Christus nu en in eeuwigheyt dezelve is, dat alle deze voorschriften niet alleen voor het tijdperk van het leven der Apostelen maar ook voor de toekomst gegeven zijn. Toen volgde de uitlegging en overbrenging der volgende verzen, als met de plegtigheden der Joodsche wet in betrekking staande, het bewijs uit de heerlijkheyt in alle eeuwigheyt aan Christus gegeven, dat hij geen ander dan God kon zijn eindelijk de voorstelling hoe alle de gelovigen uit welken stand ook, mits met een opregt geloof onder de heiligen gerekend konde[n] worden.
Dit alles wierd met eene bewonderings-waardige klaarheid uit elkander gezet, & nu volgde het gebed, ieder der aanwezigen knielde neder & het was een oogenblik van plegtigheid & aandoening. Nimmer heb ik zoo horen bidden. Ter Borg en Egeling bidden aandoenlijk & eenvoudig doch hier in dit gebed was eene kracht als ware het om dus te spreken om de poorten des hemels open te stormen. er was zooiets geheel Lyrisch en dat poetischer dan de hoogste poezij van een zoo geheel overgeven & openleggen voor God, dat niet te beschrijven is. Eerst was het gebed meer algemeen en nu volgden de bijzondere voorbiddingen, waarin ieders toestand zoo naar waarheit wierd afgeschetst; de diepstens van hun hart gepeild & die voor God gebragt. Daar rees het gehed voor de vrouw des huizes, daar het danklied voor de oude vrouw dien de genade verkondigd was op het laatst harer dagen dat de God in Christus geopenbaard dezelfde was die zich de God harer vaders Abraham, Isaac & Jacob genoemd had. Daar rees het Gebed voor de verloofden, die zoo vele beproevingen hadden ondergaan & bij wien het gehele rust zoude zijn, indien zij maar alle hunne bekommernissen op den Heere konden. Ook rees het gebed voor den geliefde vriend thans weder in hun midden. Mogt Gods zegen dalen op zijne geliefde vrouw, mogten beide zijne kinderen door de H G. gedoopt worden. Mogt hij meer & meer afgetrokken worden van deze aarde en de blijvende stad zoeken. Mogt zijne komst hier ter stede ook nu weder gezegend zijn & hij het middel in Gods hand wezen, om eenige zijner bloedverwanten tot de kennisse der waarheid te brengen. Hierna ging Chevalier aan het klavier zitten, en wij zongen nog een paar verzen uit een psalm. In Jaren was ik niet zoodanig ontroerd geweest. Ik zag weder mijne eigene nietigheid & Gods genade in Christus voor mij zoo als dit in vroegere merkwaardige gebeurtenissen van mijn leven geschied was. De tranen biggelden mij langs de wangen en ik moest diep getroffen erkennen Dit is door den Heere geschied.
Genoeglijk was verder het onderhoud met dC, die op eenen zeer gematigden & liefderijken toon sprak, & nog altoos die superioriteit behoudt die hem zoodanig van de meeste menschen onderscheidt. Nooit zeide hij ben ik meer van de onzigtbare Kerk overtuigd geweest. Hij zeide mij tegenwoordig weinig aanloop meer te hebben, en dat dit daarentegen veel drukker bij Capadose was, die [onl.] ook weldra een boek over den staat der kerk als anderszins in het licht zal geven. Daarentegen zal d C zijn College over de handelingen nog meer uitgebreid, uitgeven. DC zeide dat wat de Grieken betrof, hij niet wist wat hij er van denken moest & dit het eenige zijn zoude dat hij in zijne bezwaren zoude willen doorhalen. Wij spraken verder veel over onze vroeger[e] betrekking. Tot mijne beschaming verheug?de hij zich in het innerlijk christendom dat zich sedert mijn vertrek na den Haag in mij geopenbaard had, hoewel ik moet bekennen hoe gering nog deze vlam is & hoe weinig ik tot derzelver voeding heb gedaan. Wij spraken over de Jesuiten & hoe hoe gevaarlijk voor ons land zij ook zijn konden zij wat Frankrijk op dit oogenblik [betrof] een zegen waren, daar de Oppositie hierdoor juist Christelijker wierd. Indedaad men is in Frankrijk begonnen van de kant der liberalen om met Rousseau & Voltaire te schermen en nu doet men het reeds met Massillon. Hij was van gevoelen dat het Collegi[um] Philosoph[icum] met de tijd van nut kon zijn, doch dat nu deszelfs instelling eene schreeuwende onrechtvaardigheid jegens de Roomschen was. Hij zag dat zich overal een betee geest ontwikkelde en zag ook een betere toekomst in den Godsdienst en van daar in alles te gemoet, welke echter na zijn inzien niet zonder een grote schok zoude gebeuren. Over de Jansenisten sprekende, zeide hij dat dezen waarmede hij vroeger zoo veel op had
hem naderhand bijzonder afgevallen waren, dat zij van den eenen kant bijna protestantsche gevoelens hadden & van den andere kant tegen dezen dikke boeken geschreven hadden zoo dat men dikwijls dat Jesuitisme bij hen vindt dat zij aan hunne vijanden te last legden. Pascal zelve vond hij dat daarvan niet geheel vrij te pleiten was, dewijl het verzamelen van getuigenissen op de wijze gelijk hij dit in zijn Provincial[e]s gedaan had zelfs iets Jesuitisch had. Fenelon was hem wat het godsdienstige beviel, niet toegevallen & zeide hij dat waar deze met Bossuet in strijd was, de goede zaak van den kant van Bossuet was. Hij zeide voorts dat hij niet meer zoo hevig als voorheen kon wezen & hij daaromtrent geheel een andere plooi had aangenomen dat hij thans bijna uitsluitend voor zijn huisgezin leefde. Sprekende over het Collegium philosophicum verhaalde hij mij dat de Minister de Coninck aan het huis v Hogendorp gezegd had, dat het thans zaak ware iets zoodanigs intevoeren, dewijl onder eene andere regering dit niet meer mooglijk zijn zoude. Bij het lezen van de preken van Merle-d'Aubigné moet de Princes v Oranje gezegd hebben dat dit nu eigentlijk indedaad Christelijk preeken was. Het kind van daCosta zag er heerlijk en regt vrolijk en gezond uit. De gehele toon van het huishouden beviel mij uitmuntend. Het huis waar Christus het hoofd is, daar is het toch heerlijk.
Van daar ging ik na de Agenten alwaar ik alleen Danckerts vond. Hetzelfde bezwaarlijke blijft daar nog altijd heerschen. Het is ook waar dat er eigentlijk geene harmonie tusschen de Directie & de Agenten bestaat & deze laatsten zich maar voor beschuldigingen zoeken vrij te waaren. Over de toon van de brieven der 3e afd wordt dan zeer geklaagd. Men noemt de Agenten hier de Heeren van Overmorgen daar zij op niets bescheid kunnen geven, eer zij na den Haag geschreven hebben
Toen na het huis van de moeder van de Bruid waar ik mijn Adjunct Ceremonie meester vond Jacob van Walré met wien ik vroege school gegaan was en die ik nog in zijn zwart kieltje op zijn lei zie zwabberen aan de laagste tafel toen ik reeds aan de hoogste was. Nevens Gerrit de Vos was ook hij pretendent naar Betje Kemper hetgeen een ogenblik hunne vriendschap verflaauwde, die thans weder aangewakkerd is. Walré is Advocaat, maar practiseert eigentlijk niet en leeft van zijne renten. Hij heeft wel smaak, deed onder anderen eene Verhandeling over Dante die in 't Magazijn staat & komt hij mij voor een oprecht mensch te wezen. Met da Costa en Capadose is hij bekend & spraken wij zeer genoeglijk. Ik had nog al een zware steen op het hart wegens de Bruiloft want het was daar niet alles zoo gelopen als het moest. In bijzonderheden treden wil ik niet, doch ook niet verzwijgen dat de finantieele omstandigheden minder aangename discussien teweeg bragten. De famille van de Bruid is door een toeval, want zoo heet ik eene Erfenis, rijk geworden. Nu wilde men om zoo te zeggen voor dit geld alle wisselvalligheden verhoeden en dit was niet mogelijk. God heeft alleen alles in zijne hand. Zullen wij deze menschen daarom meer dan anderen beschuldigen. Wij zijn alle zoo. Lliefderijk zijn wij jegens alle menschen tot zij onzen wensch en wil dwarsbomen. En komt het nu aan het lieve geld die magt waaraan alles onderworpen is, ja dan komt de oude Adam wel degelijk boven. In Doctrina was alles zo berookt & rokende dat ik het niet lang er kon uit houden. Op Zeemanshoop vond ik weinig menschen maar een heerlijk uitzigt op de schepen en het IJ. Prof v Lennep zat daar. Een oogenblik spraken wij over oude Letterkunde & zijn gelaat helderde zich geheel op. Dit is tog ook een soort van Maconnerie waarin men zich spoedig en aangenaam herkent. Die van broeders in Christus is de eerste en heerlijkste, doch dan komt die van de Letterkunde.
'S middags wandelde ik met Steven en kwamen wij juist op de belangrijkste punten zoo dat ik daarvan gebruik maakte om hem met kracht den gehele indruk bij da Costa ontvangen weder te geven. God geve dat dit gezegend zij. Trouw blijft hij bij ter Borg gaan & dit is goed. Al voortgaande kwamen wij aan de Niederlanden waar de Amsterdammers uit de burger Classe trots al de slechte tijden met hunne kinderen hun geld verteerden en zich uitspanden. Van daar kwamen wij in Harmonica waar het mij doch regt aangenaam was mij zoo door kenissen omringd te zien. Er was Kunstbeschouwing Jeroen de Vries was aan 't hoofd. Oom de Vos & B Klijn waren bij hem. Goede menschen indedaad indien zij de wijsheid van God maar liever dan hunne eigene wijsheid hadden. Zoo had bv. de Vries dan kort geleden verhaald, dat hij veel met Joden, uit een soort van wetenschappelijke Kring die egter geloof ik meer Duitsch Joodsch is, omging en dat dezen er zoo redelijk over spraken (over het Christendom namentlijk) zoo dat het nu slechts een historisch fact wierd om te weten of de Messias al of niet gekomen was. Wat wil dit alles nu zeggen. Het is een waar woord en der aanneminge waardig, dat Jesus Christus in de Wereld gekomen is om Zondaren zalig te maken. Dat is nu de zaak gij Mijnheer de Vries met al uwe slimheid en smaak, gij Mijnheer de Vos met alle uwe knapheid, gij mijnheer B Klijn met uwe verzen & eigenwaarde en gij Mijnheer de Clercq met uw noteeren & improviseeren zijt Zondaren. Christus is dus geen historisch fact, maar een weg tot Zaligheid. Daar ligt hier nu eigentlijk de gehele knoop. Ik heb zelve die preek nog zeer nodig en laat ik dat maar niet vergeten dat er geen Christendom zonder Christus is. De kunstbeschouwing was voorts aangenaam. Er waren fraaie schetsen van Luiken. Deze is toch indedaad een man van veel Genie geweest & men wordt niet moede zijne ordonnantien te bewonderen.
Reeds voor de kunstbeschouwing had mij Barend Klijn a part genomen & zoo als ik dan altijd ben als ik de menschen gunst die mij regt bevalt, werkzaam zie ik had mij laten aanleunen om eene Cantate op het Gedachtenis feest v Sundorf te maken wanneer Klijn in verzen & den Tex in Proza zou spreken. Ik bedacht toen niet dat ik niet geschikt ben om eene Cantate te maken, & dat dit geheel iets anders weder is dan improvisatie poezij. Nu heeft het mij toch eene weigering gekost, die p brief gegaan is & zeker meer onaangenaamheid verwekt heeft dan het terstond weigeren gedaan zoude hebben. Toen kwam er weder eene Invitatie om te improviseeren 'tgeen ik gaarne aannam & aan mijne goede Amsterdammers niet weigeren wilde. Bijzonder opgewekt was ik juist niet. Onder vele onderwerpen die mij niet bevielen, trof ik gelukkig dat van Cats aan, 'tgeen mij eene uitredding was. Er was goeds in. Ik dobberde egter te veel door de zucht aan den eene kant om het kristelijk te maken, en de vrees van den andere kant, om daar ik mijn auditorium zoo maar half meer kende, te kras te worden, en ergernis te geven. Het liep alles goed af. Zimmerman vreesde te zeggen uit beduchtheid van mij te ontstemmen dat op de veiling (suiker) der Mij een groot getal suikerbakkers met dezelfde B Klijn aan het hoofd, uit de veiling gelopen waren dewijl de Mij die anders nu in alles de Amst Conditien volgde, Promesses op 3 maanden eischte, 'tgeen haar egter door hare Reglementen was voorgeschreven. Zoo zijn de menschen als het geen zij hun belang vermenen te zijn, voor den dag komt. Wij gingen nog t'huiswaarts met den goeden Pröhl die al de bitterheid uit het leven van een Provisions reisende ondervond, en die ik hartelijk beklaag daar hij geheel al het uiterlijk dat tot zoodanig eene affaire nodig is, mist.
Derde Dag 15 Juny
Dit was dan de dag voor de Bruiloft. Ik ging eerst na Fock die ik zoo als altoos helder & hartelijk vond. Of neen ik was eerst de volgende dag bij Fock. Zoo gaat het nu met de historische waarheid in kleinigheden. Ik had juist gedacht dien dag bij Fock te gaan, & dit lag mij nu in het denkbeeld. Had ik het niet aangetekend en over eenige maanden het opgeschreven zoo had ik er vast niet aan getwijfeld dat ik dien dag bij Foch geweest was. Zoo bedriegt men zich zelven & anderen in kleinigheden doch de zaken blijven daarom waar.
Ik was bij P d C geweest nog altijd het zelve, nog altijd uit de hoogte sprekende & zeer tevreden met zich zelve. Er is een bijzondere voorzienigheid die over dit huis waakt want anders weet ik niet hoe het zich zoo lang staande gehouden heeft. De zij & binnen kamer worden nu regt fraai opgemaakt. Zal het voor hem of voor zijn opvolger zijn. Ik beklaag den man meer dan iemand, want er is niemand die meer als hij zoo geheel in het tegenwoordige leeft. God zij met hem.
Toen was het tijd om na de kerk te gaan, waar Dom Serrurier ten dien einde van Haarlem opontboden de jonge lieden vereenigen zoude. Het was een droevig binnen komen door die deur, waardoor ik mijne goede Moeder Boissevain, mijnen lieve Paul had zien dragen. Daar waar alles zoo van vergankelijkheid spreekt, daar moet de onvergankelijkheid krachtig gepredikt worden. In de kerkenkamer helderde alles niet op. Het was er droevig & stil. Verscheiden hadden deze om die, de andere om gene reden tranen in de oogen. Wij wandelden op een gegeven teken in stilte naar het Doophuis. Daar mogt ik door Gods genade over mijnen goeden Paul, die ik zoo dikwijls in het gewoel der wereld vergeten heb, uit huilen en het was troost, want het was zoet, en deze balsem
van de innige overtuiging dat zulk een lief wezen nog bestaat. Neen God wat in uwe schepping het licht ziet, gaat niet verloren. De aanspraak van Serrurier dit moet ik toch zeggen was niet in harmonie, met het zoo verschillend gewijzigd, maar tog hooggestemd gevoel van vele der toehoorders. Toen ik dacht dat de zaak eens[?] regt beginnen zou, was alles reeds afgelopen. Gerrit was ook voor de eerste maal op zijn dringend verzoek mede na de kerk geweest doch zeide dat het presenteeren hem het best bevallen was.
Na eene visite bij Wiselius dien ik niet te huis vond ging ik met Kooy en Elzer aan boord van den Bozzaris. Op het IJ te zijn beviel mij uitmuntend. Het was er heerlijk. Men zou toch lust bekomen, eens mede te varen. Kraay die vroeger den Bozzaris die een reis na de West & een na de Oost voerde, deed voort[s] nu de Zeemanshoop. Gerrit was mede op het schip, en hield zich goed.
Hier van daan ging ik na Dwars die zich dan verheugde mij te zien. Zoo als ik wel vermoedde was hij weder zoo wat van daCosta & Cap afgevallen, en had hier nog al een onderhoud met Cap toegebragt, waarin deze hem gewaarschuwd had, dat hij teveel met de Geref dominé's omging, en hem voorts had gezegd dat zoo hij veel met mij bleef correspondeeren dit hem wel geheel zoude bederven. Ik had wel lust om er boos om te worden, doch begreep dat er nu liefde te pas kwam en dat zoo ik geloofde dat Cap dikwijls te sterk op zijn stuk stond, en hierover weleens met ijver gesproken had, hij van zijn kant ook wel denken kon dat ik te veel concilieerde. God geleide ons in zijne waarheid. Het geen ik aan Dwars verhaalde, van het geen ik bij dC. gezien had verheugde hem. Het is een man in vele opzichte gezegend die Dwars, en een voorbeeld voor ons in vele dingen. De kracht van dC is hier echter goed. Hoe heerlijk heeft God alle deze karakters geschakeerd. Hoe weinigen dier zoogenoemde bende, hebben wat het natuurlijk karacter betreft eenige gelijkheid met of aantrekking tot elkander.
Een Bruiloft is tegenwoordig meestal niets dan een groot Diner. Van al de scherts en ernst onzer vaderen waarvan de eerste wel eens wat ver ging, is er niets overgebleven, dan de Ceremonie meesters die ten minsten nog eenigzints aan de plegtigheid van den dag herinneren. Dit was nu niet alleen een Diner maar een aangenomen Diner daar men het dank zij de verlichting & beschaving zoo ver gebragt heeft dat men alleen het geld behoeft te geven & zich verder met het diner niet te bemoeien. Weimar komt met drie schuiten & daar is alles op van de stoelen af, tot de waschkaarsen toe, zoo dat men in eene brillante kamer met gebruikt zilver, & grof tafelgoed zit. Onze oude lieden riboteerden in herbergen en vrij grof doch als zij de eer hadden hunne vrienden bij hen te zien wierd het kostelijkste uitgehaald. Niet uit redeneering maar uit tact zou men zijne vrienden niet in dezen vorm onthaald hebben. Maar tegenwoordig is men zoo verstandig que le raisonnement en bannit la raison. Het was aardig om Papa Boissevain daar met 16 kinderen en behuwdkinderen te zien aanzitten die er allen gezond & vergenoegd uitzagen. Ja Gods zegen is op de grote familles. Ik zat naast de goede Mimi. Het was vrolijk, doch hoe verschilde de toon bij die welke bij Chevalier heerschte. Uit het Godsdienstig gevoel toch alleen kan de ware vreugde voortkomen. Dom Serurrier zat over mij & nabij mij D. Haakman die Tante Perrette[?] & Oom Frans met elkander plaagde. Deze tante Perrette was nog een oude kennis uit Almelo. Koo Walré & ik waren Ceremonie meesters. Alles ging goed. In zijne Condities ofschoon dezelve wel wat lang waren, was indedaad een zeer goede geest. De mjne waren wel doch de geest getuigde
niet bijzonder, & de Improv. op het Goed succes naar aanleiding van het door de bruid opgegeven onderwerp Bloemen was maar redelijk. De Bruid verraadde op dien dag niet bijzonder veel uiterlijk gevoel en toen ik haar zag eeten onder de Imp hetwelk mij nog maar alleen in 1824 bij Hoboken gebeurd was, maakte dit op mij eenen onaangenamen indruk. Om den zaak een weinig aan den gang te houden wist ik er niet beter op dan de schel te laten circuleeren & toen deze eindelijk bij Prof Vrolijk de oom der Bruid kwam tusschen wien & Koo Walré er sedert lang een misverstand geheerscht had, dronk hij de Harmonie en alludeerde toen op dit geval, van zijnen kant de Vriendschap[pelijk]heid aanbiedende 'tgeen ook zeer goed was. Jammer dat hij er toen eenige bijzonderheden bijvoegde waardoor de aanwezenden te veel in den zaak gemeleerd wierden en het nu wel scheen te worden.
Soyons amis Cinna, c'est moi qui t'en convie.
Haakman had een vers waarin van de Mythologie een goed gebruik was gemaakt. Men liep naderhand nog zoo wat door elkander & ik ging met gemengde aandoeningen huiswaarts. Heerlijk is een bruiloft als het zoo het Centrum van de vereeniging van twee familles de kroon van zoo veel hoop en wenschen is. Zoo als het hier was is het slechts zoo eene oogenblikkelijke vereeniging waarop scheiding volgt. Het kan hier niet anders als eenigzints koel wezen. God geve het beste. Hartelijk wensche ik hen geluk. Ja God hoe dikwijls vallen wij af, hoe weinig erkennen wij het huwelijk in deszelfs hoge waarde als door u ingesteld als het beeld van de hoogste betekenis. En dan maakt men er een Contract van! God leer ons toch uwe waarheid inzien zonder voor de waanwijsheid der eeuw beducht te wezen.
Mjne taak is reeds lang geweest, & ik wensch tot het einde te komen & niet de volgende dagen met dezelfde uitvoerigheid te behandelen. Vrijdags waren wij genoeglijk bij Henri & Mimi & ik sprak veel met Claude die zachter dan vroeger gestemd was. Met Cris had ik ook een hartelijk onderhoud. Al het oude kwam in mijne borst op. Zijn aanmerking[en] over de erkenning van den bijzonderen zegen der Voorzienigheid bij de ontzettende gebeurtenis in het vorige Jaar troffen mij. Nu nog de erkenning van de Genade in Christus & dan is het eene nodige gevonden.
Aangenaam waren de toneelen van Zaturdag. Op het IJ met eenen stevigen wind roeyende of liever geroeid in de grote sloep van het Schoon Verbond toen alle de op stapel gestelde schepen te bezichtigen, en eindelijk een der schepen der Rederij van Horstmann [A Horstman] & Kerkhoven te zien aflopen, dit was heerlijk & verkwikkend. Ook de meerdere welvaart op Kattenburg te zien verheugde mij. Ik zag daar onder anderen een kroegje[?] met een nieuw geschilderd uithangbord waarop een schip op stapel & daaronder
Deze tak was geheel vervallen in ons land.
Doch door de H Mij kwam zij weêr tot stand.
God geve dat de hoop & uitzicht van zoo velen niet bedrogen mogen worden.
'S avonds ware wij bij Claude. Zijn huis is eenvoudig maar regt lief gemeubileerd welke verandering & toch hoe zeer bleef de man de zelfde. Hadden wij nu [eens ?] een hartelijk woord over onze waarachtige, eeuwige belangen mogen spreken, hoe heerlijk ware mij dit geweest. Neen ik ben er nog voor
de nous moquer en paix des préjugés du monde
doch het komt er op aan wat men door Préjugés verstaat & ik geloof dat het er een is, om de overleveringen der Vaderen voor préjugé te houden.
Regt aangenaam was mij eene Visite bij Reimas. Ik voelde hierin eene pligt, want na al het geen ik bij hen genoten had, was het gedrag jegens hen de laatste reis in 1824 niet vriendschappelijk & dankbaar geweest. Het was mij derhalve een groot genoegen beiden te huis te vinden. Zijn vrouw was zwak & lijdend, doch ondertusschen nog opgeruimd. Rosalie nog zoo jong toen ik te Riga was, was reeds getrouwd, Emilie niet en de arme Auguste steeds lijdende aan hare oogen.
Zondag was bededag. De preek van V Geuns was zonder kracht & hoewel goed gemeend niet naar den loop der tijden geschikt. Het deed mij eigentlijk leed dat wij die dag bij Pauly moesten zijn daar meestal op de Diners het zinlijk genot in vergelijking van het zedelijke te groot is. Alles liep egter gezegend af.
Bij Muller deed ik eene visite. Regt hartelijk waren wij het eens over alle onderwerpen tot bij het uitgaan dat van ter Borg op het tapijt kwam. Hij herhaalde letterlijk het geen hij mij, voor eenige weken daarvan gezegd had. Ik kon niet anders zeggen dan dat ik bij mijne overtuiging bleef & wat zal men er ook verder van zeggen? Het Evangelie moet eerst dwaasheid worden eer het wijsheid kan zijn.
Bij Fock hartelijk gesproken, ook over ter Borg. Hij heeft den man lief doch kan hem niet begrijpen. Hij gelooft dat hij op de weg der dweeperij is. Ik dat God hem leidt hoewel niets volmaakt & ein alles goed met kwaad gemengd is. Laat ons niets vooruitlopen & Gods zegen over dezen beide afsmeken.
Bij Pauly was het wel. Gied & Dietje bevielen mij oneindig beter dan op de bruiloft. Voorts was het de Coterie. Eene sprank van den ouden Geest welde op. Ik greep de zaak met moed aan. Het was beter dan iets hetgeen ik in Proza of Poezij te Amsterdam gezegd had. God zoo veel zegen ontwikkelde zich dan in deze vereeniging van menschen, o laat[hen de zegen van uwe Genade in Chistus niet ontbreken, en mogen deze feesten eens weder in den hemel hernieuwd worden Amen.
Juny 24
Heengerold waren de dagen waarop ik Amst. bezocht had, en ik keerde in mijne gewone betrekking, doch zonder ontmoediging terug. God weet wat goed voor ons is, & op hem zij mijn betrouwen. Van ieder onzer dagen moeten wij rekenschap geven. Hoe arm worden dezelve dan. Nu schittert eens een enkel goud oogenblik door al dat gewone & dagelijksche heen, doch waar is de Vreze Gods, en hoe talrijk zijn alle die oogenblikken van onwil van ontevredenheid, met het geen ons omringt. Nu en dan vervalt die kamp met de buitenwereld in kleinigheden. God vergeef ons onze schulden. O mogt Christus in zijne hoge waardigheid voor ons staan. Mogt ik hem als mijn Heer & Verlosser kennen & door & met hem leven. God hoe laag sta ik nog.
Ja gezegend waren deze dagen in vele opzigten. De natuur was heerlijk en wij genoten dezelve. Wij hadden Lot & Net met ons mede gebragt & ik was in eene vrij wat betere stemming dan in het vorige Jaar, had meer lust om op hen te werken, hen op te wekken. Hiervoor dank ik God. Dat eeuwige wroeten in boeken & schriften geeft iets angstvalligs, iets zoo geheel op zich zelve, & dit wil & zal God weg nemen. Vader op uw school niet op dat der menschen moet ik gaan.
Werkzaam zijn de uren van het bureau meer dan voorheen. Veel heb ik nog nagelaten, ik heb daarin nog veel te doen, het veld is nog ruim. God geve ik met goed gevolg hetzelve onder zijnen zegen bewandelen moge. Het zij pligt niet te haasten. Alles komt op zijnen tijd, mits iedere dag zijn vrucht voortbrenge, hij zij zoo klein men wil.
Dingsdag waren wij na het Bosch het was daar heerlijk. Niet minder Woendag avond langs de Beeklaan en op de Duinen. Gerrit toonde zich geheel jongen dat mij bijzonder voldeed.
Na onze Duin wandeling kwam Retemeyer weder aanzetten die sedert wij elkander het laatst zagen Columbia bezocht had. Wij kwamen dit maal meer dan vroeger tot elkander. Het gezicht bij het inkomen van den Haven van La Guayra die eigentlijk open zee is, moet heerlijk zijn. Caracas eene der hoofdsteden van Columbia ligt nog grotendeels in puinen ten gevolge van den oorlog en eene aardbeving. Eene Schotsche kolonie moet daar alleraardigst liggen. Alle Negers worden op hun 20st jaar vrij. Ret had aldaar veel getekend met Sir Robert Ker Poster die vroeger als reiziger Perzien bezocht. Zijne zuster Lady Jane Poster is als schrijfster van vele Romans bekend.
Gisteren met Jan de Kruif na het Bosch veel over Bosscha gesproken die thans te veel in zijne werkzaamheden die al te eentonig zijn, ingezonken is. God zij met hem. De Kruif heeft een zeer gezond oordeel. Jammer is het zijn geest niet eene hogere richting genomen heeft. De geschiktheid daarvoor ligt wel bij hem.
Heden bij Carbasius. Zijn Verjaardag was het. Ik had er nog al tegen op gezien daar zijn vader van wien ik zoo veel schrikbarends gehoord had ook het diner bijwoonde. De man viel mij egter zeer toe. Zijn onderhoud was belangrijk. In punten van regt scheen hij mij toe
zeer helder te zijn. Verder zulk een oud rationalistisch Hollander een oud Keesje, dit kon men wel zien, doch met wien verder alles goed ging. Voorts was er nog de Heer Hoyer van Overklift &C Dr Hoyer eene nicht Carbasius en Agathe Carbasius. Het onderhoud was genoeglijk zonder zeer levendig te zijn, en wij namen met tevredenheid tegen den avond afscheid.
Verrast was ik bij mijn komst alhier een aangenamen brief v Bowring te vinden. Voorts was de Correspondentie stil zoo als steeds na de terugkomt uit Amsterdam.
Wat is het nieuws van den dag. In Engeland laten de vrijheidslievende kiezers zich omkopen en spelen de grote volksmannen op de hustings voor Harlekijnen. In Frankrijk & hier is het de oude deun. Men zegt dat Paraguay door Sucro op Docter Francia veroverd is. Wegens Brazilie en Portugal heerscht nog veel onzekers. Pedro schijnt tegen de Engelsche veel koeler te zijn. De nieuwe staten belasten meer en meer hunne Invoeren, - De mode alles zelf te willen wezen schijnt ook daar reeds drok ingang te vinden. Hier verandert veel in de Ministeries. Dobremé [D'Aubremé] wordt Graaf, de Mey v Streefkerk Baron. Zonderling toch is deze adeldom!!
Vrienden te worschip hebben de oude Hoornsche spreekwijze voor menschen te logeeren hebben.
Juny 25
Het was Zondag. Ik ging niet na de kerk dewijl het avondmaal bij de Gereformeerden was. De vorige maal was mij dat uitgaan & dat zoeken na den deur niet bevallen. Onder Gods zegen zal denk ik weldra de tijd geboren worden dat
ik daar zal kunnen blijven, want deze tusschen toestand kan niet lang duuren. Wij begonnen den dag in eenen goeden geest. Toen reden wij met de Bosscha's na Scheveningen waar het dan verrukkelijk was. De zee was zoo heerlijk blaauw als ik hem zelden zag & het scheen eerst de Adriatische & Middellandsche dan de Noordsche. Van daar gingen wij bij de laan van Zorgvliet, in die heerlijke kleine romantische Gefilde die wij voor eenigen tijd gevonden hadden & waarvan ons toen de donderbui verjaagde. Hier wachte ons een getrouwe drager met de nodige ververschingen & het was een alleraangenaamste ogtend. Wij lagen & zaten daar ter neder in een soort van wildernis & dit op een vierendeel uurs afstands van den Haag. Voor den goeden Bosscha was het eene opwekkking. Hij had in deze week met Dom Lens gegeten & dezen onder het oog gebragt dat hij den Bededag juist hetzelfde gepredikt had, waarom daCosta zoo verketterd wierd. Te huis komende, stond op eens Messchert voor mij, die nieuws van daCosta & ter Borg kwam horen. Ons gesprek was zeer genoegelijk. Hij had eerst nogal gecorrespondeerd met V d H [Des Amorie Van der Hoeven] en toen hartelijk met hem gesproken. Deze zeide tegen de leer van ter Borg van wien hij eenige preken gelezen had niets te hebben doch de voordragt hogelijk af te keuren, dat door dit Mystike de Roomsche in de hand wordt gewerkt &C. V d H kan de vorm nog niet van zich afwerpen hij vreest de menschen afteschrikken, te ergeren. Hij vreest het materieele kristelijke publiek om dus te spreken te verminderen en intekrimpen. Ik kan mij zoo juist in zijnen toestand gevoelen ik wilde ook zoo gaarne alles bij elkander houden. Over dat van de niet[?] vrije wil ben ik om er over te redeneeren minder kras dan voorheen. Messchert is onafhankelijker minder afgeleid & staat scherper dan ik. Mogt ik tog maar gevoelen dat alles van God komt en hem mijn gehele hart & ziel blijmoedig kunnen opdragen.
Juny. 26. Maandag
Dag van tropische hitte. Hoe moet dit toch in die warme lande[n] werken. Men voelt meer den prikkel tot levensgenot men kan minder zonder dezelve bestaan. Aan het bureau nog al veel werkzaamheden. Ogtend en avond visite aan dezelve. Bezichtiging van het nieuwe IJsetablissement aan den Doelen eene visite & kleine wandeling & ziet deze dag ging daar henen. Hoe lam gaat alles aan de Mij. Ook deze inrigting moet & dit reeds nu herboren worden. V d Capelle [Van der Capellen] heeft aan het Ut genootschap gezegd dat men er weinig goeds van verwachtte in de Oost. Ik las heden ogtend in Bossuet Suite de la Religion en dit met het grootste genoegen. Ik schreef over mijn bezoek bij dC ik vergat dus het voorleden niet, doch het heden was al zeer warm.
Juny 27. & 28. Dingsd. & Woensd.
Tropische hitte waarin ik werkzaam bleef, doch waarin men niet veel bijzonders uitricht. Gister avond bij Mirandolle met de gehele fam Kool & een docter uit Amst. die zich ook hier bevond. Het moet voor den goeden Mirandolle een ontzettende post geweest zijn. Deze man ziet alles uit het oogpunt van het Christendom en ziet goed en zijne manier van zien komt ten slotte weêr uit op het zelfde dat DaCosta ter Borg en alle de anderen wien God de Christelijke blik in het leven geeft, zien namentlijk het verderf dat er in de wereld is, & het Christendom als de eenige haven.
Met genoegen hoorde ik gisteren dat er zich twee kleinzoons v Zoutman onder onze Marine bevonden waarvan vooral de eene zich bij den aanval tegen Boni uitmuntend moet hebben gedragen.
Juny 29. 30. Dond. & Vrijd.
Genoeglijk huislijk leven. Mijne zusjes Annette & Charlotte zijn al zeer lief. Wij lezen & bidden met hen & dit nu ik eens daartoe de moed gehad heb, geeft ene naauwe band.
Gister ontmoette ik in het Bosch alleronverwachts den oude heer Swart die ik in geen Elf jaar gezien had en die indedaad er jonger uitzag dan toen. Zijne dochter Sientje gaat met den zoon van V Wesele Scholten trouwen. Gaarne had ik Klaartje Walraven mijne oude kennis ook gezien doch dien liepen wij juist mis. Er was ook nog eene dochter Jansje doch ik herinner mij niet of ik deze of hare zuster toen gekend heb.
Mev van Heukelom verhaalde mij veel van Hoorn over G Kops waarbij zij al daar gelogeerd had. Zij verhaalde dat de brillantste of bijna eenige manier elkander te zien in Hoorn was dat Heeren & Dames zonder elkander aantezien in eene kamer vergaderden terwijl de Heeren pijpen rookten en aan beide kunnen veel zoetigheid gepresenteerd wierd. Zoo iets noemde men aldaar een gekleedde pijp.
De Koning is terug van het Loo voor eenige dagen. Het frappeerde mij dat de President heden in zijn kamer zoo heen & weder liep 'tgeen anders zijne gewoonte niet is.
Veel redenen van dankzegging had ik ook heden. God! doe mij toch een dankbaar hart behouden.
July. 1 - 4.
Zat. - Dingsd
Detailleeren kan ik niet. Het is regt warm en ik ben nog met veel zaken agter uit. Maar eenige wenken.
Wij zaten Zaterdag ochtend aan de tapis vert in de zwaarmoedige vergaderkamer. Het wierd ontzettend donker op eens. De bliksems volgden op elkander. Een ratelende Donderslag deed op eens alles kraken. Men zag elkander aan. Cénie wist weder juist waar het gevallen was. En toch had hij het mis. Het was op de Lokayzaal waar eens de grote vergadering gehouden wierd. Niemand schijnt egter letsel gehad te hebben.
'S avonds was er eene grote partij bij ons. Ik had de famille Kool & Antje vooral, nog eens willen zien & verzocht er eenigen bij om de eentonigheid te breeken. De goede Mirandole [Mirandolle] was er en het verheugde mij zeer hem te zien. Het kwam nog tot improviseren eerst over Constantijn de grote te huis gebragt op Geloof hoop & liefde. Het begin was duister doch het slot ging gezegend, het was in den goede toon Goddank. Ten twede male sprak ik over het huwelijk van Koo Kool & Koosje Kramp. Het begin viel zeer goed uit. Er was ook nog een Heer Sax, de zoon van den Prof die het Onomastica schreef. Ik zag den man te kort om hem te beoordelen.
Claude kwam Zaturdag. Zondags waren wij grotendeels zamen. Veel over de Mij gesproken. Hij is knap oordeelt regt goed & was eens den steen van zijn hart afgewenteld dan stond hij veel hoger dan ik. De ondergang der Zon te Schevening Zondag avond was heerlijk.
Zondags Ochtend bij Molenaar. Goed over enen Psalm maar zonder bijzondere verheffing. Het overige van den dienst woonde ik met veel stichting bij.
Suringar leerde ik Zondag kennen, en was hij heden een oogenblik bij mij. Wij spraken genoeglijk over onverschillige zaken, zonder betwistte punten aan te raken. Het is een klein vif man met een friesch accent.
Suringar verhaalde mij dat Halmaal nog gedurig Treurspelen & dichtstukken maakt, doch niets uit wil geven. Naar het zeggen zijner Vrienden moet hij grote vorderingen maken.
de Jonge verhaalde mij omtrent het Diner van de Mij v Letterkunde. Wiselius had een vers voorgelezen op het Vertrouwen op God na eene preek gemaakt, en had in 't midden van de levendigheid van zulk een diner, de Pres de Gasten eerst moeten waarschuwen dat het een zeer ernstig vers was.
Wat zal ik wegens mij zelven zeggen. Hierin verheug ik mij dat ik veel opwekking nu en dan heb, & mij tusschen beide in eene goede stemming gevoel. Dikwijls egter gaat het te spoedig van het eene uiterste na het andere over en denk ik in den loop van den dag te weinig om God & Christus. Te weinig dankbaar ben ik voor zulke oneindige weldaden zulk eene gezondheid der mijnen. Het geschreeuw tegen de H Mij maakt mij weleens benaauwd & zwak. Gister middag was ik niet opgeruimd bezorgd & niet helder 't geen niet goed was.
In mijne betrekking met Gerrit ben ik wel eens wat lui & sla te veel tot uitersten van te grote vriendelijkheid & strengheid over. Dikwijls ben ik te droog & dikwijls ook weder te openhartig; over Cénie spreek ik te veel.
In een mindere graad verheug ik mij dat ik thans de tijd zoo veel te kort vinde als dezelve mij eerst te lang scheen. Ik vind nu overal en altijd bezigheid. Ik moet tog vooral niet nalaten deze capitulatie van hetgeen ik geschreven heb, daar dit veel tot het nut afdoet.
[leeg]
[aantekening van de archivaris:]
Verzameling De Clercq
[Aantekening van de archivaris:]
Mémoires 1826 4 juli/dec
[leeg]
Dingsdag 4 - Zondag 9 July
Vier dagen zijn vervlogen. De hitte duurde onophoudelijk voort. Weinig hinder had ik echter van. Het schijnt dat het onweder van ll Zaturdag algemeen veel verwoestingen heeft aangericht.
Mijne Corr. rust, ik hoor weinig voor het oogenblik & heb de aan mij gerichte brieven voor zoo ver ik dit nodig achtte alle beantwoord.
Met nieuwsgierigheid zie ik de volgende week aan het Bureau te gemoet. Eindelijk moet men doch over de veilingen beslissen. De O I Comp het gebouw onzer vaderen, wordt algemeen uitgelagchen & wat zal dit nu opleveren. De critici schrijven dit aan het personeel der Directie toe. Nu, laat men hen aan het hoofd stellen, het zal niet beter gaan.
Capadose heeft een boek uitgegeven meestal tegen D Broes gerigt. Ik heb hetzelve nog niet gelezen.
Ik las deze preek van Bahler [Bähler] over de wed te Zarpath, of liever de voorrede waarin tog maar veel waarachtigs is & de gelegenheid tot de toepassing daarvan vond ik nog heden morgen in eene preek van Dom Sluiter. Het was zijn vijfentwintig jarige preek. De gebeden van den man waren hartelijk maar zijne leer is niet hetgeen Christus leerde. Het is juist als of het Christendom een privilege in Massa geeft aan die hetzelve belijden en het is in tegendeel noodzaaklijk te doen gevoelen dat wij alleen aan de belofte deel hebben naarmate ons de genade in Christus uit den staat van zonde waarin wij allen gedompeld zijn, opwekt. Ik zeg alleen want daar komt het op aan en geen kennis of uiterlijke deugd kan ons daarin helpen. Dit is de grote erkenning. Maar er is tegenwoordig in alles een spelen met namen, dat ontzettend is & waardoor men indedaad verward raakt.
Zo even kwam ik van eene Visite bij den H V de[r] Poll terug. De storm nadert. Schim. [Schimmelpenninck] heeft hem een groot stuk overgegeven. Wat het ten doel zal hebben, weet ik niet. De Pres. dacht dat dit oorzaak zoude zijn dat de deliberatie over de Thee tot Dingsdag zoude uitgesteld worden. Ik zie onrust voor deze week te gemoet & ben zelve in strijd. Als ik daar V der Poll den eerwaardigen ouden man zie zitten, heb ik zoo hartlijk een medelijden met zijnen toestand & gevoel hoe alles van lieverlede gekomen is. Personeel heb ik meer Mitgefühl met hem dan met Schim. En ondertusschen wat de zaken betreft, geloof ik dat deze laatste gelijk heeft & dat indien het roer niet met meer vastheid gevoerd wordt, het schip op de branding verbrijzeld zal worden. Wat nu gedaan God zij daarin tot leidsman.
Zoo even was l'Ange [Teissèdre de l’Ange] hier. Wij spraken over het Synode hetwelk hij thans hier bijwoont. Tegen den man heb ik niets maar er zullen andere menschen opstaan die het rijk van Christus zullen gronden. Schrijven zoude ik het kunnen, dat alles uit eene valsche bazis uitgaat dat een soort van Conventie wereld in de Godsdienst wordt aangenomen en dat Christus niet als de hoeksteen gesteld wordt, doch in het gesprek zoo practisch als men dezen zaken niet uit het hoge oogpunt beschouwt, kan men niet zeggen wat er nu juist slecht gaat & ondertusschen voelt men dat het de hoogmoed is die op het rijk van Christus in onze eeuw roemt en dat de kerk indedaad in het duister ligt. Doch wat zal men doen? alles misprijzen, alles afkeuren. God alleen kan in dit alles licht geven. De waarheid is bij de aanklagers der eeuw doch de anderen weten zoodanig met woorden te schermen dat men er verlegen door wordt. Ik had [onl] niets tegen deze eeuw indien Christus indedaad met haar was, doch ik
gevoel meer en meer dat zij vijandig tegen hem is en er veel meer in de Bijbel ligt dan 't geen men er uit halen wil.
Messchert schrijft mij over Zuilen [Van Zuylen van Nijevelt] & de kennis die hij met dezen gemaakt heeft.
Maandag 17 July
Eene week zonder aantekening. Niets scheen mij in dezelve haast te hebben. Dikwijls kan men beter overzien als men wat verder reeds van het doel af staat.
