Persoonlijk archief van dr. Abraham Kuyper

 
English | Nederlands

Persoonlijk archief van dr. Abraham Kuyper

Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlandse Protestantisme

Nadere ontsluiting van de briefwisseling

Inleiding


Een groot deel van Kuyper’s brieven is bewaard gebleven. Voor deze gids zijn aan de hand van de gedetailleerde inventaris alle ingekomen brieven gelicht die over sociale politiek handelen. De door Kuyper geschreven uitgaande brieven zijn niet onderzocht, omdat deze voor de doorsnee onderzoeker nauwelijks leesbaar zijn. Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman schreef eens aan Kuyper dat hij dankzij Kuyper’s dochter erin geslaagd was zijn brief te ontcijferen.
Veel brieven gaan over de in 1891 en 1919 georganiseerde Christelijk Sociale Congressen. Het tweede congres zou aanvankelijk al in 1914 plaatsvinden, maar het uitbreken van de wereldoorlog in de zomer van 1914 leidde tot uitstel.
Van elke relevante brief wordt na vermelding van de datum van de brief, de schrijver en de geadresseerde, vermeld waarover zij handelt.
De brieven zijn ter inzage op het Historisch Documentatiecentrum voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme op de Vrije Universiteit in Amsterdam-Buitenveldert.


1870, 21 februari
inv. nr. 8998
Talma aan Kuyper
over Kuypers’ beroeping te Amsterdam; Talma hoopt dat Kuyper bij zijn oude functie zal blijven, omdat hij hem niet graag kwijt wil.


1879, 12 februari
inv. nr. 1506
J. Wolbers aan Kuyper
Over de sociale kwestie, naar aanleiding van artikelen van Kuyper in de Standaard.


1879, 11 augustus
inv.nr. 1714
K. Kater aan Kuyper
Over de sociale kwestie; de schrijver vraagt Kuyper hem te helpen bij de behandeling van de sociale kwestie op een congres van Patrimonium.


1890, 12 november
inv.nr 4742
Th. Heemskerk aan Kuyper
Het handschrift is zeer slecht leesbaar; onder andere over een redevoering gehouden op een vergadering van Patrimonium en over het idee van de Kamers van Arbeid.


1890, 15 december
inv.nr. 4767
K. Kater aan Kuyper
De schrijver wil aftreden als voorzitter van Patrimonium wegens beschuldingen dat hij het socialistisch gedachtegoed zou aanhangen; hij wil daarom ook niet meewerken aan een Christelijk Sociaal Congres.


1890, 19 december
inv.nr. 4770
K. Kater aan Kuyper
De schrijver is door Kuyper gerustgesteld en zal nu toch meewerken aan het Christelijk Sociaal Congres; hij stelt een commissie samen uit Patrimoniumleden.


niet gedateerd [1891]
inv. nr. 4776
F. Gheel Gildemeester aan Kuyper
over het Christelijk Sociaal Congres; de schrijver staat daar geheel achter, omdat het een van de gewichtigste vragen uit zijn tijd betreft; hij is ook graag bereid de circulaire te ondertekenen, maar moet daarover nog ruggespraak plegen met zijn bestuursleden.


1891, 19 januari
inv. nr. 4792
J. van Alphen aan Kuyper
over de commissie tot regeling van het Sociaal Congres.
Van Alphen is door Kuyper gevraagd om in deze commissie zitting te nemen; hij weigert, omdat hij niet zo ingevoerd is in de sociale kwestie; hij heeft bovendien te weinig tijd en stelt Van Asch Van Wijck voor; zelf is hij lid van de Staatscommissie voor de Arbeidsenquete, die bijzonder veel tijd kost; de sociale kwestie heeft wel zijn sympathie, maar hij ziet er zeer tegenop samen te werken met K. Kater, de voorzitter van Patrimonium; de schrijver heeft zijn twijfels over het niveau van Kater en vindt dat Patrimonium in de Kamer veel te veel gericht is op de Kamers van Arbeid; hij denkt dat dit denkbeeld nog niet genoeg is uitgewerkt, al is hij er wel voor; verder beklaagt hij zich over het gebrek aan goede sprekers binnen de partij.