Gods genade zij geprezen in deze verlopen week. De brandende lucht was verkoeld. Alles keerde weder meerder tot rust terug. Ik had ondertusschen niet de werkzaamheid die ik mij voorgesteld had. Dan liep het om die, dan weder om die reden mis. Aan het Bureau deed de eerste dag een belangrijke week veronderstellen doch het liep geheel anders af, de andere dagen waren weinig betekenend en er was nog genoeg warmte over om de werkracht te verlammen.
Gisteren stond ik dus op in het uitzicht van eene rustigen & genoeglijken Zondag. Ik begon met de lezing van de Leerrede op den Biddag van V. d Palm. Dezelve is krachtiger dan ik in lange tijd iets van hem las, & er is veel waarheid in. Hier en daar echter zijn de zaken na mijn denkbeeld niet juist & veel te gunstig voorgesteld. Nu las ik Bahler'[s][Bähler] preek. Ook deze wil niet anders dan de zaligheid door Jezus. Het geen hij zegt is waarheid, doch zijn klein kuddeke komt mij wat uitsluitend voor, er is zoo iets ontzettend bepalends bij hem dat het hart er van toekrimpt. Ik kwam daardoor eenigzints aan het denken, bad God desweges om licht & ging kerkwaarts na l'Ange [Teissèdre de l’Ange] die hier bij gelegenheid v. het Synode predikte en die ik in tijden niet gehoord had. Prins Fredrik en een Prins v Pruissen, ik geloof de Kroonprins) waren in de kerk. Zijn Text
was uit Genesis Et Abraham crut, & Dieu le lui imputa à justice. Het begin was aller bijzonderst. Ene soort van Lofrede op onze eeuw, van het in dezelve weder ontwaakt Godsdienstig gevoel (Dat dit ontwaakt is, ben ik met hem eens), doch hij wilde dit nu op alle Philantropische gezelschappen & zelfs het debiet van den Bijbel van V d Palm gronden, zeide dat het opwakend Christendom zich vooral in werken der Liefde vertoonde & dat die werking niet anders dan door het Geloof te weeg gebragt kon worden. God gave dat het waar was, doch ik ben nu bang dat men den schijn voor de waarheid aanneemt & daarom hinderde mij deze Voorafspraak die daar de but en blanc kwam bijzonder. Ik was dus uitermate verrast toen op deze voorafspraak een preek volgde gelijk ik dezelve geenszints verwacht had, met een vuur en kracht, zoo als ik zulks v L'ange nimmer hoorde en toen ik hem met kracht en ernst hoorde ontwikkelen, hoe de foi historique niet genoegzaam was & wij de foi justification zoeken moesten, wat deze eischte, wat het was dat het Geloof tot regtvaardigheid gerekend wierd; in het kort het was eene regt stichtelijke & christelijke preek met veel vuur uitgesproken, zoo dat ik dan ook naderhand met een opgewekt gemoed aan hem een bezoek aflegde ten huize van zijnen zwager Tiboel waar hij zich bevond.
L'Ange [Teissèdre de l’Ange] verhaalde mij veel van Coquerel, hoe deze zich nog zoo diep ongelukkig gevoelde en dan bij de dood van zijne vrouw in de de allerbitterste droefheid gedompeld moet geweest zijn.
Coquerel had met Benjamin Constant gesproken en hem de minaching onder het oog gebragt, waarmede hij in zijn boek De la Religion van Mozes gesprok[en] had. B C zeide J'ai écrit mon livre pour prouver que la raison seule suffisoit pour nous donner la connoissance des vérités réligieuses. Quand j'en suis venu à Moise j'ai été arrêté, j'ai senti qu'il y avait là dans la morale de la loi de Moise qq chose de divine. Coq. hem gevraagd hebbende waarom hij dan niettegenstaande
deze bekentenis op zoo danige wijze over Moses gesproken had, zeide hij C'est que je n'ai pu pardonner à la Bible ses cruautés. Cousin had tegen Coq. gezegd Je me suis fait un Christianisme à ma façon, qui répond assez bien à l'Evangile et que j'ai voulu faire adopter également par mes disciples, mais je n'ai jamais pu parvenir à leur faire amnestier le Christianisme.
Na de visite te huis komende had ik gedacht mij neder te zetten om te schrijven, doch vond Messchert die mij half beloofd had te komen. Het weder was geheel betrokken & de lucht dik zoo dat het bijna den gehele dag regende. Hoe aangenam mij ook de komst v Messchert, & zijne gesprekken waren, zoo is het mij toch kras zoo een gehele dag pratende te blijven. Messchert had dezen ogtend in de Vroegpreek te Rott bij Dom de Jong eene preek gehoord dien hem wel beviel, over het kerkgaan.
Wij spraken over de Heer V Zuilen [Van Zuylen van Nijevelt] die aan Messchert zeer goed bevallen was & dien hij geenzints femelig had gevonden, maar daarentegen bedaard onderzoekende bevorens hij omtrent dezen of genen Predikant een oordeel uitsprak. Zijne vrouw de zuster van Bichon v IJsselmonde moet nog steiler in hare gevoelens zijn, & zich door eene zonderlingen klederdragt onderscheiden.
De broeder van deze Zuilen, die hier woont, moet tot inzage der waarheid gekomen zijn in den tijd van Napoleon toen men in de openbaringen voorspellingen weges hem meeende te vinden, en hij ook uit nieuwsgierigheid daarna was gaan zoeken.
M. verhaalde mij dat Limburg Brouwer vele onaangenaamheden te Luik had, vooral om dat hij de provocaties van den alle geloof aan de openbaringen verwerpende Ackersdijk niet had kunnen verdragen & zich daarover met moed had uitgelaten. Ten gevolge hiervan wierd hij door de meeste Professoren niet gezien, en als een Pedant uitgekreten. God geleide hem en zal hem kracht na kruis geven.
de Gelder heeft een dik boek geschreven waarin de Latijnsche scholen sterk gehavend worden en cijfers & figuren als de eenige leidsvrouwen tot wijsheid worden opgegeven. Dit schijnt met een aanval tegen de Lat. scholen in verband te staan, ten minste Prof Schröder moet door den Koning benoemd zijn geworden tot speciaal Inspecteur om nategaan in hoe verre het geometrisch onderwijs op eene doelmatige wijze in de Latijnsche school in Amsterdam is ingevoerd geworden. Het wordt daar door de Preceptors & zoo ik geloof meest gebrekkkig gegeven.
Wij waren ll Woensdg bij v Ewijck met de Secretaris v Staat de Mey v Streefkerk, & zijn vrouw (Jufv Witsen Elias). Hij kwam mij voor zeer eenvoudige manieren te hebben en het onderhoud was zeer genoeglijk zonder op belangrijke punten neder te komen. Er waren ook Van Maanen's. Voor den D[?] ben ik altijd bang. Mietje 's Jacob was zeer lief. Het was voorts Haagsch doch 's avonds kwam Ewijck nog al los. Eene diergelijke bijeenkomst is nu en dan zeer nuttig om zoo met eene fatsoenlijke & meer gegeneerde wereld eenigzints in aanraking te blijven. Ik improviseerde op de roof van Proserpina op een behangsel voorgesteld & waarin ik, ofschoon zoo wat bij de heidenen, eene geestelijke toepassing vond. In een lied op den nieuwe haring dien dag aangekomen, was wel kracht.
De volgende dag bij V. d H. [Van der Houven] was het vrij wat levendiger & vond ik daar Rappard & de fam 's Gravesande [Storm van 's Gravesande] & nevens de Bosscha's. Hier heerscht indedaad regte hartelijkheid & wij waren in eene regt goede stemming. Ik imp Zenobia waar de toepassing ook nog al ver gezocht was. 'S avonds imp ik op den avond in eene stemming die met die schonen heerlijk[e] avond wel in harmonie was.
Verder was mijn huislijk leven gezegend. Ik noteerde over de Mij en las met veel genoegen in Ritters Vorhalle der Erdkunde hoe alle de fabelkunde der volken tot eene algemene oorsprong die van de waarheid welke de Bijbel ons leert, opklimt.
Corr. Dezelve was niet zeer levendig. Steven begon weder eenigzint[s] uitvoerig te worden. Ret. [Retemeyer] knoopte de door zijn reis afgebrokene corr. weder aan. Claude persifleerde mij over de thee verkoop door de Mij. Messchert sch[reef] over de kennis met Zuilen [Van Zuylen van Nijevelt].
Vrijdag 28 july 1826
Nulla dies sine linea is het voorschrift, en egter zijn reeds bijna veertien dagen vervlogen sints mijne laatste aantekening. Ook heeft sedert mijn leven zich voornamentlijk tot mijne betrekking met de Mij & met mijn huisgezin bepaald. De eerste wordt hoe langer zoo meer belangrijker, ik heb meer gelegenheid tot ontwikkeling mijner denkbeelden over veel zaken en dank God voor de bewijzen van personeel vertrouwen, die ik in vele oogenblikken ontvang. Moge ik hem in alles maar voor oogen houden. Wat mijne huisselijke omstandigheiden betreft dezelve zijn door Gods genade regt gezegend. Hartelijk bemin ik mijne lieve vrouw & kinderen & breng in hun gezelschap of met Lectuur & Extraheeren die oogenblikken door die de Mij overlaat. Er zijn dagen zoo als deze[?] Maandg Dingsdg & Woensdg, die ik rekenen kan dat geheel aan de Mij gewijd zijn geweest. Wij leven bijzonder stil. Bijna alle onze vrienden & kennissen maken van de schone zomer gebruik om uitstappen te doen en ook wij hadden vermeend bij Pietje van Eeghen een paar dagen genoeglijk door te brengen & heden derwaards te vertrekken doch de zaak van de Memorie opkomende vind ik de omstandigheden te belangrijk om nu naar Caprice te vertrekken. Aanraking met ande[ren] heb ik deze week nog zeer weinig gehad. Zij wordt mij steeds minder noodzakelijk.
hoewel ik nog wel gaarne zoo een vriend had die mij in het Christendom levendig hield en aan wien ik daaromtrent mijn hart geheel kon uitstorten. Verleden week hadden wij een avond De Jonge bij ons & spraken zeer genoeglijk. Hij verhaalde mij de geschiedenis van den verkoop van het cabinet gesneden stenen van Hemsterhuis dat hij voor eenige Jaren op last van den Koning in Münster van eene adelijke doch zeer verarmde famille gekocht had. Ook de wijze waarop zijn vader, een man van veel aanzien te Zierikzee, bij de omwenteling van 1813 aan de Franschen, die hem reeds bevel gegeven hadden zich na eene vesting te begeven ontsnapt was, was zeer opmerkelijk. Zaturdag avond waren de fam V der Houven & ook de H van Heel bij ons & las ik mijn zes dagen in Gelderland voor. Zondag hoorden wij bij Dermout eene preek over Ik ben de God van Bethel of de wakende Voorzienigheid een heerlijk onderwerp maar niet krachtig genoeg behandeld. Wij deden een uitstap na Scheveningen alwaar de Zee allerheerlijkst was. Den Zondag vierde ik indedaad allergenoeglijkst met de mijnen. Maandag was de famille V Heukelom bij ons met Juff de Wildt eene kleindochter van den vorige bezitter van het bij ons zoo bekende Sterreschans. Dit meisje moet zeer braaf zijn & heeft vele ongelukken gehad. H Willink zag ik nog een oogenblik. De Corr. gaat slap zoo dat ik verleden week eenigzints mismoedig daarover wierd en eenen ontmoedigde brief aan Steven schreef, die denzelve hartelijk & regt lief beantwoorde. De Zomer is heerlijk God geef ons een dankbaar hart voor de oneindige weldaden die wij daaglijks van U ontvangen.
Lundi 31 Juillet.
Heerlijk was de dag & Zaturdag. Wij vierden hartelijk & genoeglijk onze trouwdg geheel huisselijk. De goede Caroline had mij Claudius Wandsbecker Bothen gegeven die ongelukkig wat te vroeg in mijn handen geraakt was. De kinderen kregen speelgoed & ik dankte God voor zijn oneindigen zegen op mijn huislijk heil gedaald.
'S middags toen ik stil bij Caroline dacht neder te zitten stonden opeens twee vreemdeling[en] voor mij, die met mij door Dirckinck bekend waren. De een was een Atheniensch de Colonel Negri zoo 't scheen in de geschiedenis v den Grieksche oorlog bekend, & de Kapitein Haby een franschman, die in Spanje & Rusland gevochten had & ook na Hellas ging. Negri beviel mij wel had veel vuur, hoewel ik zoo als bij de meeste der zuiderlingen veel oppervlakkigs bij hem vond. Hij zeide dat Ypsilanti van zijne familie was en een zijne[r] ooms de eerste dichter v Griekenland, ook een groot improvisator was. Hij scheen een klein boekje over de Strategie dat bij Brockhaus wierd uitgegeven geschreven te hebben. Haby beviel mij veel minder.
De Zondag ochtend begon regt goed met een preek van Molenaar over de roeping der eerste Apostel[en?]. In het begin was ik door de warme lucht wat slaperig doch zijne toepassing, de verpligting om het hart aan Christus op te dragen was indedaad heerlijk & mijn vrouw & ik waren regt gesticht.
"S midd. reden wij met de fam Bosscha, en P. Bosscha & huisvr na Schevening. Dit beviel mij minder wegens de ontzettende stof, die den weg overdekte, waardoor men alle gezicht & koelte v de schone weg verloor. Het tafreel is bont op zulk eenen middag te Scheven. 'S avonds dronken wij Kruidewijn bij Bosscha die goed was. Jammer dat zijn broeder zoo bijzonder stil is. Ik imp. nog over de [onl] doch het bleef stil.
De vrouw van dezen Bosscha is Betje van de Schaft, met wie ik vroeger te Haarlem op de Soupers van Leerzaam Vermaak zoo veel genoegen had & die ik nu na 11 à 12 Jaar weder terug zag. Zij had reeds zes kinder[en] gehad, waarvan vijf in het leven. Zij was dunkt mij tog minder vrolijk ddan voorheen.
Gister zag ik Ange Palms die nog altoos de oude was. Hij expedieerde nu voor Antw. rekening hooi na Engeland.
Het weder is weder heet.
De Mij. was gister weder drok. God geeft mij een gezond gezin & een opgeruimd & dankbaar hart. Wat kan ik meer wenschen?
[leeg]
[leeg]
September. 1
Novus ab integro seclorum nascitur ordo
In Aug. schreef ik niets. Logeergasten & Mnemotechna verdrongen daartoe de gelegenheid. De Mij. gaf nu en dan al werk. Nu wil ik vlijtiger zijn & reeds beginnen.
Daan verliet ons heden. Het is een brave goedaardige Jongen. Hij was hier agt dagen & veel genoegen had ik met hem. Zij hart ligt open voor het ware & God zal het zaad wel doen opkiemen. Op deze famille Boissevain rust veel zegen. Het geluk in de geestelijke wereld komt daar ook slapende.
Steven schrijft over Aimé Paris. 90 menschen zijn al daar en het heeft zoo veel opgang gemaakt als hier weinig. Dan zal het dunkt mij ook afvallen. Ik had gemeend de Mnemotechna zou mij van meer nut kunnen zijn doch het valt mij af doch juist daardoor dat mijne memorie sterker is, dan ik dacht & ik vind dat ik veel meer feiten wist als ik dacht. Nuttig is het mij toch al was het ook maar daardoor geweest.
Ik verwachte Meyer van Cronau die mij in deze week eene visite gedaan had & daartegen verscheen Gerecke die zeer famillair bij de Muller[s] is ook bij mij op den imp avond met Fenna Mastenbroek bij ons was. Hij wordt door het Zendeling Genootsch. naar Java gezonden alwaar hij eerst te Djocjakarta zal gaan om de Javaansche taal aanteleeren & daarna als zendeling nuttig te zijn. Wij geraakten in een hartelijk gesprek. Hij scheen het regt goed te menen en zelfs nu en dan door zijne aandoeningen overmeesterd te worden. Over ter Borg dacht hij even als ik, en gevoelde zeer het eenige nodige. Van den andere kant kwam mij de voorzichtigheid van dezen man om niet zoo zeer met deze gevoelens voor den dag te komen & om dus te zeggen het innige Christendom niet zoo ten voorschijn te dragen wat al te groot voor. God
kent de harten. Als er zoo ons daaglijks brood bij in de schaal komt worden dergelijke zaken dikwijls van eenen zeer tedere aart. Men denkt dan veel nut te kunnen stichten & dit misschien verijdeld te zien zoo men bij de lieden van de wereld te sterk uitkwam.
G. verhaalde mij veel. Hij had veel met Cris Muller op met wie hij naar Creveld geweest was. DaCosta had hem nog voor weinig tijd regt vriendelijk bejegend. Over Vader Hesen had hij met Capadose eens over hoop gelegen, doch deze was naderhand tot hem gekomen & had hem het eerst weder de vriendschapshand aangeboden. Hij herhaalde mij dat het sterfbed van Brasz in het Munstersche droevig geweest is. Men zoude hem niet hebben willen begraven. G verhaalde veel van twee Leeraars v Elberfeld in 't kort hier in Amst geweest die zeer krachtig waren, een van dezelven heette Sander. Den Parabollist Krummacher moet ook nog een nieuw licht opgegaan zijn. Hij geeft nu ten voordele van het Instituut van den Graaf van der Recke een boek uit het Taübchen genaamd dat door Molenaar te Creveld vertaald word. Neander moet bijzonder veel invloed in Duitschland hebben. Dikwijls kwamen er bij Honderden op zijn College waarbij zelfs officieren & andere die niet studeerden. G. hield zijn Denkwürdigkeiten voor zijn beste werk. Het eerste gedeelte is egter van Tholuc [Tholuck] & te geleerd. Deze vroeger antichristelijk gezind, is nu van geheel andere denkbeelden doch wil er nog altijd te veel de geleerdheid in mede nemen. In Duitschland moet veel opwekking zijn. Meyer von Cnonau [Meyer Von Knonau] stamt in regte linie van Zwinglius af wiens vrouw von Cnonau heette.
Regt genoeglijk was de avond. Thans weder alleen met mijne vrouw spraken wij hartelijk over vele onderwerpen & hadden een heerlijk en genoeglijk besluit v den dag terwijl ik noteerde wat de belangrijke Corr. van de Mij dezen dag had opgeleverd.
Sept 2 (Zaturdag)
De drukte van Vrijdag had mij veel genoegen gedaan & zag ik uit al het gebeurde eene beter[e] toekomst voor de Mij verschijnen. Heden twijfelde ik er weder aan. 'S avonds voelde ik mij niet zeer lustig. Dit zijn dagen die ons weder tot les verstrekken, als de moed te hoog is gerezen.
'S ochtends schreef ik in mijne ann; 's avonds schreef ik over de Mij & ook Extract & lectuur v Walter Scot [Scott] hist des Romances 3. Bage, Clara Reeve, Horace Walpole. Alle drie leerde ik beter kennen uit deze uiteenzetting.
Sept 3 Zondag.
Het was een heerlijke ogtend & ik volvoerde mijn vroeger opgevat plan eens na de Vroegpreek te gaan. Het verwonderde mij er zoo veel menschen te vinden. V. d Broeke preekte. De text was uit Jeremias over het geven van den vroegen & spaden regen door God. De behandeling behelsde eenige bijzonderheden uit de geschiedenis der Saizoenen in Palestina, was echter anders minder voor eene stad geschikt. Echter gezang gebed, het uur zelve van den dienst waren opwekkelijk. Z M was er ook. Of hij bij zoo eene preek attent kan blijven weet ik niet. Hij vertrok daarop naar het Loo.
Te huis was de ogtend met de kinderen heerlijk & ik had tijd en lust om Dwars en Messchert uitgebreid te antwoorden & ook Thijs te schrijven.
Met Gerrit was ik in het Bosch & zag daar regt velelmensch[en]. De Jonge de archiv. is na Amst geweest & had daar de verslagen van het Instituut gehoord. Dat van Oom de Vos moet zeer goed geweest zijn. Hij analiseerde aldaar eene verhandeling van hemzelven tegen de wijze van spelen v Talma. Over de muziek schijnt het Instituut ook werkzaam geweest te zijn doch is dat naderhand tot
deszelfs ontevredenheid met de Hollandsche Opera geamalgameerd geworden. 'S Grav. was over dit punt van het Rapport geenzints te vreden. De Jonge had Kinker ook gehoord tegen wie Siegenbeek met weinig gevolg remonstreerde. Moritz had hem met causticiteit & met eene even krachtige ironie geantwoord. Kinker leerde zijne discipelen eerst het Atheismus kennen bewees hen dan dat dit onmogelijk was & voerde hen dan hoger op. Waartoe zulk een leerstoel & zulk een leeraar in een christelijk land.
Mev Kasteele verhaalde mij hoe de tijdingen uit Groningen nog steeds, trots alle de verzekeringen door de Docters [onl] aldaar gegeven, zeer ongunstig & ontrustend bleven.
Hedenavond las ik met bijzonder veel genoegen de leerrede van James over Rom 3. 9-24. als mede het antwoord van James aan de Ultramontain. De leer in deze Geschriften vervat is die welke ik van harte belijde.
Sept 4 Maandag
Het was de Verjaardag mijner goede Lina. Het weder was heerlijk & ik was nog bezig aan het versificeeren & Gerrit aan het van buiten leren eer het scherm opging. Dit gebeurde dan tog eindelijk. God het is een heerlijke zegen, doch hoe ontbreekt het ons dikwijls aan het regte genot van zulk een dag. Door enen brief door Pauly aan Daan geschreven hadden wij zeker verwacht dat deze eerste ons zoude komen verrassen. Toen ik dezen brief weder onder Couvert na Amst verzonden had kwamen wij juist op dezen inval & nu speet het ons bijzonder den brief niet naauwkeuriger onderzocht te hebben. En egter was het juist zeer goed want in dezen brief zouden wij gelezen hebben dat P & M zouden gekomen zijn en egter kwamen zij niet. Te doen wat de weg der pligt zelfs in de kleinste dingen is, is altijd het best.
Aimé Paris schrijft mij om mij te bedanken voor mijne recommandatie van zijn onderwijs te Amst. Hij telt aldaar 95 discipelen. Zonderling is het dat ik nu wel eens bang ben of ik er teveel van gezegd heb daar ik ondertusschen meen slechts de waarheid & zonder eenige exagerati[e] gemeld te hebben. Ik had niet gedacht dat zoo als de Jonge mij verhaalde, men van mijn oordeel hieromtrent in Amst zoude gewagen. Opmerkelijk is het dat men dikwijls invloed na buiten uitoefent, wanneer men denkt dat dit in het geheel het geval niet is. Ik heb thans bijna in 6/w niet geimproviseerd 'tgeen in gene zes jaren gebeurde.
'S avonds waren wij bij V Ewijck met zijn broer & zuster Ran & de Jonge & zijne vrouw. Dat was nu eens regt famillair. Daar wij zoo niet aan tafel zaten had ik zoo gene regte opwekking om te improviseren. Het discours was zeer onderhoudend & aangenaam. De Jonge & zijne vrouw zijn lieve menschen. Hij is regt goedaardig & hartelijk, te bescheiden misschien dat hij zich zoo niet op zijne vleugelen durft heffen & te veel de gebeurtenissen te rein historisch te weinig in derzelver verband met het rijk der Voorzienigheid beschouwt.
Sept. 5 Dingsdag
Lang was ik aan het Bureau. 'Tgeen mij het meest ontmoedigt is de onmooglijkheid dat C [Cénie] aan den band gelegd wordt & het inzien van de noodzakelijkheid daarvan indien er iets goeds zal te voorschijn komen. De partijdigheid voor Antwerpen is in de brieven van de 3 afd niet om uit te houden. De Pres kan & wil geen partij nemen & ik kan & mag het den man in zijne zoo ongelukkige omstandigheden niet voor de voeten werpen dat hij zich niet nog meer onaangenaamheden op den hals haalt en tog er moet zich eindelijk eene omwenteling voorbereiden.
David was weder hier. Altijd de zelve. Er is iets liefs in dien man, doch ook iets te veel ambitieus waardoor het hem dunkt mij moeilijk zal zijn ooit rijk te worden.
Niet ligt vergeet ik dat in het midden van een Confidentieel gesprek met den H V de P [Van der Poll] hem een woord over zijn jongste zoon ontsnapte waarbij hem de tranen uit de oogen sprongen. God welk eene beproeving. O laat mij in mijne gehele betrekking met dien man zijn gedurig zielelijden toch voor oogen houden.
'S middags bij Francois ingaande vond ik aldaar den Heer Schneiter zoo ik geloof Secret. van Capellen & die met hem uit Indie is gekomen. Wonderlijk is het zoo als zelfs de physionomien schijnen te veranderen in de warme Climaten want hij had geheel een coloniaal uitzigt in den trant als Slingaarden[?].
'S av thuis & mijne finantieele betrekkingen in orde gemaakt. Het is zonderling hoe in eens & dit was de grote tijding van den dag, de betrekkingen in de Granen schijnen veranderd te zijn. Nog voor eenige maanden wilde men gene Granen aanzien en Rogge is zelfs in 't voorleden jaar tot op f 80 gevallen geweest, zonder dat egter door voorraad of aanvoer ene diergelijke laagte gewettigd wierd. Langzaam waren de prijzen dus weder tot f 105 f 110 opgekropen doch nu komt er op eens f 50 op. Men zegt dat in Engeland ontdekt is geworden dat de oogst van vele graansoorten zoodanig is mislukt, dat er bijna een hongersnood te vrezen zoude zijn. Dien ten gevolge is de invoer van Haver Bonen & Erwten tegen een zekere geringe tol op eens vrijgesteld 'tgeen op den Rotterdamsche markt eene rijzing van f 30 en meer op sommige artikels had veroorzaakt. Dit kan eene grote verandering in de fortuinen van vele particulieren maken & S & P die thans ook nog zoo ver gekomen zijn kunnen er Goddank ook nog goede vruchten van plukken.
Wij hoorden gisteren dat P & M indedaad het denkbeeld gehad hadden om herwaarts te komen, wegens enen brandbrief van Angelique over den toestand van hare Mama, Zondag avond in aller ijl waren teruggekomen en haar [onl]] toen redelijk welvarend aan een Dominotje met tante Marian gevonden hadden. Dit was nu eene regte tribulatie voor hen & vooral voor de goede Margo die zich zoo gevleid had Caroline op haren verjaardag hier te verrassen. Het zijn van die kleine omstandigheden die dikwijls meer bitterheid dan wezentlijke rampen achter laten.
He tgeen mij dezen dag ook nog trof was de visite van een vrouw van eene zeer fatsoenlijke afkomst en die middelen gehad had & nu voor haar man een post bij de H Mij kwam solliciteeren.
Voor 13 Jaar 1813 had toch wel niemand gedacht dat de Celles, die toen met moeite aan de woede van het gepeupel ontkwam, thans Ambassadeur van den Koning der Nederlanden bij den Paus van Rome zoude worden. En tog het is gebeurd!
Sept 6 Woensdag.
Zoo even verlaat ons Chabannes [Chavannes], die heden met een brief van daCosta kwam. Hij is een der mannen in het Pays des Vaud onder den spotnaam Mommiers bekend, die het Evangelie in deszelfs volle kracht & troost heeft durven verkondigen & die desweges wijl hij gevonden is den Bijbel uitleggende & het Evangelie aan eenige vrienden predikende, uit zijn vaderland verbannen is geworden. Hij leeft nu met eene vrouw & drie kinderen te Guernsey. Het is een man groot van gestalte & van een indrukwekkend voorkomen die iets zeer vast[s] doch teves iets zeer beminnelijks heeft. Hij verkondigt met kracht de leer der genade & voorbeschikking doch der voorbeschikking
tot het eeuwige leven. Christus is tot verzoening aan ons gegeven, & door hem hebben wij het eeuwige leven. Doch dit moeten wij dan ook aannemen in deszelfs gehele volheid en erkennen dat ons de zaligheid is gegeven dat wij waarachtig deel aan dezelve hebben. Door Christus komen wij als arme zondaars tot God & worden om niet geregtvaardigd. Alles is de oneindige liefde van God die ons tot hem trekt. Indedaad de man heeft gelijk het is dwaasheid en overmoed op de zaligheid te rekenen zoodra wij deze door onze eigen verdienste denken te beerven[?], doch het is zwakheid van het geloof zoo dra wij eens door Christus met God verzoend geen bezit nemen van dat waarachtig eigendom dat hij ons gegeven heeft. De man sprak met eene vaste overtuiging maar zonder eenig schijnbaar Enthousiasmus zelfs met gene verheffing van stem hoegenaamd. Wat mijzelven betreft geloof ik dat alles wat hij zegt waarachig is volgens de leer van het Evangelie. Ja zoo als hij het voorstelt dan alleen is het geloof levendig dan werkt het. O God geef mij deze kracht des geloofs geef mij in uwen zoon het innig vertrouwen op uwe Genade in hem & dat ik daardoor alleen zalig worden kan. O Satan loert nog uit alle hoeken om ons afvallig te maken. Versterk mij & mijn lieve gezegende vrouw in het Euangelie. O geef ons de schat die daar boven is het Koninkrijk des hemels dat gij geopenbaard hebt.
Wat nu zoo de scherpe onderscheiding tusschen bekeerde & niet bekeerde personen betreft, daarin kan ik nog zoo niet komen. Ik zie dunkt mij God zoo trapsgewijze overal werkende & bij zoo vele. Maar laat ik niet oordelen. Opregtheid is het om te zeggen dat ik er mij nog niet mede vereenigen kan. God zal mij de waarheid wel leeren kennen.
DaC. schrijft mij heden en voorspelt mij dat wij Indien nimmer zullen kunnen houden, ik geloof het met hem.
Sept 7 Donderdag
Ik begon den dag met moed & kracht & schreef aan DC over mijne dankbaarheid voor de komst v Chabannes. Op het Bureau was het een onrustige dag & zelfs onaangenaam uit hoofde van persoonlijke gezegden die er plaats grepen doch in mijne betrekking gevoelde ik mij bijzonder gezegend & hetgeen ik gesteld had wegens een moeilijk punt vond bijval.
Zeer verwonderd was ik toen ik bij mijne te huis komst P & M vond, die ons nu eindelijk kwamen verrassen, en ons veel genoegen deden hoewel ik wel moet bekennen dat ik eenigzints belemmerd was door het zijn v Chabannes hier & nu wel gewenscht had dat zij liever op eenen anderen tijd gekomen waren. Doch de wegen Gods zijn niet de onze.
Nous allâmes Dîner chez Pieters où nous trouvâmes le Ministre de l'intérieur M v Gobbelschroy, Schim. [Schimmelpenninck] M d'Olisl.[d'Olislager], M Beerenbroek Secret. da la Société de Bruxelles & un élève de Jacotot. C'était un dîner très fin, dont Pieters faisait les honneurs avec beaucoup de politesse et de goût. La conversation fut tout à fait insignificante & superficielle, on ne put y trouver rien à retenir. Le Ministre et Beerenbroek comptaient sur une improvisation. C'était par politesse plutôt que par enthousiasme que j'y acquiesçai. On me donna le malheureux sujet de Marie Reigersbergen je m'en tirai aussi lentement que je pus. On avait fait connoissance de l'instrument voilà tout. Ce n'était pas là une occasion d'aller plus loin mais bien de voir comme le monde est insipide.
Après Dîner la conversation devint plus intéressante. Beerenbroek nous raconta beaucoup de choses sur la composition et la manière de travailler de sa société qui m'intéressaient beaucoup. Mais d'un autre côté il blagua terriblement et parut vouloir nous faire croire que lui il était le seule homme raisonnable de cette direction-là, que les directeurs n'étaient que des bonnes bêtes et lui seule l'homme capable. Il nous raconta aussi que La Fayette était un homme à face blême qui ne débitait que des lieux communs et qui l'avait souverainement ennuyé à Paris.
Revenant chez moi, nous retrouvâmes nos amis et nous parlâmes beaucoup Mnémonique. Plus je réfléchis sur cette science et moins que je crois qu'elle puisse être d'une application universelle.
Sept. 8 Vrijdag
'S ochtends verliet ik het bureau om nog een oogenblik met Bosscha & Pauly de archiven van Kunstliefde spaart geen vlijt te gaan zien. Dezelve bestaan uit een groot aantal dichters in portrait, en een niet minder aantal in hunne werken aanwezig, terwijl er zich voorts nog eene grote collectie oude liedeboekjes en Notulen en ongedrukte stukken bevinden. Als men zich hier lang ophoudt bekomt men een walg van Poeten & Poezij. Zeker is het Verzensmeden in geen land tot zulk eene volmaaktheid gebragt als hier & de lof die alle deze zoo genoemde dichters elkander toezwaaiden gaat alle denkbeeld te boven. De Prest. schijnt altijd de vergadering met een vers te hebben moeten openen en sluiten. Als men hier dit alles leest & ziet & alle die wissels ontmoet op de onsterflijkheid getrokken waarvan er zoo vele met protest van Nonacceptatie terug komen, dan denkt men ook quantum est in rebus inane.
Wil men dit op eene andere betrekking toepassen dan verneme men dat hier een diplomaticq Diner bij Z E den Min v Buit zaken geweest is, ter eere van den Heer de Celles thans Minister Plenipotentiaris benoemd bij het hof van Rome. Wie dat op den 16 Nov 1813 had gepropheteerd, hoe zoude [hij] wel met de vingers nagewezen zijn geworden, als eene tweede Cassandra.
Et retournant chez moi j'y trouvai M de Chabannes. Je l'avais averti que nous ne serions pas seul. Il me plut beaucoup ce jour-là & je remarquai avec bien de plaisir qu'il joignait à la sévérité des dogmes
la châleur de la charité. Le discours fut agréable sans être très animé. Chab.[Chabannes] avait la délicatesse ne pas ramener de force la conversation sur des sujets réligieux cependant la direction qu'avoit prise son esprit l'empêchait ainsi que cela est le cas avec daCosta de voir prèsque dans toute chose, un autre côté que la côté réligieuse plus j'apprends à le connaître plus je l'estime en effet ce qu'il m'a dit ne sera pas perdu j'espère pour moi. Je ne sais pas si sa personne ou si ces discours ont fait de l'impression sur nos bons amis Pauly. On n'en a pas parlé un mot après son départ et je ne devois pas le demander[.] Margot a un coeur qui à ce que je crois est prèt à recevoir l'annonce de la vérité dans toute sa force.
Sept 9
Au bureau il y avait d'assez d'affaires & plus d'harmonie. La permission donnée par le Prés à Schi [Schimmelpenninck] d'aller pendent qq. jours voir sa femme en Overijssel a fait sur ce dernier un bon effet. Si on vouloit s'entendre si notre orgeuil et nos préventions ne s'y opposoient pas, comme on le pourrait facilement.
Le soit nous fûmes voir Mérope une des réprésentations de Me. Georges. J'avais beaucoup entendu parler d'elle et je m'en faisois une grande idée. Cependant cette attente ne fut pas remplie. C'est une femme déjà d'un certain âge qui a une port majestueuses. Il y avait des beaux momens, mais des expressions si fausses & des cris si aigus que cela ne m'a laissé aucune impression durable et aucun Souvenir agréable. Le style de la pièce ne m'a également pas plu beaucoup. Il y a bien des remplissages et des chevilles & bien des choses que le grand nom de Voltaire doit couvrir.
Sept 10 Zondag
Ik was onzeker waar te kerk te gaan & hoe dezen Zondag te besteden. Gaarne had ik Chavannes bij mij gezien & schreef hem ook een briefje deswegens. V d Hoeven [Des Amorie van der Hoeven] predikte. Van den eene kant was ik voor de menschen bang naderhand te moeten zeggen ik er niet geweest ben van den anderen kant gevoelde ik behalve de volte die ik vreesde tog geen trek om er na toe te gaan. 'S ochtends onder den ontbijt kwam Hogendorp bij mij om mij uittenodigen dien avond op eene vereeniging te komen bij Zuylen van Nieveld [Van Zuylen en Nijevelt. Wat zoude ik gezegd hebben indien ik eens voor eenigen Jaren van oeffeningen had horen spreken. En egter wat is dit anders? Zoo ik niet juist belet had gehad daar ik vrienden ten eeten wachtte was ik er na toe gegaan.
Hogend [Hogendorp] verhaalde mij gezien te hebben dat men kaartjes uitgaf bij V d H [Desamorie van der Hoeven] en diegenen die dezelve hadden, eerst wierden binnen gelaten terwijl het plebs naderhand inkwam. Zoo V d H dit wist of er op lette zouden tog zijne oogen geopend zijn & hij inzien dat dit niet uit den goeden geest was.
Ik ging met Hog. wandelen & wij redeneerden genoeglijk over de merkwaardigheden der tijden vooral ook het geen te Konst[antinopel?] gebeurde &C. Chavannes vonden wij niet te huis de eerste maal doch naderhand wel. De man heeft eene hoge gezegende eenvoudigheid. Op ons verzoek las hij ons een Kapittel uit den Bijbel voor namentlijk Jesaias 55 en legde hetzelve uit met christelijke waarheid & eenvoudigheid zonder eenige omslag van geleerdheid maar met kracht & vuur. Zijn grote doel was dit om uit dit Kapittel ook weder de Vrije Genade Gods aan te tonen, hoe wij zonder Geld en zonder prijs deze melk en deze wijn kunnen kopen. Voorts hoe wij luisteren moeten hoe het niet om zware bespiegelingen, om het vatten van alles te doen is maar hoe wij eenvoudig maar moeten horen en
aannemen het woord Gods. Nog zeer genoeglijk spraken wij vervolgens. Zijne gebeden waren regt krachtig en kristelijk. ik kon mij nog niet begrijpen hoe ik met Hogendorp die nog zoo veel krasser denkbeelden vooral in de toepassing heeft dan ik, daar kon nederziten. Dit zijn van die zaken waarvan men eerst het gewicht inziet wanneer dezelve gebeurd zijn. Merkwaardig was ook het geen Chav.[Chavannes] zeide dat hoe troostelijk ook de blijken van Gods genade waren die wij innerlijk ondervonden en waardoor wij de overtuiging van de zaligheid ontvingen die God ons schonk, wij echter geenzints op deze getuigenissen, maar op de beloften door God in zijn woord gegeven onze hoop moesten gronden. Hij zeide dat God dikwijls ons deze getuigenissen een tijd lang niet zond en ons dikwijls eene geestelijke dorheid zond, gedurende dewelke wij alleen het geloof behielden op de beloftenissen in het Woord Gods gegeven. Volg. Hog is zijn straf de zwaarste geweest wijl hij voor drie jaren gebannen is geworden. Dezelfde leer wordt daar tog nog altoos verkondigd maar men ziet er thans zoo naauw niet op, daar het getal der gewonnenen meer & meer zich uitbreidt & derhalve men een te groot gedeelte der bevolking in ballingschap zoude moeten zenden. De leeraars onthouden zich ook van de bijeenkomsten te houden die het voorwendsel gegeven hebben tot de verbanningen der vorigen. Ik moet overigens bekennen dat ik geen bitterheid hoegenaamd in den man heb gevonden maar met aandoening van hem afscheid heb genomen. God zegene zijn werk & niet zoo zeer zijne woorden als de invloed van zijne komst hier aan mijn hart & dat van Caroline. Hij verhaalde dat de prediking der leeraars die zich nu nog in het Pays de Vaud bevonden en die de zuivere leer predikten niet bijzonder veel invloed gehad had, terwijl ondertusschen het werk der gebannene leeraars zeer gezegend was geworden.
'S middags waren hier Bosscha & Huet met hunne vrouwen & de laatste nog met een nichtje uit Hulst. Voorts was er 's Gravesande [Storm van 's Gravesande] die al lang eens bij ons zoude gekomen zijn en die mij indedaad goed bevalt. Hij schijnt tegenwoordig nog al veel met Messchert te spreken.
Bosscha was bij V d H [Des Amorie Van der Hoeven] geweest. Hij expliceerde dat eenigzints van de kaartjes zeggende dat daarvoor de gewone leden der Rem Kerk, die anders zich nu door vreemden zouden zien verdrongen zich van kaartjes konden verzekeren. Ba was er voorts met veel genoegen geweest zoo als ook Doortje Huet; ik mogt hen die stichting niet ontnemen en was in een groten strijd. God weet dat ik V d H hartelijk lief heb & niet meer wenschte als dat het Evangelie v Christus door hem met kracht & zegen gepredikt wierd. Oordelen mag ik den man niet maar tog dat gevoel dat hij meer zoo enen godsdienst die van ons eigen afhangt als het aannemen van het Evangelie als gave Gods predikt dit kon ik niet onderdrukken. Op dit Christendom kan men het geen de Bijbel van het woord zegt niet toepassen en van het woord dat Chavannes en de zijne[n] prediken gevoelt men in tegendeel dat het een scherpsnijdend zwaard is, en dat het den Grieken eene dwaasheid moet zijn. Dit gevoel wierd mij bevestigd door de analyse die mij Bosscha van zijne preek gaf, hoewel ik daarop niet genoeg kan oordelen. Indien men ook indedaad de text v. Matth waarov[er] hij predikte waar Christus de regtvaardigen & verdoemden aanspreekt geheel op zich zelve behandelt dan blijkt het zoo het schijnt dat het genoegzaam is deze werken te doen om zalig te worden. Doch in verband beschouwt met de overige gedeelten des Evangelies ziet dat men deze daden slechts door die genen konden gedaan worden die eerst door[?] het geloof in Christus ontvangen hadden & dat deze daden de blijken waren dat zij dat geloof hadden ontvangen. Immers zegt Christus dat er niemand van zich zelven zalig kan worden maar dat bij God alle dingen mogelijk zijn. Op eene andere plaats zegt hij, dat niemand
goed is behalve God. Het is dus niet de vleeschelijke mensch maar de wedergeboren mensch in Christus alleen, in wien deze tekenen van zaligheid gewe[r?]kt worden. Want hoe zoude ooit de gene die niet het geloof in Christus ontvangen heeft Christus kunnen herbergen.
'S Gravesande [Storm van 's Gravesande] verhaalde mij dat V d H [Des Amorie Van der Hoeven] en zeer schone preek gedaan over de verschijning v God aan Elia toen hij eerst in de donders des hemels in alle zijne kracht en majesteit & eindelijk in zijne goedheid & liefde verscheen. V d H had gezegd dit zoodanig te begrijpen, niet zoo als men dit thans uitlegde als of dit een verwijt aan Elias geweest zoude zijn wegens zijn gedrag omtrent de Baaldienaars dewijl juist God bij dezen nieuwe oordelen verkondt & dat dit ten bewijze verstrekt dat God eerst op die welke ongehoorzaam geweest zijn zijne oordelen verkondt & dan eerst zijne liefde zich in alle haren glans vertoont. Deze preek scheen sommigen mishaagd te heben.
Chavannes heeft mij verhaald dat een zijner Vrienden Mevrouw Krudener [Krüdener] een tijd lange tijd op hare reize vergezeld had, doch dat het bij haar meer een zeker godsdienstig gevoel dan het vertrouwen op de belofte Gods was & dat zij daardoor eindelijk tot een soort van dweeperij was overgeslagen. Hij verhaalde dat een tijd lang Keizer Alexander daaglijks bij Mev Krudener gekomen was, en met haar uit den Bijbel had gelezen, doch dat dit echter bij den keizer geen bijzonder gevolg scheen gehad te hebben.
Wij waren voorts genoeglijk ofschoon zonder verheffing te zamen. Ik imp. over Arnoldo Brescia en bragt daarin vooral in het laatste gedeelte nog al veel Kristelijke denkbeelden. In het eerst waren mijne snaren nog niet regt gespannen, zeker dewijl ik mijn instrument in lang niet gebruikt had. Mij dunkt dat het improviseren stationair is & schijnt het mij dat wat zoo het uiterlijke betreft er weinig zegen op het imp schijnt te zijn. God weet waartoe het nog zal moeten dienen.
Sept 11 Maandag
Alles loopt altoos anders als wij menschen het denken. Stil had ik gedacht dat deze maand Sept zijn zal, & nu wordt het misschien de druktste en verstrooidste maand van dit jaar. En midden onder deze verstrooijing heb ik geestelijken strijd & bezwaren. Zoo was dit gisteren het geval. Vooreerst kan ik tog deze denkbeelden niet op dat hoewel ik de waarheden aanneme die mij Zondag verkondigd zijn & gelove dat dit den weg tot Christus is, ik egter de anders denkenden niet kan niet mag uitsluiten niet mag beschouwen als niet met de genade Gods bedeeld. Ik kan de preek van V der Hoeven [Des Amorie van der Hoeven] & de invloed die zij op anderen heeft niet beschouwen als buiten Christus zijnde. Ik kan alle de leeraars die niet in zijne volle kracht de genade van God in Christus prediken niet als leugenprofeten beschouwen.
En nu egter van deze andere kant kan ik niet ontkennen dat er een innig gevoel in mij is, dat er een nieuw zintuig bij mij is opgewekt waardoor ik de genade Gods meer innig begin te gevoelen doch waardoor ik tevens zie de geestelijke dood die om mij heerscht. Ik gevoel dat in al het geen ik dikwijls bespot heb & 't geen ik voor bijgeloof & dweperij heb uitgekreten veel waars is namentlijk ik gevoel dat de natuurlijke mensch niet begrijpt de dingen die Gods zijn & dat mijn streven om in improvisatien &c aan de natuurlijke mensch de dingen Gods te doen erkennen te dikwijls mislukken moest. Allen de verkondiging van het Evangelie kan door Gods genade den nevel verdrijven.
In deze dagen overleed Rinse Koopmans, een man zeker geacht door allen die hem gekend hebben, een werkdadig ijveraar in den dienst van Christus de troost & vriend der bedroefden de man der weeuwen & weezen, die zeker van zijn eigen vroeger sober inkomen nog veel voor de armen gaf & wat hij hierin deed, deed hij zeker uit Liefde & geenzints om daarmede bij God op zaligheid aanspraak te maken. Zijn er niet die dus in het hart geleid worden door de Genade v Christus, hoewel hun verstand nog met nevelen bezwaard is. Dit geloof ik was bij hem het geval, het geen hij van den Godsdienst onderwees, was dunkt mij niet de eenvoudige
kracht des Evangelies. Hij had een stelsel voor zich gemaakt waarmede hij tegen ongeloof en neologen kampte, doch er was meer. Hij was het voorbeeld van een Kristelijk huisvader & zijn huisgezin was gezegend. Hij stierf op zijn geliefde buitenverblijf te Koudum. Nooit heb ik den man beminnelijker leeren kennen, dan toen ik hem daar in 1812 zag. Als opvolger van Hesselink als Professor aan het Doopsgezind Kweekschool geloof ik niet dat hij voor de ware Christenen veel zaad heeft kunnen strooien. Met de wijze van preken van ter Borg was hij het geenzints eens. Hij was mijn leermeester in de Christ Godsd. De man meende het hartelijk doch ik heb toen van die lessen weinig nut gehad. Sedert mijne betrekkingen met daCosta &C had er natuurlijk tusschen ons stilzwijgend eene verwijdering plaats gegrepen. God geve dat wij ons hierna bij onzen Verlosser wederzien. Koop [Koopmans] heeft eene hulde aan Hesselink uitgegeven en ook een deel verhandelingen. Hij was een kenner & liefhebber de[r] Friesche Poezij.
Sept. 12 Dingsdag.
Pauly was gisteren na de Jeanne d'Arc van Soumet geweest. In dit stuk was hem M George veel beter bevallen dan in de Mérope.
De lezing van het 14 & 15 Cap v de Romeinen antwoorde op de bezwaren die ik bij mij zelve voelde hoe met anderen te handelen. Het begin van den dag met mijne vrouw was regt hartelijk.
De Van Heukeloms waren dezen dag bij ons. Ik heb deze meisjes regt lief.
Met een bijzonder genoegen las ik met Pauly de eerste helft van het 3e boek v. Virgilius. De taal van dezen dichter heeft tog iets bijzonder zuivers.
Maandag avond hadden wij nog regt genoeglijk met Margo gesproken doch wij konden zoo niet los komen op het regte punt. Zij heeft een hart zoo zeer voor den innigen waren troost van den Godsdienst geschikt. Doch meer en meer voelen wij het dat wij het niet zijn maar dat het God alleen is die de harten der menschen tot zich bekeert.
Sept 13. Woensdag
Weder een dag van drukte, doch die zeer genoeglijk was. Jan Retemeyer kwam met zijne vrouw & eenen van zijne broeders Wiselius en zijn neef Le Pole bij ons eeten & den dag doorbrengen. Ik had gelegenheid om 's ochtends met hen na Scheveningen te wandelen, 'tgeen allergenoeglijkst was. Het was een heerlijke herfstochtend. Jan & Ida te zien verheugde mij zeer. Zij heeft zoo iets kinderlijks, en hij is een best man die zich indedaad in zijne zaken regt veel moeite geeft.
O[?] God het is onverdiende Genade geweest dat gij mij uit Amsterdam hebt genomen. Dagelijks zie ik het meer in bijv. gisteren bij het horen verhalen dat bij mijnen goeden waardigen oom van Heukelom de kinder[en] verboden zijn geworden om bij ter Borg na de kerk te gaan. God hij wil u zoeken, o moge hij Christus in het hart ontfangen. Huidekoper moet zijnen kinderen in dezen vrijheid gegeven hebben om te handelen zoo als zij wilden, doch gezegd dat voor zich zelven hij niet meer bij t B gaan zoude. De banken der Diakens en Oud Diakenen worden gedurig leeger. Wie had zoo iets voor eenige Jaren kunnen vermoeden & welke droefheid ware het mij geweest dit alles te zien.
Ook in onze famille zie ik wel de mogelijkheid van stormen te gemoet, zoodra er eene zaak van genoegzaam belang komt om eene storm te weeg te brengen. Zoodra de harmonie op iets anders dan op echte christelijke liefde gegrond is, dan kan dezelve Jaren duren, doch is altijd meer toevallig dan uit den grond der zaak bestaande. Ik geloof ook dat het bij de bijzondere predilectie die H & M [Henri & Mimi], gelijk zulks natuurlijk was, voor hunne kinderen tonen, dit ook aanleiding tot onaangename oogenblikken had kunnen geven.
Le Pole scheen iemand die ijver voor zijn vak had & daarbij smaak voor de letteren vereenigde.
Sept 14 Donderdag
Aan de Mij. was alles dezer dager bijzonder stil, zoo dat ik tijd had het vroeger gebeurde eenigzints na te zien. Als ik zoo het gebeurde in Feby en Maart naga, kan ik mij niet begrijpen dat er nog maar zoo weinig maanden verlopen zijn, sedert dien tijd. Wat is er tog in dat Maatschappelijk leven al gebeurd en de zaak kan niet stil staan. Bij ons is genoeg dispositie om stil te staan, doch door de omstandigheden in hier[?] moeten wij voort. Met ZuidAmerika zal alles nu weder tot in de laatste oogenblikken duren & dan weder alles hals over kop moeten gaan.
Gister avond waren wij bij Voute [Voûte] & vonden aldaar den Professor die mij zeer toeviel & veel openhartiger & minder pedant voorkwam dan ik gedacht had & met wien ik genoeglijk sprak. Voorts was er eene jufv Guicherit eene grote vriendin van de le Chevaliers, den jongen adv. Delprat en eindelijk de Waalsche Predik. Chaufepié met zijn vrouw & zoon. Ik mag niet gaarne de menschen beoordelen, vooral niet wanneer zij van hunnen kant mij met liefde bejegend hebben doch nu uiterlijk beschouwd als geschikt om de zielen tot kennisse van Christus te brengen, welk een onderscheid tusschen Chaufepié & Chavannes. God alleen kan dit doolhof opklaren. Zijn licht zij met ons. Chauf redeneerde er wel over, doch bij Chav.[Chavannes] was zulk eene innerlijke overtuiging.
Wij spraken dien avond veel over Mad de Genlis Zedelijke verbet. der Gevangen[en] fransche Réfugiés, en de Mnemotechna van welke laatste wetenschap Pauly veel verhaalde & dit dan ook op zijne wijze comicq kan voordragen. De Chaufepié's zijn uit Italien afkomstig waar zij den naam van Calvo[?] Piedi droegen. Hun eerste naam was in het Noorden Chaufepied. De vervolger v Bayle was Oud Oom v dezen Chaufepié.
Ik had niet gedacht bijzonder te zullen improviseren & wierd daartoe gevraagd op het onderwerp van de fransche uitgewekenen wegens de herroeping v het Edict v Nantes.
Het ging met bijzonderen zegen waarvoor ik God dank. In gene tijden had ik het met zulk eene bedaardheid en zuiverheid gedaan. Zoo vond ik mij voor het oogenblik weder genoopt om te herroepen 't geen ik daarover ll Zondag schreef. Ik sprak met eenvoudigheid & vrijmoedigheid en het ging als van zelven.
Charlotte Voute [Voûte] sprak mij ook over ter Borg en gaf hare verwond[er]ing te kennen dat daar zoo veel gereformeerden wien anders niets orthodox genoeg was, kwamen. Dit gaf nog aanleiding tot een belangrijk gesprek.
Vrijdag 15 Sept. 1826
Wij hadden den avond van dezen dag, terwijl P & M nog bij ons waren eens menschen willen zien & verzochten ten deen einde V Hemert, 'S Jacob, V Ewijck en de Jonge. Het gesprek was aangenaam & onderhoudend, zonder veel bijzonderheden. Moeilijk zoude men zich in Amst eene Conversatie voorstellen waarin nog over handel nog over effecten nog over daCosta, nog over bijzondere personen gesproken wierd. En egter was het aangenaam. Met de Jonge alleen uit hoofde van zijne bijzondere liefhebberij studien heeft men veel meer stof. Veel sprak men over Ml George, die in den Macbeth velen genoegen had gegeven. De Jonge en zijne vrouw gelijk ook V Hemert & de zijne waren dan bijzonder gesticht geweest bij V d Hoeven [Des Amorie van der Hoeven]. De jonge Dedel is archivaris te Utrecht geworden, om daar te onderzoeken wat er bij de archiven der Capittelen nog belangrijks is.
Zaturdag 16 Sept. 1826
Zeer belangrijk was mij een brief v Messschert waarin hij mij veel schreef over alle de gevolgen die voor hem het schrijven van Cap tegen de Zendelingen gehad had, & al de menschen belangrijk in het rijk v Christus die hij daardoor had leeren kennen. Onder deze laatste behoorde een belangrijk grijsaard
die 20 jaren lang Zendeling in Indie geweest is (onder de Baptisten. Merkwaardig is de leiding Gods in dit alles ook in de wijze waarop Messchert met Do Messchaart met kracht & zonder bitterheid gesproken heeft, & waardoor deze zijn voornemen om eene zekere annonce van den doop te wijzigen heeft ingetrokken & dien ten gevolge Messchert bevestigd is om bij de Meniste gemeente te blijven, daar hij integendeel eerst hier in eene aanleiding had menen te vinden, om hetzelve te verlaten. Zoo gaat het altoos anders dan wij ons zulks hebben voorgesteld.
Onze omgang met P & M is dit maal weder zeer aangenaam & wordt inniger naarmate zij hier langer blijven. Zij hebben veel belangstelling voor Goddelijke zaken. En egter zoo geheel over het regte punt kunnen wij nog niet spreken, zoo niet zamen uitroepen Wat is het tog een zegen dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zondaars zalig te maken. Ik gevoel nog hoe groot een onderscheid het is deze zaak als dogma aan te nemen, of er waarachtig innig van doordrongen te zijn.
Met P ging ik na Leonidas waar ik Ml. Georges de rol van Archidamie[?] vervulde & dit met veel meer vuur & indruk dan de Méorpe. Het stuk is eigentlijk een soort van Melodrama in verzen. Leonidas kan moeilijk stof tot vijf bedrijven geven. C'est un sujet tout fait. Er waren veel belagchelijkheden in daar dit stuk op een geheel ander toneel uitgevoerd moest worden. In 't geheel zag ik hetzelve egter met genoegen daar het mij op eenen zoo geheel bekenden grond voerde en een oogenblik zelfs was ik aangedaan. Deze gehele geampouleerde Grieksche heldenwereld is valsch en egter behaagt zij ons. Met moeite vergeven wij het aan de Martelaars der waarheid & kunnen het niet ontveinzen hen eenigzints van overdrevenheid te beschuldigen. Zoo wij dit niet doen, zoo vergeten wij dezelven. Maar wanneer het er op aan komt op menschen die voor de vrijheid en het vaderland zich opofferen dan weten wij niet hoe spoedig
wij altare[n] zullen oprichten. Niet dat er niet in eenen andere kring ene heiligheid in lag om voor het vaderland te sterven en dat niet misschien God op deze wijze hen ook een zegen schonk, maar dit wilde ik maar zeggen: dat wij Christenen altijd idealiseeren 'tgeen niet Christelijk is, en hetgeen bij de Heidenen, die de waarheid niet kenden het hoogste was boven de waarheid stellen.
Zondag 17 Sept. 1826.
Het was mijn plan dezen middag bij Wijs [Wijsz] in de Nieuwe Kerk te gaan. Toen Pauly & ik er egter na toe wilden gaan vonden wij deze Kerk zoodanig vol dat er geen middel was er in te komen. Ik keerde na huis eenigszints ontmoedigd. Ik had lust aan Caroline eene preek van ter Borg voor te dragen' doch wilde dit aan Py & Mo [Pauly en Margo] niet opdringen. Deze toonden er egter lust toe & nu las ik deze preek van ter Borg voor dat Christus de ware wijnstok is, & wij ranken moeten zijn in hem. De preek is krachtig en treffend. Het is dat wat ter Borg altijd preekt ongenoegzaamheid van ons eigen kracht van het werken uit ons eigen middenpunt maar dat wij alles in & door Christus doen moeten. Ik was in mij zelven getroffen hoe weinig ik nog aan datgene beantwoordde dat ons hier wierd voorgehangen. Pauly zeide na de lezing dat hij tog niet kan begrijpen wat de Menisten eigentlijk tegen ter Borg hadden. Hij scheen niets tegen zijne leer te hebben maar zeide tevens dat die nu bij zijne kerk ook nog steeds gepredikt wierd. En egter zeide mij iemand van den anderen kant dat hij deze Heeren Lange & Coquerel bv als vijanden beschouwde. Staat nu Pauly waarlijk in zulk eene betrekking met Christus. Ik kan het mij tog niet verbeelen doch wie ben ik die een ander oordeel. Laat ik zelve bidden door het geloof zalig te worden & ook mijne vrienden aan zijn oneindige liefde aanbevelen
Mirandolle was dezen morgen bij mij & verhaalde mij zijne verloving met Deetje. Zonderling zijn de wegen Gods. Wanneer men dit weder in zijne bijzonderheden nagaat, zijn lange strijd, de eindelijke ontdekking zijner voornemens in dezen, de eerste teleurstelling waarbij hij zich dieper ongelukkig dan ooit gevoelde & nu gene uitkomst voor oogen zag nog wegens zijne rust, nog wegens de opvoeding zijner kinderen, dit alles was ene aanbiddelijke leiding. Nooit geleidt God ons regt naar het doel maar altoos zoo als wij het niet gedacht hadden.
'S av bij Bosscha, het was trouwfeest & Doop van zijnen kleine Jan een aardig kind. Wij vonden bij hem François Cohen Stuart, Vrede Copello & hunne vrouwen, de Kruyf Mansveld [Mansvelt]en Wijnbeek. Voorts waren Mevrouw & Sientje er. Wij redeneerden zeer aangenaam.
De ziekte te Groningen schijnt nog sterk voorteduren. Men zegt er in die stad alleen 8000 zieken zijn. Uit de overstroming schijnt het gedeeltelijk ontstaan te zijn door de dampen die vooral op de kleilanden oprijzen. Veel is hierover gesproken in de laatste tijden. De declaratie der Geneesheeren waarbij alles voor zeer overdreven beschouwd wordt, heeft van den andere kant weder ontevredenheid veroorzaakt. God geve in dezen uitkomst.
Over Jacotot wierd veel gesproken. Kinker schijnt over zijne methode niet geheel ongunstig gerapporteerd te hebben, doch echter beschouwd te hebben dat het iets op zich zelve was & niet in het gewoon Onderwijs gebruikt kan worden. Jacot. laat om talen te leeren een boek geheel bijna van buiten leeren met eene letterlijke vertaling. Weet me dit nu eens dan moet men weder iets opstellen over hetzelfde onderwerp zoo veel mogelijk in dezelfde woorden & volzinnen. Jac. begrijpt dat men hierdoor eene ontzettende copie ver[onl.] verkrijgt en de woorden in alle relaties leert kennen & derhalve zoo weinig de regels nodig heeft als een Kind bij het
aanleeren zijner moedertaal. De aanhangers van Jacotot dulden niet dat men deze leerwijze eenigzints wijzige, men moet naar hun gevoelen er alles of niets van aannemen. In het Fransch gebruikt hij Thélémaque & in het Latijn eerst [onl] Epitome & dan opeens Horatius. Een zijner discipelen heeft een soort van Commentaren op Horatius uitgegeven.
Wij zaten 's avonds aan tafeltjes regt aangenaam. Ik zat naast Pietje Stuart & bemerkte hoe haar vader sedert den avond bij Swart nog altijd om mij gedacht heeft. Ik heb den man waarlijk lief. God hoe ontstaat er strijd in het hart over alles. Maar ik kan immers innige liefde voor dezen & zoo velen ander[e] hebben zonder te geloven of aantenemen dat zij het waarachtige Euangelie verkondigen.
Met imp. ging het regt gezegend. Het was op de gelegenheid v den dag geheel eenvoudig & zonder er iets bij te halen of er effect mede te willen doen. Het was de doop het uitzicht bij de geboorte v een kind de herinneringen uit hun eigen leven. Er wierd gedronken op mijne gezondheid en toen wierd er ook niets weder over gesproken met mij, dat regt goed was. Jan & Koosje deed het genoegen. Deze avond liep dus regt goed af. Zonderling dat ik mij ll Zondag wilde afzonder[en] van de menschen, en ik in geen tijden er zoo veel zag dan juist deze week.
Ik sprak nog veel met de Kruyf. Hij heeft wezentlijk een gevoel voor 't Goede. God wekke het op, maar hoe veel ligter gaan de denkbeelden van den zoogenaamden natuurlijke godsdienst er in bij die van Gods genade in Christus. Ik weet zelve hoe het mij daarmede in het improvis[er]en gegaan is, & hoe gemakkelijk ik over de onsterflijkheid hoe moeilijk over Christus ik heb geimprovd.
De K verhaalde nog wen deze ramp v Leyden hoe de perssing van de lucht dien invloed gehad had op de mensch dat velen het bloed uit neus & ooren liep & hoe juist de Collegies dien volgende dag geopend zouden worden. Ware het die dag geweest hoe velen hadden er niet hun graf in de kamer van Prof Luzac gevonden.
Lundi 18 Sept
Met weemoed hebben wij dan afscheid v P & M [Pauly en Margot] genomen. Onze bijeenkomst was regt genoeglijk geweest. Wij gevoelden dat wij hen hartelijk lief hadden. God zij met hen & geleide hen in zijne waarheid.
Aimé Paris ontmoette ik hier weder. Hij wilde zijn 2e College weder hier openen doch schijnt er den Miloplaat[?] aan gegeven te hebben. Ik heb in de laatste dagen weinig liefhebberij voor zijne theorie gevoeld.
'S avonds hadden wij behoefte om uitterusten van de vermoeienissen van zoo vele dagen.
Mardi 19 Sept.
Un dîner fin chez d'Olislager. Trop de profusion trop de bon vin, des ortolans des paté de foie d'oie &c. On dut manger là son corps defendant. Le discours général fut nul. Je causai agréablement avec mes voisins M Doncker et M Netscher le dernier inspecteur de l'industrie nationale.
Le soir j'étais encore bien disposé et lus agréablement.
Woensdag 20 Sept
Gelezen de Asiatic Journals & den zegen van Mozes over het volk Israels. Het bewijst dunkt mij 'tgeen daar van de wet gezegd was, dat dezelve meer dan ceremon[i]eel was.
Belangrijke brief v Messchert over eene preek v Messchaart, over Chavannes, V Zuilen (Mev) [Van Zuylen van Nijevelt], J van Eick [Eyk] &c.
Zonderling is het dat aan 's Gravesande [[Storm van 's Gravesande] nu mijne improvisatie over Arnold v Brescia weder veel genoegen schijnt gedaan te hebben.
H D Gild [Henry D. Gildemeester] berouwt zijn geld & tijd bij Aimé Paris. Mimi schrijft over hare kinder[en] en schijnt te weten dat men haar oudste niet lief vindt. Dit ligt niet in 't character van den jongen maar om dat hij niet ingetoomd wordt.
De Luth Kerk te Amst is ingewijd door Roll D. Broes, B. Klijn de Jonge. Rodenburg & Jochems zijn ridders.
De annonce van den Pres. trof mij. Dezelve geeft eene grote ruimte voor vermoedens.
'S midd bij Kool. Deze menschen hebben veel gezien in het laatste jaar. En toch God leidt het voor hen. Deetje zal naar mijn inzien eene uitmuntende vrouw zijn voor Mirandolle & tevens veel van hem voor den weg der zaligheid nog kunnen leeren.
Ik las in de Reviews toen Carbasius kwam met wien wij genoeglijk gepraat hebben. Hij verhaalde mij nog veel van de preek van Van der Hoeven [Des Amorie van der Hoeven]. Dezelve moet tog indedaad in eene uitmuntenden geest geweest zijn & regt Kristelijk ik heb toen te voorbarig geoordeeld.
Ik zeg met Messch [Messchert] ; ik moet verhalen wat er voorvalt. Voor bespiegeling nog op dit alles heb ik geen tijd en ook in dit opzigt wierd er veel te zeggen.
Donderdag 21 Sept.
Eindelijk regte heldere herfstdagen. Het is zelfs koud, maar het is eene frissche lucht, die door den [onl] speelt & een heerlijk gevoel geeft. Met Beelo [Beeloo] wandelde ik daar mijn tijd vrij was in het Bosch waar het verukkend was. Wij spraken over een & ander. Hij zeide dat hij vond dat het orthodoxe Protetant[s]che geloof zoo veel naar het Roomsche geleek. Ik geloof dat hij hierin volkomen mis heeft & de waarachtige leer des Bijbels, want buiten die is er geen orthodoxie, niet kent. Ik beloofde hem het werkje van Jamis dat ik gelezen had. Beelo heeft veel goeds maar hij ziet nog meer het geen niet goed dan het geen waarachtig goed is in de wereld. Reeds is hij wars van dien lof die hem eens wierd toegezwaaid, doch levendig moet het nog bij hem worden.
Beelo [Beeloo] verhaalde mij nog van de vergadering der Mij. die hij bijgewoond heeft. Haakman had eene verhandeling over een spreekwoord gedaan, dat zwakjes geweest moet zijn. Aan tafel was ook zeer weinig animo geweest. Zonderling is het dat in den tijd toen het godsdienstig gevoel sliep zich kracht in alle deze genootschappen vertoonde. Nu weder godsdienstig leven begint te ontwaken verliest al dit andere deze zelfde kracht & wordt laf en elendig.
'S midd. visite van le Pole over fabrikaten gesproken & voorts van Prof Voute [Voûte], meest over Eng. Litteratuur. Hij bevalt mij meer bij nader kennis.
'S avonds gecorrespondeerd. Altijd vind ik mer[?] tot werken & lezen, 's avonds geext. uit de Reviews.
God geve dat deze koude gezegend zij. Op vele plaatsen wordt nog over ziektens geklaagd. In Groningen is het bijzonder erg. Men spreekt daar van 8000 zieken en tot den 14e toe is het getal der doden vermeerderd. De geneeskundige hulp schiet te kort.
Vrijdag 22 Sept
Aan het Bureau nog stil, doch veel stof nu tot redeneren, tot veronderstelling &C. Het nieuws was heden dat Van der Houven voor f 20900 het huis ter Noot gekocht heeft. Zonderling was het dat ik bemerkte dat de famille geevolueerd was om al ware hij ook geen directeur meer toch hier te blijven wonen. En deze menschen waren bijna wanhopig toen zij Rotterdam moesten verlaaten & dachten eerst den kommer niet te boven te zullen komen. Zoo gaat het in het menschlijk leven.
Twee ongelukkige Cyprioten zijn hier aangekomen. Door de barbaarsheid der Turken ontkwamen zij met de grootste
moeite aan het Bloedbad voor eenige jaren te Cyprus aangerigt. Van beiden die rijk schenen wierd alle de have verbeurd verklaard & van den eenen de vrouw & twaalf kinderen gevangen genomen. Met de uiterste moeite hebben zij in Frankrijk zoo veel verzameld dat zij voor f 8000 een dier zonen los hebben kunnen kopen. De menschen zijn zonder uitzigt bijstand, en met zware ligchaamskwalen aangetast. Zij zijn egter vol vertrouwen op God & dit zal niet beschaamd worden. Door Smets wierden zij met Bosscha bekend, die thans met hun om nieuw Grieksch te leeren den Bijbel in deze taal leest. Zij kennen denzelven bijna geheel van buiten.
V. de H. [Van der Houven] kwam 's avonds van Middelburg terug waar alles regt goed was afgelopen. De geest bij de kopers scheen regt goed.
's avonds extraheerde ik uit de Q R. [Quarterly Review] een belangrijk stuk uit de vergelijking der fransche en Engelse fabrijken. De Engelsch[e] verheffen zich hoog, maar hun val kan ook groot zijn.
Zaturdag 23 Sept
Droevig was het bericht van het afsterven van Hesje Huet een lief stil meisje zuster van Doortje die nog dezen zomer een avond bij ons geweest was. Hare ziekte heeft slechts weinige dagen geduurd. God mogten wij toch altijd bereid zijn. Doch hoe veel ontbreekt er nog aan. Wij willen altijd zelf werken nog zelve ons door verdienst[e] in den hemel helpen en ook dit gelukt niet God geef ons tog een innig gevoel uwer Genade.
Weder een brief van Messchert. Hij staat in kracht ten minste hij is opgewonden. En misschien ligt er weder een gevaar in hem dat hij nu weder te veel wil doen. Ik kan ze op zoeken zegt hij. Ik voelde zoo iets bij de lezing van zijn brief, God zij met hem.
Mijne avonden beginnen nu weder heerlijk te worden. Mogt ik er het regt genot van hebben; in alles zij het opzien tot God & moge hij eene stemming geven gelijk die in een Christen zijn moet op dat Christus met ons zij, nu en eeuwig.
Zondag 24. Sept
Ontzettend is het in de lucht springen van het Arsenaal te Ostende in de vorige week geweest. Eenige, ik geloof 20 personen waaronder meest Militairen die aldaar in dienst waren hebben er het leven bij verloren. In de stad schijnen weinig bepaalde ongelukken plaats te hebben gehad, doch vele huizen moeten geleden hebben. Er zijn nog weinig bijzonderheden van bekend.
Het was eenen gezegende dag,. Met mijne vrouw las & sprak ik regt genoeglijk & stichtelijk. Toen greep ik Homerus bij den kop & had er veel genoegen van. Ook mijne jongens kropen om mij heen dat regt aangenaam was.
'S avonds bij Bergmann een zeer geleerd proponent die ook de Eloges van Hemsterhuis door Runkenius [Ruhnkenius] & dat van dezen laatste door Wijtenbach [Wijttenbach] heeft uitgegeven. Ik had gehoord dat het een puits de science was, & wilde nu ook eens wat geleerdheid gaan horen. Deze hoorde ik weinig. Er was bijna niemand het was allerzwaarmoedigst. De Preek was over De Dwaas zegt er is geen God. En de toon was zonder eenige verheffing allerdroogst. Ik hoop dat wij nog eens anders zullen horen preken. De man meent het geloof ik goed, maar men kan zo iets niet aanhoren.
'S av Bosscha die nog veel van zijne Cyprioten verhaalde.
Maandag 25 Sept
Ook Steven maakt, 23 Sept. gewag van de weinige godsdienstigheid van Aim Par [Aimé Paris]. Zijne formule[s] over de Ned. hist doen mij bijna walgen van de Mnemotechna.
Schim [Schimmelpenninck] & de dames V Heukelom bij ons. Hij weet zich tog altijd zeer gunstig voortedoen. Wij aten 's avonds met Bosscha oesters uit de oesterputten v Varkevisser, door dezen gezonden aan de Dir. De Priester der Gr Kerk te Amst. herkent de Cyprioten als zijne landgenoten.
Negri en Haby hebben in de Ville de Pau[?] hunne vertering niet betaald.
Dingsdag 26 Sept. 1826
De berigten uit Groningen blijven nog steeds even aklig. Men schijnt thans egter door doelmatige maatregelen inrigting van een Arsenaal tot hospitaal het kwaad tegen te gaan. God geve daarop zijnen zegen. Eerst schijnt men de zaak te weinig geacht te hebben, en nu gevoelt men alle die akligheden die het gevolg zijn, wanneer een zoo groot gedeelte eener bevolking ziek ligt.
B. v Ret. [Retemeyer]. Falck heeft hem gezegd dat de [onl.] naar Demerary uitgeklaard zouden kunnen worden alhier. Ik ben er egter niet volkomen nog van overtuigd.
Over het Procès v het Evangelie v Fouquet die alles wat wonderdadig was uit de verhalen had gelaten schijnt veel te doen te zijn. Dit maakt nu veel opgang en deze goede man die het na alle presumpti[en] dubbel verdiend heeft wordt door de Liberalen zeer beklaagd. De Heer Benjamin Constant treedt op als zaakwaarnemer der Protestanten waartoe ik als Protestant ten minsten mijne stem niet geeft. Ben noemt Christus le Socrate de la Judée &beschouwt zich als representant der Joden. De Parijzenaars begrijpen waarachtig niet wie Christus is dan voor zoo verre dezelven door God uit hun ijdel leven bekeerd zijn want voor hen die het leven dier hoofdstad idealiseer[en] is na den mensch wel onmooglijk om de heerlijke boodschap van het Evangelie in te zien.
Engeland klaagt nog steeds dat de uitvoer des ruwen katoens jaarlijks toeneemt & dien ten gevolge de fabricatie op het vaste land gedurig vermeerderd.
'S avonds hield mij de Mij. bezig. Ik las Santo Domingo [de Santo-Domingo] Tablettes Romaines de aklige ijdelheid der Roomschen gebruiken aanwijzende doch tevens de persoon des Zaligmakers tot spot makende. In de Ephemeriden staat een kaart van de nieuwe ontdekkingen v Clapperton & Derham in Africa.
Woensdag 27 Sept
Voor de Mij. was die dag belangrijk zijnde dit dan waarop het besl. wegens de Pres kwam. De Koning heeft hem zeer wel behandeld.
Ik deelde aan S d C & J B R [Steven de Clercq en Jan B. Retemeyer] dit berigt nog mede. De laatste verzocht mij bij Falck te gaan.
Te huis komende vond ik een brief van dC met het eerste deel zijner Voorlezingen over de Handelingen waarvan ik met veel genoegen de eerste aan mijne vrouw dien avond voorlas. God geve dat ik dit alles mogt gevoelen & ervan doordrongen zijn. Ik ben nieuwsgierig of & zoo ja welken invloed dit boek zal maken.
In het oosten is het onrustig. De Pe[onl.] schijnt in Rusland gevallen te zijn & men zegt dat Conferentie te Akuma[?] opgebroken zoude wezen.
Ik las Heeren over het Hieroglyph[en]schrift & bewonderde weder de duidelijkheid waarmede hij de zaken uit elkander kan zetten.
Donderdag. - Zaturdag 28 - 30 Sept
Ik was geheel in het Bureau in vertalingen & Proces Verbalen verdiept. In lang had het Bureau gene zoo werkzame week opgeleverd.
Varkevisser had mij een Vaatje oesters gezonden die wij bij Jan Bosscha consumeerden. Aldaar was ook Jan de Kruif [Kruyf] die ons voorlas eene redevoering door hem in de St Jans Loge gehouden & van St. Jan als een groot patroon hunner orde (de doyen namentlijk uitgaande). Het was in enen zwellenden en hier & daar indedaad niet ongelukkigen stijl opgesteld, doch de gevoelens waren een mengsel van heidendom Christendom &C dat er al zeer bont uit zag. Christus wierd de goddelijke Meester genoemd, wiens leer egter door zijne Leerlingen verdraaid was geworden. Alle de Goddelijkheid, alle
de heerlijkheid van het Christendom gaat er uit, en hoe men met eenig gezond verstand dit uit de Bijbel kan halen begrijp ik niet, maar dit zoeken deze vrienden ook niet. Er is voorts deze eigengeregtigheid in die verschrikkelijk is, en ik vraag nu of iemand als Jan de Kruyf kan zeggen dat hij geenen Middelaar nodig heeft. God kan hem genadig wezen heden & morgen, doch hij moet eerst erkennen dat zijne vleugelen die van Icaros zijn. Ik zeide met een woord dat ik het niet eens was doch misschien had ik meer moeten zeggen. Ik voelde naderhand lust om hem te schrijven, doch weet nog niet of dit tot stand zal kunnen komen. Gister[en] las ik in de Mac Benac het stuk over Joannes den Dooper waar ik juist die gevoelens weder vond, die bij mij gedurende die lezing waren opgerezen.
De Costa zond mij zijne voorlezingen. Wat ik daarvan tot nu toe gelezen heb is heerlijk. Het is geen Polemicq, het is uit een standpunt geschreven dat verre daarboven verheven is. God geve zijn[en] zegen over dit boek. Welk een weg heeft dC zedert zijne bezwaren weder afgeleid. Maar men wil blind zijn, men miskent alles & zoo zal het hiermede gaan. Doch waar God de boezems bereid heeft daar zal het in goede aarde vallen daar zullen de vruchten heerlijk zijn.
Allerbelangrijkst is de Correspondentie met Messchert in deze week geweest. Hij zond mij een brief v ter Borg & een antwoord door hem daarop gegeven. Hieruit blijkt hoezeer ter Borg zoo bijzonder door God in zijne prediking gezegend nog in het gewone leven aan moeilijkheid & strijd onderworpen is, 'tgeen men zoo niet zoude zeggen.
(1 Oct) Gister[en] waren de berigten over Aat Gildemeester zeer ongunstig. God geve het beste.
Ik dank God voor alle den zegen & weldaden in deze week zoo ruim genoten.
October
1. Oct. Zondag
Ik had behoefte tot rusten na al de beslommeringen van deze week. De komst der Comm. was op handen. Gezegend had ik de vorige avond met Caroline doorgebragt. Zij was gezind ten avondmaal te gaan, wij spraken allergenoeglijkst & lazen uit de Voorlezing[en] van da Costa met veel stichting. Ik voelde mij gedrongen om niet gelijk ik eerst gewild had, mijn avondmaalgang tot na nieuwjaar uittestellen, maar om dat nog dit maal te doen. Wien zal ik er thans mede ergeren. Mijne overeenkomst met de Menisten bestaat tog niet meer, want waar ik mij met hunne gevoelens niet kan vereenigen, is ook de vorm dood. Vroeger toen men zich niet geexpliceerd had kon ik bij ter Borg bij Muller bij V Geuns even eens gaan. Nu zoude ik alleen bij ter Borg kunnen gaan & dan de Menist[en] nog meer ergeren dan als of ik niet kwam. In November kan ik na alle waarschijnlijkheid niet gaan, ik heb behoefte om het avondmaal als bewijs der genade Gods aan Zondaars bewezen te ontvangen & dus is mijn weg mij aangewezen.
'S avonds hoorden wij van Molenaar Openb. 1 v. ene zeer stichtelijke rede. Het was eene hulde aan Christus. Welsprekendheid was er niet in, maar het was krachtig, het was stichtelijk. Innig verlangden & baden wij derhalve dat God ons in die Waarheid bevestigen mogt. Nogmaals lazen wij uit de Voorlezing[en] waarin wij dan veel waarheid op de eenvoudigste & bevattelijkste manier voorgedragen, vonden. Wij lazen toen bijzonderheden uit mijn vorig leven, & zagen met dankbaarheid hoe God zelfs toen wij hem nog maar in zijne gedeeltelijke liefde zagen, toen wij hem nog niet als onzen vader in Christus erkenden ons pad geleid heeft. Het was een regt heerlijke dag.
Oct. 2. Maandag
Een brief v Henry die mij de treurige tijding bragt dat zijn broeder Aat in den vollen bloei van zijne zeven en twintig Jarig leven was weggerukt geworden. Ik herinner mij hem nog toen hij neves mij bij Gild aan huis van Waller leerde schrijven. Merkwaardig was zijn lot geweest. Zijne uitzichten na de wereld waren gering. Op eens huwde hij Louise Schreuder een rijk meisje & wierd hij deelgenoot in de firma van Langhorst & Lespinasse. Twee bloeiende kinderen had hij reeds & verwachtte een derde. Gods genade zij met hem. Zijne broeders hadden hem regt lief & dit is de twede die in dit jaar uit den zoo vereende krans der Gildemeeste[rs] word afgescheurd. Gister middag na het bureau gaande voelde ik mij zwaarmoedig. Onder het schrijven aan Henri voelde ik mij opgewekt & schreef nog al zeer ernstig tegelijk voelende hoezeer ik zelve deze opwekking nog nodig had, & hoe ik niettegenstaande mijne goede voornemens den ochtend in dat wereldsche van brieven en Vergaderingen al zeer verzonken was geweest.
'S avonds las ik Mac Benac waarvan ik het begin zeer belangrijk vond, doch dat mij vervolgens vele herhalingen opleverde.
Te Constantinopel is een hevige brand geweest. Men begint overal voor Groningen te collecteeren als ook voor Ostende.
De Commissarissen hebben zich nog volstrekt niet uitgelaten. Hoe er deze week nog eene nominatie tot stand zal komen, begrijp ik niet.
Oct 3. Dingsdag
De dag is verstreken minder Christelijk, minder innig dan ik had mogen hopen. In het begin ging alles goed. Toen ik den brief v Steven las, toen ik bemerkte hoe zeer mijn brief hem getroffen had, was ik daarover getroffen en innig dankbaar tot God. Doch ik moest veel voorlezen, 'tgeen mij eenigzints echauffeerde. Er was een gedurig door elkander lopen, zonder dat men eigentlijk aan het werk kwam. Ik maakte mij een paar keer driftig over Cénie sprekende. Hij is bijzonder lastig maar als Christen mag & kan ik mij dit niet aantrekken. Ik wierd een paar keer gemelijk jegens de Bodens dat ook niet goed was. Dezen middag was ik t'huis & werkte meest voor of over de H Mij. Misschien nam mij deze te veel in; ten minste in het gesprek met Caroline kwam zeer veel in. Toen las ik uit Mac Benac uit nieuwsgierigheid hoewel mij dit niet toeviel & ik het gedeelte over de kleuren vooral zeer gezocht vond. Nu las ik Caroline's annotatie. God behoede & zegene haar ik had daaruit nog meer gesprekken kunnen afleiden. Ik had haar nog uit daCosta voor kunnen lezen, dit ware beter geweest, doch ik voelde mij eenigzints slaperig & vermoeid niet zoo zeer van het zware werk als van die drukte die gedurig in deze dagen aan het Bureau om ons heen is.
Overigens was mijn dag regt genoeglijk. Met Gerrit zag ik heden het Departemental[e] School v Beekman, dat mij zeer goed beviel. Bijzondere of overdreven mode of verlichting zucht schijnt er niet te heerschen. De Localen zijn ruim & er is vooral een geest van orde waarop bij schrift Som[men] &C veel gelet wierd & die mij uitmuntend beviel. Ik zou nodig gehad hebben op zulk ene wijze onderwezen te worden.
En nu morgen onder Gods zegen, met nieuwen moed op mij dan weder met de borst op de zaken toeleggen & het gene ik heden beter had kunnen doen te verbeteren.
Oct 4. Woensdag
Zonderling is het hoe ieder[e] dag thans zoo het zijne meebrengt, & op zich zelve hoogst belangrijk is.
De Nominatie zou Vrijdag voortgaan, doch ik moet volmondig bekennen dat ik, mij vast beschouwende, daar waar ik mij thans bevond volstrekt niet gedacht had aan de mogelijkheid om benoemd te worden. Toen men egter bij den Prest bij Pieters mij apart riep, en mij zeide dat ik gedoodverfd wierd als Candidaat voor het Directeur schap vielen mij op eens om dus te spreken de schellen van de oogen, en kon ik zeer wel begrijpen dat uit hoofde mijner bekendheid met de zaak, er thans meer bepaaldelijk reflectie op mij gemaakt was geworden. Het speet mij egter regt dewijl in de tegenwoordige omstandigheden mij mijne post veel beter bevalt dan die van Directeur zoude kunnen doen, daar dezelve mij veel meer inzage over het geheel & indedaad meer occupatien geeft, juist anders om als bij de oprigting, terwijl ik nu het geheel overzie en dit naderhand maar slechts een gedeelte zoude wezen. Meer nog dan hiertegen zie ik tegen de grote verantwoordelijkheid op, die de aanneming van dezen post op mij leggen zoude, te meer daar ik het als te moeilijk beschouw om de Mij voortdurend te doen bloeien en niet in onaangename betrekking met Z M [af?] te komen, daar er ook altijd nog bij mij de vrees bestaat, dat wij Java kunnen verliezen, en alsdan op eens aan het gehele bestaan der Mij. den bodem wordt ingeslagen. Voorts zoo lang Cénie mijn Collega zoude zijn, zie ik zeer weinig uitzigt om iets goeds, wat verbetering betreft te kunnen invoeren. Wat eindelijk het finantieele betreft zoo zoude ik f 1/m zeker meer ontvangen, doch wierd dit rijkeijk opgewogen door meerde[re] uitgaven die er te doen zijn zouden & de eenigzints veranderde voet waarop ik zoude moeten leven. Alles pleitte derhalve tegen hoewel het dan ene verhoging was: ik was dus na nog een onderhoud met Lina besloten om als
er over gesproken wierd al het mogelijke te doen om er af te komen. Ik ging op het Diner bij den Prest. & zat naast Oudermeulen die mij toescheen nog niemand bepaalds te hebben, en sprak ik toen openhartig over mijne bezwaren tegen dien post het geen ik ook herhaalde aan den ouden Smeer, die mij over dezelfde zaak aansprak & zeide dat hij geloofde dat ik bijzonder tot de vervulling der Directeurplaats geschikt was.