1891, 31 januari
inv. nr. 4802
F. Gheel Gildemeester aan Kuyper
over het Sociaal Congres
Gildemeester heeft een vergadering voortijdig moeten verlaten; via deze brief noemt hij nog wat punten die hij aan de orde had willen stellen; in sommige kringen wordt alles waaraan Kuypers naam verbonden is, gewantrouwd; in diezelfde kringen wordt gesteld dat men maar niet teveel werk moet maken van het congres; de schrijver denkt daarom dat het hopeloos is te trachten Van Idsinga als rapporteur te krijgen en stelt voor Boshuysen te benaderen, al denkt hij dat die wegens zijn conservatieve neiging mogelijk ook niet zal willen; verder vindt hij dat E.W. Steinecker, de voorzitter van de Nat. Chr. Geheelonthoudersbond, rapporteur moet worden.


1891, 10 februari
inv. nr. 4806
H. Bavinck aan Kuyper.
over het Sociaal Congres
de schrijver belooft een rapport te maken voor het Sociaal Congres over de oplossing van de sociale kwestie.


1891, 11 februari
inv. nr. 4809
R.C. van der Borch Verwolde
over het Sociaal Congres
hij wil wel rapporteur zijn voor het Sociaal Congres, maar vindt het hem toegewezen onderwerp te groot en vraagt dus om een kleiner onderdeel.


1891, 11 februari
inv. nr. 4810
J.H. Gunning aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver wil wegens drukte niet meewerken aan het Sociaal Congres.


1891, 11 februari
inv. nr. 4811
Th. Heemskerk aan Kuyper
over het Sociaal Congres
hij wil wel een rapport uitbrengen over het belastingwezen en de heffing van accijnzen, maar alleen als Kuyper niemand weet die er meer verstand van heeft.


1891, 11 februari
inv. nr. 4812
A.F. de Savornin Lohman aan Kuyper
over het Sociaal Congres; de schrijver werkt graag mee aan het congres.


1891, 12 februari
inv. nr. 4813
M.J. van Asch van Wijck aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver bedankt voor de eer om mee te werken, omdat hij zijns inziens niet genoeg van het onderwerp afweet.


1891, 12 februari
inv. nr. 4815
J. van Wassenaer van Catwijck aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver vindt het hem toegewezen onderwerp erg moeilijk; hij zou wel onderzoek willen doen naar de rol van de gilden in het verleden om te zien of daaruit enige lering getrokken kan worden voor de huidige maatschappij, maar dat is waarschijnlijk veel te tijdrovend; hij wil toch niet weigeren, maar vraagt de commissie toch om te zien naar een betere kandidaat.


1891, 12 februari
inv. nr. 4816
A. Brummelkamp aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver wil wel meewerken maar vraagt of bij het hem toegewezen onderwerp alleen de diaconie of de gehele barmhartigheid wordt bedoeld.


1891, 13 februari
C. Fabius aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver wil graag een rapport schrijven voor het Sociaal Congres over eigendomsrecht, erfrecht, landbezit e.d., zoals hem door Kuyper gevraagd is, maar de tijd ontbreekt hem; hij vraagt of het mogelijk is de datum van het congres uit te stellen.


1891, 13 februari
inv. nr. 4818
A. van Dedem aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver wil wel rapporteur zijn voor het Sociaal Congres, maar vraagt zich af of hij wel de geschikte persoon is voor de hem toegewezen sectie (over de rol van het particulier initiatief bij de sociale zorg); hij denkt dat het heel moeilijk wordt het particulier initiatief te mobiliseren om ‘datgene te herstellen wat door overdreven staatszorg voor een goed deel is bedorven’; indien er echter geen betere kandidaat naar voren komt, zal Van Dedem zijn post aanvaarden.


1891, 4 maart
inv. nr. 4840
F. Gheel Gildemeester aan Kuyper
over het Sociaal Congres
een door de schrijver voorgedragen rapporteur heeft afgezegd; hij probeert nu een ander te vinden; verder is de Chr. Vereniging druk bezig met het invullen van de vragenlijst, maar de schrijver denkt dat die niet af zal zijn voor het Sociaal Congres.


1891. 17 maart
inv. nr. 4856
F. Gheel Gildemeester aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver heeft een nieuwe rapporteur gevonden: S. Ulfers uit Rotterdam; verder meldt hij nog dat in zijn omgeving geloofd wordt dat de beweging van de roomsen vooral tegen Schaepman gericht is en vanzelf wel over zal waaien.


1891, 5 april
inv. nr. 4869
J.C. van Marken aan Kuyper
over een lezing
de schrijver nodigt Kuyper uit om een openbare vergadering bij te wonen van de nieuw opgezette vereniging Maatschappelijke Hervorming; Kuyper zou daar het standpunt van de anti-revolutionairen tegenover de arbeidersbeweging uiteen kunnen zetten; het reglement van de vereniging is bijgevoegd.


1891, 26 augustus
inv. nr. 4987
H. Pierson aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver geeft aan dat hij voorzitter van een onderdeel wil zijn, maar geen tijd heeft een referaat voor te bereiden.


1891, 21 september
inv. nr. 5005
N. Oosterbaan aan Kuyper
over Graphoo
de brochure van Graphoo, geschreven door Oosterbaan, is in zijn omgeving van veel invloed geweest; er zijn heftige debatten gevoerd in de krant en Graphoo werd door de boeren vergeleken met Domela Nieuwenhuis; Oosterbaan vraagt of Kuyper er in de Standaard op wil wijzen dat Graphoo noch socialist, noch communist is.


1891, 1 oktober
inv. nr. 5004
A..F. de Savornin Lohman aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver verklaart zich bereid het voorzitterschap van sectie III van het Sociaal Congres op zich te nemen.


1891, 28 oktober
inv. nr. 5028
A.E. Mackay aan Kuyper
over het Sociaal Congres
de schrijver is gevraagd als erevoorzitter, maar bedankt voor die eer.


1899, 20 juni
inv.nr. 6325s
J.C. van Marken aan Kuyper
Onder leiding van Stork en Van Marken hebben 22 patroons vergaderd over het ontwerp Ongevallenwet. Zij vinden die te centralistisch en bureaucratisch. Zij hebben nu hun zienswijze geformuleerd op basis van een door Kuyper ingediend amendement.


1899, 7 november
inv.nr. 6341-2
Lely aan Kuyper
Open brief van de minister, waarin hij een amendement op de Ongevallenwet voorstelt. Onder andere over tarieven, de rol van de Rijksverzekeringsbank, premiebetaling en fraude


1899, 7 november
inv.nr. 6343
P. Regout aan Kuyper
Over het ontwerp Ongevallenwet en de rol van bedrijfsverenigingen en de Rijksverzekeringsbank daarin. Regout is bang dat bedrijven die niet gebruik zullen maken van de mogelijkheid tot zelfverzekering, minder geprikkeld zullen zijn om ongevallen in hun bedrijf te voorkomen. Hij wil daarom dat er aan het ontwerp toegevoegd zal worden dat de indeling in gevarenklassen steeds opnieuw bepaald zal worden aan de hand van de hoeveelheid ongevallen in de verschillende bedrijfstakken.


1899, 12 november
inv.nr. 6346
A.F. de Savornin Lohman aan Kuyper
Over het ontwerp Ongevallenwet en de reactie van Lely op het amendement. Over de vraag hoeveel gelegenheid bedrijven moeten krijgen om zichzelf te verzekeren in plaats van bij de Rijksverzekeringsbank.


1899, 20 november
inv.nr.  6350
M.J. Pijnappel aan Kuyper
Over het ontwerp Ongevallenwet. Pijnappel denkt dat wat Kuyper wil zal leiden tot onvoldoende zorg. Hij vraag Kuyper nog eens goed te kijken naar het amendement dat Pijnappel heeft ingediend. Verder over de bijdragen van werkgevers en van werklieden aan de premie.


1899, 26 november
inv.nr. 6351
M.J. Pijnappel aan Kuyper
Over het ontwerp Ongevallenwet. De schrijver heeft na kritiek van de regering zijn amendement aangepast voor wat betreft bijdragen van werkgevers en werknemers.


1900, 5 februari
inv.nr. 6375a
A. ter Weeme aan Kuyper
Schrijver is diaken van de gereformeerde kerk van Rotterdam en bestuurslid van de Vereniging tot verbetering van de Armenzorg. Beschrijft zijn pogingen om werklieden te verzekeren tegen ouderdom naar aanleiding van een artikel van Kuyper over ‘diaconale ontheffing’. Vraagt Kuyper advies hoe zich verder in te zetten voor deze zaak.