Bij den Pres. uitgaande op wiens Diner niets bijzonders voorviel, ging ik met V. d H [Van der Houven], en kwam Sch. [Schimmelpennick] ons agter aan lopen. Spoedig ontstond eene levendige wisseling van denkbeelden omtrent de aanstaande benoeming bij hen, waarbij zij mij ook vervolgens riepen. De zaak was deze dat Sch. uit al het gehoorde reden had om te vermoeden, waarin hij geloof ik, gelijk had, dat er bij de Brabande[rs] eene Cabale was, om d'Ol. [d'Olislager] te doen benoemen en zij dit aan de Noordelijken deden voorkomen als of het slechts een pluimpje was voor d'Ol. waarvan hij geen gebruik zoude maken. Hij beschouwde dus dat indien hierdoor d'Ol. op de Nominatie kwam de Koning hem zeker zoude nemen, hem als impartiaal man beschouwende terwijl er zeker geen erger Brabander na mijn denkbeeld aan kon komen. Het moet dus vooral zaak zijn om hem van de nominatie der kandidaten te houden en daartoe moeten alle de 14 noordelijke overtuigd zijn, dat hij er niet op moet staan daar zij anders de 12 zuidelijke niet kunnen overstemmen. Nu kan men Varkeviss [Varkenvisser] bijna als gewonnen beschouwen & het is zonderling dat juist deze en V Halteren zeker de gemakkelijkste stemmen onder de Noordelijke om om te praten Dingsd[a]g op een Diner bij Cénie geweest zijn. Gelukt het om d'Ol. er in te brengen dan weet ik niet waar de zaak na toe zou lopen moeten. Indien hij Pres wierd, zoo zouden naar mijn inzien Sch & V d H. bedanken. Wierd hij het niet, zoo was er eene Brabantsche meerderheid die overal waar het de belangens tegen het Noorden gold, hoe verdeeld dan ook tegen elkander het eens zoude wezen. Deze uitzichte[n] waren bijzonder hagchelijk waardoor dan ook Sch. & V d H met veel geestdrift het
denkbeeld aannamen dat hun voorgekomen was, van mijne benoeming. Ik gaf hen beiden mijne bezwaren in 't groot & aan V d H alleen meer bepaaldelijk mijne zwarigheden te kennen. Van eene benoeming v Olyslager zie ik het ergste te gemoet, maar hoe die 13 van de Noordelijken te overtuigen dat Ol. geen van de drie moet zijn. De zaak is in Gods hand, doch ik wil er niets meer over schrijven, en alleen nog melden, dat ik nog gister avond een brief aan dC [daCosta] & aan O v H [Oom van Heukelom] [schreef] om ieder van hun die ik in 't geestelijke & in 't wereldlijke als de beste raadslieden beschouw, om hunnen Raad in dezen te vragen.
Oct 5 Donderdag.
Mergwaardig was de loop der zaken ook op dezen dag. De Mij. leverde weinig op. Het Rapport lag ter lezing. Wij waren 's middags bij Schim. [Schimmelpenninck] met 6 van de Amsterdammers, V Aken & V d Poll. Zonderling was dit diner. Er hadden veel bedankt dewijl er een brabandsch diner bij d'Olisl was. Toen wij aan tafel kwamen moesten er nog borden afgenomen worden, 'tgeen de de vrolijkheid juist niet vermeerde. Ik sprak nog al met V Aken en V Reenen naast wie ik zat, doch algemeen Discours vond ik niet. Vroeg vertrokken wij. De positie tusschen V d P [Van der Poll] & Sch kon niet aangenaam zijn. Bij V d H [Van der Houven] vernam ik nog 's avonds dat Smeer dacht men de zaak meester was. Bijzonder verrast was ik toen ik 's avonds op eens een rijtuig hoorde stilstaan & Jan Ret. & zijne vrouw er uit zag komen. Hunne komst verheugde mij boven mate. Jan kwam om de zaak van de Phebe [Phoebe], en na het souper verhaalde ik hem de gehele verhouding wegens het Directeurschap. Ter stond gaf hij mij de volstrektste afkeuring te kennen van dit denkbeeld, zeide dat ik het
nooit of nimmer worden moest. Een merkwaardige & hartelijke brief van DC had mij ook reeds daarin nog denzelfden avond sterk bevestigd. Ik gevoelde geheel dat ik geen Dir. zijn mogt maar bad God dat alles ten beste mogt lopen, daar ik indedaad verlegen was hoe de zaak te schikken indien ik eens op de nominatie stond.
Oct 6. Vrijdag
Deze dag was allezints merkwaardig. 'S ochtends schreef ik terstond een briefje aan Schim. [Schimmelpenninck] en V d H [Van der Houven] aan beiden te kennen gevende dat hoe de zaak liep ik vast besloten was geen Directeur te worden. Zoodra ik eens dit besluit genomen had voelde ik mij rustiger & ging met vrolijken moed na het Bureau, waar ik een brief van Oom v H [Van Heukelom] vond, die volstrekt met dC overeen stemde dat ik moest trachten te blijven waar ik stond. Wij gingen in de Vergaderkamer der Directie, en reeds om twaalf uuren verkondigde ons het gedruisch der uitstromende menigte, dat de keuze geschied had. Toen ik de namen hoorde kwam bij mijne eigenliefde de eerste seconde een gevoel op van iets onaangenaams dat ik er niet bij was doch in de twede & de volgende secondes gevoelde ik den oneindigen zegen Gods in de beschikking over deze zaak. Drie Amsterdammers zijn er benoemd Berg Horstman & Willink. Alle de Noordelijken zijn eenstemmig geweest hoewel twee der bovengenoemden eene stem minder gehad hebben. Men supponneert uit deze opmaking der stemmen dat alle de Zuidelijken voor d'Olisl. [d'Olislager] gestemd hebben. Het was er dus wel op aangelegen. Doch over dit alles zal ik onder Gods zegen naderhand meer kunnen zeggen. Genoeg zij het dat ik Gods oneindige weldaaden ook hierin erkende & met Jan & Ida de[ze?]n dag verder regt genoeglijk doorbragt.
Oct 7. Zaturdag
Dezen morgen vernam ik de tijding dat Fenna Mastenbroek overleden is. Zij had toch regt veel goeds. Moge zij haar Verlosser in volle heerlijkheid zien. God laat de lessen die gij ons leeft tog levendig in ons werken niet tot neêrslagtigheid maar om u in uwen zoon geheel getrouw geheel overgegeven te zijn.
Voorleden Zaturdag in een gebed nam ik het besluit om morgen aan het Nachtmaal te gaan. De kerk heb ik heden niet bijgewoond. Het was te druk maar was ik vroeger er aan begonnen en minder nieuwsgierig geweest na alle de praatjes weges gisteren zoo was het beter gegaan. Allerlei menschelijke reden[en] verzetten er zich nu tegen doch zij moeten wijken zij zijn uit den bozen. De week is druk geweest, des te welkomer zal eene godsdienstige kalmte zijn. Voorbereid ben ik nog niet maar God zal als de geest gewillig is, den zelven voorbereiden. Ik ben heden niet zoo geheel goed gestemd, des te noodzakelijke[r] is het komen tot Christus. Op twee punten heb ik mij nog betrapt. In de laatste tijd was ik door Gods zegen kleingevoelig en hij juist heeft mij getoond dat hij om mij dacht, als ik niet om mij zelven dacht. Sedert heb ik egter op verschillende wijze aan anderen doen gevoelen dat de keuze op mij had vallen kunnen. Dit is onchristelijk & uit den boozen. Niet minder onzuiver is het dat ik nu sints eenige dagen wil doen gevoelen dat ik als ik gewild had van de kennis van den maatregel der fondsen had kunnen gebruik maken. Ook dit is kwaad. Zoo wij eere moeten hebben God zal ze ons geven & ni[et?] wij zelven. Welaan nu met moed aan het werk. Geve God zijn zegen, dan zal alles goed gaan. Moge ik de dag van morgen beschouwen als een dag van heilige vreugde als de feestdag van de verzekering der zaligheid door Gods genade in Jezus Christus. O het kan nog zoo koud daar om mijn hart zijn. Midden tusschen de Phariseismus & Sadduceism[u]s, daar ligt de weg. Moge God mij dien opleiden.
Oct. 8. Zondag
Gods genade in het Geestelijke is aan gene tijden of gelegenheden verbonden. Ook in dezen heb ik zoo oneindig een zegen in de laatste tijden ondervonden. LL Zaturdag voelde ik mij zoo geheel opgewekt zoo eenstemmig in alles denkende met Caroline, dat ik behoefte verkreeg om het gaan naar het Avondmaal niet tot de volgende reis te verschuiven maar toen daarvan gebruik te maken. Ik begreep dat [ik] echter ll Zondag niet wel kon gaan, daar ik niet genoeg voorbereid meende te zijn. Gister avond wilde ik mij dan voorbereiden. Doch ik was vermoeid van de kleinigheden des daags & van alle de drukte des weeks. Ik las met veel stichting den brief van Ap. Paulus aan de Ephesen die mij regt veel genoegen deed. Toen las ik in daCosta's voorlezingen 'tgeen mij ook regt beviel, maar ondertusschen Lina was slaperig geworden. De tijd duurde mij langer als ik gedacht had, ik voelde mij niet regt wel & schaamde mij over mijzelven. Dit was nu deze hoog geroemde Voorbereiding. Thans ben ik weder opgestaan. God geve dat dezen dag gezegend voor mij zij. Ik weet hoe veel strijd er altijd bij mij in die dagen is die meer aan eene opzettelijke Godsvereering zijn toegewijd & hoe de vereering in gewone tijden, mij veel gemakkelijker valt. Ik heb mij egter niet willen laten afschrikken & tog gaan, daar ik mij heden na de ligchaam wel gevoel & de zinnelijke tekens door Gods genade mij wel weder daar zullen brengen waar ik zijn moet. Ik kan mij nog niet verbeelen dat ik hier aan het Avondmaal zal gaan. In de Grote Kerk predikt Molenaar in de fransche Certon. Liever zoude ik bij de eerste gaan, doch ik ben bang dat daar onder zoo vele menschen waarvan ik bijna niemand ken onder de mij zoo geheel onbekende gewoontens aldaar het uiterlijke mij misschien van mijne aandacht wegnemen of dezelve verflaauwen zal. In de fr. Kerk is mijne vrouw ook geweest & duurt het daar zoo lang niet. Onnodig moet mijn verblijf bij diergelijke gelegenheden niet gerekt worden. Mijn plan is dus bij Certon te gaan, in de fr. Kerk waar ook Caroline ll Zondag geweest is.
Nooit heb ik het avondmaal nog zoo gevierd als ik het heden onder Gods genade hoop te vieren als het feest ter getuigenisse van de Genade Gods tot vergevinge der zonde geopenbaard in Jezus Christus. Hij is het die in de volheid der tijden verscheen, om te vervullen wat sedert zoo vele eeuwen ja sedert de Schepping voorspeld was. Dit is heerlijk in het boek van dC te lezen in zijn brok over de Profecyen, hoe Christus reeds voor zijn komst voorspeld, afgeschaduwd, & voorgebeeld is. O mogt ik dit in mijn hart gevoelen er van doordrongen zijn, doch mijne ziel is te veel met kleine aardsche dingen vervuld om de grootheid & heerlijkheid der Zaligheid te kunnen aanbidden. O mijn eeuwig lieftehebben Verlosser, gij die voor mij geleden hebt in den nacht van Gethsemane & in de verschrikkingen van den kruisdood, hoe kan ik zoo weinig om u denken, u zoo weinig met geheel mijn hart liefhebben, u niet als mijnen beste Vriend, als mijnen getrouwe Heere beschouwen. Het staat geschreven & zie de letters maken zoo weinig indruk op ons. O mogten het dan die tekenen zijn die gij hebt daargesteld om de gelovigen van alle eeuwen te tonen dat gij de liefderijke vergevende God & Vader zijt, & dat gij voor de kinderen dezelve zijt, die gij voor de Vaders geweest zijt. Laat ik opzien tot den disch der Genade moge het geestelijk ligchaam van Christus zich met mijnen geest vereenigen. O God reinig mij, op dat Christus & zijn goddelijke troost in de eerste hoogste plaats zij. Minder is mij dit leven zoo geheel vervulling als dit vroeger was. Maar ik heb nog gene lust na het eeuwige leven en onder mijne aantekeningen, mijne Proces Verbalen zoo veel voorwerpen van kleine eigenliefde ligt mijn hemelsche zin nog dikwijls begraven.
God zij gedankt. Alles is gezegend afgelopen en met vreugde herinner ik mij den ochtend van heden. Certon predikte & hoewel hij gene grote gaven heeft, is het geen hij zeide mij uitmuntend bevallen dewijl het Christelijk was en ik alles kon beämen wat ik hoorde. Nog nimmer had ik een Gereform[eer]d Avondmaal bijgewoond, maar dit moet ik bekennen dat Christus er meer op den Voorgrond staat dan bij de Menist[en]. Christus wordt daar wel met alle hoogachting erkend als de historisch wonderdoende persoon, als de oorzaak der eeuwige Zaligheid & doch hoe veel krachtiger is het wanneer hij als God in het vleesch verschenen, als Verlosser des menschdoms verkondigd wordt, ja wat meer is als ieder met hem van wien hij kan zeggen Hij is mijn Verlosser, hij is voor mijne zonden gestorven, in betrekking, in gemeenschap gebragt wordt. Bij de Menisten heb ik altijd zoo ene noodzakelijkheid gevonden mij op te winden. Hier was alles meer zich lijdelijk stellen voor Gods woord. Er blijft bij de Menisten altoos meer iets onbepaalds over in hunne beschouwing van het Avondmaal. Er is veel religiositeit altijd bij hen aandoenlijk herdenken aan het lijden & sterven, doch zoo lang men Christus niet in zijne volle waarde & heerlijkheid erkent, blijft er altijd een nevel hangen. De Meniste Avondmaalsviering heeft daarom ook zijnen zegen, daar God overal waar Christus verkondigd wordt eenen zegen in betrekking met het in iedere gemeente bestaande Licht geeft, doch hoe meer men als Christen durft vragen hoe meer God ook geeft. Het avondmaal is hier meer eene plegtigheid, de weg wordt meer gewezen aan de gemeente. Toen ik de eerste maal het Avondmaal vierde bij de Menisten zag ik de Avondmaalgangers bij verschillende gelegenheden gebeden doen & wist volstrekt niet wat er gebeden moest worden. De Geref. Liturgie geeft bij deze gelegenheid gebeden op. Men behoeft dezelve niet letterlijk te volgen, doch men gevoelt nu door de lezing van dezelve
eene leiding in zijne gedachten.
De text was uit den 16e Psalm v 5 - 6
"[5.] De Heere is het deel mijner erve, en mijns Bekers. Hij onderhouwt mijn lot!
6. De Snoeren zijn mij in lieflijke plaetsen gevallen; ja eene schone erffenisse is mij geworden.["]
De uitlegging was niet bijzonder treffend. De Psalm behoort tot de zoogenoemde profetische. De Messias wordt hier sprekende ingevoerd & ook ieder gelovige kan hetzelfde zeggen & dit is de troostrijke toezegging die hem gedaan is.
Uitmuntend bevielen mij de vragen ons gedaan. Het is regt heerlijk zoo weder de belijdenis van zijn geloof te kunnen afleggen.
De aanspraak aan tafel was regt goed. Ik gevoelde nu dat het beter was op dat oogenblik kort te zijn & woorden en texten te geven die veel herinneren, dan in te grote redenering te komen, zoo als bij de Menisten dikwijls het geval is. De aanspraak bevatte eene korte herinnering aan de Heerlijkheid, vernedering en eindelijke triomf v Christus, aan het deelgenootschap aan zijne liefde en genade waardoor wij alle Zondaars vergevinge der Zonde ontvangen.
Zingen deed ik ook met regt veel genoegen, zoowel het Loflied van Simeon hetwelk ik mede kon zingen, hoewel ik nog niet sterk in 't geloof ben om te zeggen Laat uwen dienaar henen gaan in vrede als ook de Psalmen. Na gelezen te hebben wat DC over de Propheten schrijft kwam het mij niet meer aanstotelijk voor ook dezen bij het avondmaal te zingen hetwelk toen ik verleden Jaar het boek v Broes las, mij toen nog geheel anders voorkwam. Dit is het geen bij de Menisten het meeste kwaad doet, dat zij het Verband tusschen het O T & het nieuwe, den Christus in het O T niet zien. Dit is het juist waardoor God ter Borg tot de waarheid leidt. In zijn proefpreek reeds in Amst vergeleek hij de ruste Kanaa[n]s bij den Israeliet bij de ruste des Hemels voor de Christenen. Dit nu is juist het punt waarover zich Muller zoo
bijzonder ergerde. Welk eenen weg heeft mij God mijns ondanks nog weder sedert een Jaar doen afleggen. Juist sloeg ik gisteren Stinstra's werk over de Profetien van het O T eens op, om hetzelven met het gevoelen van dC te vergelijken. Stinstra schijnt een verstandig man geweest te zijn & daardoor bleven hem nog zeer vele profecyen waarachtig op den Zaligmaker slaande, en derhalve de aanhaling van dezelve door de Apostelen waarachtige vervulling. In andere plaatsten daartegen had natuurlijk volgens hem eene Accommodatie plaats, doch zelven ontsnapte hem de moeilijkheid niet, om te kunnen onderscheiden waar het eerste & waar het tweede plaats had. Er is dunkt mij geen middel om hier te verdelen. Het is niet mogelijk dat Christus & de Apostels zoo men eenige eerbied voor hun character wil behouden, hier de vervulling eener prophetie, daar eenvoudig eene citatie of gelijkheid van klank, & dit met dezelfde woorden zoude aanhalen. Of alles is volgens dC & naar zijne uitlegging profecy, of alles is blote aanhaling.
Dankbaar ben ik voor den ochtend van heden. Alle mijne bekommernisse omtrent denzelven zijn opgeheven. God alleen bereidt alles voor & wij kunnen niet zelve ons in eenen plooi wringen. Alles tog wordt voorbereid & zelfs de stap die ik heden gedaan heb. Toen ik hier kwam was ik niet Menist eigenlijk meer, maar er was nog eene sterke verkleefdheid aan deze Kerk als Kerk bij mij over. Het sedert bezoeken van het Avondmaal onderhield dit. Juist tweemaal trof ik het dat ter Borg het avondmaal bediende. Langzamerhand egter heeft de verwijdering der meeste Menisten van ter Borg & hunne veroordeling van zijne Leer die op Gods woord naar mijn inzien gegrond was mij meer en meer van hen quâ ligchaam niet van ieder in het bijzonder verwijderd. Nu kwam juist in November de verwachte Kraam v Caroline. Langer wilde ik het niet uitstellen. Bij de voorbereiding v Caroline wierd ik opgewekt & zoo ging de stap bijna ongemerkt voor. Wat moet er nu verder gebeuren. Een band bestaat er nog, doch dit alles is in de handen van God.
Dezen avond hoorde ik nog eene preek v Chaufepié over 1 Joan 1 v 6
"Die zegt dat hij in hem blijft, die moet ook zelve alsoo wandelen, gelijk hij gewandelt heeft".
Het was de noodzakelijkheid om het geloof uit de werken te regtvaardigen & naderhand het voorbeeld v Christus dat wij moesten navolgen, in eenige bijzonderheden daargesteld. Er was veel goeds in maar te weinig in verband met het geloof & de genade waaruit de kracht moet voortvloeyen. De dienst van dezen morgen was Christelijker.
Nu zit ik weder bij mijne vrouwtje neder & ben dankbaar voor den dag van heden. Moge dezelve door God gezegend zijn. Ik heb heden op de genade Gods gezien & minder zoo als bij andere keren in bijzonderheden gekomen wegens voornemens &C. Ik weet hoe dit afleidt wanneer men dan in zijne gedacht[en] begint zulks in kleinigheden te ontwikkelen & zich dan dikwijls ver bevindt van het punt van waar men begonnen is. Zoo lang ik mag geloven dat mijn God & Verlosser zich vernederd heeft in de gestalte eens dienstknechts om mij zalig te maken van mijne Zonde. Zoo dra ik daarvan geheel doordrongen ben, zoodra ik de stem van den herder kan horen dan tog vrees ik voor geene onreinheid. O God bewaar mij in het Geloof gelei mij op uwen weg. Moge de indruk van het Avondmaal van heden door Geloof & gebed dagelijks herinnerd krachtig blijven. Ik weet hoe veel zwakheden ik ook nog in de heiligste oogenblikken heb, doch ik vertrouw op hem die zich mijner zal ontfermen. O mogt ik maar geheel & al in Christus geloven, wat is dan deze wereld reeds heerlijk.
Maandag Dingsdag Woensdag
9 10. 11 Oct
Dezen dagen genoeglijk & huislijk gesleten door Gods genade waarvoor ik nog veel gevoeliger & dankbaarder had moeten zijn. Niet uit sleur maar uit innige overtuiging moest ik dankbaar zijn.
9/ 'S avonds alles bij geschreven weges de Mij. Naarmate van de uitbreiding der zaken wordt alles gewigtiger. Ik heb het gebeurde weges de Ink Kasso nog nader omschreven dewijl over dezelve zoo veel gesproken wordt & de zaak nu weder in Amst grotendeels wordt afgekeurd.
Mnemotechna. Hiermede is het ongelukkig afgelopen. Op zijn twede cursus alhier zijn de toehoorders gedurig verminderd en men heeft gedurig allerlei aanmerkingen gemaakt terwijl de intekenaars op de Societeit & andere niet ander[s] dan van de kwakzalver spraken. Eindelijk is hij daar ook zijn 2e Cursus mislukte van hier gegaan vloekende op de Holland[er]s in het algemeen & de Hagenaars in het bijzonder & zeggende dat men hier het licht niet wilde ontvangen. Mogt hij zelve het licht v Christus willen ontvangen, dit geve God. Zulk eene behandeling had hij indedaad niet verdiend.
10. Zeer verrast was ik door de komst van mijnen ouden vriend en Mededicht[er] Bruyn, die met de Bosscha's en Beelo [Beeloo] den avond zeer genoeglijk doorbragt bij ons. Wij spraken veel over onze oude betrekkingen & ik gevoelde hoe heerlijk het is eens te kunnen reminisceren. Bruyn is nog altijd dezelve. Ik ken weinig menschen, die zoo weinig veranderd zijn. Hij heeft veel hart v ter Borg zegt dat zijn preeken Menist zijn, dat hij het echter over twee punten die hij onderzocht heeft, niet met hem eens kan worden. Ik was misschien te veel in 't voorleden & spreek thans dikwijls niet genoeg daar ik te voren te veel sprak, zoude ik nu bijna te ministerieel en te veel opgesloten in mijzelve worden. God geve mij de genade dat ik den middelweg moge vinden.
Ik hoorde dat Messchert ook al voor gek passeert. Dit doet nu de ronde bij iedereen dien men maar denkt dat eenigzints ernstiger over Godsdienstige punten denkt & die niet met den groten hoop wil mede hinken. De naam v daCostianen schijnt nu die v Bilderdijkianen geheel verdrongen te hebben.
In Groningen is het nog erg. Ook in Amst zijn veel zieken waaronder mijn hartlijk geliefde Muller.
Donderdag Vrijdag
Twee stille dagen van eene geheel verschillende stemming. Op den eerste derzelver had ik mijne betrekking aan de Mij geidealiseerd & mij daarvan wat heerlijks voorgesteld. En nu juist viel het mij af. Er gebeurde juist veel op die dag dat mij wegens de toekomst verontruste. Ik kon de zorgen niet van mij af en op God werpen. Ik trok mij daarentegen de zaken aan als of ik Directeur geweest was & voelde mij nu des avonds gedeemoedigd, zoo dat ik niet regt opgeruimd was.
Op den tweden dag was ik er vooruit gekomen dat ik de zaken mis gezien had & voelde mij nu ook veel beter gestemd. Ik bragt een genoeglijken avond met Lina door & eindigde mijn Extract uit den Macbenac welk boek ik tog over het algemeen met veel genoegen had gelezen hoewel ik hier en daar wel eens wat had overgeslagen.
Den vorigen dag tekende ik een & ander aan uit het leven van Paul 1 keizer v Rusland & v Karel 13 v. Zweden & de baron Fersen[?]. Ik leerde verschillende historische factors hierbij kennen die mij onbekend waren.
Zaturdag 14 Oct 1826
Bij mijne terugkomst vond ik Messchert wiens komst mij regt aangenaam was, & die vele tijdingen uit het rijk Christi medebragt. God vermeerder mij tog het gelove. Ik gevoel dat hier zulk een innige band den welke tusschen Christenen die hun vertrouwen op den verlosser stellen heerscht. Ik heb Messchert innig lief & het is om dus te spreken iemand met wien ik gedwongen ben geworden door God om dus te spreken om mede omtegaan want onze characters onze smaaken zijn geheel verschillend. Wel waren wij beide dichters, doch van een geheel uiteenlopend soort. Nimmer ben ik zoo vereenigd zoo genoeglijk met Messchert geweest als deze dagen en ik dank er God hartelijk voor. O mogten mij deze denkbeelden tog bij blijven.
Messchert deelde mij onder anderen de volgende stukken mede
Zijne correspondentie met Van der Hoeven [Des Amorie van der Hoeven] over de preken van ter Borg waarvan hij mij in zijne correspondentie reeds het een & ander gemeld had. Mijne liefde voor V d H is er niet door verminderd maar ik moet tog bekennen dat in de zaak van God Messchert groot gelijk had & dat V d H de zwakste in deze Correspondentie was.
Brief v Capadose over de dood van zijnen Oom & zijnen Vader een allergezegendste en aandoenlijkste brief, waarbij men beschaamd moet staan en men hoe zeer men dan ook niet alles met Cap moge eens wezen, den zegen Gods over hem & zijne betrekkingen niet kan miskennen & hem als Zoon hartelijk
lief moet hebben.
Een brief van J van Eyk, dien ik nog weinig kenne en tot wie ik mij egter na het lezen van dezen brief krachtig gevoel aangetrokken. Ik kon mij zoo juist in zijne denkbeelden gevoelen. Hij komt ook uit het Menistendom, en dus is er gelijkheid van stemming bij ons. Het geen Chavannes over de verzekerheid der Zaligheid gezegd had, was het onderwerp van dezen brief waarbij ook van het sterfbed van zijne vrouw gewaagd wierd waarbij dan een allerbijzonderst[e] zegen plaats gehad moet hebben.
Hij verhaalde mij veel uit een Baseler tijdschrift weges de zonderling[e] genootschappen, dat belangrijk moet zijn. De Conservateur Chrétien waarvan hij een Nommer had scheen mij ook zeer gewigtig. Er zijn zoo veel boeken geschreven dat het zaak is het goede overal opte sporen & voor de vergetelheid te bewaren, meer nog dan gedurig nieuwe in de wereld te willen brengen
Van Chavannes had M. ook eenen zeer caracteristique brief. Deze man had bij zijn doortrekken van Rotterdam hem nog om 6 uuren des ochtends bezocht. Er is tusschen de broeders in het Evangelie een hartelijkheid die men nergens anders vindt & eene familiariteit die nergens zoodanig heerscht.
Hogendorp kwam dien avond. Ons onderhoud was zeer genoeglijk hij spraakzaam & hartelijk. Hij beviel mij ook regt goed. Het geen mij in hem zoo als in eenige zijner & mijner vrienden wel eens hindert is, dat zij de zaken te spoedig
in het kwade opnemen. Messchert heeft hier volstrekt niets van.
Ik improviseerde over de tegenstelling tusschen de Broederschap der Christenen & der Vrijmetselaars, doch het was meer eene uitstorting over 't Christendom waarop ik veel zegen had & 'tgeen mij gemakkelijk[e]r van de hand ging, dan in deze week met Koo Bruyn.
Zondag Oct 13
Het weder was zoo heeerlijk dat er bijna in den gehelen Zomer geen schoner dag was. Ik wandelde op met Messchert & het weder was zoo uitlokkend dat wij van verder tot verder gingen tot wij eindelijk aan het Huis ten Dijl kwamen. De tinten van het groen waren allerheerlijkst en er is gene vergelijking tusschen dezen weg wanneer men hem over rijdt of over wandelt. Ons gesprek was alleraangenaamst & kwamen wij nog ter goeder tijd terug om de preek in de Middagkerk v Molenaar te kunnen horen over het Gebo Gij zult niet echtbreken. Stel ik mij zulk een preek voor eenige jaren voor dan zoude ik mij niet kunnen voorstellen dezelve aangehoord te hebben. Alles was plomp regt uit gezegd, maar het was waar. Vooral trof mij de aanspraak toen hij de verschillende standen des levens grijzen & Jongen opriep & hen afvroeg of zij zich niet herinnerden van zoo niet door daden, door woorden, & gedachten tegen de kuischeid gezondigd te hebben; hoe alles wat onheilig was door God gevloekt was, en
hoe wij derhalve alle de Genade Gods in Christus nodig hebben. Ik keerde dus in mijn eigen hart & zag de rijkdom der Genade Gods.
'S avonds waren wij bij Bosscha doch wij waren vermoeid & zoo belangrijk waren onze gesprekken geweest dat alles moest afvallen.
Corr. Ret.[Retemeyer] schr dat de zaak met de Phoebe denkelijk niet in order zal komen, en hij vreest gene vergunning te zullen ontvangen om de goederen die hem gecommiteerd zijn p dezen bodem naar Demerary te expedieeren.
Molenaar v Creveld schijft mij om mij Ds Heilmann te recommandeeren die Geref Leeraar te Creveld & tevens Dichter is. Het deed mij regt veel genoegen deze lettere[n] te ontvangen, daar ik sedert lang zeer verlangd had iets v Molenaar te horen.
Maandag 16 Oct
Messchert was vertrokken, noch nimmer waren wij zoo te zamen geweest & het verschilde bijzonder van den vorigen keer. Hoe veel Christelijker is ook hij door Gods Genade in den laatsten tijd niet geworden. Voor den gene die daarin niet instemt, & zich niet met hem over diergelijke onderwerpen kan onderhouden heeft hij weinig aanlokkelijks tegenwoordig in zijne Conversatie, gelijk ik zulks bij Bosscha opmerkte. Hij leeft tegenwoordig geheel in de wegen Gods & ik gevoelde dat wij hartelijker van elkander scheidden dan wij vroeger gedaan hadden. Daarvoor dank ik mijnen Genadigen God, dat het spreken over Christus & Christelijke zaken mij dierbaarder wordt en dat dat denkbeeld van partijschap, van een zeker point d'honneur dat eerst bij mij zoo veel afdeed langzamerhand vergaat.
Aan de Mij veel woeling. Grote kinderachtigheden. Ik wierd ongeduldig. Indien er immer eene inrigting was waarvan men de toekomst niet kon voorzien zoo was het wel deze.
Sientje Bosscha was bij ons. Het is moeilijk om niet in zulk een schoon ligchaam eene schone ziel te vermoeden, doch zij kwam mij echter voor bijzonder lief stil & huislijk te zijn.
'S av schreef ik over de Mij, toen extraheerde ik Heerens Egypte. Het is niet kwaad dat ik deze dingen doe zoo ik maar gene bijzondere waarde aan dezelve hechte & zoo ik mij in mijne verbeelding daarvan even goed kan afscheiden, als van aardsche schatten. Laat ik na dit alles niet hunkeren maar alleen er toe overgaan, wanneer God mij niets anders te doen geeft.
Naderhand wierden Caroline & ik weemoedig bij het zien van deze algemene ramp waarmede God ons land getroffen heeft & de mogelijkheid dat zich dezelve ook tot hier uitstrekte. God gaf ons kracht & genade in het gebed, en wij voelden ons gesterkt & getroost om alles in handen van God te geven. Mogt deze troost ons bij blijven.
Wij hadden nu gedacht alleen te zijn & ontvingen zeer onverwacht beletvraging van Westendorp & Mie die mij zeer aangenaam was daar ik hen hartelijk lief heb. God zegene ook hunne komst ditmaal hier.
Dingsdag 17. Oct 1826
Ik ontving een brief v Steven die mij sterk trof waarin ik zag dat zijn hart in strijd was met de wereld en behoefte tot hoger troost. Ik gevoelde mij daar het zeer stil was bewogen hem terstond te antwoorden. God zegene het door hem begonnen werk. Hoe anders toch dan door hem kan deze begeerte opkomen bij Steven die nog al in de verstrooying leeft, en die meest huishoudens bezoekt, alwaar gelijk hij zelve bekent bijna nooit over de waarheden des Ev. gesproken wordt.
Horstmann [A Horstman] schreef mij conf waarom begrijp ik niet. Het schijnt als of het is om te herhalen dat hij niet zou aannemen en egter komt het mij voor als of hij aannemen zal.
Na den eeten was Bosscha bij mij. Hartelijk heb ik hem nog lief, doch ik gevoel nu hoe het eens zijn in het opgewekte Christendom ons meer als eenige wereldsche Vriendschap met anderen verbroedert.
Met Goudzwaard sprak ik. Hij gelooft toch hoewel onder eenige nieuwere vormen, aan de alleen zaligmakende genade Gods in Christus & dit hartelijk. Uit hoofde van de koelheid zijner vormen & de trotsheid die ik nu en dan in hem meende te bespeuren heb ik hem wel eens als Christen miskend, doch ik geloof dat ik ongelijk gehad heb.
'S avonds las ik het leven van John Newton uit de Conservateur die Messchert hier gelaten heeft & waarachter gevoegd zijn drie brieven over de wedergeboorte vergeleken met het Zaad dat allengskens rijp wordt. Ik heb uit dit Geschrift veel geleerd. De Geschied[eni]s der bekeering v Newton had ik meer gelezen, doch nooit met zulk een inzigt & overtuiging als thans. Het grootste dat ik geleerd heb is dat de Genade niet op eens den mensch verandert & dat zelfs als men denkt te geloven er van dien kant nog zoo veel strijd & beproeving over blijft. Ik gevoel mij zelve nog zoo in den staat van kindschheid van het geloof. Aan ijver ontbreekt het mij niet, doch nog aan vastheid aan beleid & aan genoegzame kennis om de tegenwerpingen der Zwakheid of des Ongeloofs te kunnen ontzenuwen. Doch ook dit zal God op mijne bede geven wanneer ik nodig heb. Hartelijk dank ik God mij in deze oogenblikken dat boek toebeschikt te hebben. Laat ik doch lezen schrijven wat hij wil & niet naar mijne plannen. Volgens het laatste blijft het steeds de onvrugtbare vijgeboom & het eerste alleen geeft vrucht.
Woensdag 18 - 23 Oct Maandag
W. stille dag. 'S avonds met genoegen gelezen ook in Heeren. Hij heeft toch voor Egypte gebruik moeten maken van het licht dat Genesis geeft. Belangrijk is toch dat land van Egypte.
D 's avonds bij V Hemert met de de Jonge's, de Heer en Mev de Greef, de Heer & Mev de Brauw & een Jonge Zeeofficier de Brauw die het in brand steken der Turksche vloot door de Grieken hetwelk hij van den Brik de Courrier waarop hij zich bevond kon zien, had getekend. Voor het eerst in langen tijd speelde ik kaart. Het onderhoud was genoeglijk. Mev de Jonge is waarlijk eene vrouw zoo als men er weinig vindt. Zij heeft een character vol moed, en eene edele ziel. Ik imp. met genoegen op Mahomet. Het laatste gedeelte sloeg op den nieuwen geest van herwaakte moed & kracht die zich bij de Muzelmannen schijnt te vertonen.
V. Tijs & Mie hier 'tgeen mij regt veel genoegen deed. Wij bragten drie dagen genoeglijk met hen door. Mie heeft een regt open character. God zegene haar. Tijs heeft waarachtig eene gezegende inborst. Wat de grond betreft is hij het Koninkrijk der hemelen nabij. In de vormen is het dikwijls moeilijk elkander zoo nabij te komen. Hij had dan met het grootste genoegen Bossuet's Discours gelezen & zeide dat hij met meer eerbied dan ooit van de Majesteit en heerlijkheid van het Oude Test vervuld was geworden. Gister ogtend waren wij bij Dermout. Zalig zijn de barmhartigen want hun zal barmhartigheid geschieden. De gebeden waren in een toon van ootmoed en erkenning van Gods regtvaardigheid ook in? de thans heerschende oordelen die mij zeer trof. De Preek zelve beviel mij minder. Zoo menschlijke wijsheid, overleg, & menschenkennis in zulk
een preek die de barmhartigheid moest opwekken, te pas komen was het regt goed, zoo daarentegen de prediking alleen eene verkondiging van het Evangelie moet zijn & van de genade Gods aan zondaren, dan had het dunkt mij anders kunnen zijn.
In het Bosch genoten wij nog de schone natuur, doch men vreest voor de ongezondheid dezer zoo ongewone laauwe en warme dampkri[n]g in deze tijden.
'S avonds bij V d H [Van der Houven] waar de avond genoeglijk afliep. Bijzondere zegen genoot ik gister ochtend in het gebed met Caroline. Het was als of het mij op de lippen gelegd wierd wat ik bidden moest. Heden is het veel flaauwer & is er veel meer dorheid veel meer worsteling bij mij.
Hartelijk was de brief die ik van dC. ontving met eene herinnering aan zijnen doop. God zegent deze betrekking. Het is als of ik altoos deze brieven ontvang op oogenblikken wanneer ik behoefte daartoe heb.
Een hartelijke brief van le Chevalier. Deze man tog wandelt in eenvoudigheid des harten voor God.
Ook bij Steven is mijn brief in goede aarde gevallen. Hoe kan ik God voor dit alles genoegzaam danken.
Geest des tijds
Staatkunde. Ontzettende brand te Constantinopel - De blikken van Europa naar het Oosten gericht. - Nicolaas te Moskou gekroond. Constantijn verschijnt aldaar - Conferentien tusschen Rusland & de Porte te Akerma - Plotselinge aanval van Perzien tegen Rusland - Verschijning v Cochrane in de wateren van den Archipel.
Voortdurende strijd der Ultra's en liberalen van Spanje & Portugal & wederzijdsche desertien van de eene dier landen in het andere.
America Voortduring van het bewind van Páez - Bolivar ondertusschen te Bogota terug, & vermoeden dat hij een einde aan deze staat van zaken zal maken. Opening van het Congrès te Panama (Verveer aldaar voor de Nederlanden). Het zelve wordt spoedig daarop wegens ongezondheid van het Climaat verlegd - Voortdurende oorlog van Buenos ayres & Brazilie.
Ziektens hier te lande Derzelver verwoesting strekken zich uit langs de gehele kust der Oostzee zoo het schijnt, ook in Oostvriesland & het Hannoversche daar egter zonder grote vermeerdering der sterfte, maar met opmerking dat allen die er door aangetast wierden zeer langzaam herstelden & lang zwak bleven. Vroeg begin der ziekte te Groningen, eerst aan gebruik van slecht water & gevolgen der overstroming[en?] v 1825 toegeschreven. - De Geneeskundige Commissie verklaart het gewone najaarskoortsen zijn. Deze declaratien tegengesproken. Men zegt het meest uit de behoeftige stand is dat de offers vallen. De kermis wordt verklaard door te zullen gaan. De Academische lessen weder geopend - Voortgaande elende, ook in Leeuwarden voordien Sneek en naderhand in Gaasterland ook te Kuinre Vollenhoven &C. Woudsend sterk getroffen. Menigte van menschen zonder geneeskundige hulp. Oprigting van commissien. Klachten weges ziekte in Noordholland bv Hoorn; ook in eenige Rhijnlandsche & Overmeersche[?] dorpen. Verdubbeling van het gewone getal der stervenden te Amsterdam. Klachten weges het slecht begraven te Groning[en]. Klachten weges bedorven lucht in Groning[en] enook in Amsterdam. Voorstel om Teer te branden. Gods vinger in dit alles weinig erkend vooral niet in de aanstpraak v den Koning bij de opening der Stat[en] Generaal alwaar op eene zeer menschelijke wijze over deze zaak gesproken wordt. Van Maanen na Groningen & Vriesland gezonden, om de ziekte te onderzoeken.
Amsterdam weinig bijzonders
Boeztelaar overleden, met eene uitbundige lofrede wordt hiervan in de Amst Courant kennis gegeven. Hij was een man die dat gene bezat, dat men classiken smaak noemt. Men zegt hij nog dagelijks in Cicero las.
Feest voor Sundorff in Harmonica - Cantate v Koo Bruyne [Bruyn] & Zimmerman. Ik kan die huldes tog niet regt op. Het is tog poppenspel of heidensch. Dat plaatsen van eene buste en dat alles bevalt mij niet. Was het een herinneringslied dat gaat er door.
Zonderlinge verklaring van den Graaf v Hogendorp in het Advertentie blad van 18 oct. Hij zegt bij gelegenheid van de aanmerking die er gemaakt was om dat men in de laatste verkiezing van een Raadslid hier ter vervanging van eenen Roomsche geen Roomsch Candidaat genomen had, dat men niet op godsdienstige begrippen moet zien maar de waardigste moet nemen; dat hij egter de volgende keer eenen Roomsche zoude stemmen.
De Brauw verhaalde mij bij Van Hemert dat van den Courier te Smyrna verscheiden Matrozen van boord waren gelopen en in den dienst en het Geloof der Turken waren overgegaan.
Twee Elberfeldsche predikers die ook bij dC geweest zijn zich kortlings op den Stoomboot bevindende verzochten stilte & begonnen een gebed, 'tgeen wel indruk scheen gemaakt te hebben.
Plan van Stolleker[Stolker] te Rotterdam in de Letteroeffening[en] vervat zijnde eigentlijk om eene soort van ik weet het bijna niet beter uittedrukken als gecastigeerde Bijbel uittegeven & er dan teves ook het min noodzakelijke uittelaten. Messchert bemerkte hoe hier weder Neolog. & Roomsch overeenkwam[en] om den Bijbel niet geheel te geven.
Heden bij een stalletje staande hoorde ik eene burger vrouw na een Thomas à Kempis vragen.
Weges nieuwe Letterkunde weet ik niet dan de Naerebout v Nierstrasz de Proeve over Pindarus v Limburg Brouwer & de Bruid v Abydes v V Lennep.
De nieuwe Luth Kerk is weder ingewijd door Roll die daarop volgens DC op eene wijze de prophetie van Haggai wegens den tweden tempel heeft toegepast die niet geoorloofd was. Ik heb het stuk niet gelezen.
De zuster der Koningin de landgravin van Hessen is hier. Men zegt dat zij door haren egtgenoot op eene schandelijke wijze behandeld is geworden.
Met V. d H [Van der Houven] eens ernstig sprekende, kwamen wij daarin overeen dat eigentlijk sedert de oprigting der H Mij er geen zegen op geweest was & dat het scheen of juist Z M in dit reusachtige plan, eene demoediging zou moeten ondervinden.
Talma is eindelijk na eene langdurige ziekte overleden. De fransch[e] bladen zijn in de laatste tijd vol geweest van de verhalen wegens de bezoeken door den Aartsbisschop v Parijs bij hen gedaan, welke echter nimmer is toegelaten.
Dingsdag 24 Oct.
De dag was zeer somber & treurig. Het weder is nog wak. De tijdingen uit Groningen Vriesland blijven zeer treurig. Er schijnt minder nog gebrek aan geld dan aan benodigdheden &C te zijn.
Corr. Uit Amsterdam ook veel treurigs - Gerrit de Vos nog ziek - Pap[a] Boissevain heeft ook koorts - Cato v Heukelom
heeft op hare reize van Scheveningen naar Haarlem weder een aanval van koorts aan de Haagsche Schouw gekregen die haar daar schijnt terug te houden. Zwaar is het lijden van Oom v H wegens deze dochter & ik bewonder haren zoo lang beproefden moed.
Met Granen is het weder iets beter. De voorraad schijnt dan maar overal zeer gering te zijn
De zaak der Phebe wordt waarschijnlijk niet naar den wensch v Ret [Retemeyer] beslist.