1901, 6 augustus
inv.nr. 6535
H.P.L.C. de Kruyff aan Kuyper
De schrijver feliciteert Kuyper met zijn benoeming als minister van Binnenlandse Zaken. Hij staat achter Kuypers ideeen voor sociale wetgeving en biedt zich aan als tussenpersoon op te treden tussen Kuyper en de werkgevers.


1902, 21 februari
inv.nr. 6605
A. Macalester Loup aan Kuyper
Over een kandidaat voor de betrekking van secretaris- generaal bij de Rijksverzekeringbank.


1902, 29 juni
inv.nr. 6900a
J.A. Wildeboer aan Kuyper
Het artikel in het Handelsblad waarin de Rijksverzekeringsbank door het slijk werd gehaald, is volgens de schrijver van a tot z gelogen en pure laster.


1902, 1 november
inv.nr. 6735
A.F. de Savornin Lohman aan Kuyper
De schrijver vermoedt dat de Rijksverzekeringsbank de particuliere verzekering tegen Ongevallen tegenwerkt. Hij denkt daarom dat het dogma van staatsbemoeiing de staat veel geld zal gaan kosten.


1903, 9 juni
inv.nr. 6863
I.W.I.A. Versteeg aan Kuyper
De schrijver is hoofd van de Afd. Arbeidswetgeving. Hij vraagt meer tijd om te werken aan het ontwerp Ziekteverzekering, omdat het een gecompliceerd onderwerp betreft. Het ontwerp Jellinghaus was wat vorm en inhoud betreft volkomen onbruikbaar. Daarom is een heel nieuw ontwerp opgesteld.


1903, 15 juni
inv.nr. 6864
J.B. Peyrot aan Kuyper
De schrijver is waarschijnlijk een hoog ambtenaar op het ministerie van Kuyper. Hij biedt zijn excuses aan voor de langdurige redactie van de Ziektewet, maar meent dat dit niets te maken heeft met het frustreren van Kuypers politiek beleid. Op het werkplan staat dat de Ziektewet pas volgend jaar ingediend zal worden. Ongeveer 60 artikelen van de Ziektewet zijn al geredigeerd. Getracht wordt het ontwerp op 31 december 1903 bij de Ministerraad in te dienen.


1904, 13 maart
inv.nr. 9098
A.F. de Savornin Lohman aan Kuyper
Voor de opvolging van Struve [functie wordt niet vermeld]  is aan de schrijver J.H. Rijkens aanbevolen, omdat die een grondige studie heeft gemaakt van de Ongevallenwet.


1904, 10 juni
inv.nr. 9123
S.W. Hanan aan Kuyper
De schrijver geeft allerlei berekeningen die moeten aantonen wat de juiste premie zou zijn voor een ouderdomsverzekering.


1904, 5 september
inv.nr. 6928
A.J. Loeff aan Kuyper
De schrijver is beledigd omdat Kuyper zijn nota  met een kort antwoord heeft afgewezen. Hij vraagt om een uitgebreidere argumentatie. Hij is het niet eens met Kuypers standpunt dat de Rijksverzekeringsbank centralistisch en bureaucratisch werkt. Hij is ook voor decentralisatie, maar vindt niet dat in concrete gevallen de praktijk opgeofferd moet worden aan de theorie. Hij is bang dat het indienen van het ontwerp [Ziektewet?] nu vertraging op zal lopen.


1904, 14 december
inv.nr. 6964
J.C. Sikkel aan Kuyper
De schrijver deelt Kuyper mee dat een stelsel van staatspensionering en staatsverzekering bij ziekte, invaliditeit en ouderdom niet past bij de anti-revolutionairen. Hij ziet deze zaken als staatssocialisme.


1910, 13 oktober
inv.nr.  7727
F. van Bijlandt aan Kuyper
Er wordt een commissie van voorbereiding voor de ziekteverzekering opgericht. De schrijver vraagt of Kuyper in deze commissie zitting wil nemen.


1912, 21 april
inv.nr. 7892
F.A.C. van Lynden Sandenburg aan Kuyper
De schrijver vindt dat de ziekteverzekering het particulier initiatief tegenwerkt. Door de opname in de eerste drie maanden in de Ongevallenwet is van de onderlinge land- en tuinbouwverzekeringen het leven afgesneden. De roomskatholieken hebben hierover een amendement ingediend, wat de schrijver steunt.