Henry schrijft regt hartelijk.
Messchert meldt onder andere dat hij vernomen zoude hebben dat de nevels tusschen dC & C meer wezentlijkheid verkregen hebben. In de tegenwoordige omstandigheden van C kan ik mij dit egter niet voorstellen.
Danckert at bij mij. Hij is wezentlijk een braaf & opregt man, doch er zijn nog andere vereischten die in eenen Agent hoog nodig zijn. Ik bemerk egter al weder dat ik mij dikmaals te sterk over hem heb uitgelaten. Wanneer zal ik die tong die zoo rad is, toch leeren bedwingen.
Ik las gisteren met het grootste genoegen de Geestenwareld uit Bilderdijks Affodillen. Nu eens begin ik intezien, hoe hij dit alles gemeend heeft & dan wordt het waarachtige poezij waarbij alles wat men nu zoo dikwijls poezij noemt geheel verzinkt.
Ik las nog weder in daCostas boek over de handelingen. Met het grootste genoegen. Welke inzigten in het Rijk Gods. Men moet tog dunkt mij met blindheid geslagen zijn om dit niet te erkennen.
Woensdag Donderdag Vrijdag Zaturdag
25. 26 27. 28 Oct.
Deze dagen zijn na het uiterlijke in grote eenvoudigheid en stilte heengevloden, naar het innerlijke zijn dezelve in vele opzigten merkwaardig geweest. Zie daar nu zes avonden dat we stil in huis waren en dezelve zijn om dus te spreken omgevlogen. Onder gesprekken werkzaamheden Lectuur & Correspondentie is de avond om eer men het weet. Nu gevoel ik eerst de rust van 't huislijk leven. Toen ik in Amsterdam in de onrust leefde had ik er nog geen denkbeeld van.
Lectuur Ik eindigde eindelijk Heerens Egypte dat in dezen druk bijzonder uitgewerkt is, en hetwelk ik met een bijzonder genoegen extraheerde. Veel licht is in dat alles sedert zijnen eerste druk gekomen. Zonderling is het hoe hij van alles hetgeen hij wegens Egypte verhaalt de bevestiging zoekt en dezelve ook vindt in de h S. en hoe hij daarentegen op derzelv[er] geestelijke & goddelijke zin nergens schijnt te doelen, maar alleen het vleeschelijke woord door hem wordt aangehaald. Zoo is het de Heer die de oogen moet openen. Verder trof het mij hoe arglistig hij overal doet opmerken de gelijkenis die er tusschen de Joodsche ceremonien versierselen hunner verbondshutte[n] & tusschen het geen de monumenten van Thebe aantonen, gelegen is. Hierop nadenkende vond ik dat dit gene verwondering moet baren, dat God altijd even in het O als in 't N Test. bij zijne openbaringe zich verwezentlijkt en dat derhalve hij niet het Ideaal aller wetgevingen nog aan het Joodsche volk gaf maar van die die met die tijden het meest overeenkwam & geschikt was. Zoo heeft de H G door de Apostelen het Grieksch van deze tijden laten schrijven, doch geen Attisch. Daarom had God Moses laten onderwijzen in de wijsheid der Egyptenaren. God gebruikte nu en dan de gewoontens of zeden van anderen volkeren, doch de toepassing
derzelver, de geestelijke zin & bedoeling dit behoort alleen tot de openbaring Gods.
Met veel genoegen las ik Kleine Gedachtnissrede van Neander zeker behalve het leven van den H Bernard het duidelijkste dat ik nog van hem gelezen had. Een trafreel der eerste Christen[en] trof mij daarin, niet minder vele bijzonderheden uit het leven van Hus. Zonderling hoe zich de H G in alles & in alle tijden gelijk blijft. Ik wist niet dat deze man zoo veel zegen van God had ontvangen. Over de obereenstemming van Paulus & Jacobus bevatte een ander opstel ook gewigtig[e] wenken.
Met bijzonder veel genoegen eindigde ik de lectuur van daCosta's Boek over de handelingen. Welk een schat van aanmerkingen die aller belangrijkst zijn. Hoe is het mogelijk dat de wereld daarvoor blind bljft. Hoe mager is V d Palm daarbij. Die haalt alles uit anderen. [& Bij?] Deze strooit uit de schat van zijn eigen bedenkingen & ondervindingen.
Meer & meer ondervinde ik dat het met lezen gelijk met eeten is, dat namentlijk niet hetgeen dat men eet maar hetgeen de maag indedaad verteert, voedsel geeft.
Eergistere[n]] Vrijdag kwam mij 's ochtends het boekje van da Costa Aan Nederland in handen. Dat het mij, gelijk alle werkjes van hem in het begin eenigzins schokte wilde ik niet ontveinzen, even min dat ik gaarne de zaak nog meer op zich zelve gezien had & de Aristocratische partij en de vrijmetselarij er gaarne buiten gezien had. Liever had ik gewenscht dat het nog gemoedelijker geweest was doch God weet beter wat goed is, als wij menschen. Dit moet ik bekennen dat het op eene krachtigen verpletterende toon geschreven is, dat hetzelve waarheid behelst en
dat het hoog tijd was dat er eens eene godsdienstige aanspraak over deze omstandigheden uit kwam. Dit tog is door iedereen opgemerkt geworden, dat van den beginne af aan alles ten uiterste menschelijk is behandeld & beschouwd geworden. Was er ooit iets Volksramp dan was dit het. Van den beginne af aan heeft men in Groningen er niet voor uit willen komen dat deze zaak indedaad bestond. In de eerste aankondigingen van het geneeskundig bestuur aldaar heerschte zelfs eene zekere Soort van bitterheid. De Kermis liet men voortgaan. Ook de Verzekering van den Koning in zijne aanspraak dat de ziekte op zijn hoogst scheen gekomen te zijn & dit op een oogenblik daar zulks nog niet het geval was & de zaak zelfs verergerde heeft velen gehinderd & bedroefd. Had men geloof aan eene onmiddelijke inwerking van God op zijn wereld & bestuur dan zoude men zich immers hebben gehaast met het uitschrijven van plechtige bedestonden. Voor dit alles was er een krachtige wenk nodig God zegene dezelve. Men zal schreeuwen over Pharizeismus over het beter handelen van hen die handen aan het werk slaan dan van diegenen die zoo als men zeggen kan hunne medechristenen verdoemen, doch sluit het Christelijke geloof de Christelijke liefde uit of veronderstelt zij dezelve. Wij die onze naasten zoo lief moeten hebben als ons zelven, zullen wij onze broeders vergeten. Waarlijk niet, maar indien ons gebed tot God voor hen, naar het gezegde van Christus krachtig is zullen wij ons dan niet vereenigen om voor hen voor ons te bidden en niet alles op het geld laten aankomen. God kan redden. God kan de ziekte zoodanig vermeerder[en] dat geen geld meer helpen kan. Doch dit is het tegenwoordig geslacht waardig. Men bidt wel dewijl me begrijpt dat het voegzaam is doch men heeft geen innerlijke kracht om te kunnen geloven dat dit
gebed verhoord wordt & verandering in de wereldsche gebeurenissen kan maken.
Als eene allergezegendste opwekking van God moet ik met innige dankbaarheid het gebeurde van gister[en] verhalen. Ik wist dat Capadose's Broeder dodelijk ziek lag & had hartlijk gehoopt & gebeden dat hij door Gods goedheid van dezen derden slag gespaard mogt blijven. Vrijdag was ik bij Hogendorp die mij verhaalde dat hij tijding ontvangen had van het overlijden van dezen broeder zijnde iemand die zoo geacht moet geweest zijn & bemind van die hem kenden. Hij verhaalde mij daarbij vernomen te hebben dat hij gestorven was in het Geloof aan den drieeenigen God v Israel & de beloofde Messias. Dit gaf ons stof tot eenig gesprek daar het ons verwonderde dat indien hij als vleeschelijke Jood tot die geestelijke erkentenis gekomen was, hij ook niet dien Messias in Jezus Christus gezien had. Wij spraken daar over hem tot gister[en] morgen op eens Hogendorp bij mij aan het bureau kwam en mij eene heuchelijke tijding v Capadose bragt hoe deze door God in het sterfbed van zijn broeder zoo bijzonder was begenadigd geworden. Alleropmerkelijkst was deze brief die mij met eene innige dankbaarheid vervulde over de wijze waarop God zich nog in deze dagen openbaart. Het is waar zoo als Chavannes zegt het geloof des Christens moet niet op diergelijke bijzondere gebeurtenissen of opwekkingen, maar op het woord Gods rusten maar dergelijke blijken van Gods genade mag men egter opmerken en er innig dankbaar voor zijn. Cap. verhaalt in zijne brief hoe zijn broeder zeer door het overlijden van zijnen vader, en de uitoefening der daarop bij de Joden volgende pligten daarbij koude & koorts gekregen had, die gedurig verergerd was. In het begin zijner ziekte had hij eenig gesprek
gehad, egter zonder bijzonderen invloed. Een paar dagen daarna had C. broeder die van der? beginne zijner ziekte af gezegd had dat hij daarvan niet opkomen zoude zich aan C die hij steeds bij zich wilde hebben & dien hij zeide dat hem alleen verstaan kon geklaagd dat hij na zijne ziel sterk leed, de zondigheid van zijn vorig gedrag inzag & gevoelde dat hij van God verstoken was. Hij melde tevens den invloed te gevoelen van dien Satan, waaraan hij nimmer had geloofd. Capadose had hem met een paar woorden gezegd dat hij hem wees op Jezus Christus die den Satan had overwonnen en had hem daarop het gebed in stilte horen doen het welke eene roerende belijdenis zijner zonden behelsde. Naderhand na vele bijzonderheden na tusschenpozen van bedaardheid & ijlende koorts gebeurde het volgende. Nog moet ik herinneren dat Cap. broeder steeds gezegd had, dat er nog iets bijzonders met hem zoude gebeuren. Ziet hier de woorden des briefs.
"Toen eensklaps o mijn lieve vriend (nog bonst mij het hart op de herinnering eensklaps terwijl alles in huis in de grootste stilte door snikken en zuchten afgebroken, was, terwijl ik in de andere kamer wat laafnis voor den dierbaren broeder haalde, de gezegende naam van Jezus Christus in het huis mijner ouders weergalmde. Ik sterf in het geloof in den Heere Jezus Christus, den Drieeenigen God, den waren Messias, den Koning der Joden, den Koning v Europa, Asia Africa & America, in hem is Jood en Heiden een maar er zullen velen komen uit de Joodse natie om hem te erkennen, roep mijne moeder & zuster, roep mijne vrienden, zij moeten het weten, de wereld moet het weten en gij Teixeira (een zijner vrienden die aan het doodbed stond, gij twijfelt nog, maar geloof want anders zult gij door den Satan geplaagd worden en toen deze vriend hem die ook niet zonder opwekking van koorts
en met eene verschriklijke hoge stem sprak, wilde sussen zoo greep mijn broeder zijne hand en zeide Gij denkt dat het ijlen is zwakheid in het hoofd, welligt gevolg der koorts, neen Teixeira, 't is geen fabel, 't is waarachtige waarheid en zich tot mij wendende zeide hij "Komt mijn broeder drukt nu uwe lippen op de mijne, en geef mij een hartelijken kus, 'tgeen ik ook in stromen tranen & lofzangen deed. Zijn pols joeg geweldig en de inzakking was ook geweldig, doch na een paar uur bekwam hij weer eenigermate en ook ik die als verpletterd van de mate der aandoening voor zijn bed knielende was gebleven stond op & vroeg of hij wel wist wat hij beleden had, dan of het in de ijling van de koorts was geweest. Neen neen zeide hij toen zeer kalm, ik weet het zeer wel en heb het niet zonder hoger invloed uitgesproken, en vragende hoe hij zich van binnen gevoelde zeide hij, het is nu ruimer. Weldra vermeerderde de koorts, de ijling werd nu onafgebroken over zaken van verschillenden aard & eindigde den volgenden morgen met den dood."
Alleen drie aanmerkingen voeg ik hier bij
1/ C bemerkt in de brief dat zijne famille & Vrienden die de belijdenis aanhoorden alles aan de transporten naar het hoofd toe schreven. Toen ik dezen morgen met innige vreugde het 11e Capittel van de Romeinen las, en daarin meer vond dan ik ooit daarin had mogen zien waarachtig voedsel voor den Geest, zoo troffen mij vooral de volgende verzen 7 & 8 in deze gebeurtenis weder zoo letterlijk vervuld.
Wat dan hetgeen Israel zoekt, dat heeft het niet
verkregen, maar de uitverkorenen hebben het verkregen, ende de andere zijn verhart geworden.
8. Gelijk geschreven is, Godt heeft haar gegeven eenen Geest des diepen slaaps: oogen om niet te zien ende ooren om niet te horen tot op den huidigen dag".
2/ Juist was het vier jaar geleden sedert op den 20 Oct des Jaars 1822 Capadose met daCosta en zijne Vrouw in de Kerk Christi door den doop waren aangenomen. Niet op dien dag maar op den volgende is derhalve de rijk gezegende overleden.
3/. De Teixeira waarvan hier gesproken wordt is die gene die met ons het College van dC. over de taal bijwoonde, die toen nog al zeer daardoor getroffen scheen te zijn, doch echter naderhand zoo mij dunkt dC weinig bezocht hebbende ik ten minsten dezen bijna nooit weder over hem horen spreken.
Niet weinig was ik gisteren verwonderd over het bezoek van den Heer van Pommeren Luit der Militairen en belast met den zorg wegens het daarstellen van een Militair Concert ten behoeve der Noodlijdenden & die mij kwam vragen of daar er eene paus[e] zoude zijn ik daarin wel iets zoude willen voordragen[,] dat mijne bekende menschlievendheid daartoe alle hoop gaf, dat de eerste personen van den Haag hem naar mij hadden verwezen, en vele menschen hun al of niet intekenen, van het al of niet beantwoorden van mij van dit verzoek, lieten afhangen. In de Nieuwe Kerk zoude het voornoemde Concert gehouden worden.
Voor eenige Jaren ware mij een diergelijke uitnodiging regt welkom geweest, nu bragt zij mij in grote verlegenheid. Mijn hoogmoed was van den eenen kant natuurlijk gestreeld door de goede opinie die de Hagenaars van mij hadden, hoewel ik tot mijne beschaming moest zien hoe gemakkelijk het was eene reputatie van menschlievendheid te verkrijgen. Maar
wat nu te doen. Het ware mij zoo regt aangenaam iets voor de arme zieken te kunnen doen, doch is dit de weg. Van tweeen een of ik zoude een vers moeten maken dat ik nooit op die wijze doe en 't gene ook niemand te vrede zoude stellen of ik zoude moeten doen afficheeren dat ik improviseerde, 't geen mij ten uiterste tegenstaat & 'tgeen allerbelagchelijkst zijn zoude, daar ik niet anders tog als over het onderwerp der zieken of de weldadigheid zoude kunnen improviseren 'tgeen dus alle schijn zoude hebben van vooraf bedacht te wezen. Ik weet van mijne imp. van voorleden Jaar welke invloed men op het publiek maakt. Van alle kanten waren er dies grote zwarigheden doch ook was er weer menschenvrees om niet onbarmhartig te schijnen. Zeker zich op zulk eene manier voor geld te laten zien, waar dit geld dan ook voor besteed wordt is nergens bevolen door het Evangelie. Ik moet dit even zoo goed aan God overlaten, als het beschermen van de belangens van Amsterdam toen ik mij een oogenblik verbeelde, dat het daarom pligt was mij Directeur te laten maken van de Mij. Zoo iemand duizend Gulden aan de armen wilde geven, indien ik met een harlekijnen pak over Straat liep, was ik dan daartoe verpligt. Dit alles is het heiligen der middelen door het doel 'tgeen men aan de Jezuiten toe schrijft, en dat egter door de Geest der eeuw dagelijks Verlangd wordt. Het is het grote principe waarop onze inkoop Cassa doorgeg[onl.] is. Was het eens bewezen dat het niet constitutioneel was, dan kon ook het door mij dikwerf aangevoerde dat niemand er door leed geen besluit daartoe doen nemen, en reeds nu begin ik het te zien, dat het vastleggen dezer [Acht, doorgehaald] à 9 millioenen grote moeilijkheden zal veroorzaken. Doch tot de zaak weder komende zoo bad ik God om wijsheid in dezen en vijf minuten later had ik reeds eene allernatuurlijkste oplossing, dat namentlijk mijne vrouw juist tegen dien tijd beviel en dat ik derhalve tegen dien tijd geen engagement kon nog mogt aannemen 'tgeen ik Vriend Van Pommeren terstond mededeelde.
Met V d H [Van der Houven]had ik een hartelijk en Christelijk gesprek. Ik dank God voor den zegen dat ik in die famille mag verstaan worden.
Corr Met Henri was dezelve zeer aangenaam & heb ik zegen op mijne laatste brieven gehad, hoewel ik nog al vrij uit mijne opinie in dezelve geschreven had. (418. 421.)
Messchert schrijft mij over het huishouden van daCosta hetwelk de H en Mev v Zuylen thans in eene bezoeking tot hunne grote stichting hadden leeren kennen. Tusschen dC & C. zoude er eenige verwijdering ontstaan zijn zoo hij hoorde, doch vond best er niet over te spreken, daar door vrienden & vijanden zoo veel gesproken wierd. Na de laatste brieven & gebeurtenissen komt mij dit zeer onwaarschijnlijk voor. De Geest is een in hen.(419.)
Mess. deelt eenen brief van Oosterwijk Bruyn mede waarin deze meldt dat de verwijdering tusschen de Gemeente en ter Borg dagelijks groter wordt; dat zijn preek van ll Zondag avond over de verdorvenheid vele ergernis verwekt heeft. Ret [Retemeyer] schr. van deze preek dat hij niet gelooft dat sedert de tijden der Apostelen zoo danig gepreekt is geworden. (417)
Zwaa[r]d. schr belangrijk, begint de zonde van zijn hart te gevoelen doch begrijpt dat de wereld waarvan Chr spreekt slechts de toenmalige wereld was. Onder Gods zegen heb ik hem geloof ik met opgewektheid & liefde terstond geantwoord. (423).
Over de ziekte nog vele droefheden, vele oproepingen. God geve dat de menschen helpen mogen, maar in het geloof dat hij alleen helpen kan. In Amst. is Gerrit de Vos nog zeer ziek de Kassier[?] Müller is overleden, de Schluites[?] zijn gelukkig hersteld. Overal klaagt men over den zwakken staat der herstellenden. Men heeft in het midden van dit alles in Harmonica gedanst 'tgeen mij thans niet doeltreffend voor komt.
Heden eene heerlijke preek van Molenaar over het 9e gebod in verband met Joannes Cap 9 v 44 waarin de duvel een menschenmoorder van den beginne genoemd wordt. Er was regt veel goeds in. Hoe krachtig staat tog de leer van den Satan in de Bijbel zonder dezen kan men dezelven niet aannemen, dewijl de uitdrukkingen waarin Christus van hem spreekt niet figuurlijk kunnen opgenomen worden. Het is het leerstuk waartegen ik het langst heb gestreden, en zelfs in sommige oogenblikken zoo als bij de lezing van Capadoses brief gevoel ik nog hoe zeer mijn gemoed er tegen aandruischt of liever hoe het mijn natuurlijk verstand hindert zoo iets aantenemen. Het gebed van Molenaar voor de ziektens was krachtig.
Bezoek van 's Gravesande [Storm van 's Gravesande] die wel hartelijkheid voor mij schijnt te hebben.
Met veel genoegen in de Correspondentie die ik vroeger met DaC voerde gelezen. Indedaad is de bedaardheid de zachtmoedigheid en de hartelijkheid veel meer van zijne dan van de mijne geweest. God zegene hem daarvoor. Ik begrijp nu zijnen brieven veel beter als toen. Merkwaardig is het hoe zijne verwachting van de verandering in mijne uiterlijke omstandigheden als ook aanvankelijk die weges het gevolg van mijn verblijf te 's Hage vervuld zijn geworden.
Hartelijke bijeenkomst met Bosscha & zijne vrouw zijnde wij nu met ons vieren 'tgeen in lange niet gebeurd was. De Conrectors plaats in Amst is open. Zoude dit zijn weg zijn. God schikke het zoo danig als het best is. Hij zal ons niet verlaten.
Dr Van Maanen is van Groningen & Vriesland terug gekeerd. Zijne rapporten over de ziekte zijn ongunstig.
[leeg]
[leeg]
Novembre
Première Semaine
Hoe zeer er zoo voor het oog niets belangrijks voorviel in deze week was dezelve egter weder door de rijke zegeningen Gods verheerlijkt. Dezelve vloog om dus te spreken om.
In het godsdienstige ontving ik veel zegen. Heerlijke gebeden schonk ons God voor mijne lieve vrouw die thans op haar tijd genaderd is, mogt ik de hartlijkst[e] blijken van innige verkleefdheid ontvangen. God zij er voor gedankt & geve haar eene gezegende verlossing.
In de betrekkingen der Mij was ook nog al veel te beleven deze week. In 't begin hadden wij lange vergaderingen. Maandag hadden wij toevloed v brieven uit alle werelddelen. Dingsdag beslissing over alle de Expeditien voor de 3e afd. vervolgens het adres aan Z M dat ook belangrijk was, eindelijk het plan wegens de Expeditionnaire afdeling.
Ook de avonden waren ras vervlogen. Maand & Dingd. veel opteschrijven wegens het gebeurde van dien dag in de Vergaderingen. Woensdag 1 Nov, mijne gewone Statistiek op te maken. Vrijdag avond met veel belangstelling in de Asiatic Journal te lezen & daarvan uitgeschreven als ook van Jeder wiens Gesch. der Vrijmetselaars indedaad aller belangrijkst is & mij veel lucht over menige punten geeft. Zoo als de betrekking v Tempelheeren & Jesuiten tot de Vrijm. Jammer dat hij het geen hij zegt & waaronder zoo veel hoogst opmerkelijk is, niet meer door aanhalingen staaft.
Zonderling was het dat J Bosscha ll. Zondag het eerst van mij moest horen dat Hussen Conrector te Amst overleden was, en deze plaats open was. Hij scheen daarin veel lust te hebben. Er over schrijvende vond hij dat Curatoren zoo het scheen deze plaats aan Bakker niet willende geven Capelle den broer van den Prof wilde laten overspringen, doch hun gevoelen scheen niet algemeen gedeeld te worden. Gode zij deze beslissing overgelaten. Zoo beschouwd zoo als wij ons thans hier bevinden ware het voor ons een groot ongeluk of liever tribulatie & gemis van vriendschappelijk verkeer. Doch zeide ik tegen Lina wie weet hoe God het weder zoo zulks gebeurde vervangen zal.
Dingsd[a]g geloof ik deed ik eene Visite bij V d H. [Van der Houven] & had met Mev een allergenoeglijkst & Christelijk gesprek voornamentlijk ook weges het boekje of liever de aanspraak van daCosta aan Nederland waarin zij veel waars vond, doch vond dat het te veel in de geest van het O & minder in dien van het N Test was. Ik dacht nu over hetgeen dC zeide dat de God van beiden dezelve was, las naderhand nog Jeremia in het begin, na en vond het daar gemelde op onzen leeftijd volkomen toepasselijk, want toch ook wij hebben onze afgoden al zijn dezelven van geen hout of steen gesneden. In dit alles is egter tog in de Bijbel zelfs in de bedreigingen eene liefderijkheid, die ik in de aanspraken van Thelwall & daCosta misse waarin ik tog iets bitters vinde.
Donder[a]g avond was ik bijzonder verrast om op half
tien opeens verrast te worden door een bezoek van Oom de Vos, met wien ik twee uur lang allergenoeglijkst sprak. Ik kan toch opmerken dat wij elkander lief hebben. Ik was vermoeid van het lagchen want dat doet men hier in den Haag niet veel. Wij spraken veel over Aimé Paris, en over den strijd dien hij met hem gehad had over het executieve of practische gedeelte van deze Meloplasti. Hij was hier met eene commissie om eene partij zoogenaamde Italiaansche schilderijen te inspecteeren & te beoordelen. Met veel genoegen vernam ik alle de blijken van hartelijkheid die Gerrit de Vos gedurende zijne ziekte ook van lieden uit de Burgerstand ontvangen had. Met grote verwondering hoorde ik dat J M R een der personen was waarop men het oog geworpen had als Directeur van de Mij. Ik geloof dat deze hoewel sterk frondeur wel knapheid bezit & wel dunkt mij voor dezen post berekend is.
Gister avond bij Van der Houven alwaar wij nu den Leeraar van Mijn's Heeren Land, den predikant Knottenbelt vindt de vader van Guilford & Palmer. Zijne vrouw is de eigen zuster van V. d H. Dit Mijn's Heeren Land is in grote roem bij de V d H. De Dominé schijnt het goed te hebben & stond daar 31 Jaar. 'S Zomer[s] moet het er genoeglijk & zeer gastvrij zijn. Dominé scheen mij een goed mensch, zonder iets bijzonders dat hem onderscheidde. Zijne vrouw beviel mij regt goed & had iets kras en eigenaardigs Oud Hollandsch. Ik improviseerde over Jerusalem & Rome vereenigd & vergeleken met veel zegen. Jerusalem dat de waarheid bezat viel, Rome dat eerst door geweld toen door logen groot wierd verheft
zich tegen de waarheid. En egter is er eene hogere waarheid maar deze wordt alleen gevonden in het hemelsch Geestelijk Jerusalem ons door Christus verkondigd. Er is veel hartelijkheid. Nergens ben ik zoo op mijn gemak als bij V d H. [Van der Houven]
Dezen ogtend was het regenachtig & nevelachtig weer. Lang had ik geslapen & nog met Lina gepraat. Met moeite kwam ik nog in de kerk bij Van den Broeke met goede genegenheid om gesticht te worden, doch het was mij te koud. Er wierd ene onbaatzuchtige tevredenheid als pligtmatig verdienstelijk & zich zelve belonend aangeprezen maar er was gene opwekking van liefde tot Christus, gene behoefte tot Hem. Het laatste gedeelte met bewijzen dat wij dit alles niet zonder God kunnen was zeker beter, doch ik had toen mijn geduld reeds verloren. Ik kwam t'huis & las met Caroline in den Bijbel 'tgeen ons in eene regt goede en gezegende stemming bragt het was 1 Cap uit Jesaias 1 uit Joannes Evangelie & de laatste uit de Hebreen. Welke kracht & waarheid in alles. Naauw was het Amen uit de Hebreen uitgesproken, of op eens houdt een rijtuig stil & tot mijne allergrootste verwondering zie ik mijn vriend le Ch [Le Chevalier] er uit stappen. Nog meer verwonderd was ik, toen ik het doel zijner reize hoorde & dat hij kwam om informatie te nemen of het Dir. schap hem lijken zoude. Ik stond getroffen. Dikwijls had ik om/over[?] hem gedacht, doch zoo iets zoude ik bijna niet durven hopen. Ik geloof dat zijne gemakkelijkheid om Fransch te spreken, zijne joviale manier van omgang & zijn opregt gezond verstand & trots alle zijne nederigheid opgedane kennis van zaken, hem voor dezen post zeer geschikt maken. Alles hangt nog in het duister. Aan God zij dit alles aanbevolen doch ik
stond weder verstomd voor de wegen zijner Voorzienigheid. Allergenoeglijkst bragt ik ook eenige uren met le Chv[le Chevalier] door, en bragt hem weder aan de Diligence.
God zij met de week die wij ingaan. In de Mij zal zij geloof ik niet onbelangrijk zijn. Aan de Talen wenschte ik deze week wat te doen. Voor mij liggen nog Jeder die ik slechts gedeeltelijk las. Bilderdijks spraakkunst, de boeken van de Mission Anstalt te Basel, die Messchert mij zond, daarbij nog vier Q R. [Quaterly Reviews], dus in alles voedsel genoeg.
De moeder v Hogendorp overleed deze week.
Over de ziektes wordt nog veel gesproken. Hun getal & de daaruit ontstaande elende blijft nog zeer groot. Het getal der stervenden schijnt zoo men zegt & hoopt aftenemen.
Er is deze week gecollecteerd. Veel is ook hier gegeven. Voorts werden er vele hemden genaaid, bessesap en andere verkwikkingen gezonden & er is tog menige gift die zoo ik geloof met opzien tot God gegeven wordt.
Ik schreef meer brieven dan ik er ontving. Aan DaC. schreef ik mijn hart ook over zijn Nederland regt uit.
Maandag - Vrijdag 6 - 10 Nov
Zie daar weder eenige dagen. Als ik mij zelve in die dagen beschouw, ben ik redelijk te vrede. Nu en dan goede opwekkingen hartlijke gebeden, doch eigentlijk nog in 't algemeen geen wandelen voor God. Dezen morgen vooral wierd ik gedemoedigd door eenen twist die ik met Cénie had. Hij is mijn grote struikelblok & juist daarom moest ik deze beproeving met meer gelatenheid & wijsheid doorstaan, doch ik wierd innig driftig & mijne
gehele zijn was geschokt. De zaak zelve was eene kleinigheid die te lang zoude ophouden indien ik dezelve omschreef. Enfin het kwam voor den President en deze behandelde dit zoo als altoos diergelijke zaken. Misschien doet hij wijs. Hoe het zij ik wil er niet meer in komen. Bij den Pres[iden]t spande ik mij in om bedaard te zijn & dit gelukte ook God zij dank. In mijne kamer keerde ik terug, en was bezig om een brief aan Holm te schrijven, doch nu schaamde ik mij, dat ik over het rijk Gods en mijne Kristelijke gevoelens durfde schrijven, terwijl er nog bitterheid bij mij was. Ik ging daarop na boven. Cénie gaf mij de hand, en nu was alles over. Ik kan dien man nog niet begrijpen. Innerlijk kwaad is hij niet, maar ik ken niemand die zich zoo geheel aan zijne luimen kan overgeven en steeds zoodanig vreest zijne regten verkort te zien. Daar kwam het dan eigentlijk op neêr dat hij, gechargeerd zijnde zoo als het dan heet, met de afdeling v Schim [Schimmelpenninck] ik aan een bediende van dezen eene order gegeven had. Nu de zaak is nu afgelopen, maar strekke tot lering. Men denkt het vuur verdoofd en ondertusschen bij de minste vonk ontbrandt het in licht laaie vlam en dit boos worden is haat. God mogen wij u tog bidden ons voor zwakheden en zonde te bewaren. Dat ik op mijne goede Vrouw, die mij niets in den weg legt, niet driftig worde, is waarlijk geene verdienste.
Allerstilst liepen deze dagen, genoeglijk en rustig.
Mijne briefwisseling was niet onbelangrijk, hoewel het mij in veel opzichten aan energie en ijver ontbreekt. Aan de Mij was weinig belangrijks behalve de Theeveiling die noch boven verwachting gelukkig afliep. Couranten heb ik in den laatste tijd niet gelezen en dit is in mijne betrekking toch ook pligt.
Maandag avond eindigde ik het uittreksel wegens de Vrijmetselaars v Jeder dat indedaad belangrijk is. Ik heb er nog niet in gezien dat de Vrijm. Vijanden v God & alle door hem gestelde magten zijn, doch wel dat het eene Inrigting is, die van hare oorspronkelijke bestemming is afgeweken of liever wier oorspronkelijke bestemming verviel & waarvan zich nu beurtelings Tempelheeren Jacobijnen & Jezuiten hebben meester gemaakt.
Dingsdag maakte ik een uittreksel wegens de Roze Kruissers & las ook over de Illuminaten. Deze heeren hadden het ook aardig gemeend.
Ik nam weder zoo wat de Italiaansche Litteratu[ur] op, las de vlugt v Erminia met Caroline en ook gisteren uit de Metastasio met de dames Van der Houven. Keetje heeft wel genie voor de talen.
Ik las mijne vrouw in het Neerduitsch eene der predikatien van Holm voor. Hij heeft door Gods genade grote schreden in het Christendom gedaan, doch het kwam mij voor dat zijne preken ten minste voor zoo verre ik dezelve uit deze eene beoordelen kon, wat al te eenvoudig waren.
Aan Claude schreef ik nog eens mijn hart regt uit in den geest van onze vroegere betrekking. Of het goed is weet ik niet, maar ik voelde er mij toe opgewekt.
Gister[en] vierden wij met veel vreugde de Verjaard[a]g van onze Gerrit. De Jongen was lief. God beware hem. Ik gaf hem een vers dat hij lezen moest even als ik een brief van mijnen goeden lieven Vader op mijn vijfde Verjaard[a]g gekregen had. O dit gevoel ik dat ik dezen man nog innig innig lief heb. Had hij mij eens in mijnen tegenwoordigen toestand mogen zien. Doch er is geen wensch die niet vervuld kan worden zoo wij op God in Christus vertrouwen. O mijn goede Vader, hoe oneindig veel had ik nog meer voor u kunnen wezen.
De invloed van den goeden Danckert schijnt tog algemeen op het Agentschap ongunstig te werken. Dit heb ik nog heden uit een brief van Horstman opgemerkt.
Met leedwezen vernam ik dat het met Dietje nog in het geheel niet schijnt te gaan & de zelve zich indedaad weder erger bevindt. Ik beklaag Gied van harte. De toenadering tusschen haar & de overige famille is niet zoo als men had kunnen & mogen wenschen.
Westendorp heeft een brillant huis voor f 20.000 gekocht. Met die Amsterdammers gaat het tog zonderling. Zij klagen altijd, doch kopen huizen hebben rijtuig & buitenplaats & bevinden zich dan tog nog maar altijd in eenen bedroefden toestand. Ik wil dat nu op hem niet toepassen, maar zoo is het tog maar in het algemeen.
Wegens Jan Bosscha schijnt er menschelijkerwijze geen uitzigt dat hij de Conrectors plaats zoude bekomen hoewel ik geloof dat hij er meer toe geschikt zoude zijn als Capellen.
Zaturdag 11 Nov[embe]r 1826.
De lucht was nu gereinigd aan het Bureau tusschen Cénie & mij. Ik bragt er dezen dag vrij genoeglijk & werkzaam door. Er was veel belangrijks dat echter niet op eene belangrijke wijze behandeld wierd, zoo dat hetgeen zulks het minst verdiende, ons het langst ophield.
Brief v S d C meldt mij dat de herkozene Oud Diaken[en] geweigerd hebben deze bediening op zich te nemen zoo men zegt uit hoofde van ter Borg. De goede man moet zelve op de Kerkenkamer gezegd hebben Ik hoor dat de herkozene Diaken[en] geweigerd hebben, en dit om mij dit is mij zeer leed. Dit heeft mij getroffen. Nooit is er vroeger kwestie geweest dat een Diaken om een Dominé niet zoude aannemen & dit nu juist voor den man die het Evangelie in zijne volle kracht predikt. God zij met hem. Ik ben opgewekt geworden om hem te schrijven en hoop dit morgen ten uitvoer te brengen.
Ook weder een hartelijke Kristelijke brief v Dwars den beproefde Lijder den trooster aan de sterfbedden. God is ook met dien man. Het deed mij veel genoegen eenige woorden van hem te ontvangen. Zijn brief is blijkbaar tegen het Aan Nederland van dC gerigt of niet tegen maar veeleer ter wijziging der daarin vervatte denkbeelden. En tog is het alles één Geest. Ook hem hoop ik te schrijven & te handhaven dat dC. hoezeer zijne uitdrukkingen wat sterk mogen zijn, het goed meent.
Storm v 's Gravesande was zoo even hier. Hij komt mij nog al dikwijls bezoeken. Hij is thans een van de intiemste vrienden van Messchert. Wij spraken nog veel over dezen. Hij staat thuis natuurlijk in strijd met zijne betrekkingen & een diergelijke toestand is moeilijk. In de Arnhemsche Courant heeft eene persiflage van het stukje van dC
gestaan, onder anderen dat hij zeide dat niemand iets geven moest, maar dat men alleen op aschoopen moest gaan zitten. Drie Geestelijken in dat gezelschap tegenwoordig beoordeelden het stukje na dat uittreksel & schenen nog hetzelve nog het boek over de handelingen gelezen te hebben. Men wil niet lezen ik weet dit bij mij zelven, want ieder vreest toch er eenige waarheid in te vinden; veel gemakkelijker is het dus te zeggen dat men diergelijke prullen niet leest.
Fabius heeft te Rotterdam zijne verhandeling over de kracht van den wil voorgelezen.
Zondag. 12 Nov. 1826.
Deze Zondag was in vele opzigten gezegend. Wij begonnen met eene hartelijke lezing in den Bijbel. Toen schreef ik met lust & opgewektheid aan ter Borg & aan Dwars & ook aan Meynts om zoo mogelijk nog de zaak met de Rederij Societeit een beteren plooi te geven. Gerrit zou voor de eerste keer na de kerk gaan & wij gingen derhalve na de Militairen bij Molenaar. Het was een dienst zoo danig als ik er gaarne twee zoude willen horen, want deze heeft zoo veel meer het denkbeeld van een dienst aan God, als dat men alles schijnt aan te leggen op eene preek, vooral en ten eersten, wanneer men niets volkomen Christelijk hoort preken. Bij Molenaar was dit het geval nu niet, want het was eene Christelijke preek over het Gebed waarin Daniel & zijn gedrag ten tijde het edict van Darius ten voorbeeld gesteld wierd. Daniel is indedaad
een heerlijk voorbeeld van den Godsdienstigen staatsman getrouw aan God boven alles & die zonder zijn vertrouwen te verliezen van het paleis van den Koning in den kuil der leeuwen overgaat.
Het was een heldere Najaarshemel. In het Bosch was de schakeering van het Groen nog uitmuntend.
In de Soc[ietei]t zag ik mijnen ouden Vriend Just Biben en V Huellen die mij bewees, en ik geloof dat hij gelijk had, dat weges de [onl.] lading v Curaçoa het nu reeds te berekenen was dat dezelve een alleraanzienlijkst verlies zoude overlaten,en dat die goederen als bonten &C die op de kust zelve volstrekt geene liefhebbers vinden dit nog veel minder zullen vinden in het depot te Curaçoa dewijl de Columbianen dezelve althans aldaar niet zullen halen.
'S middags las ik met het grootste genoegen in de Missions Magazijn over de Zendelingen onder de volken van den Caucasus. Ik las dit met de hoogste belangstelling. Het was voor mij nog een onbekende grond & nog dubbel gewigtig, uit hoofde van de rol die deze Contreyen eens in Ritters Voorhalle der Erdkunde gespeeld hebben. De brieven eens bekeerden Perziaan vond ik treffend. De Geest van het Mahomedanismus leert men daaruit uitmuntend kennen & men ziet dan dat niet zoo als in het Coll. v dC. voorgesteld wierd Mahomet een helper met opzigt tot de heidenen is. Integendeel schijnt daar bij de heidenen nog meer geestelijk leven dan bij deze Mahomed te zijn. Nu zijn aldaar tog ook nog vele zaden v Christendom vroeger gespreid geweest. Ik voelde
mij opgewekt, om Gericke nog eens te schrijven daar ik nu meer de waardij v het Zendel-werk aanzag en mij daarover gaarne met hem nog eens onderhouden wilde.
Gerrit wilde dan ook eens preeken en deed een gebed, dat zoo uitmuntend en christelijk was dat ik er diep door getroffen wierd & zag hoe nabij de Christen[?] in de geestelijke wereld was. O liefderijke Vader in Christus bewaar den lieven jongen bij dat Geloof. Dit is dan tog de zegen die den huislijken Godsdienst volgt, want zoo hij ook mogt vallen, eens door Gods genade weder ondersteund, zal hij ook op nieuw deze indrukken gevoelen.
Na zoo veel geestelijk genot en reden van dankbaarheid moest er weder demoediging komen. Wij gingen bij Bosscha & ik had hoop zoo met den brief v Dwars als andersints, op belangrijke onderwerpen te komen. Geheel anders viel het uit. Ik vond er Mansfeld iemand die ik gaarne lijden mag, doch met wien wij weinig punten van aanraking hebben, & nu was alle intieme discours afgesneden. Wij lazen nog in Van Haren; ik vond dat Siegenbeek mij regt goed bedacht had in de voorrede van zijn werk. Ongelukkig kwam er te pas, dat er gezegd wierd, dat iemand gezegd had niet te begrijpen wat een ziel kon zijn & daar viel mij nu op eens weder de boze gedachte in, hoe dan tog misschien alles wat wij ons van deze geestelijke wereld verbeelden misschien maar illusie was &C. Hierdoor wierd ik neerslagtig & had weinig genoegen in de Conversatie & zoo ging ik eindelijk t'huiswaarts, bad om troost & kracht & sliep in.
Nov 13 (Maandag.)
Versterkt begon ik de Dag, bijna geheel tot half tien 's avonds aan de Mij gewijd. De vergadering was zeer langdradig maar bragt tog eenige Resultaten voort & er was in mijn vak nog al veel te doen.
Gerrit ging het eerst na het school. Het beviel hem vrij goed. Moeilijk zal het zijn te zorgen dat hij niet al te vrij wordt.
Messchert schreef mij. Hij scheen physiek neergeslagen, doch na den geest in eene regt goede gezegende stemming. Het moet zich nu beslissen of hij Diaken zal blijven. Paley's werk was hem, door het gebrek van Christelijken geest dat er in heerscht zeer afgevallen.
Met de zaak der Directeurs keuze schijnt het slecht te staan. Men had te Amst zoo het scheen weinig hoop het drietal vol te krijgen. De Brabanders komen zoo het schijnt alle op. Menschelijker wijze is er dus weinig uitzicht, doch zoo God wil zal le Chevalier het tog worden. Men verspreidt dat het Gouv[ernemen]t verlangt dat er drie Brabanders in de Directie zullen komen. Ik geloof het niet & ben van gedachte dat juist diegenen die het verlangen dit uitstrooien.
Bosscha kwam raad vragen. Siegenbeek en De Vries raden hem zeer aan den Raad v Amst wegens het Conrectorschap te gaan solliteeren. In de gegeven omstandigheden raad ik hem aan, om bij zijn eens genomen voornemen te blijven dat op goede gronden steunde & niet te solliciteeren in persoon.
Baker Piek & Lot vermeerderden heden ons huisgezin de komst der eerste deed mij nu regt veel genoegen.
Nov. 14. Dingsdag
Een vrolijk en dankbaar opstaan. Regt genoegelijk ontbijt. Buiten ontzettende storm & regen.
Corr. Oudermeulen zendt zijn protest. Heemskerk schrijf[t] een misterieuse brief die ik maar half begreep, en terstond vernietigde. Het bleek mij egter daaruit dat er nog hoop bestaat, dat het zich schikken zoude. Meynts schrijft openhartig over de zaak der Rederij Societeit. De toon van Agenten & van Corver schijnt de oorzaak van het kwaad te zijn. Hinc illae lacrymae. Gelukkig dat de zaak maar afgedaan is.
V Kampen zond mij het 4e deel zijner Kruistogten. Ik schreef hem hartelijk wederom.
J B R [J.B. Retemeyer] schr niet vrolijk. Onze goede Gied heeft vrij erg koorts. Het zenuwgestel v Henry schijnt door den dood van zijne geliefden broeder zeer geaffecteerd te zijn. God zij met hen.
De zaak der Phebe is voor den goeden Oom Jan geheel mislukt. De Administratie der in & uitg. regten heeft zich incompetent verklaard.
Deze avond kwam op eens Staats Vriesendorp, die uit hoofde van zijne hardhorenheid aan de Pres. geschreven had te zullen bedanken (als commissaris v Dordrecht). Na veel aanzoek & aanmoediging ontvangen te hebben, had hij dezen morgen om 9 uur nog besloten om hier te komen. Ik ging met hem na den Presid. die over deze zaak zeer bezwaard was & verklaarde dat hij Vr niet durfde aannemen, dat zoo hij geinstalleerd
was, hij gene zwarigheid deswegens zoude maken, doch dat daar hij dit niet was, hij er over moest spreken. Deze zwarigheid komt mij zonder kracht voor daar wij zelve Vriesendorp als Commissaris beschouwd hebben, en hij ook in die qualiteit ontslag aan Z M verzocht heeft. Van de installatie wordt nergens in de Art. van overeenkomst gesproken, en ik zie derhalve daarin gene moeilijkheid daaruit ontstaande. Vriesendorp zal zich wel eenigzints schijnen te retracteeren, doch zoodra hij wil opkomen heeft Dordrecht tog regt op deszelfs stem. Ik heb egter altijd nog vrees dat de Brab. het zoo overlegen zullen hebben dat het Besluit weges het ontslag, indien het ten minste door Z M getekend is, nog morgen in de Vergadering komt. Dat de Pres[iden]t in dit geval niet overhaast heeft gehandeld door aan Vries. iets toetezeggen dat hij niet wist of hij hetzelve zoude kunnen volhouden, vinde ik zeer goed, doch het doet mij leed dat de Pres niet schijnt intezien het nadeel dat er uit eene Brabandsche meerderheid in onze vergadering zoude voortvloeyen. Olislager sprak ik heden, hij kwam gisteren met de Stoomboot uit Braband terug. Hij wist niet welke heeren of er komen zouden. Ondertusschen bleek het kort daarop dat de Caters hoewel de koorts gehad hebbende, zich egter met zijn rijtuig hier zoude laten brengen ten einde de keuze bij te wonen. Het schijnt derhave dat de Heeren er nog al belang in hebben gesteld.
Nov. 15 Woensdag
Ik vond 's ogtends de Prest. in geen vrolijk humeur over de zaak v. Vriesendorp, die hem in 't geheel niet beviel. Pieters kwam kort daarop naar beneden, en had de aandele van Vriesendorp reeds gereed gemaakt. Je le savais d'avance, je l'ai dit hier à Mr d'Olislager. Dit ging dus best hoewel mij deze zachtheid verwonderde. Nu kwam er een brief van Vriesendorp waarin deze hetgeen hij vroeger gezegd had introk, en zeide dat hij het tog pligt geoordeeld had de Verg. bij te wonen. Deze brief wierd voorgelezen. Geen woord aanmerking viel er op. Vriesend. komt om half twaalf uur de Pres zegt hem dat er gene zwarigheid tegen zijne komst bestaat. Naauwlijks is hij egter een minuut vertrokken, of eensklaps komt er een brief van den Inspect Gener. der Nijverheid waarin dat deze verklaart dat het hem toeschijnt dat indien iemand die zoo als hij dit eerst over Vriesend had medegedeeld om ontslag aan Z M had gevraagd en tog als Commissaris zitting wilde nemen, dit naar zijn inzien niet voegzaam toegelaten kan worden. Nu verandert het toneel weder na dezen Coup de théâtre. Ieder schijnt even verwonderd. De Pres zal Vrieswendorp doen komen. Hij houdt hem den brief voor, doch deze nu eens opgewonden blijft op zijn stuk staan & vraagt de decisie van den Raad. Eindelijk onder de deliberatie beginnen eenige Amsterdammers te bemerken dat indien men Vries. toeliet, men zich daarop naderhand zoude kunnen beroepen pour plaider nullité, beginnen nu in eenen anders te adviseeren. Een paar Brabanders die dit ook bemerken beginnen insgelijks
om te keeren, & dit veroorzaakt de zonderlingste stemming daar eenige die voor gesproken hebben, tegen stemmen & vice versa. Men had Vries. maar geinsinueerd om nu te maken dat hij uit den weg kwam, doch hij hield vol. Eindelijk wierd hem het vonnis aangezegd & hij vroeg wie nu zijn reiskosten betalen zoude. Na ander half uur kwam de Nominatie uit. Six van Oterleek, le Chevalier en Reynvaan. Zondeling klonk het daar deze eerste juist vice president van het Amortisatie Syndicaat geworden was. Het schijnt dat eenige zwakke broeders geen drie Amsterdammers weder hebben willen stemmen, en alleen door Six het mediu[m] gevonden werd. Zal deze nu accepteeren. Dit is zeer onwaarschijnlijk? Zal de Koning eene nieuwe Nominatie vorderen en Commissarissen op nieuw laten overkomen. Dit is al zeer zonderling. Hoe gaarne ik Chevalier zoude willen hebben zoo komt mij de zaak nog zeer duister voor. De Brab. zouden er nu, daar de zaak met Olisl. [D'Olislager] afspringt Six [onl] pis aller wel willen hebben, want deze wierd dan Pres & Sch zou op zijn neus kijken. Wij aten des middags bij Cénie met Olisl. Piet. [Pieters] V d H [Van der Houven] le Cocq[,] Biolley & de Luit de Quartel onze zendeling in Columbia Guatamala & Mexico. De Brab. waren in het algemeen uit het veld geslagen. Olisl scheen vooral moeite te hebben om zich goed te houden. Le Cocq was zeer sarcastisch tegen Schim de Quartel vertelde niet zeer veel nieuws. Ook absorbeerde het gebeurde van de dag alle opmerkzaamheid. C gaf een goed diner, doch van zijn Lafitte en Chateau[?] Maig[?] was de naam wel het beste. Op het Dessert liep het nog al weder in discussien over het fabrijk wezen, waarbij le Cocq met ene Stentoriaansche stem voor den dag kwam, & Cénie alle zijne wijsheid uitkraamde.
Donderdag 16
Goddank alles gezond bij mij Caroline verwacht dagelijks hare verlossing.
Geen nieuws. Pieters fulmineert zeer over le role odieux die men aan Vriesendorp heeft doen spelen; hij zou onmogelijk achting voor hem kunnen hebben. Hij heeft ondertusschen voor zijne toelating gestemd!! Alles verbittert zich meer & meer. Het wordt nu weder een slagveld tusschen de twee zuidelijke & Noordelijke kampen dat bij de bijeenkomst v Commissarissen voor deze vergaderingen, het geval niet meer was.
Sommige Brabanders vragen of zij weder moeten komen.
Hoe de brief van den Minister gisteren als een Deus ex Machina verschenen is, is moeilijk te verklaren. Dat de Adm. dit op zijn eigen houtje gedaan heeft, is moeilijk te geloven & zal hij vermoedelijk wel een wenk van l'Ami de l'Ami gehad hebben.
Bosscha is na Amst. geweest, na vele weifeling of hij al of niet gaan zoude. Bij de Vries & V Lennep is hij hupsch ontvangen. Hij was bij de curatoren geweest & twee er van hebben hem verzekerd dat indien zij buiten Capellen iemand van buiten de stad voordroegen hij natuurlijk het eerst in aanmerking zoude komen. En ondertusschen wist hij reeds dat hij niet op de Nominatie stond. Dit is Hollandsche trouw.
Met droefheid zag ik dat Gerrit Bosch de zoon van Piet Bosch te Zeyst overleden is. Deze famille lijdt veel. God trooste deze arme weduwe die ook haar eenig dochtertje onlangs verloor. God zij haar ten troost.
Vrijdag 17. Zaturdag 18 Nov.
Volheid van zegen mogt ik in dezen dag ondervinden. Hartelijk schreef ik aan Jan Retemeyer & besteedde den avond tot de lectuur van het pas uitgekomen werk van Doornik over Java. Dit is diegene die vroeger over de afstamming der menschen uit apen geschreven heeft. Ook thans moet zijne faam in Batavia geensints voordelig zijn. Zijn boek is een allerviolentste aanval op den Gouv Gen van der Capellen & op de H M & in deze laatste na mijn gevoelen grotendeels valsch, doch hierover misschien wel eens nader.
Caroline was den ganschen dag wel geweest doch gevoelde zich op het laatst wat pijnlijk. Toen ik na het Souper nog wat Grieksch & Latijn had gelezen kwam ik boven, & vernam dat de zaak ernstiger begon te worden en de lieve vrouw zich reeds ongemakkelijke[r?] bevond. Om twaalf uur wierd Willerberg gehaald. Na eene oppervlakkige beoordeling der zaak welke hij dacht nog wel wat te kunen duren sprak ik met hem nog eenige tijd beneden. Hij is leerling v Dubois en anderen in Parijs & schijnt zeer veel voorzichtigheid te hebben. Zijn grote stelsel is bijna alles zoo veel mogelijk aan de natuur over te laten, welke bijna altijd redt. Anders is er iets in het uiterlijke van deze man dat niet inneemt. Er is zoo veel onderscheid met het warme en door en door hartelijke van Mirandole [Mirandolle]. Bij een uur wierd Willerberg boven geroepen en door Gods omwaardeerbaren zegen was onze lieve Steven reeds voor twee uur geboren. Caroline had zeker thans liever een meisje gehad, dat dan Margotje zoude geheten
hebben, doch ook deze was regt welkom. God o hoe onuitspreeklijk is uwe Genade. Dit bid ik dat ik dezelve moge erkennen, dat ik deze genade mij in Christus aangeboden moge aannemen en dat ik in God alleen mijne hoop, mijn troost, mijn vertrouwen & heil moge stellen. O mogt ik er van doorgloeid zijn. Moge de zorg voor de allergewigstigste pligten die God mij meer & meer oplegt, mij geheel vervullen, en ik geen eigen Babylon hiernaast willen bouwen. Er valt mij genoeg te doen, zoo ik de leiding van God volg & ik behoef niet te zoeken of mij te bekommeren zoo er thans in de geleerde wereld niet van mij gesproken wordt. O God! moge ik deze kinderen ter uwer eere opleiden. Dit is een groot en allerheerlijkst doel. Onze lieve Caroline heeft zich dan weder uitmuntend gehouden en ik gevoelde hoeveel naauwer de banden waren die mij thans aan haar vereenigden. Ik had veel meer medegevoel, meer innigheid & toch dwaalt nog mijn geest zoo dikwijls op niets waardige voorwerpen & zoo weinig daarop waarop zij onwrikbaar het oog moest gericht houden. Baker Piek was weder trouw op haar post. Dit is tog maar eenen mensch zoo als men er weinige in dien stand vindt. God! hoe erken ik al uwen zegen.
Ik deelde mijne vreugde nog aan een gedeelte mijner broeders & zusters aan Papa Boissevain & aan daCosta mede & ging toen hartelijk dankbaar na bed.
Zoo is dan nu mijn lieve Stephanus op den zelfden dag als Neerlands Koningin geboren. Nu haar character voor zoo verre ik hetzelve ken durf ik hem wel toewenschen.
God Drie zonen & een in den Hemel, want mijn lieve beste Paul mag ik niet vergeten. Had ik ooit op zulk ene bestemming zulke roeping kunnen rekenen. God welke genade is mij onwaardige geschied!
Aan het Bureau bijzondere drukte, tijdingen uit
Batavia p. Zeemeeuw. Niet voor vijf uur was ik t'huis. Tante Annette. Deze schijft nu op eens aan Caroline van Londen, dat zij een paar dagen bij haar komt logeeren. Een bewijs dat men op distantie op den mensch niet rekenen kan.
Benoeming. Over de KandidatenLijst wordt in Amst veel gesproken. Men vindt dezelve bont. Hoe Six er op komt begrijpt men niet. Le Chevalier vindt men is nog te kort vijf jaren in Holland geweest. Reynvaan wordt door eenigen als zeer geschikt door anderen als zeer ongeschikt beschouwd.
Le Chevalier schr mij gisteren dat R zoo men zeide na Brussel was & het gaan derwaarts hem ook wierd aangeraden, doch hij er tegen op zag. Ik antwoordde hem dat aan het zich aan de Koning presenteeren & te zeggen, dat indien Z M hem verkoos te benoemen, daarin naar mijn inzien gene laagheid was.
Lot is thans bij ons Het is mij regt aangenaam eene aanspraak te hebben. zij is een lief regt vatbaar meisje, heeft veel toegenomen & het is mij buitengemeen aangenaam haar thans alleen hier te hebben. Wij hebben nog al met elkander gelezen & gesproken.
Zondag. Nov 19.
Ik stond op met het voornemen om te trachten meer dan ooit alles voor mijn huisgezin te zijn, zoo veel mooglijk de pligten die God mij oplegt te vervullen, en meer zorg dan ooit voor mijn huishouden te dragen. God sterke & heilige alle deze voornemens!
Voor Lot las ik in Lucas. Met opgewektheid sprak ik er over. Moge het ook mij nuttig zijn. Nu zag ik hoe vele zaken in het kort door mij gelezen, ik daarin te pas kon brengen & hoe dit het ware nut onze[r?] Lectuur is.
Gerrit was heden engelachtig lief. Gistere[n] had ik hem daar hij drensde nog al sterk aangesproken doch had het ongelijk gehad driftig op hem te worden, 'tgeen niet goed was. Met drift kan men weinig van hem verkrijgen, dan[?] in tegendeel zijne overtuiging al zeer ligt wordt opgewekt.
Daan begint ook meer meer te spelen doch zijn kleine koppigheid vertoont zich op zulk eene zonderlinge wijze dat men bijna niet boos op dit kind kan worden. Hij is vlug & regt levendig. Zijn grote lust tot nu toe is tot prenteboeken. Het is een alleraanvalligst kind. Hij is nu 1 2/3 Jaar, kan bijna lopen en begint aardig krom te spreken, een onderscheid met Gerrit, die bijna in 't geheel niet krom gesproken heeft. Daan schijnt ook veel memorie te hebben & onthoudt de laatste woorden van de versjes die hij leert regt goed.
Corr Hartelijk verheugde mij de brieven die ik v Amst ontving.
v Henry regt goed. Jammer dat deze thans zoo sukkelt.
v Gied weder hersteld. In dezen schijnt het nog te woelen. Hij spreekt eenigzints met opzet zoo het schijnt in zijn brief van de Bijbellezing. Dit is regt goed doch nu komt het er op aan om 'tgeen mij dikwijls ontbreekt Gods genade op den bijbel af te smeken.
v Steven is er blijde mede, doch daar[?] was de willigte[?] & zoo veel beslommeringen dat de goede Jongen er maar weinige oogenblikken aan heeft kunnen wijden.
v Pauly die hadden nu wel eens een meisje gewenscht & het zal hen nu misschien wel spijten dat zij ook dezen Jongen niet als zoodanig, namentlijk als Petekind besproken hebben.
Mijn verhandeling is op het Motto na af.
v Chevalier weder regt hartelijk. Hij beschouwt uit een waaragtig Godsdienstig oogpunt zijne benoeming. God zal met hem zijn. Mijn innerlijk geloof zegt mij dat le Chev. het worden moet. Voor het belang der zaak zoude ik het misschien wenschelijk achten dat Six het wierd, daar deze misschien met meer klem dan Sch. [Schimmelpenninck] tegen zijn vroeger[e] collega's Orde zoude kunnen invoeren. Er is hier misschien eenige beweegreden bij die zoo als ik geloof niet regt zuiver is.
v da Costa een allerhartelijkste & Kristelijke brief. Hoe heerlijk is tog die betrekking in Christus. Het geeft eene innigheid die men waarlijk in gene betrekking hoegenaamd vindt. Men moge zeggen wat men wil. Ook hij heeft zeker in alles niet gelijk, doch God is met dezen man.
Chavannes is volgens DC gelukkig bij de zijnen teruggekomen.
Volgens een der Commissarissen is Six die zich eerst over deze benoeming waaromtrent hij niet gepolsd was geworden, zeer verwonderd had ter neder gezet geworden. Waarom V H [Van Hall] er zoo op gesteld geweest is volsterkt Six te willen hebben begrijp ik niet. De derde Amsterdammer moet Lannoy geweest zijn. Op Van Alphen is vele moeite gedaan, doch hij heeft zich ferm gehouden & zoo hij het om 't finantieele niet behoeft te doen. Hij is dunkt mij ook geen man voor zulk eene onafgebroken & dikwijls op zoo vele zuiver commercieele punten betrekking hebbende werkzaamheid.
C & U [Carbasius en Uloth] beide hier. Ik zie geen middel deze menschen hunne wenschen te doen bereiken. De laatste heeft egter tog meer character. De eerste is zeer kinderagtig & er is eigentlijk met een paar honderd gulden meer of min geen einde aan zijne behoeftens te vinden
Hedenavond bij Wijs [Wijsz]] eene preek gehoord over de wanhoop van Saul toen God hem niet antwoordde en dit bij den staat van den van God afgevallen zondaar vergelijkende. Het was goed maar zoo niet dat woord Gods dat tot alle menschen spreekt. De prediking moet ons overtuigen dat wij alle tegen de wet gezondigd hebben, dat wij alle de genade Gods in Christus benodigd zijn. Bij prediking als deze denkt men O daaraan maken wij ons tog niet schuldig & dit verlamt derzelver kracht.
Maandag Nov. 20
Weder reden tot grote dankzegging. Met mijne vrouw en drie lieve kinderen ging het regt goed.
Felicitatie brieven weder ontvangen, daaronder van Messchert. Deze is nog eenigzints ter neder geslagen na het ligchaam & misschien hiermede wel eenigzints in verband staande naar den geest. Men heeft hem weder diaken willen maken & hij heeft aan Messchaart en den Diaken ronduit gezegd dat de preken van dezen hem niet stichten konden. M. had zich daarop genegen getoond met hem hierover te correspondeeren. Doch wat kan hiervan komen. Zonderling dat menschen zelfs door God zoo gezegend als Mess. zoo lang zij niet getrouwd zijn, niet gevoelen wat het huwlijk eigentlijk is. Welk een onderscheid tusschen dezen zegenwensch van M & vn dC. Bij Dirk Hogendorp, die dezen dag bij mij was heb ik dit ook nog opgemerkt.
Een regt hartelijke gezegende brief v ter Borg. Het doet mij innige vreugde dat zijne vrouw & zuster in zijne gevoeles geheel deelen. En egter is mij tog eene huivering over het hart gegaan bij het lezen van dezen brief. Gaat ter Borg te ver of ben ik of ben ik te blind. God geve mij waarheid. Jezus wees gij alles voor mij. Meer wil ik hier niet van schrijven. Ik wil den brief nader lezen.
'S middags aten wij hartelijk en eenvoudig bij de Jonge. Hij is wezentlijk een braaf mensch die de waarheid lief heeft. God zij met hem. Hij verhaalde mij veel weges zijn tegenwoordig onderzoek in de Gesch van het verval van onzen handel & magt in de 18e eeuw & veel licht vond in de papieren van de Marine, waarin zich alles bevond wat de Colleges van de Admiraliteiten betrof. Geforceerde stand onzer zeemacht in den tijd van Willem 3. 97 Oorlogsschepen in zee, uitputting daaruit ontstaan. Na de vrede van Utrecht bestond er bijna gene mogelijkheid gelden bij elkander te krijgen. Het kantoor der Unie anderhalf jaar gesloten. De Provintien weigeren de schulden aan de Admiraliteiten te betalen & rencontreeren deze met pretensien wegens aangebouwde vestingen. Van daar de beschroomdheid in alle handelingen der Republiek in de eerste helft der 18e eeuw. In het vak der schepen wierd er niets aangebouwd. En in 1745 bestonden er slechts 22 oorlogsschepen welke Amsterdam op eigen kosten gebouwd had. De Jonge's werk over het verval zal belangrijk zijn. Hij moest nu een rapport inleveren over de vicariaten. Ik zag bij hem een werk van Depping over de Invasions des Normands. De oorzaken daarvan schijnen goed opgegeven. Toen Piet Hein met den zilvervloot in Engeland kwam zocht men aldaar allerlei redenen om dezelve optehouden. De Jonge sprak van eene geschiedenis der O I Comp in 2 delen die belangrijk moet zijn.
Dingsdag Nov. 21
Hartelijke brieven vooral een van Papa B [Boissevain] die mij zeer veel genoegen deed. De goede le Chev. gaat na Brussel. Kort daarop wist ik meer dan hij, daar. De Pres na mysterieus over eenig nieuws gesproken te hebben ons collegialiter meldde dat Z M reeds den 18en
den Baron Six benoemd had. Zonderling was het Effect van dit berigt. De Prest sprak een paar woorden ten voordele van Six. Ps [Pieters] scheen geflatteerd dat er een Minister v Staat aan het hoofd kwam. Cénie zeide niet veel. Sch. wordt nu als Six acc[epteer]t geen President. Misschien is het goed voor hem. Hij zette veel op het spel. Jalouzij & tegenwerking zouden hem misschien veel verdriet veroorzaakt hebben en hier waren tog alle krachten nodig om het gelukken nog mooglijk te maken. Van den anderen kant Schim had een systema over de werking na buiten & na binnen van de Mij. Chevalier ware dit zeker bijgevallen. Doch zoo Six nu komt, dan heeft hij misschien eerst weder de ondervinding nodig, eer hij de noodzakelijkheid vooral der hervorming van binnen kan inzien. Hoe het zij God schikke het zoo als zulks het best is. Ik bid hem vurig om met den toekomstigen Pres in eene aangename betrekking te mogen staan. Vele moeilijkheden zullen er zeker weder wezen. Mirandolle zegt zeer veel goed van Six & zijne famille.
Bij Rappard genoeglijk gegeten. Dezen bevalt mij meer & meer. In zijn Album zag ik twee regt godsdienstigen memento's van zijnen vader & zijne moeder aan hem; dit deed mij veel genoegen. De toon in dit huisgezin bevalt mij zeer goed. Hij liet mij nog veel aardigheden Albums &C zien onder andere een stuk uit de 15e eeuw van de Cellenbroe[der]s te Utrecht 'tgeen om dus te spreken een Waarborgmaatschap tegen het vagevuur was. Op het miniatuur zag men enen bisschop in het vagevuur geworpen. In een Album zag ik een devies van Gomarus dum spiro spero.
Er was een Luit van der Hoop, gewezen Zeeofficier v 1803 - 1809 in de Oost, door de Engelsch[en] genomen en
die zich eenige Jaren op hunne pontons bevonden had. Het moet daar verschrikkelijk geweest zijn. Mijn God wat kan de mensch lijden. Zijn verhaal van de aankomst v Daandels op Java, die geheel onverwacht was, was merkwaardig.
'S avonds zochten wij Tante Retemeyer op die in stad was gekomen. Ik had haar ook nog al beschuldigd dat zij haar man niet opzocht. Toen ik nu alles hoorde wilde ik de zaak niet beslissen, maar zag tog weder dat ik voorbarig oordeelde. Audi & alteram partem is het ook hier & Jan heeft haar wat hard geschreven. Men moet indedaad de mensch[en] die uit de Colonie terugkomen met eenigzints meer égards behandelen. Deze menschen zijn te veel aan reg...[?] gewoon om zoo zonder eenige formes geregeerd te worden. Dit zie ik tog maar hoe ons hart steeds ten eerste ongunstig oordeelt.
Wij hadden dezen middag Yerba thee v Paraguay gezet, die door geheel America gebruikt wordt, doch die mij al zeer slecht beviel.
Goede God ik sta aan het einde van dezen dag waarop ik weder ruimer zegen van U heb ontvangen, o goedertieren Vader geef mij tog het innig geloof in uwen zoon op dat ik door hem eens het eeuwige leven verkrijge. O die kracht zij komt niet uit ons zelve, wij moeten dezelve van U afsmeken. Kome gij dan ons ongeloof onze zwakheid te gemoet.
Woensdag Nov. 22
Alles stil. De Vergadering allervervelendst. Het bereikte Resultaat had in het derde van deze tijd kunnen gevonden worden. Daar de Pres eigentlijk geene punten in de
vergadering in omvraag brengt, & alles eene blote conversatie wordt, maakt dit alle deliberatien waarbij men het niet terstond eens is, ten uitersten langdurig & vervelend. Honderdmalen hoort men indedaad onnodiger wijze hetzelfde.
Wegens Six heden natuurlijk nog niet naders. Ik ben zeer verlangend dezen man te leeren kennen. Naar al hetgeen ik thans van V d H [Van der Houven] verneem, moet het om dus te spreken een toeval geweest zijn dat hij zich op de Nominatie bevond. V Halteren dien Sch [Schimmelpenninck] & ik gisteren dachten, dat van wegen het Gouv gepolsd of geinfluenceerd was geworden schijnt alleen maar geen drie Amsterdammers op de Nominatie te willen gehad hebben, ten ware Voute [Voûte] er op wilde staan, dien hij dit nog zelve geproponeerd had. Hij had verschillende anderen & daaronder Baud opgegeven, en eindelijk zoo de namen nagaande die eenigzints op de spraak waren geweest kwam men op den Heer Six & daarmede daar men de deliberatie moede was, namen dan ook de Amsterdammers genoegen. Hoe is dit weder eene bevestiging van al het geen ik reeds zoo dikwijls ondervond dat er zoo veel minder gebeurtenissen van de wereld als men denkt het gevolg van menschelijk overleg zijn.
Ik had een brief v Zwaardemaker. Ik heb hem lief maar ben ik tog bang voor zijne brieven, vooral wanneer hij in de redeneeringen valt. Dit spruit geloof ik daaruit voort, dat ik hem moeilijk voor overreding vatbaar houde daar hij vermeent dat hij het regtzinnig geloof gekend heeft en doorgegaan is, daar hij naar mijne mening alleen koude vormen gekend heeft, zonder ziel & zonder de Geest Gods.
Van Bowring had ik heden een brief. Hij had hier willen komen doch de beschuldiging wegens zijne deelneming in de Grieksche zaken, welke hij verklaart laster te zijn, heeft hem terug gehouden. Zijn uitval tegen de free press is nog al sterk. Kan de Christen zich in het midden van zulk eene partijwoede begeven.
Donderdag 23 Nov. 1826.
Veel reden tot dankbaarheid[.] Gezondheid van de mijnen. Genoeglijke middag bij V d H. [Van der Houven] Zoo als het van zelve spreekt viel ons onderhoud het meest over de H Mij. V d H ziet de details zeer goed in, doch Sch. [Schimmelpenninck] heeft nog een beter inzigt in het geheel.
Benoeming v. Six. Hoe meer ik alles naga hoe minder ik nog de ware reden der benoeming kan doorgronden of begrijpen kan of de Koning al of niet zijne plaatsing op het drietal gewild heeft. Het schijnt nu, als of men wel heeft willen influenceeren. Volgens het door mij vernomene zouden Burgerhout & Van Halteren bij den Gouv. (Van der Duyn geroepen geweest zijn & deze hen te kennen hebben gegeven dat Z M niet te vreden geweest was dat op de vorige lijst alleen Amsterdam[mer]s gestaan hadden, daar Z M in zijne keuze niet beperkt wilde wezen. Burg. heeft daarop gezegd dat hij naar het belang der zaak het vorderde zoude stemmen, doch V H schijnt hierin reden gevonden te hebben, om te vorderen dat er geen drie Amsterdammers op zouden staan, hoewel hij desniettemin Voute [Voûte] gezegd had dat indien deze zich wilde laten benoemen hij dan met drie Amst te vreden was.
De berigten p Corr. over Six zijne alle gunstig. Steven alleen had gehoord dat hij grootsch was, doch kon dit met het van anderen kant vernomene niet overeenbrengen.
Da Costa J B R [J.B. Retemeyer] schr als of da Costa's laatste oproeping grote verbittering te weeg gebragt zoude hebben, en als of er eene vervolging jegens hem op weg ware. God zij hem nabij. Hog.[Van Hogendorp] verhaalde mij dat zijn boek over de handelingen sterk gelezen wierd.
Wiselius gaat nu weder tegen den schouwburg 's Gravenweert &C te velde trekken, een zonderling man die niet rusten kan.
D. Stuart overleden. God zij met hem. Hij vergeeft ook de dwaling des verstands & zeker zijn hart had Christus lief. Het was een man die liefde inboezemde. Hij heeft veel gewerkt. Gods genade schenke hem in Christus eene blijde opstanding ten leven.
Vrijdag. 24 Nov.
Ik haalde mijn goede Gerrit zoo even op ene ronzebons partij af. Zonderling is het toch hoe wij in ons hart steeds een vijand van geestelijke waarheid hebben, hoe er steeds een binnen ons is, die een vijand is van Evangelische waarheden. Wanneer men de fatsoenlijke wereld beschouwt zoo ondervindt men steeds dat dezelve vijandig over God is. Immers zij is gegrond op eene uiterlijke vertoning als of er geen zonde en verdorvenheid in de wareld was. En ondertusschen hoe toont alles zoodra wij door dezen korst heen drongen ons zonde & verdorvenheid. De toverlantaren wierd vertoond, en ik was innerlijk bang dat de historie van Adam & Eva vertoond zoude worden. Waarom was dit. Schaamde ik mij aan deze historie te geloven. Ik vermeen bijna van Ja. En ondertusschen heeft de H. Geest gezegd dat gelijk de zonde door Adam in de wereld gekomen is, de verlossing door Christus is gekomen. Wie dus niet aan de zonde van Adam deel erkent, hoe kan hij deel hebben aan de verlossing door Christus. God hoe vreemd is dit alles aan de wereld. Bekeer mij tot uwen weg. Het is rustig het is goed zoo te huis komende nog een uurtje aan denken & lezen te wijden. Anders verwilderde ik weder.
Weder een geheel nieuw inzicht in het Directeur schap. Van verscheidene kanten vernam ik dat de Heer Six bedankt. Hoe hij nu bedanken kon, ten zij de Koning hem had doen verstaan dat zijne keuze vrij was, 'tgeen ik tog niet begrijpen kan, zie ik niet in. Alles is nu weder in vago & ik zie er tegen op hoe het lopen moet. Sch [Schimmelpenninck] was nu eens aan de gedachte gewend Six als Pres te zien & komt nu weder aan het denken of hij Pres. zal zijn of niet. De Braband[er]s voelen tog ook dat eene nieuwe Nominatie veel zwarigheid zal hebben. Alles neemt nu eene zonderlinge houding. C [Cénie] & P [Pieters] laten zich weinig uit over het geval.
Corr le Chevalier schr. mij uit Brussel bijzonder wel door Z M ontvangen te zijn. De schaal van dezen zoude dus weder schijnen te dalen. Van den anderen kant egter meldt hij dat men hem in Brussel gezegd had, dat de Koning er op gesteld was, dat Ol. [D'Olislager] het wierd. In het kort alles blijft nog raadsel.
Van Kampen schr mij & meldt onder andere dat men te Leyden Bilderdijk veracht. Ik hoop onder Gods zegen hem hierop bij gelegenheid te antwoorden.
Het spijt mij tog dat Six bedankt heeft. De kleine duivel van hoogmoed heeft daarin een groot deel. Ten eerste vond ik dat ik nog al kans van invloed zoude hebben wanneer er een nieuw Pres[iden]t kwam, die niets van de zaken nog wist & wien ik alles wat er gebeurd was, vertellen moest. Voorts was ik wel eenigzints geflatteerd met iemand te zullen werken die hier zoo in den eersten fatsoenlijken stand in 's Hage leefde, die Cénie pal zoude kunnen zetten & die vastheid en magt genoeg zoude hebben om alles op een meer regelmatigen voet interigten, waardoor vele botsing[en] vermeden zouden worden. God zal het schikken zoo als zulks het beste voor ons is.
25 November
In de Mij was de dag door de inlevering van het Project wegens het te volgen stelsel van operatien nog al merkwaardig. Ik schreef daarover in mijne Nota's over de Mij. Wegens Six was alle nog weder in het onzekere. Wel is waar scheen het zich te bevestigen dat hij bedankt had, doch nu zoude hij dan alleen als Directeur bedankt hebben, en indien Z M hem daarop de toezegging gaf van President te worden, kan de zaak nog
veranderen. Enfin ik laat het geheel over & dit kan ook niet wel anders, want er is geene rekening op te maken. Ik heb gistere[n] bij Zijn E, die niet in stad was, een kaartje gebragt.
Corr J B R [Jan B Retemeyer] sch. weder zeer geheimzinnig, zoo dat ik er in de daad niets van begrijp & rustig zijn verdere mededeling afwacht. Tusschen Wis. [Wiselius] & Jan schijnt nu ook op den Donderd[a]g een uitval wegens dC. plaats gehad hebben. Een zonderling man is toch deze W. die wel het talent heeft om vijanden te vinden of er zich te maken.
SdC [Steven de Clercq] sch over de zaak v PB &C, ik wenschte dat dezelve eindelijk eens tot stand kon komen, dan was dit ook weder afgelopen.
Bij Bosscha 's middags genoeglijk gegeten. Niet ongodsdienstig gesproken maar toch niet in de hypothese v 't Christ. Dit doe ik alleen bij V d H [Van der Houven] & dit geeft zoo eene bijzondere rust. Mansfeldt was er ook in wiens famille een zware slag plaats heeft gehad door het zoo spoedig, na eene ziekte van weinige dagen gevolgd overlijden, van de verloofde van zijnen broeder. Deze man moet ook geloof ik vele beproevingen doorstaan.
Wij lazen in de Pradts nieuwste werk over Griekenland waarin de Aartsbisschop zoekt te bewijzen dat het toch geen Kristelijke zaak is, & het geloven hiervan voor de zaak der Grieken zelve nadelig zoude zijn. De stijl bevalt & sleept weg door de antithesis die niet op den hoeksteen des Christendoms is gebouwd. Men zal het eeten lekkerder kunnen bereiden fijner zijde & katoen[en] kleedjes dragen, & in het geestelijke des te wanhopiger kunnen worden want de vordering der wetenschap zonder de trooster Christus voert tot wanhoop want de mensch die hemel & aarde kan meten die de diepte der bergen onderzocht stoomboten & stoomketels laat werken vraagt vergeefs naar zijn doel & zijn toekomst zoo hij het Christ niet gelooft. O God hoe heerlijk is het te geloven! O geef mij dit toch door uwe Genade.
Zondag 26 Nov. 1826
Segt tot hen (soo waarachtig als) ik leve, spreekt de Heere Heere. Soo ik lust hebbe in den doot des godtloosen. Maar daarin (heb ik lust) dat de Godtloose sich bekeere van sijnen weg & leeve. Bekeert u, bekeert u van uwe boose weegen; want waerom soudet gij sterven O huys Israels. (Ezechiel 33 v. 11)
Over deze text hoorde ik eene hartelijke preek v Molenaar plat & ruw nu en dan, doch zoo dat ieder er voor zijn hart vrucht van kon hebben. Hij heeft wanneer men hem veel hoort iets dat waaragtig tot het hart spreekt. Uit de raet Gods verkondigde hij ons het besluit tot onze behoudenis. O mijn God & verlosser mogt ik tog de waarde uw[er] zaligmakende Genade gevoelen. Mogt ik u in Jezus Christus als mijn Verlosser kennen God welk ene heerlijkheid is dit. Maar hoe strijdt wereld trots, alles hier tegen. O het kinderlijk geloof, dat is alles.
Met 's Gravesande [Storm van 's Gravesande] was ik nog al veel heden & hoorde ook met hem Molenaars preek. Ik geloof dat hij innerlijk veel gevoeliger is, als hij uiterlijk schijnt. Zoo regt los zijn wij nog niet gekomen, doch gistere[n] was er meer toenadering.
'S ochend[s] met veel genoegen vorige annotatien gelezen. Weder bij Caroline gezeten & met haar gesproken en haar voorgelezen. Ik worde dan in dezen boven bidden & wenschen gezegend. O God schep mij een dankbaar hart.
Bij V d H [Van der Houven] zijn Verjaarfeest bijgewoond met de gehele famille. Het was genoeglijk. Ik zat naast Mev. van Gennep, die een goed verstand heeft. Haar man is een zonderling mensch die zoo zijnen eigene weg gaat. Over dC & C spraken wij nog veel. Ik imp. over Aladyn of de Toverlamp toegepast op de Verjaardag. Het was wel goed maar niet in deze hoogste kring, daar de stemming op dat oogenblik niet daarvoor was. Ik geloof dat ik nog eens in Proza zal improviseeren.
Maandag. 27. Nov. 1826
Ende God gaf Daniel genade in de oogen en barmhartigheyt voor het aangesicht van den Overste der Kamerlingen ( Daniel 1 v 6)
Heerlijk is het hoe God ons nooit verlaat waar wij maar een vast vertrouwen hebben. Hij tog heeft mij thans genade in de oogen de Direct. gegeven ten minste van eenige hunner & kan dit doen waar en wanneer hij wil. Hoe gantsch anders was dit in het begin. Van hem alleen hangt het ook af of de nieuwe keuze mij ten zegen of ten ramp zal zijn. Laat ik maar maar voor mij zelven bekennen. Ik denk niet dat iemand ligt met mij te onvreden kan zijn. Ondertusschen het was dan tog zoo maar in het begin. Hoe bedriegen wij ons zelve in alles. God zie niet op mijne dwaasheid. Maar de anderen zoowel Schim [Schimmelpenninck] Cénie en Pieters als zelfs de bediendes Goudzw. [Goudzwaard] & Ond & Schenk &C schijnen tog alle bijzonder over zich zelven te vreden te zijn en nu zou ik dan juist anders moeten zijn. Ja zeker mij zelven ken ik, met mij zelven heb ik te doen. En kan ik mij ontkennen dat er niet een groot fonds van ligtgeraaktheid, oppervlakkigheid & zelfs luiheid bij mij ligt. Nu laat ik mij dat liever voor oogen stellen & God in alles om zijne kracht & hulp bidden.
Six Dit weet ik nu dat Six bedankt heeft als Directeur dit ook dat hij het besluit eerst ll Donderd[a]g dus 2 dagen na ons heeft gekregen. Na alles wat ik verneem, geloof ik echter ook, dat indien de Koning aandringt & hem het Presidentschap verzekert, hij het doen zal. Het komt nu alles op Z M aan. Is hij er op gesteld dat Six het wordt, dan zien wij hem weldra als Presid[en]t, doch heeft hij dit gedaan om weder een bedankje in handen te hebben en eenen andere maatregel kunnen nemen, dan weet ik indedaad niet welke deze zijn zal.
Dingsdag & Woensdag 28 & 29 Nov.
Twee stille dagen. Alles onzeker wegens den nieuwe Directeur. Droevige tijding wegens Henry Gild [Gildemeester] die aan een zwaren Colicq lijd. Moge God hem genadig beterschap verlenen. In gezondheid des ligchaams voelen wij ons regt gezegend. In die der ziel was ik heden wat neergedrukt doch het schrijven over de Zendeling genootschappen heeft mij weder opgewekt. Er zijn zoo vele kleinigheden als de vrouw in de kraam ligt. meer als anders moet men op zich zelve acht geven. Van Messchert een Kristelijke en regt openhartige brief. Deze blik in zijn hart leert mij in het mijne gaan.
Ik voelde heden weder haat & wraaklust in mijn binnenste. God hoe weinig vast zijn wij toch. En ik had geen gelijk. Bewaar ons door uwe Genade, want wie behoudt ons anders.
Een belangrijk gesprek had ik bij de Jonge over den door Stuarts dood opengevallen post van historieschrijver, over een plan van Dubecq &C, doch hierover wel eens nader.
[leeg]
December
Zaturdag 2 Dec.
Deze week is geheel anders verlopen dan de vorige en terwijl ik toen dagelijks uitging, zoo bragt ik nu alle avonden ten mijnent door. Het ene & andere uiterste is niet goed voor mij. Eenige aan & toespraak is mij nu en dan nodig & tevens moet ik mij weder niet te veel verstrooien.
God zegende uitermate mijn huisgezin door de gezondheid van alle mijne lievelingen. Aangenaam zal het mij ondertusschen zijn alles weder beneden om mij heen te zien. Ik bid & lees wel doch zonder eenheid & orde. De vrouw is tog de ziel van het huisgezin en als zij er niet is bemerkt men veel meer haren invloed.
Grote angst hadden wij in deze week bij de ernstige wending die de ziekte van den goeden Henry Gildemeester nam. Het was een zware besloten Koliek & gedurende eenige dagen scheen er maar geene ontspanning te komen. Hartelijk beklaagden wij de goede Mimi, tot eindelijk gister avond een brief van Daan ons 's avonds p diligence verrastte ons meldende dat er gelukkig ontlasting gekomen was en nu het gevaar geweken scheen. God zij er innig voor gedankt.
Ook bij Dietje nam de kwaal eene zeer ernstige wending, doch ook hier scheen zich beterschap te doen gevoelen. Het speet mij hartelijk, doch kon ik er zo veel deel niet in nemen dan bij Henry. Wat heb ik tog met deze & Mimi sedert 1815 niet ge[onl], ondervonden en genoten. God beware ons onberispelijk voor den dag zijner toekomst.
Mijne eigenliefde & accuratesse ontvingen eene gevoelige demoediging deze week door dat Donderdag middag bij een bezoek v J Bosscha deze mij al lagchende eraan herinnerde dat ik een burgerpligt verzuimd had. Ik
wist mij volstrekt niet te bezinnen waarin ik misdaan had, tot op eene nadere herinnering het mij in eens in de gedachte schoot, dat ik vergeten had mijne Stephanus aantegeven. Nu was ik op eens geheel met spijt vervuld & er is eene zonderlinge zamenloop van omstandigheden geweest, die mij belet heeft om dus te spreken om er aan herinnerd te worden. Overal & door zoo velen was erover gesproken, eer ik er om gedacht had & zonder dat mij iemand deswegens had gewaarschuwd. Er is in de Hagenaars tog iets bijzonder laauws. In Amst is men warmer in de Vijandschap maar ook warmer in de Vriendschap. Enfin Goede raad was hier wel duur als zijnde de boeken van den Burgerlijke Stand reeds gesloten. Ik zocht de Jonge op die mij meldde dat weliswaar de zaak zijn beslag zoude krijgen, doch dat er omslagtige formaliteiten nodig waren, bevorens het zoo ver te kunnen brengen. Enfin het zij mij eene les, om op flaters van anderen niet te streng te zijn. Het is eene demoediging voor eigenliefde & hoogmoed want uitgelagchen zal ik genoeg worden & valse afleidingen zullen er ook genoeg gemaakt wordt. De eerste avond was ik er regt kapot over.
Wegens het Directeurschap in de Mij is niets nieuws. Men spreekt in Amst van eene nieuwe benoeming zonder er iets van te weten. Wat Z M wil is tot op dit oogenblik nog zeer problematisch. Van dezen kant wordt dit, van genen kant dat gesustineerd, doch het schijnt tog maar dat de H Six deze morgen nog goed nog afkeuring van Z M op het door hem ingezonden bedanken had ontvangen.
Ik maakte deze week een Extrait raisonné wegens de zendeling Genootschappen & wegens Doornik. Ik repeteerde nog wat uit Homerus. Een avond was aan het Resumé van de H M en Dir gewijd, een ging er geheel verloren bij gelegenheid van de ongelukkige historie der vergeten aangifte. Ja vergeten moest ik niet, doch zou ik niet nu het eenmaal geschied is kunnen vertrouwen dat het goed is dat het vergeten wierd & zeker zijne reden gehad heeft. Juist op den Maandag toen ik waarschijnlijk zoude hebben aangegeven was ik een oogenblik van het bureau gegaan. Goudzwaard, die mij zeker anders zoude gewaarschuwd hebben in de volkomen overtuiging dat ik toen na het stadhuis geweest was.