1913, 22 mei
inv.nr. 7991
J. Woltjer aan Kuyper
Komende week zullen de sociale wetten van Talma behandeld worden in de Eerste Kamer. De schrijver zal voor stemmen, al vindt hij dat Talma teveel de koers van Patrimonium vaart. Hij denkt ook dat de arbeiders na de invoering van de wetten ontevreden zullen blijven.


1913, 25 juni
inv.nr. 8008
J. van Schuppen aan Kuyper
De verkiezingsnederlaag van de ARP is volgens de schrijver onder andere te wijten aan het feit dat de wetten van Talma te lang op zich hebben laten wachten. Daardoor voelden mensen zich bedrogen.


1914, 1 april
inv nr. 245
A.F. de Savornin Lohman aan Kuyper
De schrijver vindt het bezwaarlijk dat Kuyper de leiding op zich genomen heeft van het Tweede Christelijk Sociaal Congres. Hij is bang dat het congres dan teveel een anti-revolutionaire partij-aangelegenheid wordt.


1914, 10 april
inv.nr. 245
A. van Ooy aan Kuyper
Het hoofdbestuur van de Christelijke Nationale Werkmansbond zegt medewerking toe aan het tweede sociaal congres, onder voorbehoud. Als vertegenwoordigers wijzen zij aan J.Th. de Visser, P.J. Nahuy en A. van Ooy.


1914, 11 april
inv.nr. 245
Gheel Gildemeester aan Kuyper
De Christelijke Volksbond zal meewerken aan de totstandkoming van het tweede sociaal congres. Zij zal vertegenwoordigd worden door J.R. Snoeck Henkemans.


1914, 21 april
A.F. de Savornin Lohman aan Kuyper
Naar aanleiding van een onderhoud dat Kuyper gehad heeft met Snoeck Henkemans, draagt de schrijver graag de heren J. Schokken en A.R. Snoeck Henkemans voor de Regelings Commissie voor.


1914, 23 april
R. van Veen aan Kuyper
Namens de Christelijk Historische Kamerclub zullen B. Gerretsen [?] en R. van Veen zitting nemen in de Regelings Commissie van het Tweede Christelijk Sociaal Congres.


1914, 27 april
P.A. Diepenhorst aan Kuyper
De schrijver heeft er geen bezwaar tegen dat hij en Kuyper niet als leden van het Centraal Comité van de ARP zitting zullen hebben in de Regelings-Commissie van het tweede sociaal congres.


1914, 27 mei
R.C. Verweijck aan Kuyper
De schrijver noemt een aantal namen van personen die mogelijk willen meewerken aan het tweede sociaal congres.


1914, 9 juli
inv.nr. 8136
A.W.F. Idenburg aan Kuyper
De schrijver wenst Kuyper veel succes bij het organiseren van het tweede Christelijk Sociaal Congres


1917, 11 september
inv.nr. 8463
J.R. Snoeck Henkemans aan Kuyper
De schrijver vraagt of Kuyper de regelingcommissie van het Christelijk Sociaal Congres bijeen wil roepen, daar hij vindt dat het tijd wordt dat er een tweede congres wordt georganiseerd.


1917, 26 september
inv.nr. 245
J.R. Snoeck Henkemans aan Kuyper
De schrijver stuurt Kuyper een concept beginselverklaring voor het tweede Christelijk Sociaal Congres.


1917, 27 september
J.A. Nederbragt aan Kuyper
In 1914 zijn aan alle commissieleden van het tweede Christelijk Sociaal Congres beginselverklaringen toegezonden door de schrijver.


1917,  oktober
inv.nr. 8470
G. van der Valk aan Kuyper
In de Standaard stond een stuk van de hoofdredacteur, waarin die stelde dat de huidige sociale wetgeving op maatschappelijk gebied slechts verbeterd hoeft te worden om aan de anti-revolutionaire wensen te voldoen. Dat lijkt de schrijver in strijd met de beginselen. Hij vraagt Kuyper om advies.