Ik correspondeerde nog al over een & ander. Tot de beantwoording v den brief v ter Borg voelde ik mij nog niet opgewekt. Wegens dezen loopt het erg. St. [Steven de Clercq] schreef mij, dat voorleden Zondag er twee Diakens, P. Huidekoper & M Westendorp in de kerk geweest waren om te collecteeren, zijnde dit de twee eenige diakens die er op een ogtend waren, en zijnde de derde na de preek gekomen alleen om te collecteeren. Zoo lang ik lid der Menniste Kerk geweest ben, is zoo iets nog niet gebeurd. God vergeve dengene die dit deed, deze zonde.
Le Chev. [Le Chevalier] is weder in Amst. Hij schijnt ontmoedigd te zijn & de zaak om dus te zeggen te hebben opgegeven. Men schijnt te vrezen dat zoo het bedanken v Six aangenomen en er eene nieuwe Nominatie gemaakt wordt alles zal aangewend worden om d'Ol [D'Olislager] te doen benoemen. Ik geloof niet dat het gelukt want het zoude mij ten hoogste verwonderen indien V H [Van Halteren?] die door de Amsterdammers niet
staatkundig schijnt behandeld te zijn tog niet als het er op aankwam aan eenen Hollander de voorkeur boven een Brabander zoude geven. Nog geheel raadselachtig is het hoe de loop der zaken zal zijn.
Wiselius geeft een boek uit over het toneel waarin hij, de eeuw & de liberalen bijzonder havent.
Bedroefd worde ik door de bitterheid die in de Godsdienstige geschillen meer & meer begint te heerschen. De Recensies zijn invectives. Zoo las ik die nog op het stukje van James tegen l'Ultramontain waarin hij getoond heeft en naar mijn inzien met klem van redenen dat tegen de waarachtige leer des Christendoms steeds beide Phariseeers & Sadduceen, Roomsch[en] & Neologen vereenigd waren. Is dit nu eene wederlegging. Zoo iets laat zich niet goed praten. Dat egter van den andere kant deze andere dikwijls extrepide hunne oordelen & dit te algemeen vellen is niet minder waar. Zoo vond ik nog het oordeel van D Hogend. [Hogendorp] over de Zendelingen heden ontvangen. Doch genadige God laat mij eerst de bitterheid uit mijn eigene hart weg doen, en dan gevoel ik hoe ook de buitenwereld, ons niet meer hinderen zal. Hoeveel wrevel boosheid bitterheid huisvest er nog in mijn hart. Zo schaam ik mij nog dat ik heden ene hardheid zijde. Eene arme vrouw viel mij lastig. Dit hinderde mij en daarom vertelde ik aan mijn meid dat ik wist dat zij aan den drank was, waarmede deze niets nodig had. O God ik beschuldig andere[n] van bitterheid & heb mijzelven nog van zoo veel te beschuldigen. Jezus Christus, mijn God & Zaligmaker mogt ik u tog in alles navolgen, mij aan gene mensch vasthouden & niet bang van het geschreeuw aan welke zijde ook waar men u alleen denkt te verstaan. Schept gij den nieuwen den hemelsche mensch in mij, op dat hij u meer dan de wereld aankleve.
Dec 7. Donderdag
Weder een halve week vervlogen. Nu eens achter uitgezien. Wie weet of ik ooit deze regels hoewel het thans mijn voornemen is, herlezen zal. Of zij vergaan of zij komen misschien in handen van de anderen, die door de zorgen van hunne leeftijd medegesleept, weinig lust zullen hebben de aantekeningen dezer dagen te doorkruipen. En tog God weet waarom maar ik heb eene soort van instinct, die mij hiertoe drijft. Wat is het leven zonder het geestelijk beschouwen van dezelve. Er zijn dan tog maar zulke menschen die men geestelijken in de taal der zoogenoemde dweepers noemt bij wie het geestelijke boven het ligchamelijke gaat. En dit kan toch niet anders dan door de Genade van God. Maar zoude Gods genade zich bij dezen bepalen, dat kan ik niet aannemen. Zoo even verlaten ons Bosscha & zijne Vrouw; ik heb hen hartelijk lief wij spreken genoeglijk met elkander zelfs met hen over godsdienstige onderwerpen. En egter geestelijke gemeenschap is er nog niet tusschen ons. Ik voel wat dit is, maar sta nog niet op de hoogte om anderen op te leiden. Gedurende zoo veel oogenblikken van den dag voel ik mij door het wereldlijke weggesleept, dat waarljk die oogenblikken aan overdenking over mijzelven & mijn leven gewijd, gering genoeg in getal zijn.
Dec 11 Wat zal ik van deze voorleden week zeggen. H Mij was schering & inslag. Lange vergaderingen zonder einde zoodat me er flaauw van wordt. Onaangename toon vooral veroorzaakt door de onzekerheid waarin wij ons weges alles wat na 1e Jan bij ons gebeuren zal, bevinden. Dit maakt dan ook den President knorrig, die men deze laatste weken nog al door vele moeilijkheden bezet ziet & het behoeft bijna niet aangemerkt te worden dat alles er niet krachtiger door wordt.
Huisselijk leven Daar Lina weder beneden is verkrijgt dit eenen nieuwen zegen. De Jongens lief & druk. Laat ik doch in alles zachtmoedig & bedaard met hen zijn. Lezing & alles komt weder terug.
Schimmelpennnick Regt aangenaam Diner bij Schim. Als ik dan eens het gene mij niet veel gebeurt zie dat de menschen mijne discoursen aanhoren en er eenigen smaak in vinden draaf ik te veel door.
Geestelijk leven. Over dC & de zijnen zoude ik veel kunnen zeggen. Ik vrees zij te veel eene secte in het leven ook naar het uiterlijke zullen beginnen uittemaken. Met alles kan ik mij nog zoo niet vereenigen. De brieven van da Costa die ik deze week ontving waren allerhartelijkst aller christelijkst.
Leerrede v Molenaar. Allerstrengste & doch allerhartelijkst[e] aanbeveling van den text Uwe wille Geschiedde. Wij moeten bidden om onzen wil geheel aan die van God in kleine en grote dingen te onderwerpen. Ja dit moet het zijn. Er waren een paar uitdrukkingen die mij te hard voorkwamen doch die ik geloof dat in eenen gezonde zin opgenomen mogten worden.
Mev Belmonte is allerstichtelijkst & Christelijkst met volle getuigenis haars geloofs gestorven. De brieven van d C daarover in deze week ontvangen zijn allerbelangrijkst.
Van Messchert had ik ook een brief. Hij is nog al neergeslagen. Het orthodoxe geloof is het ware en op den Bijbel gegrond naar mijn gevoelen, doch men moet ook alle deze zachte uitdrukkingen van den Bijbel aannemen. God wil dat alle menschen Zalig worden. Deze woorden staan
daar niet voor niets.
Soirée bij Elout Bont gewoel van menschen Gezelschap & ondertusschen niet familiaarer dan aan de beurs. Men moet iemand kennen om hem te durven aanspreken. Alles krielde van kruissen en linten. Ik leerde de Colonel Ragay kennen die mij Butler's Erasmus leende. Ik verachtte deze wereld & zag er de nietigheid van in. Hoe filosofisch. Indien egter een paar der aardigste vrouwen of meest onderscheidene heeren mij eens hadden aangesproken & Complimenten aan dezen improvisator gemaakt dan zou ik die wereld vrij wat aardiger hebben gevonden. O hoe moeten wij toch ons zelve op de hielen volgen, hoe onbarmhartig zijn dikwijls onze eerste invallen en denkbeelden. God wees met ons door uwe Genade in Christus.
Mijn twede druk kwam eindelijk voor den dag. Ik maakte twee verzen & zond een Exemplaar aan de Koningin en een aan de Princes v Oranje. Bij die gelegenheid bezocht ik den Heer van der Duyn van Maasdam, die mij voorkwam een zeer goeden toon te hebben. De gedurige hartlijkheid van dien man voor Goudzwaard getuigt zeer voor hem.
Ik schreef aan Cris Gildemeester die mij hartelijk over de ziekten van Henry, & v J[?]Fock & derzelv[er] redding geschreven had. Daar viel het mij in zoo de redding des ligchaams zoo vele vreugde verwekte, hoe groot moet dan de Vreugde wegens de redding eener onsterfelijke ziel zijn. Ik was regt aangedaan bij de lezing van dien brief & vond derhalve er pligt in om zoo aan Cris mijn ouden vriend ook te schrijven.
Aan ter Borg schreef ik; ik was huiverig wat aan den goeden man te melden. Hij is weder sterk beproefd door het verlies van een dochtertje. Gods zegen zij met den waardigen man.
Bilderdijks Navonkelingen zijn uit. Er wordt voornamelijk gesproken over zijn vers op de Lofredenaars v Kemper waarin hij Borger voor een aap uitscheldt. God weet waarom diergelijke dingen er bij moeten zijn, waardoor het uitwerksel van het indedaad stichtelijke & treffende wordt weggenomen. Verachten doe ik daarom egter Bild. geenszins zoo als V K [Van Kampen] schrijft.
In Woodstock las ik nog al veel & dit met een bijzonder genoegen. Merkwaardig is het hoe of W Scot [Scott] zoo den toon van iedere secte van de Independent[s] & de Presbyterians[], welke laatste hier weder bijzonder goed geschilderd is, kan aannemen. Ik kwam daardoor nog al veel tot nadenken & zag hoe gevaarlijk het was de bijbel in de buitenwereld te brengen en op de betrekkingen der Mij toetepassen bevores het hart geheel gereinigd te hebben, en hoe zeer daarin de geest des onderscheids moet plaats vinden. Hoe menig moord is er niet, door een text geregtvaardigd geworden. God heilig ons toch in uwe waarheid. In het O T is ook Christus verkondigd geworden doch ik vrees dat men het O T te ligchaamlijk zal willen appliceeren; ten minste, er is dunkt mij in de laatste aanspraak v daCosta zulk eene strekking om zoo geheel de profeet van het O Test te wezen.
Ziedaar de merkwaardigte punten dezer week. God leide mij in de nieuw ingetredene met moed & geloof. Moge het mijne lust wezen zijn wil te doen.
Dingsdag - Donderdag 12. 14 Dec
Dezelfde onzekerheid weges den staat v zaken na 1e Jan. dat natuurlijk bij ons de gemelijkheid vemeerdert.
Een Duitsch[er] Buckeberg was hier met eene recommandatie van Gericke. Hij reisde voor den Graaf van der Recke die bij zijn instituut ook een aan de Caligo fabriek heeft. Het scheen een goed Christelijk gezind mensch te zijn, hoewel onze kennis zich niet bijzonder ontwikkelde.
J Bosscha is teleur gesteld. Capellen is Conrector geworden. Ook hij heeft nodig op Gods genade te drijven. Moge God hem alles zijn.
Gister[en] brief van Dwars. Heerlijk over ter Borg en zijne kinderlijk[e] overgave aan God. Dat Dwars dC & C niet meer ziet & hunne schriften niet meer leest bevalt mij niet. Dit moet tog in de oogen zijne[r] vrienden zijn als of hij hen geheel verlaat & denkt dat zij niet voor de waarheid strijden.
Een steen des aanstoors. Het sterfbed van Talma is kalm geweest[.] Met den naam van Voltaire op de lippen stierf hij. Met hoe veel strijd was daarentegen het sterfbed van Lavater van Stilling vergezeld. God zet dus niet altijd het sterfbed tot teken van den krans der overwinning. De dieren sterven kalm. Hoe steekt in deze Vie de Talma à 50 c uitgegeven ongeloof en het schuim der revolutie weder op. Doch hoeveel gebreken hebben altijd de Cavaliers & de royalisten van 1789 gehad.
Dingsdag sprak ik te veel zonder het vooraf te willen, doch schaamde ik mij naderhand. Gister[en] vis à vis Schim [Schimmelpenninck] was mijn toon niet goed 'tgeen ik echter door Gods goedheid des s'middags nog herstelde, door een briefje aan hem & ijverige bewerking van het plan van het adres aan Z M.
De gebeurtenis van den dag is de inval der uitgewekene Portugezen in Portugal. Men ziet daarin weder veel te gemoet. De politique Zwaarhoofden voorspellen onweder. In de Effecten ziet men een nieuw plan te gemoet. Alle Effecten slap.
Hogendorp beviel mij goed heden. Zijn inzigten zijn regtvaardig & hij heeft waarlijk niet veel van een dweper maar scheidt te streng af & condemneert te veel. Wij spraken veel over de Zendelingen. Dat handen opleggen op de Zendelingen door alle de leden eener uit vele gemeenten bestaande & door den Koning benoemde Commissie, houde ik echter voor onbetamelijk & ongeoorloofd.
Donderd[a]g - Maand[a]g 14 - 18 Sept. [December]
Korte dagen - nattig weder - Lamme vergaderingen aan de Mij. In God & in huislijke zegen is kracht.
Zaterdag avond genoeglijk bij Rapperd met de de Jonge's. Gistere[n] stichtelijke preek v Molenaar over de wederbelofte v de Messias in het paradijs. De man preekt regt hartelijk ik kwam te huis vervuld met eerbied & liefde voor God & Christus. O mijn God & verlosser volbreng doch het goede werk in mij. Woodstock eindigde ik met een bijzonder genoegen. Men moet tog voorzichtig zijn. Het misbruik van de woorden des Bijbels door de Partijen v dezen tijd gebezigd & hier zoo juist voorgesteld, zoude wel eens het gebruik in minachting kunnen brengen & dit ware niet goed. Men zoude hierdoor tot een koud medium terug gedreven worden.
Met Bosscha & zijn vrouw genoeglijk bij elkander geweest. Hij is in zijne verwachting weges 't Conrectorschap te leur gesteld. Geestelijk ontwikkelt zich onze betrekking nog niet.
Heden groote teleurstelling voor mij in vele opzigten.
daar ik vernam dat de H V. d P [Heer van der Poll] gecontinueerd was geworden. Zelden was mij eene Carriere zoo z[onl] toegeschenen als de maanden die wij nu te wachten hadden. Egter de teleurstelling voor hem is nog veel groter. Gods wil geschiedde in alles & onze vreugde zij het deze te doen. Wie weet wat goed & wat indedaad nadelig voor ons is God alleen.
Dingsdag. 19 - Woensdag. 27. Dec
Het Kersfeest vlood genoeglijk. Dat dit een feest was had ik vroeger dikwijls niet zoo ingezien & dikwijls deze dagen als vervelend beschouwd. Ik voelde mij nu egter opgewekt en had oogenblikken waarin de verschijning v Christus mij indedaad lief was. Doch in de wereld vervalt men zoo spoedig weder tot innerlijke verlochening. O God wees ons toch hierin genadig.
'S Zondags deed Caroline haar Kerkgang. Chaufepié preekte zeer opwekkelijk over de text v Maleachi waarbij de Messias voorspeld wierd. De Godheid Christ[i] stelde hij krachtig daar.
Maand 1e Kersd bij Molenaar indedaad eene feeestrede over de geboorte v Christus. Er waren wel eenige herhalingen in, doch de indruk van het geheel was regt stichtelijk.
Dingsd. lazen wij eene preek van ter Borg. De hope beschaamt niet, eene bedaarde logische uiteenzetting van de kracht der genade Gods in Christus. Hoe wordt deze gezegende man in dit opzicht miskend.
Charlotte is eenige weken bij ons geweest & verliet ons heden. Het is een allerliefst meisje. Zij heeft eene zeer levendigen geest & iets zeer knaps & cordaats. Bij onze godsdienstige lectuur toonde zij altoos regt vele deelneming & een vlug begrip.
Steven had hier de kersdagen doorgebragt. In eenige maanden was hij hier niet geweest. Ik had
mij hier een groot feest van zijn komst gemaakt & bragten wij dan ook dezen dagen zeer genoeglijk door. Hij heeft een helder verstand & ook wel een warm hart, dat echter moeilijk de schors doordringt. Misschien egter ook dat hij nog een oude schroom voor mij heeft ten minsten op de gewigtige punten liet hij zoo zich niet uit.
Gistere[n[ Diner hier. Zoo geheel iets anders als onze vroegere Amsterdamsche famille Diners. Het was nu zoo tusschen het brillante & het famillaire in. De jonge Groen die ik ook gevraagd had, bevalt mij zeer goed. Ik wist niet dat hij bij Bild Collegie gehouden had.
Heden Maatschappij Diner bij Pieters eene repetitie der voorgaande Diners in dien trant, die juist niet veel indruk nalaten.
Bij mij had V Huellen[?] een zonderling & wild mensch die echter indedaad een goed oordeel heeft, den hogen toon. Hij verhaalde onder anderen dat de eenige boeken die nu bijna in Colombia gelezen wierden waren Rousseau voor de Staatkunde, Pigault le Brun en de allerinfaamste werken van den [onl] de Saa'de [de Sade] die ook in 't Spaansch vertaald waren geworden, & waaromtrent hem een boekverkoper geraden had, dat de Mij daarvan een honderdtal Exemplaren moest zenden. Van dezen is de zoo beruchte Justine.
Bossch [Bosscha] verhaalde mij dat bij het Grieksche Comité een brief is ingekomen van een hollandsch officier die op een brander van Canaris dient, en veel goeds van dezen & van de zaak der Grieken verhaalt.
In de staatkunde is sedert de aanspraak van den Baron de Danás [de Damas?] de vreze voor oorlog weder verdwenen.
Een brochure v Groen over den tegenwoordigen oorlog in Portugal is zeer belangrijk geschreven hoewel het
wat zwart gekleurd is, & het altijd gewaagd is, de omstandigheden, die nog zoo geheel onrijp zijn publiek te beoordelen.
Wiselius na beurtelings de liberalen en DaCosta te hebben aangevallen, valt nu op de dichters van onzen tijd aan in een hekeldicht, dat hij ook niet had behoeven te maken dunkt mij, en waarin hij van dezen en genen onder anderen gehele volzinnen aanhaalt.
W de Vos Jr. is de diaken geweest in de Menist[e] Kerk, die toen hij bij ter Borg moest collecteeren niet in de kerk is gekomen, dan alleen om te collecteeren. Dit heeft veel opziens verwekt daar zulks bij ons, voor zoo vele ik het mij herinner nimmer het geval is geweest. God vergeve hem deze Zonde. De Naprater, een satyricq Journaal met een kleine antiliberale kleur haalt hem deswegens over den hekel.
De wet op het Budget is gevallen voornamelijk uit hoofde van de millioenen die voor de aanvankelijke Communicatie Dijk tusschen Het Vaste Land & Marken, het begin van de afdamming van het IJ gevorderd wierden. Amsterdam is daar zeer tegen.
Men heeft plan in Amst een groot afgezonderd Entrepot te bouwen.
Er is hier een Jonge vioolspeler, Sigismund nog maar 15 Jaar oud, die ook in talen & wetenschappen voor een wonderkind doorgaat.
De Haagsche Courant komt geheel in handen der Regering & deszelfs Redactie wordt aan de Jonge opgedragen 'tgeen voor dezen zeker geen gemakkelijke post is.
.
Een gruwelijke daad is hier ll Zondag gepleegd. Een man uit de fatsoenlijke burgerclasse de metselaar Pino Post, heeft ten gevolge van eenig verregaand ongenoegen met zijne vrouw, die de roem schijnt te hebben zeer braaf & & godsdienstig geweest te zijn een pistool genomen & heeft haar dood geschoten. Het was een liederlijk mensch & dronkenschap & ontucht schijnen de weg tot deze misdaad gebaand te hebben. De man moet al zeer ver verwilderd zijn. God bewaar ons voor den eerste stap der zonde. Hoe holt men op dien weg voort.
Sch. [Schimmelpennick] was steeds zijn oom Nahuys verwachtende, die nu in volle glorie naar de Oost terugkeert & nu met de Neerl. Koningin vertrekken zoude. Heden verneemt hij op eens uit Brussel v hem dat hij zijne reis nog wel een paar weken zoude willen uitstellen en dit wel daar hij juist getrouwd was, iets 'tgeen de famille die dit geenzins verwachtte, met bijzondere bevreemding vernomen heeft.
[leeg]
[leeg]
[geen pagina]
[archiefaantekening:] Verzameling De Clercq
[Archiefaantekening:] F XIII c Cahier littéraire 1826
[leeg]
[archiefaantekening:]
1826
Cah. Littéraire
[leeg]
Litt/. 1826
Jan 1 Gister avond bij J Boss [Bosscha] gelezen de Jonge's verhandeling over den invloed van de oprigting van het gemeenebest der Nederlanden op het overig gedeelte v Europa. Hij beschouwt deze invloed eerst wat Staatkunde 2/ wat handel & scheepvaart 3/ wat de verspreiding der denkbeelden van Staatkundige Vrijheid betreft. Er is veel goeds & waars in. Naar mijn inzie[n] had de beschouwing van het twede gedeelte vooral nog meer door voorbeelden kunnen opgehelderd worden. De invloed van de Godsdienstige denkbeelden is dunkt mij veel groter dan hier uiteen gezet is. Het derde gedeelte is het zwakste & zoo als Bosscha aanmerkt de invloed van het bestaan van het Gemeenebest der Ned te veel met dien van de oprigting verward. Het geheel is een lezens waard[i]g stuk, met wijsheid & bedaardheid opgesteld.
Prof Tideman verhaalde mij dat daar hij zich in een Grieksch Comit[é] had laten benoemen Bild hem zijne vriendschap formeel had opgezegd. De vrouw[en] bleven elkander egter zien.
Prof Tid. meende dat het drukken mijner Verhandeling over de Volksvertelsels in het Oudheidkundig Journaal van Reuvens Westendorp aanleiding tot den twist tusschen dezen beiden had gegeven. Ik zeide hem dat er nooit kwestie geweest was dit stuk in de Antiquiteiten te plaatsen. Uit een brief van Westendorp scheen het echter, als of er over dit stuk eenige verschillende denkbeelden door deze beide heeren geopperd waren. Hoe of waarom[,] daaromtrent vind ik volstrekt geen licht.
Lavaters Leven. 3e deel
1786 Nieuwe aanvallen op Lavater, hij wordt van cripto Catholicismus beschuldigd - (1786 & 1787) na Bremen beroepen doch blijft bij zijn gemeente. Hij brengt zijn zoon na Göttingen & bezoekt ook
Bremen waar hij met veel liefde ontvangen wordt. Zijne vijanden zien hierin een nieuw bewijs zijn[er] ijdelheid. Hij schrijft zijn Nathanael of over de even zoo zeker als onbetoogbare Godlijkheid van het Christendom. Hij schrijft tegen eene ongegronde voorzegging van een aardbeven in 1786, waaraan veel geloof gehecht wierd. Hij wordt Predikant (eerste) in de St Pieters gemeente in zijne Vaderstad & volgt Pfenninge[r] hem op in[?] die welke hij tot nu toe bekleedde. Zijn voorgevoelen omtrent de wijze van zijnen dood. Onvermoeid blijft hij in alle opzigten en werkt in vele vakken. Zijn gemengde ongelaatkundige regelen tot zelf en menschenkennis geeft hij ten voordele der armen uit. Zijn Handbijbel voor Lijdend[en] is troost uit het Euangelie op zijne wijze opgedischt. In het gesprek tusschen twee volksleeraars weet hij zelfs Bahrdt die alle openbaring met voeten wierp op eene wijze intevoeren waarin hij, wat zijn hart betreft, op eene goede wijze voorgesteld wordt. Het menschelijke hart een Gedicht schreef hij op uitnodiging van Prins Eduard van Engeland. Vele schriften gaf hij in zijn handbibliotheek voor Vrienden die niet terstond in den Boekhandel kwam. Avonturiers verschijnen hier en daar en zoeken onder de naam van den zoon van Lavater de medelijdende menschen opteligten. Het sterfbed zijner schoonmoeder was heerlijk. Te Bazel had hij Necker leeren kennen. 1789 Zijn zoon die arts wordt, huwt tot zijne grote vreugde - p 172 Lavater['s] denkbeelden omtrent de voldoen[i]ng eenigzints van die der orthodoxen afwijkende - Gewoonte v Lavater zijn losse gedachten in hexameters op enkele kaartjes te schrijven en die naderhand onder den naam van Gedachte Bibliotheek te rangschikken. 1790. Lavater wierd geroepen bij de Princes te Mompelgard om daar het avondmaal te bedienen en predikte over het gezegde v Christus Leert van mij. 1790 wordt hem een kleinzoon geboren - Stolberg komt te Zürich
en stemt met Lavater overeen over het belang om in den tijd van Antichristendom en zoogenoemde verlichting pal te staan. 1792 verliest Lavater zijnen getrouwste en vertrouwdste vriend & medearbeider Pfenninger die altoos met koel verstand de uitboezemingen van zijnen dichterlijke vriend getoetst had. In 1793 reist Lavater naar Coppenhage werwaarts vele zijne[r] vrienden aldaar hem genodigd hadden. Lavat. bezoekt op deze reis Hendrik 43e Graaf van Reus. Met Reinhold te Jena verstond hij zich zeer goed & bragt met dezen en Wieland eenen alleraangenaamste avond door. In Denemarke[n] leerde hij de familles Reventlow & Schimmelman [Schimmelmann] kennen, wierd vooral door de famille van den Minister Bernstorf die een der oorzaken van zijne reis na Coppenhage was, zeer vriendelijk bejegend. Ook de dichteresse Brun zag hij aldaar. Verder sprak hij ook Claudius & Klopstock en hernieuwde de kennis met Jung Stilling. Van Lavaters reis komt het eerste gedeelte uit & wordt hevig aangevallen daar het misschien te veel bijzonderheden behelsde. Men geeft den naam van Lavaterianismus aan het vinden in de H S van het geen L. er ook waarachtig in zag. (Merkwaardige gelijkheid p 295 & S. tusschen de beschuldigingen aan hem & aan dC. aangewreven, p 295 dat hij niet genoeg uitlegkundige wetenschappen bezat en de nieuwe uitlegkunde niet verstond p 296 Geheel veranderde toon van de voorstanders van het nieuwe Systema die meer & meer bitter worden. Lav.'s ziekelijkheid neemt toe. Hij ziet zijn dood voor oogen. Hess zijn getrouwe vriend wordt Antistes. Zijne dochter huwt met George Gessner. Lavater hoort met eenige vrienden voorlezingen van Fichte toen te Zürich & bewondert het scherpziend verstand van dezen. Lav. had door zijn Iets over Pfenninger tot het onderhoud van het gezin van dezen brave man bijgedragen. Zijn woorden van Jezus
waarin verzamelingen van gezegden, zoo als hij dacht dat de Zaligmak[er] had kunnen spreken. Zijn Zondagsblad en Weekblad voor Vrienden onderhielden door preken fragment[en] uit zijn Dagboek &C eenen Christelijke geest. Ook gaf hij nog 24 voorlezingen over Joseph en een klein werkje Regelen voor kinderen. Zijn vriendschappelijke Brieven aan zijn vrienden & vriendinnen waren met een algemeen & teves met een allerbijzonderst oogmerk geschreven. Zijn weekblad in 1798 had betrekking op de tijds omstandigheden. Zijn Testament aan zijn Vrienden behelst bijzonderheden hen betrekkelijk en gedachte[n] over verscheidene godsdienstige onderwerpen. Belangrijke redevoering door L. in 't Latijn gehouden bij het jaarlijks herdenken aan Felix & Regula de eerste verkondigers van het Christendom in Zwitserland.
Vierde deel.
L. meer in zijne staatkundigen werkkring - eerst ingenomen met de beginselen der fransche omwenteling, ziet weldra derzelver strekking in. Zijn belangrijke preek 28 Oct 1792 over de woorden van Salomo Een woord, gesproken op zijnen tijd is als gouden appels in eene zilveren schaal. Hij waarschuwt voor de gevolge[n] & overwaaying der fransche Grondbeginsels. Op 3 feb 1793 vergelijkt hij het gedrag der franschen tegen hunnen Koning met de Grootmoedigheid van David omtrent Saul. In 1795 beginnen de onlusten tusschen de inwoners van het land & die van de stad. Te Stofa ontstaan de eerste onlusten. Lav. zoekt alle tot vrede te vermanen & de regering tot een zacht vonnis omtrent diegenen die in deze onlusten als schuldigen gevat waren & veroordeeld zouden worden. Het volk wierd in Zwitserland langzamerhand opgehitst eerst in 1798 begon de omwenteling door te breken. Stad en land worden gelijk gesteld. Eene nieuwe regering wordt benoemd. De Fransch[en] trekken Zwitserland in, L. doet op den dag dat zij Bern binnen rukken, eene
opwekkelijke preek tot aanwakkering van het geloof in de Voorzienigh[ei]d. De Fransche eischen 3/mill contributie v Zürich, die alleen van de oude Regenten door de burgers gevorderd wordt, 't geen L. als onregtvaardig beschouwt. Hij predikt met moed en kracht bv 13 may ten twede male over den text, Spreekt wat der gezonde leere betaamt. Hij schrijft aan Rewbell een geschrift onder den naam van Een woord aan de groote natie. Hij zamelt tegen den wil der regering giften voor de offers der gruwlen in de Unterwalden. Hij spreekt met kracht, ten opzicht van het Helvetisch Directorium. In 1799 worden tien der braafste burgers van Zürich gedeporteerd. Lav. drukt op alle wijze zijne verontwaardiging over deze handelwijze uit. Zich te Baden bevindende voor zijne gezondheid, wordt hij, na eene pijnlijke nacht op eens gevat en naar Bazel gedeporteerd. 'S nachts kwam men te Zürich in zijn huis, onderzocht zijne papieren en nam er een groot gedeelte van mede. Aldaar( te Bazel) wierd L. verhoord & sprak met de meeste vrijmoedigheid & het zonderling en treffend gevolg was dat hij losgelaten en vrij verklaard wierd. Moeilijk viel het hem nu Zürich te bereiken hetwelke thans door de Oostenrijkers bezet was. Door den moed eener Vriendin kwam hij door de fransch[e] voorposten en kwam 16 aug. weder in Zürich terug. Met de levendigste vreugde wierd hij onvangen, en predikte over Lukas 8 v 10 Wat zullen wij doen. Hij wierd bij den Aartshertog Karel geroepen, dien hij hoogelijk prees. In 1799 26 Sept. wierd Zürich weder door de Fransch[en] ingenomen en alleen Lavater was het offer van dezen dag, daar hij door een Duitsch sprekend Grenadier die tot de fransche Armee behoorde en dien hij een oogenblik vroeger op wijn onthaald had, in het lijf wierd geschoten. Gedurende het sterkste lijden bleef hij onvermoeid werkzaam & schreef nu onder anderen zijne brieven over het Deportatie wezen. Ook zijne briefwisseling zette hij onafgebroken voort.
Lavaters dank voor zijn lijden. Hij herstelt zoo ver dat hij den predikstoel weder kan beklimmen en zijne overige pligten waarnemen. Hij schrijft eenen dreigenden brief aan het Directorium hen aanmanende een einde aan zijne onregtvaardigheden te stellen. Hij vervaardigt een allerbelangrijkst gebede boek. 185 & s zijn allerwaarste & krachtigste uitdrukkingen over het gebed vooral p. 193 het bidden in den naam van Jezus (God wat had gij dien man geleerd, wat een meer innige waarachtig christelijke toon, als in het begin van zijn leven. Met kracht en vuur schrijft hij nog de brieven van Saulus en Paulus en zoekt de haat tegen Christus en de liefde jegens hem te schetsen. Nog aan den oever van het Gaf maakt hij een plan van het geen hij zijn Zwanenlied of de laatste gedachten van een scheidende omtrent Jezus v Nazareth wilde noemen. Op den 14e Sept houdt hij nog bij het Avondmaal de laatste aanspraak aan zijne gemeente. p 210. Hartelijke brief door Lavater aan Stilberg bij zijne verandering v godsdienst geschreven waarin hij egter verklaarde nimmer katholijk te kunnen worden. Nog vier weken voor zijn dood schreef hij een gedicht Zürich in de 19e eeuw. Lavater blijft werkzaam tot het laatste oogenblik zijns levens. Zijn gedenknisblatje voor hem die hem gewond had. Bijna stervend bezocht hij zijne stervende schoon zuster. Hij beleefde nog de nieuwe eeuw & dicteerde er nog eenige regels op. Hij stierf 4 Januari.
Bibl.univ [universelle] Juillet 1825 On trouve un Extrait de l'ouvrage de Mr de Hammer intitulé des Osmanischen Reichs Staatsverfassung, 2 vol. 8 qui donne des détails curieux sur la manière dont tout est arrangé à la chancellerie Ottamane ce qui est bien plus administratif et ressemblait à une bureaucratie Europeenne qu'on ne le croiroit.
L'ext. du nouv. volumes de Barante hist des Ducs de Bourgogne contenant l'histoire de le fameux Tournoi sous Philippe de Bourgogne
dans laquelle un projet de Croisade fut arrêté.
La notice sur Goethe de M Stapfer est intéressante. J'y vis entreautres que la mort du fils du célèbre Jeruzalem avoit donné l'idée de Werther. Rapprochement des physionomies de Goethe & Homère par Lavater.
Le morceau sur les fables Russes imitées de M. Kriloff par plusieur poètes francais est très intéressant. L'introduction de Mr. Lemontey me parît très piquante. Un pauvre pêcheur né près d'Archangel. Lomonosoff donna peu avant le milieu du 18e siècle aux Russes leur première grammaire et leur premier dictionnaire. La langue Russe parlée sans dialects. Kriloff et Karansai[?] paroissent être ceux qui en vers et en prose écrivit le mieux le Russe.
St. Petersbourg, le siège du gouvernement est autant une colonie d'Europe qu'une capitale de la Russie.
On peut poser en règle, que les qualités qui rendent une langue poétique ne sont nullement celles qui la rendent communicative.
A Cappadoce. Lofrede op Brugmans. (S. J)
De Brugmansen afkomstig uit den Paltz - Georg Brugmans leeft op 't huis ter Brugge nabij Düsseldorf wordt door de Spanjaarden bij hunnen inval in 1599 vermoord. Zijn twee oudste zonen begeven zich na Holland. De jongste wordt Grootvad. v Antonius Brugmans die Professor in de Wijsbegeerte te Franeker & te Groningen wierd. S J Br. 24 Maart 1763 geb. Hij is een schrander kind wordt door zijn Vader tot wetenschap en door zijne moeder tot Godsvrucht opgeleid. Hij zoekt de merkwaardigheden van den Groningsche grond te leeren kennen. Hij wordt te Dijon bekroond wegens eene Verhandeling over de vergiftigde planten op de landerijen en de middelen om dezelve door nuttige te vervangen. Bij het verkrijgen van den graad van Doctor in de Wijsbegeerte doet hij eene belangrijke dissertatie over de Steensoorten in Groningerland.
Hij beantwoord eene vraag van de Academici te Bordeaux over de kentekens waardoor men gewaar kan worden, wanneer de eikenbomen hunnen groei volbragt hebben. Merkwaadig zijn de opmerking[en] door hem gemaakt over eenen zwavelachtige damp die in 1783 veel schade vooral aan de gewassen in Groningerland aanrichtte. Ook eene verhandeling van hem over het Doluk (Lolum) wierd door de Berlijnsche Academie bekroond. Op zijn 22e Jaar wordt hij Doctor in de Geneeskunde en voegt zich meer naar de begrippen der Dunamici de in navolging der begrippen van Stahl hoewel deszelfs begrippen eenigzints wijzigende in de bijzonderheden die de geschiedenis des ligchaams opleverde de werking van een hoger geestelijk levensbeginsel erkenden. Bij zijne aanvaarding van het Docters ampt hield hij een dissertatie over de etterwording waaromtrent hij eene geheele nieuwe Theorie daarstelde, die bijna algemeen door binnen & buitenlandsche geleerde wierd aangenomen. V Swinden voorspelde van hem gelijk Boerhave [Boerhaave] van Camper dat hij een groot man zoude worden. Na eenige maanden wordt Brugmans tot Hoogleeraar te Franeker in de Wijsbegeerte & Sterrenkunde benoemd. Hij volgde daar v Swinden op, doch wierd zeer kort daarna door invloed v Bleiswijk Professor te Leyden in de Kruidkunde. Hij sloot zijne loopbaan te Franeker met eene Verhandeling over den aard der Friesche bodems. Hij beval in zijne Intrée redevoering te Leyden vooral de beoefening der inlandsche kruidkunde. Zucht v Brugmans in alle de takken der natuurkundige wetenschappen een algemener verband te brengen.
1791. Reize met zijne broeder na Duitschland - Verbeterde inrigting weges de Geneeskundige dienst door Brugmans te weeg gebragt. Toezigt over de Officieren van Gezondheid - Ambulances ingerigt - Algemene zorg voor de hospitalen daargesteld - Sedert 1795 kwam dit alles in werking - Vriendschappelijk bezoek van Thouin[?] de beroemde fransche kruidkundige bij Brugmans - B. wordt aan het hoofd van [de]
geneeskundigen dienst der Legers gesteld. B. wordt aan het hoofd der Commissie tot vervaardiging eener Nationale Apotheek gesteld die derzelver werkzaamheden met eenen goeden uitslag volbragt. In 1797 huwt hij Maria Catharina van Dam. In 1799 reist hij na Parijs wordt vriend van Cuvier - 1800 wordt hem het Hoogleeraars ampt in de Scheikunde opgedragen. Hij waarschuwt tegen de inruiming van eenen te groten invloed aan de Verbeeldingskracht in de beoefening dezer wetenschap. Br. doet door zijnen vloed bij Lodewijk Napoleon den geneeskundige dienst op denzelfden voet blijven als voorheen en verkijgt den titel van Directeur generaal. Onder de fransche heerschappij wordt de geneeskundige dienst vernietigd. Bru. wordt echter door Nap. na verdienste erkend en Inspecteur Generaal benoemd. Handhaving van de eer en het belang der hoogeschool door Brugmans die in den tijd der overheersing het Rectors ampt bekleedde. Bij de omwenteling wordt door een Koninklijk Besluit Brugmans in het Rectoraat door Kemper vervangen, 'tgeen reeds 16 dec. plaats had. De roem van Brugmans meer op zijne verdienste als schrijver dan op die van Hoogleeraar gegrond. Belangrijke verhandeling v Brugm. in de werken van het Instituut opgenomen, over de zwemwerktuigen der Visschen. Brug. besteed eenigen tijd in 1813 die hij buiten de werkzaamheden van den geneeskundigen dienst sleet, tot het opstellen zijner zoo gewigtige verhandeling over de Hospitaalversterving waarvan hij de schrikkelijke uitwerking gedurende 18 Jaren waargenomen had. Spoedig verkreeg hij weder den titel van Inspecteur Generaal & den rang van Generaal Majoor. Uitstekende diensten van Brugmans te Brussel in 1815 na den slag van Waterloo. Zegen Gods waardoor de besmetting geweerd wierd, trots de opeenstapeling van 27/m gevangenen in die stad. Door de zorg van Br. wordt de last ter terug vordering van het Kabinet der Nat histor[ie] aan den prins
van Oranje behoord hebbende, te Parijs, op eene uitmuntende wijze volbragt. Verdiensten van Br [Brugmans] ontrent de Veeartzenijkunde - ontbinding van het Geneeskundig bestuur in 1817 - Uitlegging en spoedige aanleg van den Kruidtuin te Leyden - Volkomenheid in het Kabinet van Natuurl. histor[ie] meer en meer te weeggebragt. Reize v. Brugmans in Duitschland in 1818. Kennis met Blumenbach - Aangename ontvangst bij Catharina v Wurtemberg. Schat v naturalia & waarnemingen weder te huis gebragt p. 156 & sqq. Wijziging van den vorm der dieren naar de bestemming welke hen wegens de hoofdstof waarin zij leven of het voedsel hetwelk zij gebruiken moeten gegeven is p 165. Geologische overtuiging dat de tegenwoordige omk[?]ting der aarde geschied is p 167. cirkel van voortdurende beweging door Br in de natuur aangewezen. Geestdrift waarmede de lessen van Brug. over de natuurlijke historie door toehoorders van alle standen en jaren bijgewoond wierden. Brug. wordt 18 Juli 1820 ziek en sterft na eene korte ziekte.
Quart. Rev. Mars 1825. Lisbon in the years 1821, 22, 23 by Mananna Bailie 2 v 12 0/. Londen. On loue cet ouvrage comme écrit avec naiveté & vérité. Impression désavantageuse d'une première arrivée à Portugal. Avec le tems on s'y accoutume non seulement mais on s'y plaît. Saleté indélible des rues. Mauvaise odeur. Mendians dégoutans. Belle position de Centra. Triomphe du parti liberal ne fit que remplacer une tyrannie par une autre. Superstition de Nossa Senhora du Baracea [Boraceia] qu'on prétendit avoir trouvé dans un antre, qui fut d'abord adorée par le peuple à qui l'on prèta les plus grands miracles & qui à la contrerévolution reçut les plus grands honneurs. Haine contre le Christianisme chez les classes plus éclairées.
Report from the Select committee on artizans and machinery
Combinaisons parmi toutes classes d'ouvriers pour se réunir en cas de dispute avec leur maîtres au sujet du Salaire. Exagération concernant le nombre des artisans Anglais employés en France. Les manufactures dans lesquelles il peut y avoir de la rivalité entre la France et L'Angleterre sont celles de coton, de soie, et de laine. Avant la révolution il y avait de grandes importations d'Angleterre en France. 25/Mil Francs Manufactures de Nankins dans le nord de la France, qui jadis faisoient 1.500000 pièces p. an, sont presque abandonnées. Toiles de coton tissées en France (dans le Nord) chez les paysans mais presque toujours en sortes grossières. Rouanneries étoffes grossières sont faites à Rouan. Diminution des Manuf. dans les environs de Paris excepté celles établies par M Oberkampf et M Wiebmer. Progrès des fabriques d'Alsace surtout quant à la vivacité des couleurs. Inférieur aux Marchandises Angloises quant aux couleurs bleues ils les surpasent surtout quant au rouge d'Andrenople[?]. A Cotens[?] les manufactures de coton sont diminuées, celles de Farase[?] conservent encore leur supériorité pour les mousselines. Défauts de la Machinerie francoise. Les manuf refusent d'employer le steam. Importation de toutes les étoffes de coton prohibées excepté les Nankins jaunes. Cependant il en est toujours importé par fraude.
Les manufactures du laine ont un avantage bien grand de trouver la matière première dans le pays. Elbeuf eut les manufactures les plus anciennes. On connoît celles de Louviers Sedan Abbéville Carcasonne & Lodève. Paris & Reims se distinguent par leur fabriques de laine de mérinos. Ternaux le plus grand manufacturier de France a 22 Manuf et employe 6/m hommes. Il ne se sert point de machine à vapeur. C'est lui qui a introduit les manufactures de shalls de Cashemere. Il a quatre troupeaux de chèvres d'Angola du Tibet &C, dont le duvet sert à la confection de ces shawls. Il conserve un de ces troupeaux à St. Ouen et un dans les Pyrenées.
Sous le ministère de Chaptal un M Douglas a introduit des machines pour ces manufactures, mais les fabriquans couverts de l'égide de leurs prohibitions se sont contentés de ce qui s'est fait.
Les manufactures de Soie en France naquirent sous Louis 11 dans le 15 Siècle. Henri 4 les transplanta sur les rives du Rhône. 23/mill de Francs en soie produite par le pays et autant en soie étrangères sont livreés aux fabriques. La plupart des étoffes sont tissées à Lyon. Les Rubans de soie se font à St Etienne et St Chumond villages du voisinage. A Avignon les Satins, levantines et taffetas se fabriquent, à Nîmes les gazes, les crèpes &C & les bas. A Paris le plupart des objects de luxe sont fabriqués. La Valeur des soieries faites en France se monte à 110/mill de francs dont 30/mill s'exportent. La France produit aussi beaucoup de lin et de chanvre manufacturé.
Difficulté d'importer des machines Angloise, en France et besoin qu'en ont les manufacturiers. Le gouvernement continue à mettre de haut[s] droits sur les machines à vapeur, puisque le mines de fer et les fôrets sont pour le plus grand nombre entre les mains der Royalistes et Emigrés qui les Gouv. ont un intérêt à protéger (Le fer se fond avec du bois non avec du charbon). D'une autre coté la population manufacturière s'est toujours distingué (Lille excepté) par une penchant pour l'opposition contre le Gouvt.
La France produit environs 75/mill de Kilo's de fer par an, mais d'une qualité peu faite pour les machines. Le cuivre l'étain et le plomb ne se trouvent pas en France. Les mines de charbon sont très riches mais il y a une grande difficulté de transport, p 408 Note sur l'établissement de M Cockerell.
Essai de François 1 d'unir la baye de Biscaye et la mer Mediterranée (entreprise qui ne réussit pas). Henri 4 entreprit le Canal de Brian qui fut fini sous Louis 14. Manque d'eau dans l'été dans toutes les rivières de France. Le coton est transporté par terre du Havre en Alsace. Mauvais état des routes. Les routes royales qui conduisent à Paris trop étroites. Routes départementales & routes vicinales mal entretenues p. 411. Détails sur les canaux entrepris par le Ministre. Ouvrage intéressant de Cordier sur les ponts & les chaussées. On y a démontés les désavantages qui naissent de ce manque du communication.
Vices de la trop grande centralisation de l'autorité à Paris. Tout ce qui a été allégué est au desavantage des fabriques français parmi les avantages on peut compter 1/ les avantages du climat qu'on dit même influer les couleurs en Alsace et à Lyon. 2/ Richesse de produits difference dans la main d'ouvrier[?]. Vers, l'All[uvion?] le paysan peut vivre pour 5 sous par jour & dans des contrées où la vie est plus chère pour 15. 3/ Position avantageuse de la France, tant pour débiter ses marchandises que pour recevoir la matière première de l'Italie l'Espagne &C.
Dans le faveur de l 'Angleterre on peut alléguer surtout ses communications intérieures. Ce pays possède vingt fois autant de canaux que la France. 2/ Plus grande masse de Capital en Angleterre ce qui est la cause qu'on peut s'y contenter d'un profit bien moins considérable. 3/ Différence entre le caractère moral de ceux qui travaillent dans les Manufactures. En Angleterre plusieurs améliorations ont été découvert par les manouvriers eux-mêmes. Les Anglais travaillent ordinairement à la pièce & les Francais par Journée ce qui est à l'avantage de l'industrie Angloise.
Re[cites?] d. Voy. Avril. 1825. Détails sur l'Afrique intérieure et les pays de Bournou &C terres de voy de Clapperton, Denham &C. Controverse sur le froid au milieu de l'Afrique, dont le Dr Oudney seroit mort. Un voyage de Perse en 1812 - 1813 par M Drouville Colonel au service de la Russe paroit contenir une peinture fidèle des moeurs des Orientaux ou plutôt des Perses. Primes accordées par la Société de Geograph[ie] &C à celui qui parviendrait par le Senegal jusqu'à Tembuktoo ainsi qu'à celui qui reconnaitrait les pays au sud de la chaîne du mont Taurus p.e. le Lycie Pamphilie Cilicie. On trouve des détails sur le fameux imposteur Ferres Maltonado qui prétendit avoir découvert en 1580 le détroit d'Anian et être passé par là de la mer pacifique en la mer Atlantique, voyage dont il eut l'impudence de présenter la relation aux ministres de Philippe 3.
Revue Juin P 745 sur des Instituts déstinés à protéger L'Industrie erigés en Amérique, notamment l'Institution de Franklin & l'institution mécanique et scientifique de New York. La première se trouve à Philadelphie. M Campbell écrit à M Brougham sur l'érection d'une université à Londres. Ap[onl]at the pilgrim est un Roman à la Walter Scot [Scott] où l'on répressente l'histoire des Puritains d'Ecosse qui se réfugièrent dans la nouvelle Angleterre. M Gray dans son lecture on Human happiness défend le système d'Owen. Discours inaugural de Henry Brougham, comme Recteur de l'université de Glasgow. William Parry donne de nouveaux détails sur Lord Byron surtout concernant ses idées sur La Grèce 1 v 8. Specimens of the earlier English poets publiés en Angleter[re]. Le premier vol. contient Hero & Leander p. Marlowe. Voss a publié une Antisymbolik pleine de invections contre Creuzer. En Suisse on va imprimer en wohl[onl] Tasche format les ouvrages de Zschokke né Magdenbourg 1771 et qui joua un assez grand role dans les révolutions de la Suisse. On donne beaucoup d'éloges à la Tragédie de Caracalla par Marzuri. Roman répresente 1824 à Rome. La Trag. Buondelmonte par Tebaldi retrace l'origine des disputes entre les Guelfes & les Gibelins. L'hist de René d'Anjou par M de Villeneuve paroît être intéressant au sujet de cette époque de l'hist. Il a rendu avec beaucoup de critique & d'érudition justice au caractère de René 3 v 8%. de Montrol donne l'hist de l'Emigration. L'hist de M de Segur est publiée en analyse. Hauet Clery frère du valet de chambre de Louis 16 donne des Mémoires traitant pour la plus grande parti de son hist personelle. Biog. de Fulton Américain qui passe du service de la France à celui d'Angleterre, qui se distingua par ses inventions concernant la guerre sous marinée. On publie les fragmens de Publius Syrus auteur dramatique dont il ne reste que des pensées detachées p. 862. Détails intéressans sur les allégories contenues dans Rabelais.
Theatre de Clara Gazul (nom supposé). Ce sont des pièces romantiques traitant des sujets assez modernes. Le manuscrit de feu [de] M Jérôme paroît être un ouvrage assez piquant & satyrique. La R lui donne beaucoup d'éloges. Réclamation concernant le roman de Redwood comme n'étant pas écrit par Cooper mais par Miss Sedgwick. Champollion donne le catalogue des papyres Egyptiens de la Bibl du Vatican. Draparnaud a donné une tragédie intitulée Clémence de David qui n'a pas réussi.
Revue Juillet 1825
Notice sur Denon né 1747 - Il était Graveur - Son voy. en Egypte son meilleur ouvrage. Archéologue p. 112. Apperçu intéressant de la découverte de Champollion p 143. Tales of the Crusades par Walter Scot [Scott] reçoivent le tribut d'éloges surtout quant auTalisman où paroissent Richard & Saladin. Les illustrations &C de Waverley &C paroissent intéressantes. Höst a publié une hist. de Struensee en Danois dans laquelle il fait de lui une victime libérale & innocente p 154. Paru l'hist. d'Allemagne J C F Guldmuths [GutMuths] Deutsches Land und deutsches Volk. Fitze Aelter Gesetz de[r] Deutsche 1 v 8 o/ p 191 Bergman décrit les Kalmaische[?] lesquels il a voyagé, trad. par Morris Paris 1 v 8 o/ p 196. M Kératry sur le culte déplore les suites malheureuses d'un culte qui n'est pas en rapport avec les vérités sublime[s] de la réligion p 196. Dict[ionnaire] infernal, ou Bibliothèque universelle sur les êtres les personnages les livres et les choses qui tiennent aux apparitions, à la magie, au commerce de l'enfer, aux divinations, aux sciences secrètes, aux grimoires aux prodiges, aux erreurs et aux préjugés, aux traditions et contes populaires, aux superstitions diverses et généralement à toutes les croyances merveilleuses, surprenantes mystérieuses et surnaturelles par M Collu de Plancy T 1. Deuxième édition Paris 1825. 483 p. 9 fs. Le titre est singulier! L'ouvrage de M l'abbé Dubois sur les Moeurs, Institutions & Cérémonies des Peuples de L'Inde 1825 2 v 8 o doit être intéressant. Il crut la conversion des Indiens encore très reculée.
M de Stael Holstein donne des lettres sur l'Angleterre ou plutôt sur l'état moral & politique de ce pays. Tristan le voyageur ou la France au 14e siècle de M Marchangy l'auteur de la Gaule poétique paraît donner une heureuse & riche peinture de ce siècle.
Litt. Monthly Review
Réminiscences de Michael Kelly acteur du theatre royal à Londre paraissent contenir des anecdotes piquantes.
Picture of Greece 2 v 8 o peinture de ce pays dans les derniers tems. Extrait des journaux du Comte Pocchu & autres.
Diary & Correspondence de Samuel Pepys Secretaire de l'Amirauté sous les règnes de Charles 2 et Jacques 2 & ami d'Evelyn 2 v 4 o de la même format que ceux d'Evelyn. p 43 Détails sur Evelyn comme homme de goût & de probité. Les mélanges sont repassés ici.
p. 81. sur le caractè[re] d'Alexandre Empereur de Russie. Il épousse 9 oct 1793 la princesse Louise de Baden Dulnach [Durlach] deux années plus jeune que lui, qui après avoir adopté la réligion Grecque eut le nom d'Elisabeth Alexeievna. Paul assassiné 12 Mars 1801 dans le palais Michailow qu'il avait fait bâtir. Zulof [Zuloff] et le comte Panin principaux conjurés épargnés par Alexandre. Intrigues d'Al. avec la princesse Nautschka. Une fille entreautre[s] fruit de cette union meurt à la veille de se marier.
Napoleon remarqua que le despotisme n'est pas absolu mais relatif.
Mémoires de la marcgravin[e] de Anspach 2 vol 8 o. Ce fut une Miss Berkeley qui maltraitée par son premier mari Lord Crave fit à elle seule le voyage connu en Turquie, et épouse ensuite le Marcgrave d'Anspach. Ce livre doit contenir des anecdotes piquantes sur les principaux caractères de l'époque.
L'hist de la révoluton par de Thiers compte 6 vol - Il paraît que les deux derniers sont beaucoup supérieurs aux premiers. d. Thiers est un jeune homme, natif du midi de la France.
Le roman d'Edouard par Mad la Duchesse de Duras a eu beaucoup de vogue par le nom de l'auteur; on n'en avait tiré d'abord que cent exemplaires
Le Leonidas de M Pichald a eu assez de succès.
L'ouvrage de Lascaris écrit par M Villemain et contenant la perfection du Style académique n'a pas eu de succès.
Le livre du M Duvergier de l'ordre légal en France 1 v 8 doit contenir une bonne description de l'état de ce pays, vers cette époque.
La Sèmiramide de Rossini n'a pas réussi. La dame blanche de Boyeldieu [F A Boieldieu] dont le sujet est tiré des romans de W Scot [Scott] a eu de l'autre côté un succès complet.
p 115 Détails sur Mad Radcliffe comme n'ayant eu aucunement l'esprit égaré et en demonie mais au contraire très calme et ayant réuni les devoirs d'une femme de ménage aux travaux littéraires.
Découverte d'un manuscrit d'Elisabeth comprenant la traduction du livre de Boèce.
Découverte d'étoiles binaires dans lesquelles une étoile fait l'offre de soleil et l'autre de planète.
Plan van een kanaal door het schier eiland van Florida heen.
Gewoonte van sommige volker[en[ uit Zuid Amerika om Cacoa bladen te kaauwen 'tgeen hen zulk eene kracht geeft dat zij dikwijls dagen niet alleen zonder eeten of drinken, maar ook zonder slapen door kunnen brengen.
Butler heeft een Life of Erasmus geschreven 8o.
Dans les nouv. Annales des Voy 2 Liv. du tome 27 on trouve signalé les attaques indignes & violentes contre le Christanisme qui se trouvent dans les Fastes universels de Buret de Longchamps.
Au commencement d'Avril vinrent les commissaires. Dans tout ce tems suivi du séjour de Retemeyer & de Pauly ici je n'ai presque rien lu & il y avait assez à noter de ce que s'était passé en diverses choses. J'ai détaillée de tems en tems mes lectures dans les Jour[nals?] ordinaires. Depuis le départ de Pauly j'ai lu plusiers Edinburg[h's] & Quart Reviews & Asiatic Journals dont j'ai extrait beaucoup de morceaux intéressans sur les Colonies, les nations Hindu Chinoises &C.
Juny 1. Donderd[a]g.
Gelezen ene kleine brochure mij toegezonden getiteld de Droom om de oude talen tegen de nieuwe of liever Mejufv. Palates tegen het nufje Neotes te verdedigen. Het is vrij stijf hoewel op het laatst de aanmerkingen waarom het niet goed is alles in de moedertaal te behandelen zeer juist zijn. Het is dunkt [mij] zeker van Maurits Corn v Hall.
d%[dito] een stukje over de Smaak anonym maar zoo ik verneem van Wiselius er zijn goede denkbeelden in. Ontzettend wordt er gescholden tegen de Recensent. De autheur kan maar niet zich zelve gelijk blijven.
geconfronteerd met de kaart v Ritter van de Thebais de beschrijving daarvan in zijn Erdkunde. Dit verschafte mij een groot genoegen ik kon dit alles nu beter rangschikken, wat ik daarover vroeger las.
gelezen in de Ed Rev over de Timber trade (Ext)
Juny 2. d Vrijdag.
Gel in Cicero door Wieland.
Plan om in brieven eene godsdienstige beschouwing van de gebeurtenissen v de tegenwoordigen tijd te geven, begonnen met het woord Orthodox. (Ext).
's midd & 's av. Philips van Egmond gelezen die ik tot geschenk ontving. Ik wil niet veroordelen, maar ik las het met de meeste moeite uit. Er is niets dat aanlokt. Een held die vijf keer in 24 uur zonder andere beweegreden[en] dan het zeggen van de menschen van partij & denkbeelden verander[t] kan niet bevallen. Het is een droog stuk & staat beneden de Montigni. Er is geen beweging in. De poging onzen tijd er in te voeren en Egmont uit te grote zucht van legitimiteit de partij v Parma te doen kiezen is niet gelukkig. Het geheel bevalt mij niet.
Juny 3 Zaturdag
herlezen 's ochtends Extr. & Annot. uit Mosheim & wegens de My in 1825. Het was uit den tijd nu een Jaar geleden. Ik zeide toen al mole suâ ruit. Er was toen te veel inactiviteit en naderhand heeft men te colossale zaken ondernomen.
na de togt na Algiers nog gelezen in V. Kamp [Van Kampen] Gesch der gebeurtenissen na de vrede v Amiens weges het bombardement v. Algiers dat zeer verraderlijk toch v de kant der Engelschen was.
Juny 4. & 5 Zond. & Maand
God werkte deze dagen geheel anders dan door lectuur zie de Ann.
Juny 6 Dingsd.
'S ocht. gel. in de Ed. Rev. over de Londen university; over de te grote achting voor de oude talen. Er was wel waars in.
'S av met veel genoegen het leven v Cicero voor zoo verre Wieland zulks heeft gelezen & geext. daarbij Schlosser Villejus Paterculus Floris[?] gelezen en opgeslagen. De gehele tijd kwam mij nu weder levendig voor de oogen. Ik zag Cicero groter dan voorheen doch teves ook nog verwaander als ik dacht.
Juny 7. Woensd
'S ochtends annotati[en] gesch, 's avonds na 9 uur eerst vrij & met veel genoegen de 12 eerste hoofd van Atticus de Nepos gelezen & met de vertaling v Bosscha vergeleken.
Juny. 9-12.
Weinig Lectuur in Champolli[on] - Atticus uitgelezen.
Juny 24.
Veel menschen gesproken naar Amst. geweest; in 't Bureau veel gewerkt & dus zeer weinig gelezen.
In Amst. gelezen, de twee verhandelingen v Westendorp de eerste & de laatste. Veel geleerdheid vond ik daarin maar weinig genie & veel minder, dan ik uit hoofde der titels vooral van het laatste verwacht had.
hier las ik alleen de introductie van Kannegiessers vertaling van Dante's Commedia het leven van dezen dichter bevattende & zag ik mij met genoegen weder in dien tijd verplaatst.
Eenige details v Ret. over Columbia las ik met veel genoegen.
Juny 28.
Ik extr. het 11e deel lev. v Champollions Pantheon, eindigde het 2e deel v Paley's bewijs voor het Christ. & schreef er over aan V der Hoeven [Des Amorie van der Hoeven]. Het Advies van v. Alphen las ik met attentie & belangstelling. Een paar ogtenden las ik in Bossuets Suite de la Religion met het grootste genoegen.
Juny 30.
Met veel genoegen Stuks[?] over de Schandinavische dichtkunst gelezen & geextraheerd.
Juillet 20
Bibl universelle Fevr. 1826.
Stevenson Historical Sketch of the Progress des découvertes de la navigation & du commerce jusqu'à 19 siècle. On trouve qq détails sur le commerce du moyen age qui sont assez intéressans p 112 commerce des Arabes en Chine où ils avoient un [onl]. L'aut. cite vers le 5 siècle la Topographie Chrétienne imde Cosmas d'Alexandrie. Ceylon était alors le marché général & les Chinois y importoient les cloux de girofle. Camphre recherché pour des Flambeaux dont se servait le roi de Perse pour éclairer son palais. Bassora Samarcande v Trébizonde célèbre dans l'hist de com de moyen age. Relations des marchands de Lyon et de l'Orient (Alexandrie) sous Haroen el Raschid. Célèbre voyageur Arabe de 1324- 1354. Découverte de l'Amerique par les Islandais. Nom de Vinland donné à cette partie de l'Amerique qui fut comptée par Orderic Vitales 1098 parmi les pays appartenans au roi de Norvège.
Mémoires d'Elisabeth Stuart fille de Jacques 1e par Miss Benger. Détails sur son mariage avec l'électe[ur] Palatin. Cette princesse doit avoir possédé beaucoup de vertus et de douceur.
Moore Vie de Sheridan V Ext.
Travels in Western Africa 1813 - 1820 by William Gray. Peu de nouveauté. Princes nègres qui extorquent des cadeaux. Celui qui tue un lion est d'abord lié puisqu'il a tué un roi et il faut que les anciens lui accordent son pardon en considération qu'il a tué un ennemi.
Weddel Capt de vaisseau pénétra avec deux petits petits vaissaux jusqu'à 74 degrée dans le mer antarctique. Iles de la nouvelle Shetland. Découverte du Leopard Marin nouvelle espèce de phoque.
Mars.
Le 2. Ext de Stevenson contient des détails assez ordinaires & connus
Reynier. Economie publique & rurale des Grecs 1 v 8 o ne contient pas beaucoup de neuf à ce qu'il paraît c'est un ouvrage Posthume.
2 Ext de Sheridan et de Gray.
Lu l'hist des Romanciers p W Scott vol.1.
Le Sage Il en dit bien peu de nouveau. La vie de cet auteur est moins intéressante que celle de Gil blas. On y a joint une dissertation pour prouver que Gilblas n'était pas comme l'ont prétendu le père Isla Llorente d'origine Espagnole.
Richardson. Ce morcau sur Richardson est intéressant c'était un homme qui avait beaucoup de bonnes qualités mais qui montrait trop sa vanité. Sa correspondance avec des femmes au sujet de ses romans. On lui demande avec les plus grandes instances de ne pas faire mourir Clarisse et de convertir Lovelace. Le sujet de Pamela fut une histoire véritable. Rich était imprimeur et vécut dans une honête aisance. Il avait une sensibilité extrêmement forte.
Johnstone l'auteur de Chrysal roman satyrique dans le genre du Diable Boiteux dans lequel il décrit les vices de son tems avec le pinceau de Juvénal. Il fit encore plusieurs ouvrages plus ou moins oubliés passa dans les Indes où il mourut 1800.
Bibl. univ
2 Ext des Mémoires d'Elisabeth Stuart 2 vol. Son élévation au trône de Bohême. Troubles qui règnaient à cette cour.
2 Ext sur le voy de Weddel. Un matelot croit avoir vu une espèce de Meermin. Détails curieux sur les habita[nt]s de la terre de feu.
Ext de Mills hist de la Chevalerie qui paraît ainsi que ce que j'ai vu jusqu'ici de cet auteur contenir assez de choses connues.
Fielding. (Henry) né 22 Avril 1707. d'une famille noble mais pauvre. Il vivrait[?] rarement dans la bonne fortune. Ses goûts étaient souvent peu digne de lui. Ses essais dramatiques ne furent pas heureux. L'idée de son Joseph Andrews fut de faire une satire de Pamela. Fielding finit par être juge de paix. Parmi ses nombreux ouvrages, Tom Jones est la vérité même. Il mourut pendant un voyage à Lisbonne pour rétablir sa santé. 1754.
Smollet né 1721. Il tâcha en vain de faire représenter une tragedie le Régicide - fait une expédition dans les Antilles dont il revient 1746. Il devient médecin. Roderick Random eut beaucoup de succès. Peregrine Pickle publié 1751 lui acquit plus de réputation. Les mémoires d'une dame de qualité [picquerait?] la curiosité. Ferdinand comte de Fatham peint la perversité humaine dans tout son horreur. Il traduivit ensuite Don quichotte (également traduit en Anglais par Motteux et Jarvis. Il donna une hist d'Angleterre et un Abrégé de voyage. Son histoire de Lancelot Greaves publié 1761 fut une mauvaise copie de Don quichotte. Il donna aussi des voyages en France & en Italie. Humphry Clinker est regardé comme un ouvrage satyrique & piquant. Il mourut 1771. Il avait des qualités très nobles.
Quant à Sterne & Swift ce qu'on en lit ici n'est qu'ébauches & il en est de même avec Goldsmith & Johnson.
Robert Bage marchand de papier 1728-1801 était un homme gui avait de génie & écrivit des romans où
il y a de la verve et des situations intéressant[e]s, mais qui péchait par une morale vicieuse et une peinture de la société telle qu'elle n'est pas en effet. Les titres de ses romans sont Barham downs - The fair Syrian - James Wallace - Man as he is - Hermstrong or Man as he is not.
Horace Walpole 1717-1797, fils du Ministre de ce nom, à la fois l'apôtre de la philosophie Francoise et l'âme de Voltaire & de Mad du Deffant et de l 'autre côté l'amateur passioné des antiquité[s] & de la généalogie &C, se retira vers le milieu de sa carrière dans un château bâti entièreme[n]t dans son goût qui était le Gothique. Il donna des Anecdotes de peinture[?] & ses doutes historiques sur Richard 3. Dans son château d'Otrante il donna un Roman dans le genre Chevalerisque & antique de beaucoup de mérite.
Clara Reeve, une femme de mérite dont la vie fut tranqui[le] & sans agitation connue. Son meilleur Roman & celui sur lequel repose sa réputation est l'ancien baron Anglais auquel le chateau d'Otrante a servi de prototype mais dans lequel le circle des merveilleux est beaucoup restreint.
L'Ed review [Edinburgh Review] N 87 contient un morceau intéressant sur la methode d'apprende des langues de Hamilton. Il me paraît que c'est la même choses que celle de Jacotot quoiqu'elle ne s'est pas annoncée avec tant de pompe comme l'enseignement universel. Ce que l'Ed Rev en dit a beaucoup de bon sens d'après ce que je trouve et je crois que surtout par ceux qui ne doivent pas devenir savans ex professo, il vaut mieux commencer par la langue & finir par la grammaire que vice versa suivant la route ordinaire.
Kleine Aantekeningen uit het leven van Lavater vooral voor zoo verre zij eenigermate op den tegenwoordigen tijd toepasselijk zijn. ( 2 Jan. 1826).
Ik had mij, zegt Lavater voorgenomen, het luidruchtig doordrijven van de naar het mij voorkwam, geheel dweepachtige stelling, van een alles doordringend Krypto Jesuitismus, dat op niets minder dan op de verandering van Protestanten in Catholijken doelt; met een betamelijken glimlach te aanschouwen ten vollen overtuigd dat het onophoudelijk schreeuwen van brand, daar waar, in allen gevallen er op zijn hoogst vuur wordt aangelegd tot het aansteken van een tabakspijp, het verstandiger publiek eindelijk moede worden, en onherroepelijk besluiten zou, om deze door veelen zoogenoemde Donquichotterie die zoo wel de braafste protestanten als de Roomsch Catholijken voor de gehele wereld zoekt verdacht te maken en tegen elkander in 't harnas te jagen, en daarin een middel bij de hand neemt dat erger is dan het kwaad zelve in eene verachtende vergetelheid te begraven (p. 15).
Ik geloof dat er in alle godsdienstige gezindheden, waare echte jongeren en leerlingen der Apostelen, echte leden der waare Kerk gevonden worden, in zoo verre zij Christus boven alles liefhebben, en zich naar zijnen zin vormen. Op het middel dezer vorming komt het naar het, mij voorkomt minder aan, dan op de vorming zelve. Ik denk in 't geheel niet dat de minste stellige straf (in zoo verre straf van terechtwijzing onderscheiden is) te vreezen is, derwijl een mensch door andere middelen (media) tot een zeker doel komt, dan diegene welke ik wat mijnen persoon betreft voor de meest geschikte houde. Geen zoogenaamde uiterlijke Kerk is de echte Kerk, maar de echte Kerk is de verzameling van alle, door Christus alleen bezielde menschen. Wie Christus liefheeft, & hem van harte zijn Heer noemt & zich door zijne leer laat bestuuren, die is een Christen en een heilige, hetzij hij Jezuit of Akatholiker
een held der rede of een dweeper genoemd moge worden.
Wie het redelijke wat het ongeloof zegt, en het eerwaardige hetgeen zelfs in het bijgeloof ligt, niet weet te erkennen, uittekiezen & te waardeeren, dien ontbreekt gewis een van deze drie eigenschappen die den mensch tot eenen mensch en God tot God maken, wijsheid, kracht, en liefde. Wie u derhalven ongeloovig en eenen bevorderaar van het ongeloof noemt, en dat gij het waare en verstandige wat de ongelovige zegt, verkiest en onbeschroomd waar en verstandig noemt, is voorzeker een allerzwakst of boosaardig mensch, of wel beide te gelijk. En wie u deswege, dewijl gij het waarlijk edele, goede eerwaardige, hetgeen zelfs in het bijgelovige is, erkent, uitkipt, waardeert, bijgelovig of eenen bevorderaar van het bijgeloof noemt, is of zeer zwak, of zeer kwaad of beide te gelijk.
Lavater plag te zeggen, dat hij het diep verval onzer eeuw naauwlijks ergens duidelijker uit kon erkennen, dan uit den hoon, waarmede de, zoo menschlievende leer, nopens de menschlievende Engelen zoo onmenschlievend in het Rijk der Joodsche dromen wierd verbannen.
Ik ben van oordeel dat een verkeerde nederigheid die ons van de jeugd aan, wordt ingeboezemd, ons afhoudt van dat genot van Christus en die gemeenschap met hem, henzelven welke in het Christendom niet alleen als mogelijk, maar als doel van het Christendom wordt opgegeven. Ik kan mij met geen geringere zaligheid vergenoegen dan die is, welke in het Euangelie is aangeboden, en door menschen, die sterflijk & zondaars waren, gelijk ik ben, is bereikt geworden. Ik weet dat dit voor den hoogsten graad van dweeperij wordt gehouden, doch ik weet ook dat geene tegenstrijdigheid (inconsequentie) in de Christenheid groter is dan die in zijn geloof zijn zielrust, zijne zaligheid op Gods openbaringen
Gods mededeelingen, onmiddelbaar persoonlijke gemeenschappen van zekere menschen met God en Christus en de voortgezette mooglijkheid van zulk eene gemeenschap voor de uitzinnigste dweeperij te verklaren. Wanneer dit laatste van hen, die bepaaldelijk gene christenen zijn, geschiedt, welke het eerste ontkennen, dan is het beredeneerd (consequent), maar bij Christenen is het, mijns bedunkes, eene onvergeeflijke ongerijmdheid.
Te zeer beperkte, te angstig regtzinnige Vroomen, wien elk vrij gewaagd woord, smart aandoet, boeien mij het hart en de tong. Er is eene soort van pijnlijke Godsvrucht, die ik wel is waar niet bedroeven wil zij heeft ook voor mij iets heiligs iets vereeringswaardigs, maar zij is met mijn bijzondere persoonlijke smaak, die licht en klaarheid dankbaarheid en geestelijk genot, vrolijkheid en vrijheid bemint, meer bepaalde kennis en duidelijke begrippen behoeft, zoo tegenstrijdig, dat ik alle geduld & christelijke liefde verzamelen moet, om niet te doen bemerken hoe zeer zij mij drukt, die godvrucht meen ik, die zich nooit uit den kring van zekere denkbeelden, uiterlijkheden, formulieren en spreekwijzen laat verplaatsen, geen vrij lichtspreidend woord durft zeggen; of zonder ontsteltenis aanhoren, die het Christendom en den godsdienst van elk ander mensch volstrekt naar geen anderen maatstaf onderzoekt dan naar deze formulieren en spreekwijzen, of veel meer ononderzoekt, roemt of laakt, die alles, wat men zegt, terstond in deze geheiligde en donkere formulieren overbrengt en daardoor uit eene zeer lichtvolle gedachte, eene zeer gemeene, of eene zeer nevelachtige of wel eene geheel tegenovergestelde maakt.
Ik weet voor het overige dat het tot mijn lot behoort dat ik mij moet laten welgevallen en waartegen ik ook niet strijden wil, om namentlijk in eenen onophoudentlijken strijd te staan met angstvallig bekrompene zielen, en met losbandige Antischristische christenen.
Wie de Zedeleer van Christus, welke niemand meer eeren kan dan ik, ten koste van zijne hoogste Goddelijkheid en onbepaalde heerschappij verheft, zegt mij niets anders dan de lastertaal, dat er geen buitensporiger dweeper bestaat, dan Christus. De allerzedelijkste Christus stierf er op dat hij Gods zoon, de richter & beheerscher der wereld was. Welk een Gods lasteraar zoo hij het niet is. Een oproerige die gehoorzaamheid en onderwerping preekt is een monster en wat is die geene die als God geeerd wil wezen & het regt hierop niet kan bewijzen al is het dat hij nog zulke fraaie zedelessen geeft. Hoe fraaier zijnzedeles is, des te onzedelijker zijn character.
Wij spraken van de verregaande onverdraagzaamheid der Neologen, ontrent degenen welke aan het oude Euangelische Christendom vast houden, en moed genoeg, ook wel eenig talent hebben zich boven alles te verheffen, en het Christendom niet zonder alleen goed gevolg te verdedigen - van de valschheid dubbelhartigheid, verading, waaraan zoo vele Deistische Godgeleerden zich schuldig maken. Ik verhaalde voorbeelden, zij mogen ongelooflijk schijnen maar zij zijn waar, van brieven die ik ontvangen had, die mij tot het Illuminatismus uitnodigden, en van mij eischten, mijn Christendom voor eenen vrijeren Godsdienst wiens opkomst tog niet meer te verhinder[en] was te veruilen, en welker schrijvers na mijne weigering mijne ergste vijanden & pasquillanten wierden, - verhaalde van mannen die met mij spraken en mij, met oprechtheid zoo als ik geloof, zochten te overreden, om mijne talenten aan iets beters, dan dat hatelijke Christendom te besteeden van Predikanten die voortgingen, om alle Zondagen te prediken, en mij formeel en stellig desweges alleen alle vriendschap opzeiden, dewijl ik de dweeperij niet laten kon ... aan Christus te geloven en hem gedurig op den voorgrond te stellen.
[leeg]
[leeg]
[geen pagina]
[archiefaantekening; Verzameling De Clercq]
[archiefaantekening:
1. Faits de l'histoire contemporaine
2. Evénemens politiques 1826
3. Historiques]
[geen pagina]
Faits de l'histoire Contemporaine en Dec. 1826
La Russie aux mains avec la Perse, Faiblaisse du vieux Shah. L ámbitieux Abbas Mirza repoussé, Elisabeth Pol reprise par les Russes. Le Karabagh union occupé par les Perses. Disette de Grains en Suède. Les loix prohibitives retirées.
Les maladies regnant toujours le long des côtes de la mer du Nord, depuis L'Elbe jusqu'à Zuiderzee. Elles ne se ralentissent que faiblement à l'approche de l'hyver.
En Angleterre un nouveau Parlement. La question de l'admission des grains à l'ordre du jour. L'émancipation des Catholiques sur le derrière du tableau.
Les yeux de l'Europe fixés sur le Portugal constitutionel. D Miguel toujours à Vienne - L'émeute dans les Algarves appaisées mais les Silveira[s?] rentrant dans le Nord. Les Anglais protégeant le nouveau Système. L'espagne vacillante dans ses politique[s] accueillant & disgraciant tour à tour les émigrés Portugais.
Les libéraux du Midi reprenant courage à la révolution de Portugal - Symptômes revolutionaires à Naples.
En France le parti Jésuitique prèt à céder le pas au parti Gallican, tout deux également en butte à la haine des libéraux. Le venin de Voltaire distillé en 32 ms[?]. La Loi de la Presse redigée et attendue prochainement. Les libéraux accusent le Ministère de négliger les traités avec les nouvelles républiques du Sud & les traiter de commun avec Haiti et de sacrifier de cette manière les intérêts du commerce & de l'industrie. Ils peignent la population industrielle sans pair à Paris & Bordeaux en proie aux voleurs faute d'activité de la part de la police.
La Porte rassurée par le traité d'Akerman. Les cinq grandes puissances de l'Europe paroissant se réunir pour mettre fin à la guerre d'extermination entre les Grecs et les Turcs - Cochrane après avoir fait tant parler de son expédition, va passer l'hyver à Marseille. Eynard donne des secours effectifs aux Grecs, tandis que l'histoire du comité Grec à Londre offre encore un énigme difficile à débrouiler quoiqu'il [c?ste] assez que les Grecs ont vu leur emprunt mal employé sans profit pour leur cause.
En Amérique tout excepté les états unis offre le spectacle d'un désordre financier-general. Dans ces riches pays l'argent comptant disparaît pour faire place à des valeurs peu réelles. Le Brésil & Buenosayres s'épuisent dans une guerre sans but. Paez est encore à Caracas.
La province de Cartagène est sans ressources.
[leeg]
[leeg]
[geen pagina]
[geen pagina]
1826
Evénemens Politiques
1/ Affaires de Russie. Abdication de Constantin & Couronnement de Nicolas.
2/ Affaires d'Amérique - Guerre entre la Plata & le Brésil
3/ Affaires de Portugal. Mort du Roi, abdication de Don Pedro Empéreur du Brésil en faveur de sa fille. Invasion des mécontens. L'Angleterre envoie des troupes pour soutenir l'ordre établi en Portugal.
January
1825 Nov. 22. Overgave v het fort St Jan de Ulloa in Mexico aan de Republikeinen.
- Jan 13 Berigten van de Opstand in Petersburg tijdens de uitroeping van Nicolaas 1 & het afleggen v den eed.
- Jan 20 Berigt dat de republiek v Buenos-ayres aanspraak maakt op de Banda Oriental -
- Jan 20 Treurige narigten uit Batavia & nederlaag der Hollanders bij Samarang.
-Jan 21 Hernieuwing van de Crisis - Nieuwe failliten te Londen & Liverpool.
February
Berigten v. Brazilie. Voortzetting v den oorlog De tusschen komst v Charl. Stuart geweigerd
Middelen tot herstel der zaken in Engeland. Voorstel om de banknoten onder de ₤5 intewisselen en de privileges van de Engelsche bank te beperken.
Onlusten te Norwich
7 Dec. de blockade v Buenos-ayres aan de Consuls der vreemde natien mededegeeld.
Berigten van Bombay wegens deze inval der Pindarees in het Westen v India
Vertrek van den Hertog v Wellington na Rusland.
Onlusten veroorzaakt door het voorstel wegens het intrekken der kleine banknoten.
Voortdurende Crisis - Goederen voor de vracht verlaten.
Handelstractaat met Frankrijk waarbij dit land de regel aanneemt om de vreemde Coloniale goederen slechts te ontvangen, wanneer zij van de oorprongs plaatsen komen.
15 feb faill. v B A Goldschmidt &C die wegens de Deensche, Mexicaansche, Colombiaansche & Portugeesche leeningen gecontracteerd hadden.
Berigt der oorlogsverklaring v Brazilie 10 dec.
Verzachting van de bepalingen van 't Gouv. omtrent de kleine noten -
faillieten van banken & particulieren.
Maart
De Bank v Engeland schiet drie millioen op goederen voor.
- Onrustige staat der fabriek districten
6-11. nieuwe failliten.
20 M. Berigt v den dood van den Koning v Portugal.
10 Mt - Isabella Maria zijne dochter, regentes -
21 Mt Berigt v de expeditie der Chiliers tegen Chiloe
April
Ap. 6. Berigt van de val van Missolonghi
- 10. Ber v de hernieuwde vijandelijkheden met de Birmannen
- 14 Ber dat de Interessen der Peruaansche leening niet betaald worden.
- 18 Het in questie brengen van eene verandering in de graanwetten afgewezen.
- 21-27 onluisten in de Manufactuur plaatsen. (Blackburn - Preston)
May.
1. Berigt van de Vrede met de Birmans. Vijf provintien aan de Eng afgestaan. -De Birm. Keizer moet 1 mill ₤s betalen.
Granen in bond - [?] in Engeland toegelaten - Vrijheid aan de Ministers gegeven om des noods nog 500000 qs toetelaten.
Berigt v het failiet v Fries &C te Weenen.
Vertrek van den Hertog v Devonshire naar Petersburg om de kroning v Nicolaas 1 bij te wonen.
9 Berigt van de overgifte v Callao het laatste punt door de Spanjaards in Zuid Amerika bezeten.
12. Voordragt v. Huskisson over de veranderingen in de wetten op de Scheepvaart.
19 Berigt van de inname v Chiloe door de magt v Chili
25 Berigt van de ratificatie v de vrede met de Birmannes en de inname van Bhurtpore
- Berigt van de aanneming v het Ultimatum van Rusland door de Porte
Juny
2. Bijeenroeping van een nieuw Parlement.
- 5 Berigt van de dood der Keizerin Wed[uw]e Elisabeth v Rusland
- 8 Verkiezingen. De Emancipatie der Katholijken en de
veranderingen in de Koorenwetten de grote punten in verschil.
23 Vertrek v Lord Cochrane tot hulp der Grieken.
July
1. Berigten uit Columbia wegens den opstand van Paez, die een federaal Gouvt zoekt daar te stellen.
8 Berigten uit Brazilie dat de Keizer van de Kroon van Portugal ter gunste zijner dochter Donna Maria da Gloria afstand gedaan had, tevens een Constitutioneele Regeringsvorm voor Portugal vaststellende.
14 Berigt van de gewelddadige vernietiging van het ligchaam der Jannitzaren door den grooten Heer en de instellig eener nieuwe Militie op den Europeeschen Voet.
Dividend der Columbiaansche leening niet betaald.
21. Berigt van de aankomst van Sir Charles Stuart in Lissabon en bekendmaking der Constitutie.
Augustus
2/ Jefferson en Adams beide Presid van de vereenigde Staten geweest zijnde, sterven beide op denzelfden dag, 4 July, de eerste 84 de laatste 91 jaar oud.
Machinerie in Engeland vervaardigt 376 millioen Yards in een Jaar, waardoor C 63 millioen personen gekleed kunnen worden tegen 6 yards p persoon. Dit getal ellen zou 62.700 acres beslaan, en 213.750 mijlen lang zijn.
12. De voor Griekenland bestemde Stoomboten in Londen opgehouden.
24 Berigt uit Lima dat het Congres Bolivar verzocht had zijn verblijf te verlengen.
September
1. Haver, Haverdegort, Rogge, Erwten & Bonen tegen een bepaald regt toegelaten.
15 Betaling van het Dividend over de Mexicaansche Leening door Baring & Co.
19 Berigt van den inval der Perzianen op Russisch grondgebied.
20 Berigt van de Kroning van Nioclaas 1 op 3 Sept te Moskow.
22 Berigt van het springen van het Kruidmagazijn te Ostende
October.
16 Ber. oorlogsverklaring Rusland aan Perzie d. 28 Sept
17 Ber van de scheiding v het Congres v Panama na het sluiten v een verbond v Vriendschap tusschen Mexico, Columbia, Peru & Guatamala.
23 Berigt uit Lissabon van den opstand tegen het Const Gouv. onder Abrantes (Marquis) & Chases. (Graaf)
24 Ber. v Gedurige onlusten in Constantinopel.
25 Twisten over het gebruik v het geld der Grieksche lening
November.
18 Berigt v een nederlaag der Ashantijnen. 7 Aug.
21. Opening van het Parlement
December
1 Ber dat Carthagena & andere plaatsen zich voor Paez verklaren. Boodschap van den Koning aan 't Parl wegens de inroeping v bijstand door de Regentes v Portugal en het verleenen van dezelve.
13. Aanspraak v den Kon v Frankrijk, die het voorkomen heeft van oorlogzuchtig te zijn.
14 Onverwijlde afzending v 5000 man Engelschen na Portugal
22. Aanspraak van den Minister v buit. Zaken in Frankrijk waaruit blijkt dat dit Gouv. ontrent Portugal ééne lijn met Eng trekt. Ziekte van den Hertog v York
28 71 Bankroetes in Engeland gedurende 1826.
[leeg]
[leeg]
[leeg]
[geen pagina]
[leeg]
Historique
1 Jan Wegens Rusland zijn de zaken nog niet in order. De tijding[en] wegens Alexanders dood blijven steeds tegenstrijdig. De Morning post houdt steeds staande hij vermoord geweest is & dit vindt als het wonderbaarst den meesten ingang. De menschen zijn poetischer als zij zelve denken. Nog blijft het een verschil of Constantijn of Nicolaas zal opvolgen. Alles van dien kant is hoogst duister.
De Kroonprins vertrekt heden naar Rusland of ten minste dien weg uit, naar men zegt.
Brender à Brandis dien ik bij Schoneveld in 1824 ontmoette is Consul te Rio benoemd. Hierover misschien nog wel nader.
9 Jan Zonderling begint het Jaar. Het Noorden blijft nog raadselach[ti]g. Dan verhaalt men dat Alexander indedaad vermoord is, dan dat Constantijn & dan weder dat Nicolaas den troon beklommen heeft die men thans aldaar elkander schijnt toetekaatsen. Volgens gister ontvangen tijdingen zou Nicolaas den troon eindelijk aanvaard hebben, doch dit niet zonder onlusten. De Kroonprins vertrok gister[en] na Petersburg.
In den Haag alles stil. De Minist Elout ernstig ziek. De Secretaris v Staat de Mey trouwt ten derde male met eene Jufv Elias. Weges de Latijnsche scholen schijnen er te Luik eenige onlusten plaats gehad te hebben. Geen nieuws van Batavia. De Koning zendt eenen Vlaamsch edelman van de audientie terug daar hij nog geen Neerduits kon spreken. Weldadigheid van Viruly alhier woonachtig die eenige duizenden aan armen voor winterprovisie geeft. De Koning onderhoudt zich zeer hartelijk met Mirandolle over 'tgeen hem gebeurd was.
Eenigzints verbeterde toestand d. Grieksch[e] zaken. Vrijverklaring v Brazilie, La Fete v Sebastiani solliciteur de survivance van Foy.
[leeg]
[leeg]
[leeg]
[geen pagina]