1918, 28 januari
inv.nr. 8498
K. Kruithof aan Kuyper
De schrijver is voorzitter van het CNV. Hij geeft een overzicht van wie sinds 2 juni 1914 zitting hebben in de Regelings-Commissie voor het te houden Tweede Sociaal Congres en doet voorstellen voor de leden die inmiddels overleden of uit de beweging vertrokken zijn.



1919, 12 januari
inv. nr. 8573
P.A. Diepenhorst aan Kuyper
over het tweede Christelijk Sociaal Congres
de schrijver vraagt Kuyper erevoorzitter te willen zijn op het congres (geweigerd)


1919, 15 januari
inv. nr. 8574
P.A. Diepenhorst aan Kuyper
over het tweede Christelijk Sociaal Congres
de schrijver vraagt Kuyper enige woorden te spreken bij de opening van het congres (geweigerd)


1919, 30 januari
inv.nr. 8500
A.W.F. Idenburg aan Kuyper
De schrijver heeft problemen met de overgangsbepaling in de Invaliditeitswet Talma. Ook geeft hij een toelichting op de Radenwet, waartegen Kuyper bezwaar heeft gemaakt. De schrijver vindt dat op spoedige invoering van bovenstaande wetten moet worden aangedrongen.


1919, 26 februari
inv. nr. 8583
Kuyper aan P.A. Diepenhorst (kopie)
over het tweede Christelijk Sociaal Congres
de schrijver legt uit waarom hij niet bij het congres aanwezig kan zijn; volgens de notulen van het eerste Congres had Kuyper zelf het initiatief tot een tweede congres moeten nemen; met name De Savornin Lohman stond daar op; Kuyper was al begonnen met de voorbereidingen voor een tweede congres, maar door zijn conflict met De Savornin Lohman heeft hij dat niet doorgezet; nu het congres toch doorgaat, meent hij daaraan niet te kunnen deelnemen.


1919, 27 februari
inv.nr. 8515
K. Kruithof aan Kuyper
De schrijver is het niet eens met het voorstel van Kuyper om Slotemaker de Bruine te benoemen in de Regelings-Commissie voor het Tweede Sociaal Congres in de plaats van de overleden Talma. Deze zat in de commissie namens Patrimonium en Slotemaker de Bruine is daar geen lid van. De laatste zou wel in de commissie benoemd kunnen worden namens de Christelijk Historische Unie of de Christelijk Nationale Werkmansbond.


1919, 10 maart
inv. nr. 8584
P.A. Diepenhorst aan Kuyper
over het tweede Christelijk Sociaal Congres
de schrijver spreekt er zijn spijt over uit dat Kuyper niet bij de opening van het congres aanwezig was en vraagt of hij wel bij de sluiting kan zijn.


1919, 15 maart
inv. nr. 8585
P.A. Diepenhorst aan Kuyper
over het tweede Christelijk Sociaal Congres
De schrijver bedankt Kuyper namens het tweede Christelijk Sociaal Congres voor alles wat hij voor de christelijke sociale actie gedaan heeft.

correspondentie over sociale aangelegenheden, niet aan Kuyper gericht en niet van hem afkomstig:
Commissie van rapport over de Christelijke Arbeidsraad aan besturen van BOAZ en Patrimonium, 1893, inv.nr. 5187/8;
I. Bendien aan Ned. Bond voor Vr. en M. arb. in de Kledingindustrie, 1914, inv.nr. 8072;
Christelijk Sociaal Congres aan de heer Doat, 1891, inv.nr. 5019;
L.W.C. Keuchenius aan Christelijk Sociaal Congres, 1891, inv.nr. 5020;
Christelijke Nationale Werkmansbond aan onbekende, 1914, inv.nr. LF.P10;
P.J. Elout van Soeterwoude aan L.W.C. Keuchenius, 1883, inv.nr. 8756;
Bestuur van Patrimonium aan de A.R. Kiesvereniging, 1893, inv.nr. LF, P10;
J.R. Snoeck Henkemans aan het Centraal Comite der A.R. Kiesvereniging, 1914, invnr. LF P10;
J. Scholling aan het Central Comite van de AR Kiesvereniging, 1914, inv.nr. LF P10;
Christelijk Nationaal Vakverbond aan C. v.d. Voort van Zijp, 1914, inv.nr. LF, P10;
J.A. Wormer, secr. v. Boaz, aan de Commissie van rapport over de Christelijke Arbeidsraad, 1893, inv.nr. 5300a;